Gemeenteblad van Neder-Betuwe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Neder-Betuwe | Gemeenteblad 2020, 15576 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Neder-Betuwe | Gemeenteblad 2020, 15576 | Beleidsregels |
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neder-Betuwe houdende regels omtrent leerlingenvervoer (Beleidsregels leerlingenvervoer Neder-Betuwe 2020)
Artikel 2 Opstap- en uitstapplaatsen
Indien dit voor de gemeente lagere kosten geeft en efficiënter is voor de vervoerder wordt gebruik gemaakt van opstapplaatsen en uitstapplaatsen voor de leerlingen. Bij voorkeur zijn dit bestaande bushaltes op maximaal 1.500 meter lopen van de woning van het kind. Dit geldt niet voor leerlingen die op medische gronden, ook niet onder begeleiding, hier niet toe in staat zijn.
Artikel 3 Dichtstbijzijnde toegankelijke school (artikel 1 sub p en 3)
In andere voorkomende situaties wordt als volgt gehandeld:
Artikel 4 Vaststellen van de reistijd (artikel 1 sub n, 12 en 18)
Het vaststellen van de reistijd met het openbaar vervoer vindt plaats op basis van de door de Reisinformatiegroep B.V. beschikbaar gestelde informatie, www.9292ov.nl Daarbij wordt uitgegaan van de adressen van de woning en de school.
Artikel 5 Stagevervoer ( artikel 1 sub p en 3)
Stage valt onder het leerlingenvervoer, wanneer dit een onderdeel is van het onderwijsprogramma en opgenomen staat in de schoolgids. Leerlingen lopen stage om zich voor te bereiden op deelname aan het maatschappelijk verkeer. Met dit als achtergrond wordt van de leerling, de ouders/verzorgers, maar ook van de school verwacht dat de maximaal mogelijke zelfstandigheid in het reizen naar het stageadres wordt nagestreefd.
Een verzoek om vervoer moet vergezeld gaan van een stage-overeenkomst. De school dient te zoeken naar een stageplaats zo dicht mogelijk bij de woning of op de route tussen woning en school. Wanneer hiervan wordt afgeweken, wordt bekostiging van vervoer naar een stageplaats alleen toegekend als de school deze keuze toereikend motiveert.
Artikel 8 Woonplaatsbeginsel ouders/verzorgers (artikel 1 sub t)
Als hoofdregel geldt dat de aanvraag moet worden ingediend bij de gemeente waar de leerling structureel en feitelijk verblijft. Een uitzondering op deze regel is bij crisisopvang indien:
In dit geval blijft gemeente Neder-Betuwe het vervoer bekostigen/verzorgen.
In alle andere situaties dat een kind tijdelijk elders verblijft geldt de hoofdregel. Bijvoorbeeld bij crisisopvang als niet duidelijk is waar het kind daarna terecht komt en/of de crisisopvang meer dan 6 weken gaat duren.
Artikel 9 Co-ouderschap (artikel 1 sub t)
Een kind van gescheiden ouders kan twee verblijfplaatsen hebben. Bijvoorbeeld bij co- ouderschap, als het kind evenveel bij de ene als de andere ouder verblijft. Er is sprake van co-ouderschap als beide ouders in een regelmatige afwisseling de zorg voor het kind hebben. Indien leerlingenvervoer is gewenst, moeten beide ouders afzonderlijk, voor de dagen dat het kind doordeweeks bij hen verblijft, een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is. Hierbij gaat het niet om waar de leerling is ingeschreven. Het gaat om de feitelijke verblijfplaats van de leerling.
Artikel 10 Begeleiding in vervoer (artikel 1 sub c, 12, en 18)
De verordening leerlingenvervoer geeft criteria om voor een vergoeding van het aangepast vervoer in aanmerking te komen. Eén van de criteria is, dat aangepast vervoer wordt verstrekt, indien door de ouders/verzorgers genoegzaam aantonen dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is. Van ouders/verzorgers wordt geen begeleiding verlangd als:
het een éénoudergezin betreft, waarbij de ouder/verzorger werkt of een opleiding volgt, die moet leiden tot het vinden van werk en aanpassing van de werk- of lestijden het onmogelijk maken het kind te begeleiden. Dit moet aangetoond worden (door middel van een verklaring) net als het feit dat anderen hierbij niet behulpzaam kunnen zijn.
Naast de criteria, die hierboven vermeld staan om in aanmerking te kunnen komen voor het aangepaste vervoer, kan per situatie bekeken worden, wat in redelijkheid van de ouders/verzorgers kan worden verwacht.
Artikel 12 Handicap (artikel 11, 12, 17b en 18)
Er is onderscheid te maken in een structurele of een tijdelijke handicap. Leerlingen die vanwege een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap in het geheel niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken, komen in aanmerking voor een vervoersvoorziening. Voor deze leerlingen geldt geen kilometergrens, drempelbedrag of inkomensafhankelijke bijdrage.
Wanneer een leerling vanwege herstel of revalidatie langer dan drie maanden afhankelijk is van een medisch hulpmiddel (bijv. een rolstoel), kan er een beroep worden gedaan op het leerlingenvervoer. Hiervoor moet een medische verklaring overlegd worden. De gemeente kan een vervoersvoorziening toekennen voor de duur van het herstel en/of de revalidatie.
Artikel 13 Advies andere deskundigen (artikel 9 en 16)
Wanneer wordt aangegeven dat een leerling gebruik moet maken van aangepast vervoer op grond van een handicap, moet ter onderbouwing een medische verklaring worden meegestuurd. Deze medische verklaring moet inzicht geven waarom de leerling niet zelfstandig of niet onder begeleiding gebruik kan maken van het openbaar vervoer. De medische verklaring mag in principe niet ouder zijn dan drie jaar.
Leerlingen die met aangepast vervoer naar school gaan, kunnen gedrag vertonen wat onacceptabel is, omdat het daarmee een gevaar voor zichzelf en/of anderen veroorzaakt, bedreigend of onhygiënisch is. Wanneer zo’n situatie zich voordoet kan onderzocht worden of hier een medische oorzaak aan ten grondslag ligt. Afhankelijk van het medische advies kan de toegekende vervoersvoorziening zo nodig worden aangepast.
De gemeente wil de verantwoordelijkheid in het vervoer van leerlingen bij de ouders/verzorgers laten. In situaties, waarbij een leerling ontoelaatbaar gedrag vertoont in het aangepaste vervoer, worden ouders/verzorgers schriftelijk op de hoogte gebracht en kan hen de gelegenheid geboden worden hun kind te (laten) begeleiden. Hiertoe stelt de gemeente een zitplaats beschikbaar. Wanneer het gedrag niet verbetert, kan de gemeente besluiten het aangepaste vervoer voor deze leerling te beëindigen, op te schorten of in te trekken. Over de noodzaak van begeleiding of de inzet van individueel vervoer voor de leerling kan de gemeente zich laten adviseren door een externe deskundige.
Artikel 15 Berekening en uitbetaling vergoedingen (artikel 1 sub s, 10, 11, 13, 17a, 17b, 19)
Artikel 16 Drempelbedrag (artikel 14)
Het drempelbedrag wordt berekend op basis van een heel schooljaar. Als slechts een gedeelte van het schooljaar gebruik gemaakt wordt van leerlingenvervoer, wordt het drempelbedrag berekend naar rato van het aantal maanden. Hierbij wordt een periode van minder dan een halve maand afgerond naar beneden en meer dan een halve maand afgerond naar boven.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-15576.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.