Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent subsidiëring van de corona noodsteun (Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van de gemeentesecretaris van 16 juni 2020, Corsanummer 20bb007570;

 

gelet op de artikelen 2, 3 derde lid, 3a, 4, 6, derde lid, artikel 13, vierde lid, artikel 14, vijfde lid, van de Subsidieverordening Rotterdam 2014;

 

overwegende dat:

  • -

    ondanks de coronasteun van het rijk de financiële positie van Rotterdamse instellingen onherstelbaar verslechtert, waardoor de sociale, maatschappelijke en culturele infrastructuur schade wordt toegebracht;

  • -

    de middelen om deze instellingen te steunen beperkt zijn en het daarom noodzakelijk is nadere regels op te stellen over de verdeling van deze middelen onder Rotterdamse instellingen, die:

    • °

      gemeentelijke taken uitvoeren of activiteiten ontwikkelen die een lokaal publiek belang dienen;

    • °

      onmisbaar zijn voor de maatschappelijke en publiek-economische infrastructuur van de stad; en

    • °

      zonder extra steun van het gemeentebestuur niet kunnen overleven;

  • -

    daarnaast ook acht geslagen dient te worden op instellingen die als vitaal onderdeel van de regionale culturele infrastructuur financiële ondersteuning kunnen krijgen van het rijk, maar hierbij afhankelijk zijn van de gemeente voor matching van de rijksgelden;

  • -

    de steun verenigbaar kan worden verklaard met de interne markt met toepassing van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    AGVV: de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (Verordening EU nr. 651/2014);

  • -

    continuïteit: voortbestaan van de instelling voor de langere termijn;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam;

  • -

    Rijkscultuurfondsen: Rijksregelingen voor (pop)podia zoals aangekondigd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in haar Kamerbrief d.d. 27 mei 2020;

  • -

    liquiditeit: financiële positie om aan de kortlopende betalingsverplichtingen te kunnen voldoen, bestaande uit kasgeld en vlottende activa, exclusief voorraden;

  • -

    matching: verplichte gemeentelijke cofinanciering om in aanmerking te komen voor een uitkering uit de Rijkscultuurfondsen;

  • -

    RRKC: Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor het in artikel 3 genoemde doel.

  • 2.

    Subsidie kan niet worden toegekend aan instellingen die al op 31 december 2019 in financiële moeilijkheden verkeerden in de zin van de AGVV en aan instellingen ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 3.

    Subsidie wordt, op aanvraag, uitsluitend verstrekt aan instellingen waarbij de continuïteit van de bedrijfsvoering in de periode van 13 maart 2020 tot en met 1 september 2020 als gevolg van de beperkende coronamaatregelen in het geding is, of die vanwege hun rol als vitaal onderdeel van de regionale culturele infrastructuur aangewezen zijn op de gemeente voor matching van rijksgelden.

  • 4.

    De instelling heeft een beroep gedaan op alle financiële ondersteuningsmogelijkheden die beschikbaar zijn en alle mogelijke maatregelen genomen om de kosten te verminderen en de opbrengsten te verhogen.

Artikel 3 Doel subsidie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt indien uit de beoordeling van de gegevens die op grond van artikel 8 zijn overgelegd de continuïteit van de bedrijfsvoering door de gevolgen van de coronacrisis ernstig wordt bedreigd.

  • 2.

    Subsidie kan daarnaast worden verstrekt om tegemoet te komen aan de matchingsverplichting die vanuit de rijksoverheid als voorwaarde geldt om in aanmerking te komen voor ondersteuning vanuit de Rijkscultuurfondsen als vitaal onderdeel van de regionale culturele infrastructuur.

Artikel 4 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt aan instellingen die een cruciale betekenis hebben voor de maatschappelijke en publiek economische infrastructuur van Rotterdam op de terreinen Cultuur en Sport.

  • 2.

    Voor cultuurinstellingen gelden de volgende eisen:

    • a.

      de instelling komt in aanmerking voor rijkssteun uit de Rijkscultuurfondsen, als vitaal onderdeel van de regionale culturele infrastructuur, maar is daarvoor afhankelijk van matching vanuit het gemeentebestuur; of

    • b.

      de instelling heeft een structurele subsidierelatie met het gemeentebestuur voor het uitvoeren van activiteiten in het beleidsveld cultuur; en

    • c.

      indien van toepassing: de instelling heeft een positief advies ontvangen van de RRKC voor de cultuurplanperiode 2021 – 2024.

  • 3.

    Voor instellingen op het gebied van Sport gelden de volgende eisen:

    • a.

      de instelling voert activiteiten uit die passen binnen het gemeentelijk beleid op de taakvelden sport, zoals vastgelegd in beleidskaders als de Sportnota, het beleidskader Zwemmen 2015-2025 en het Actieprogramma Verenigingen; en

    • b.

      de instelling heeft een structurele subsidie- of inkooprelatie met de gemeente voor het exploiteren en beheren van zwembaden, sporthallen, sportzalen, gymzalen of sportvelden.

  • 4.

    Uitsluitend instellingen die zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met de hoofdvestiging in Rotterdam komen voor subsidie in aanmerking.

Artikel 5 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    Voor subsidie komen in aanmerking de kosten die direct verbonden zijn met het voortzetten van de bedrijfsvoering tot 1 september 2020.

  • 2.

    Voor subsidie komt in aanmerking het bedrag dat het college verplicht is te matchen aan instellingen die vanwege hun rol als vitaal onderdeel van de regionale culturele infrastructuur in aanmerking komen van ondersteuning uit de Rijkscultuurfondsen.

  • 3.

    Verschuldigde btw komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking ingeval de aanvrager de btw niet kan verrekenen met de door hem af te dragen omzetbelasting.

  • 4.

    Steun voor de subsidiabele kosten voldoet aan de algemene voorwaarden van hoofdstuk I van de AGVV. Voor culturele instellingen gelden bovendien de voorwaarden, bedoeld in artikel 53 van de AGVV, voor sportinfrastructuur de voorwaarden bedoeld in artikel 55 van de AGVV.

Artikel 6 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor de toepassing van deze subsidieregeling geldt voor de periode van 1 juni 2020 tot en met 31 augustus 2020 een subsidieplafond van in totaal € 14.925.000. Dit bedrag is uitgesplitst naar een deelplafond ter hoogte van € 10.050.000 voor Cultuur en een deelplafond van € 4.875.000 voor Sport.

  • 2.

    Niet benutte middelen van een deelplafond kunnen worden toegevoegd aan het andere deelplafond.

Artikel 7 Wijze van verdeling

  • 1.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats op basis van de beoordeling van de noodzaak tot een bijdrage om in de continuïteit van de bedrijfsvoering te kunnen voorzien of te voorzien in matching zoals omschreven in artikel 3, tweede lid.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage wordt gebaseerd op een beoordeling van de gegevens uit artikel 8.

  • 3.

    Indien de som van de te verlenen subsidies het subsidieplafond overschrijdt worden de subsidies evenredig verlaagd met het bedrag waarmee het subsidieplafond wordt overschreden, waarbij in geval van matching met een Rijkscultuurfonds het toe te kennen subsidiebedrag niet kan dalen tot onder het bedrag dat het Rijkscultuurfonds toekent.

Artikel 8 Aanvraag

Onverminderd artikel 5 van de SVR 2014 legt de aanvrager de volgende gegevens over:

  • a.

    gegevens van de instelling die betrekking hebben op het afwegingskader;

  • b.

    inschrijving in de Kamer van Koophandel;

  • c.

    jaarrekening 2019 of een prognose over 2019;

  • d.

    begroting 2020;

  • e.

    prognose uitgave en inkomsten tot en met 31 december 2020 zonder coronamaatregelen;

  • f.

    prognose inkomstenderving tot en met 31 december 2020 als gevolg van coronamaatregelen;

  • g.

    overzicht van reeds ontvangen steunmaatregelen;

  • h.

    overzicht van getroffen maatregelen om de continuïteitspositie te verbeteren;

  • i.

    gegevens over de liquiditeit;

  • j.

    actuele stand weerstandsvermogen op 1 juli 2020;

  • k.

    actuele stand over omvang eigen en vreemd vermogen op 1 juli 2020;

  • l.

    indien van toepassing, de aanvraag steun uit de Rijkscultuurfondsen als vitaal onderdeel van de regionale culturele infrastructuur en het minimale matchingsbedrag.

Artikel 9 Aanvraagtermijn

Een subsidieaanvraag wordt, in afwijking van artikel 6 van de SVR 2014, uiterlijk op 18 juli 2020 Ingediend.

Artikel 10 Beslistermijn

Het college beslist binnen drie weken na het sluiten van de aanvraagtermijn, bedoeld in artikel 9.

Artikel 11 Aanvullende weigeringsgronden

Onverminderd artikel 8 van de SVR 2014 kan subsidieverlening worden geweigerd als:

  • a.

    niet of onvoldoende aannemelijk is dat het tekort op de exploitatie van de betreffende instelling zo hoog is dat niet voor de voortzetting van de instelling gevreesd wordt;

  • b.

    reeds bij het indienen van de aanvraag van een culturele instelling bekend is dat de instelling geen positief advies van de RKKC heeft gekregen voor het cultuurplan 2021-2024.

Artikel 12 Verplichtingen subsidieontvanger

Onverminderd de artikelen 12 en 12a van de SVR 2014 neemt de instelling gedurende de periode tot en met 31 augustus 2020 alle maatregelen en onthoudt zich van handelingen noodzakelijk om de continuïteitspositie niet te verslechteren, waaronder het niet aangaan van financiële verplichtingen die nagekomen moeten worden in de periode tot en met 31 augustus 2020.

Artikel 13 Verantwoording en vaststelling subsidies

  • 1.

    De subsidie wordt vastgesteld op basis van een aanvraag tot vaststelling.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling wordt ingediend uiterlijk voor 1 november 2020.

  • 3.

    Onverminderd artikelen 13 en 14 van de SVR 2014 legt de aanvrager bij de aanvraag de volgende gegevens over:

    • a.

      verantwoording over de inzet van de verleende subsidie;

    • b.

      geactualiseerde berekeningen uitgaven en inkomsten tot en met 31 augustus 2020;

    • c.

      geactualiseerde inkomstenderving tot en met 31 augustus 2020;

    • d.

      geactualiseerde gegevens over de liquiditeit;

    • e.

      gegevens die inzicht verschaffen over eventuele andere vormen van ontvangen steun in de periode waarvoor de subsidie beschikbaar is.

  • 4.

    In overeenstemming met artikel 14, tweede lid, onder c van de SVR 2014 worden de volgende accountantsproducten geleverd:

    • a.

      voor subsidies van € 50.000 tot en met € 200.000 alleen een beoordelingsverklaring aangaande de financiële verantwoording;

    • b.

      voor subsidies van meer dan € 200.000 alleen een controleverklaring aangaande de financiële verantwoording.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking op 17 juli 2020.

  • 2.

    De subsidieregeling vervalt op 30 april 2021.

  • 3.

    Deze subsidieregeling blijft van toepassing op subsidies die krachtens deze regeling zijn aangevraagd of verstrekt.

Artikel 15 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2020.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 16 juni 2020.

De secretaris,

V.J.M. Roozen

De burgemeester,

A. Aboutaleb

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 17 juni 2020 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

 

Toelichting Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2020  

Aanleiding

De coronacrisis heeft grote gevolgen voor een aantal sectoren in Rotterdam. De beheersmaatregelen (o.a. sluiting instellingen) van de Rijksoverheid hebben ertoe geleid dat de inkomsten van veel instellingen in de stad drastisch zijn teruggelopen. Het Rijk zet instrumenten in om de impact landelijk te verzachten. Dit zal echter slechts ten dele helpen om de maatschappelijke infrastructuur van Rotterdam in stand te houden. Met name in de culturele sector en de sportsector hebben onvoldoende aan landelijke steunmaatregelen.

 

Doel

Delen van de sport- en culturele infrastructuur dreigen door de huidige COVID-19-maatregelen ernstig en mogelijk onherstelbaar beschadigd te raken. Dit heeft mogelijk definitieve sluitingen van sport- of culturele instellingen tot gevolg. Daarom acht het college het noodzakelijk middels onderhavige subsidieregeling een noodfonds in het leven te roepen. Op basis van deze subsidieregeling kunnen belangrijke onderdelen van de sport- en culturele infrastructuur financieel worden ondersteund in de periode tot 1 september 2020.

 

Doelgroep

De regeling is bedoeld voor instellingen die een belangrijke plek innemen in de sport- en culturele infrastructuur. Voor sportorganisaties betekent dit dat zij activiteiten uitvoeren die passen binnen het gemeentelijk beleid van het taakveld Sport en bijdragen aan het in standhouden van de basisinfrastructuur aan sportvoorzieningen. Het gaat om organisaties die exploitant zijn van sportvoorzieningen (zwembaden, sporthallen, gymzalen of sportvelden) en hiervoor een structurele subsidie- of inkooprelatie met de gemeente hebben.

Voor de culturele infrastructuur betreft het instellingen die een structurele subsidierelatie met de gemeente hebben voor het uitvoeren van activiteiten die vallen onder het beleid van het taakveld Cultuur en die een positief advies hebben ontvangen van de RRKC voor de cultuurplanperiode 2021 – 2024. Ook kunnen instellingen die als vitaal onderdeel van de culturele infrastructuur in aanmerking komen voor Rijkssteun, van dit noodfonds gebruik maken om te voldoen aan de matchingsverplichting die door het Rijk is opgelegd (aanvullende financiering door de gemeente).

 

Staatssteun

De regeling is getoetst aan het staatssteunkader. De Europese Commissie heeft in meerdere mededellingen aangegeven dat steunregelingen als gevolg van COVID-19 maatregelen versneld in behandeling genomen worden en dat onder voorwaarden dergelijke steunmaatregelen verenigbaar zijn met de interne markt (Tijdelijk kader staatssteun).

In overleg met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Economische zaken is geconcludeerd dat het tijdelijk steunkader niet van toepassing is voor de genoemde beleidsvelden en dat toepassing van artikel 53 (cultuur) en 55 (sportinfrastructuur) van de verordening (EU) Nr. 651/2014 (de Algemene groepsvrijstellingsverordening) voldoet. Dat betekent dat na vaststelling en publicatie van de regeling door het college, de regeling direct in werking treedt en er geen tijd verloren gaat. Vereiste is wel dat de regeling binnen 20 dagen na vaststelling ter kennisgeving aangeboden wordt aan de Europese Commissie.

 

Continuïteit

Subsidie wordt, op aanvraag, uitsluitend verstrekt aan instellingen waarbij de continuïteit van de bedrijfsvoering in de periode van 13 maart 2020 tot en met 1 september 2020 als gevolg van de coronamaatregelen in het geding is, of die vanwege hun rol als vitaal onderdeel van de regionale culturele infrastructuur aangewezen zijn op de gemeente voor matching van rijksgelden. Daarbij geldt als voorwaarde dat de instelling een beroep heeft gedaan op alle financiële ondersteuningsmogelijkheden die beschikbaar zijn en alle mogelijke maatregelen heeft genomen om de kosten te verminderen en de opbrengsten te verhogen.

 

In aanmerking komende kosten

Voor subsidie komen in aanmerking de kosten die direct verbonden zijn met het voortzetten van de bedrijfsvoering tot 1 september 2020. Daarnaast komt voor subsidie in aanmerking het bedrag dat minimaal nodig is om te voldoen aan de matchingsverplichting die aan instellingen zijn opgelegd die vanwege hun rol als vitaal onderdeel van de regionale culturele infrastructuur in aanmerking komen van ondersteuning van het Rijk.

 

Artikelsgewijze Toelichting

 

Artikel 2 Toepassingsbereik

 

Vierde lid

De noodsteun is bedoeld als ‘last resort’. Van de instelling wordt dan ook verwacht dat deze reeds een beroep heeft gedaan op alle beschikbare financiële ondersteuningsmogelijkheden en zelf alle mogelijke maatregelen heeft genomen om de kosten te verminderen en de opbrengsten te verhogen. Alleen instellingen die als een rechtstreeks gevolg van de coronamaatregelen niet meer kunnen ‘overleven’ komen voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 3 Doel subsidie

 

Eerste lid

Subsidie kan worden verstrekt indien uit de beoordeling van de gegevens bij de aanvraag kan worden opgemaakt dat het voortbestaan van de instelling als direct gevolg van de coronacrisis ernstig wordt bedreigd. 

 

Tweede lid

Matchingsverplichting: De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft een Fonds Podiumkunsten ingesteld voor instellingen die deel uitmaken van de regionale culturele infrastructuur. Instellingen kunnen een beroep doen op dat fonds, maar daarbij is als voorwaarde opgenomen dat het provinciale of gemeentelijke bevoegd gezag meefinanciert voor eenzelfde bedrag dat vanuit het fonds beschikbaar gesteld wordt. De Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2020 is ook van toepassing op bijdrage in verband met deze matchingsverplichting.

 

Artikel 4 Doelgroep

 

Eerste lid

Voor subsidie kunnen in aanmerking komen die instellingen die een cruciale betekenis hebben voor de maatschappelijke en publiek economische infrastructuur van Rotterdam op de terreinen Cultuur en Sport.

 

Tweede lid

Voor Cultuurinstellingen gelden daarnaast de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a.

    De instelling komt in aanmerking voor rijkssteun uit de Rijkscultuurfondsen, als vitaal onderdeel van de regionale culturele infrastructuur, maar is daarvoor afhankelijk van matching vanuit de gemeente; of,

  • b.

    de instelling heeft een structurele subsidierelatie met het gemeentebestuur voor het uitvoeren van activiteiten in het beleidsveld cultuur; en

  • c.

    indien van toepassing: de instelling heeft een positief advies ontvangen van de RRKC voor de cultuurplanperiode 2021 – 2024.

De instellingen met een matchtingsverplichting moeten ook voldoen aan de criteria b en c. Er moet dus ook een subsidierelatie zijn en de instelling dient een positief advies van de RRKC te hebben ontvangen. Dit kan betekenen dat een aanvraag van een instelling uit twee onderdelen bestaat. Een deel vanwege het voldoen aan de matchingsverplichting en een deel aanvullende noodzakelijkheid, omdat een instelling met de aanvullende matchingbijdrage nog steeds niet zou uitkomen.

 

Derde lid

Uitsluitend voor het beleidsveld Sport geldt dat alleen instellingen voor subsidie in aanmerking komen die activiteiten uitvoeren die passen binnen het gemeentelijk beleid op de taakvelden sport, zoals vastgelegd in de toepasselijke beleidskaders. De instellingen hebben daarnaast een structurele subsidie- of inkooprelatie met de gemeente voor het beheren en exploiteren van de gemeentelijke zwembaden, sporthallen/-zalen, gymzalen of sportvelden. Daarmee vervullen deze instellingen een cruciale rol met betrekking tot de toegankelijkheid en kwaliteit van de Rotterdamse sportvoorzieningen, zodat zij tot de infrastructuur op het gebied van Sport kunnen worden gerekend. Om deze reden wordt het wenselijk geacht deze instellingen in aanmerking te laten komen voor een eenmalige subsidiebijdrage om de continuïteit tot 1 september 2020 te kunnen borgen.

 

Artikel 6 Subsidieplafond

 

Eerste lid

De subsidieregeling kent een subsidieplafond van in totaal € 14.925.000. Dit bedrag is uitgesplitst naar een deelplafond ter hoogte van € 10.050.000 voor Cultuur en deelplafond van € 4.875.000 voor Sport.

 

Tweede lid

De mogelijkheid bestaat om indien het ene plafond onvoldoende wordt uitgenut de middelen toe te voegen aan het andere plafond. Dit biedt het college de mogelijkheid om de middelen daar waar nodig te kunnen inzetten.

 

Artikel 7 Wijze van verdeling

 

Eerste en tweede lid

Verstrekking van subsidie vindt plaats op basis van de beoordeling van de noodzaak tot een bijdrage om in de continuïteit van de bedrijfsvoering te kunnen voorzien of te voorzien in matching zoals omschreven in art. 3, tweede lid. De hoogte van de bijdrage wordt gebaseerd op een beoordeling van de gegevens uit artikel 9.

Deze beoordeling zou ertoe kunnen leiden dat de inschatting van het college lager uitvalt dan op basis van de aangeleverde gegevens en door de aanvrager berekende aanvraag. Een lagere verlening op basis van de beoordeling zal op financiële wijze gemotiveerd moeten worden in de verleningsbeschikking.

 

Derde lid

Indien de som van de te verlenen subsidies het subsidieplafond overschrijdt worden de te verlenen subsidiebedragen evenredig verlaagd met het bedrag waarmee het subsidieplafond wordt overschreden. Indien blijkt dat het totaal aan gehonoreerde aanvragen het subsidieplafond overstijgt zullen aanvragen navenant met een vergelijkbaar percentage gekort worden.

Het college heeft een subsidieplafond opgenomen op basis van een bestemmingsreserve die door de raad is beschikbaar gesteld. Het derde lid ziet op de situatie waarin de som van de te verlenen subsidies het subsidieplafond overschrijdt in dat geval worden de subsidies evenredig verlaagd met het bedrag waarmee het subsidieplafond wordt overschreden. Gekozen is voor een methode die recht doet aan objectiviteit, gelijkwaardigheid en transparantie. Ieder wordt naar evenredigheid gekort. De regeling heeft wel in zich dat hierdoor alle instellingen te weinig zullen ontvangen en indien de eerdere berekening en beoordeling van het tweede lid correct zou zijn, instellingen met minder dan op grond van de beoordeling zouden omvallen.

 

Artikel 8 Aanvraag

De gegevens die gevraagd worden, dienen om een beoordeling te kunnen maken over de noodzaak van de gevraagde steun. Met name van belang is aan te geven welke steunmaatregelen reeds ontvangen zijn en welke maatregelen de instelling reeds heeft getroffen om haar positie niet te verslechteren. De bijdrage uit het noodfonds is immers een last resort.

 

Artikel 11 Aanvullende weigeringsgronden

Het gaat hier om extra weigeringsgronden. Het gevolg is dat de aanvraag niet verder in behandeling wordt genomen. Deze zijn noodzakelijk omdat ze specifiek zien op de noodsteun beoordeling.

 

Artikel 12 Verplichtingen subsidieontvanger

De instelling neemt gedurende de periode tot 1 september 2020 alle maatregelen en onthoudt zich van handelingen noodzakelijk om de continuïteitspositie niet te verslechteren, waaronder het niet aangaan van verplichtingen die nagekomen moeten worden in de periode tot 1 september 2020. Deze verplichting is opgenomen om te zorgen dat de financiële positie van de instelling niet nog meer verslechtert

 

Artikel 13 Verantwoording en vaststelling subsidies

 

Eerste lid

De subsidie wordt vastgesteld op basis van de een aanvraag tot vaststelling. Dit geldt ook voor de subsidies onder de € 25.000. Dit wijkt af van de algemene praktijk en regeling van artikel 13 eerste lid sub a waarbij subsidie onder de € 25.000 direct bij subsidieverlening wordt vastgesteld.

 

Tweede lid

De subsidie is ter overbrugging tot 1 september 2020. De subsidieperiode eindigt derhalve op 1 september. Verantwoording kan dan eerder plaatsvinden. De termijn voor indienen van de aanvraag tot vaststelling is gelijk aan de regeling voor eenmalige subsidies in artikel 13, derde lid, sub a en artikel 14, eerste lid, sub a van de Subsidieverordening Rotterdam. In dit lid wordt bepaald dat deze regeling in het kader van deze subsidie ook van toepassing is op instellingen die normaal gesproken werken met jaarsubsidies.

 

Derde lid

Hier worden de extra verantwoordingsgegevens gevraagd die specifiek toezien op de beoordeling of en in welke mate de verleende subsidie heeft bijgedragen aan de financiële overbrugging. Daarnaast regelt dit lid dat in afwijking van artikel 14 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 niet alle accountantsproducten aangeleverd hoeven te worden. Zo is bepaald dat voor subsidies tussen € 50.000 en € 200.000 alleen een beoordelingsverklaring aangaande de financiële verantwoording en voor subsidies boven de € 200.000 alleen een controleverklaring aangaande de financiële verantwoording nodig is.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding

In artikel 2 van de SVR 2014 is bepaald dat de verordening van toepassing is op het verstrekken van subsidies op de programma’s die in de begroting zijn opgenomen. Omdat de middelen die voor deze regeling worden vrijgemaakt, nog niet in de begroting zijn verwerkt, dient de raad hier eerst een besluit over te nemen. Dit besluit is gepland op 16 juli. Reden waarom de datum van inwerkingtreding op 17 juli is gezet.

 

Naar boven