Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Beleidsregels omzetting vergunning passagiersvaart in verband met de wijziging van de Regeling op het binnenwater 2020 (Eerste wijzigingsbesluit Beleidsregels omzetting vergunning passagiersvaart)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

gelet op artikel 2.2.6, eerste lid, onderdeel b en e, van de Verordening op het binnenwater 2010,

 

besluit:

Artikel I

 

De Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels over het wijzigen van de duur van exploitatievergunningen voor vervoer van personen in vergunningen voor bepaalde tijd wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 3, vierde lid, komt te luiden:

 

  • 4.

    De oude vergunningen die zijn ingedeeld in de eerste tranche worden gewijzigd in vergunningen voor bepaalde tijd met als einddatum 1 maart 2024.

    De oude vergunningen die zijn ingedeeld in de tweede tranche worden gewijzigd in vergunningen voor bepaalde tijd met als einddatum 1 maart 2026.

    De oude vergunningen die zijn ingedeeld in de derde tranche worden gewijzigd in vergunningen voor bepaalde tijd met als einddatum 1 maart 2028.

    De oude vergunningen die zijn ingedeeld in de vierde tranche worden gewijzigd in vergunningen voor bepaalde tijd met als einddatum 1 maart 2030.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

Artikel III

Deze regeling wordt aangehaald als Eerste wijzigingsbesluit Beleidsregels omzetting vergunning passagiersvaart.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 26 mei 2020.

De voorzitter

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

De crisis rondom het coronavirus COVID-19 heeft de nodige gevolgen voor bestaande vergunninghouders, partijen die zouden willen toetreden tot de markt en voor bewoners van Amsterdam. Diverse partijen hebben aandacht gevraagd voor die gevolgen in relatie tot de inwerkingtreding van het nieuwe stelsel van exploitatievergunningen voor de passagiersvaart. Ter implementatie van dat stelsel moeten de huidige vergunningen voor de passagiersvaart worden omgezet van vergunningen voor onbepaalde tijd naar vergunningen voor bepaalde tijd en zullen er periodiek nieuwe vergunningen worden uitgegeven, tot een door het college vastgesteld maximum.

 

Het college heeft de hierboven genoemde gevolgen, alsmede alle betrokken belangen in kaart gebracht en afgewogen of de vastgestelde data voor het omzetten van bestaande vergunningen, het aanvragen van nieuwe exploitatievergunningen en de inwerkingtreding van die nieuwe vergunningen nog houdbaar zijn. In deze toelichting zullen de uitkomst van die afweging en in het verlengde daarvan alle wijzigingen - ook de wijzigingen die hun weerslag krijgen in de gewijzigde Regeling op het binnenwater 2020 - worden toegelicht.

 

Het college heeft allereerst vastgesteld dat - wat er ook van de gevolgen en belangen zij - de huidige situatie in strijd is met het Europese recht en dat sinds de Trijber-uitspraak aanzienlijke tijd is verstreken. Om die reden heeft het college besloten de omzetting van vergunningen voor onbepaalde tijd naar vergunningen voor bepaalde tijd niet uit te stellen. Daarmee komt binnen afzienbare tijd een einde aan de vergunningen voor onbepaalde tijd en staat vast wanneer deze vergunningen eindigen. De met het Europees recht strijdige situatie wordt hiermee beëindigd. Wel heeft het college besloten dat de huidige vergunningen worden gewijzigd in vergunningen voor bepaalde tijd met een vroegste einddatum van 1 maart 2024 in plaats van 2022. Dit hangt ook samen met het aspect van het uitstel van de inwerkingtreding van nieuwe vergunningen tot 1 maart 2024. Om te voorkomen dat teveel vergunningen tegelijk in 2024 aflopen worden de overige tranches ook met twee jaar uitgesteld. De beleidsregels zijn dienovereenkomstig dit besluit aangepast.

 

Het college heeft voorts vastgesteld dat het voor aanvragers van een exploitatievergunning op dit moment in redelijkheid niet mogelijk is om die vergunningen in juni 2020 aan te vragen. De restricties in het openbare leven en de onzekerheid over het voorbestaan van ondernemingen staan daaraan in de weg. Om die reden heeft het college besloten de aanvraagperiode voor nieuwe vergunningen te verplaatsen naar september 2020. Daarmee hebben partijen die willen toetreden tot de markt of willen uitbreiden zekerheid over die mogelijke toetreding. De Regeling op het binnenwater 2020 wordt dienovereenkomstig aangepast.

 

Tot slot heeft het college zich beraden over de datum van inwerkingtreding van de nieuwe vergunningen. Het college heeft besloten de nieuwe vergunningen niet op 1 maart 2022, maar op 1 maart 2024 in werking te laten treden. Enerzijds is uitstel wenselijk, omdat de periode van vergunningverlening in 2021 tot inwerkingtreding in 2022 erg kort is geworden, zeker als in die periode nog een vergund vaartuig moet worden gebouwd. Voorts heeft het college het belang van de bestaande vergunninghouders meegewogen. Bestaande vergunninghouders hebben de verwachting uitgesproken dat zij in 2020 en 2021 inkomsten zullen derven als gevolg van de crisis rondom het coronavirus COVID-19. De markt zal, zo is hun inschatting, pas in 2022 of 2023 weer op het niveau zijn van voor de crisis. Tot slot vergen het belang van bewoners, de (algemene) belangen die gemoeid zijn met de introductie van het nieuwe stelsel en het uitgangspunt dat er niet meer dan 550 exploitatievergunningen zullen worden verstrekt, dat de nieuwe vergunningen niet eerder in werking zullen treden dan dat de huidige vergunningen komen te vervallen. Nieuwe vergunningen zullen aldus op 1 maart 2024 in werking treden en niet eerder, omdat anders de drukte in de stad zou toenemen. De gewijzigde inwerkingtredingsdatum wordt ook in de Regeling op het binnenwater 2020 verwerkt.

 

 

Naar boven