Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Sittard-Geleen houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening gemeente Sittard-Geleen)

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • °

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • °

    cluster: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • °

    netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • °

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • °

    programma: de programma’s zijn onderdeel van het programmaplan. Een programma is in BBV gedefinieerd als “een samenhangend geheel van activiteiten”' en moet in deze verordening gelezen worden als een verzameling van taakvelden. De programma’s komen overeen met de gemeentelijke beleidsvelden en zijn gebaseerd op de indeling van de taakvelden;

  • °

    grote projecten: door de gemeenteraad aangewezen belangrijke projecten die van zodanige importantie zijn dat hiervoor een aparte rapportagestructuur is opgezet naast de reguliere p&c-cyclus;

  • °

    opgave: een doel bestaande uit maatschappelijke effecten respectievelijk resultaten waarvan de realisatie vanuit samenhang en integraliteit bij meerdere interne en externe partijen ligt. Opgaven worden gestuurd vanuit de beleidscyclus;

  • °

    prestatie: een opgeleverd product of project dat moet bijdragen aan een doel. Prestaties worden gestuurd vanuit de p&c cyclus;

  • °

    product: een als zodanig in de programmabegroting omschreven verbijzondering van activiteiten en prestaties;

  • °

    budgetregeling: regeling op welke wijze, passend bij de gemeente Sittard-Geleen, omgegaan wordt met de budgetten en waarin verwijzingen zijn opgenomen naar de mandaatregeling;

  • °

    taakvelden: een uniforme indeling van de toerekening van baten en lasten naar wettelijk gemeentelijke taken. Deze indeling is voorgeschreven vanuit het BBV om tot betrouwbare informatie voor interne sturing en externe vergelijkbaarheid te komen;

  • °

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen en, raadsbesluiten;

  • °

    doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

  • °

    doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde opgaven/doelen van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Indeling van de begroting

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode met het vaststellen van de begroting een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast inclusief eventuele onderverdelingen.

  • 3.

    De raad stelt, op voorstel van het college met het vaststellen van de begroting per programma, de beleidsindicatoren en kengetallen vast voor het meten en het afleggen van verantwoording over de doelen en resultaten van het gemeentelijk beleid.

    Het voorstel van het college bevat ten minste:

    • a.

      de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

    • b.

      de kengetallen welke de inzichtelijkheid van de financiële positie van de gemeente bevorderen;

    • c.

      een adequate toelichting op de prognose in de tijd en op de onderlinge samenhang van de kengetallen in relatie tot de financiële positie over een periode van zes jaar (zijnde het voorgaande jaar, het lopende jaar en de vier komende jaren);

    • d.

      de streefwaarden van de kengetallen (zie bijlage 1).

  • 4.

    De raad stelt met het vaststellen van de begroting bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

  • 5.

    Per taakveld wordt met een ondergrens van € 20.000 de opbouw van het budget inzichtelijk gemaakt tussen incidentele en structurele karakter. Hierbij geldt dat de aard van de activiteit leidend is. In geval de activiteit een eindigheid kent wordt deze per definitie als incidenteel bestempeld.

  • 6.

    Voor de mutaties in de reserves geldt eveneens dat met een ondergrens van € 20.000 per reserve inzicht wordt gegeven en onderscheid wordt gemaakt tussen de incidentele en structurele mutaties. Hierbij geldt dat de aard van de activiteit leidend is.

  • 7.

    Voor door de raad aangewezen grote projecten en nieuwe investeringen geldt dat de Regeling grote projecten gemeente Sittard-Geleen wordt gevolgd waarin o.a. is opgenomen hoe de sturing, monitoring, verantwoording en interactie tussen College en Raad plaatsvindt.

Artikel 3. Planning- en controlcyclus

  • 1.

    De planning- en controlcyclus bestaat uit een jaarlijkse en een vierjaarlijkse beleidscyclus.

  • 2.

    Voor aanvang van een begrotingsjaar stelt de raad, op voorstel van het college, een overzicht vast m.b.t. de jaarlijkse P&C-cyclus (spoorboekje). Hierin zijn in elk geval opgenomen de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de kadernota (begin raadsperiode) en kaderbrief (jaarlijks), de tussentijdse rapportages en de begroting met de meerjarenraming.

  • 3.

    In de P&C-cyclus worden de wettelijke termijnen en de gewenste voorbereidingstijd van vijf weken voor de raad in acht genomen. Hierop gelden twee uitzonderingen:

    • 1.

      Voor de begroting geldt een voorbereidingstijd van 6 weken;

    • 2.

      Voor de 4e rapportage geldt een voorbereidingstijd van twee weken (teneinde alle noodzakelijke rechtmatigheidsbeoordelingen aan de raad voor te kunnen leggen).

  • 4.

    Uitgangspunten zijn een gelijktijdige behandeling van de kaderbrief, de jaarrekening en de tweede programmarapportage en verder een gelijktijdige behandeling van de begroting, de derde programma-rapportage en de belastingvoorstellen. In onvoorzienbare omstandigheden kan van deze uitgangspunten worden afgeweken.

  • 5.

    De sturing en beheersing voor grote projecten is uitgewerkt in de Regeling grote projecten Sittard-Geleen. Verantwoording en rapportering over een groot project geschiedt via de reguliere p&c-cyclus tenzij specifieke omstandigheden een afzonderlijke rapportage vereisen.

  • 6.

    De vierjaarlijkse cyclus volgt de zittingsperiodes van de raad. Hierin komen aan de orde: coalitieprogramma en verantwoording van coalitieprogramma in de vorm van een overdrachtsdossier.

Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s onder het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en onder het overzicht van de overhead, de baten en lasten per taakveld weergegeven.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale baten en lasten weergegeven.

  • 5.

    De begroting en de jaarstukken bevatten een paragraaf “subsidies” met daarin een overzicht van de beschikbare subsidies per soort en op totaalniveau. In het openbaar subsidieregister op de website worden de verstrekte subsidies aan instellingen en ondernemingen gepubliceerd.

  • 6.

    De jaarstukken bevatten een paragraaf “begrotingsrechtmatigheid” waarin per programma inzicht wordt gegeven in de verschillen tussen de raming na wijziging en de realisatie.

Artikel 5. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt conform de termijnen in de jaarlijkse planning en control cyclus de raad een kaderbrief aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze kaderbrief vast.

  • 2.

    In de begroting wordt in het onderdeel Algemene dekkingsmiddelen een post onvoorzien opgenomen voor de begroting als geheel.

Om de raad in staat te stellen een beeld te vormen van de mate waarin sprake is van een structureel en reëel evenwicht (waarbij de structurele (meerjarige) lasten worden gedekt door structurele baten) wordt in het overzicht “incidentele baten en lasten” alle afwijkingen (op boekingsniveau) van € 20.000 of meer afzonderlijk gespecificeerd en toegelicht. Tevens wordt hierbij aangegeven of het budget een incidenteel of structureel karakter heeft met dien verstande dat toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per definitie als incidenteel beschouwd worden. Hierbij geldt dat de aard van de activiteit leidend is.

Artikel 6. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan welke grote projecten en welke nieuwe investeringen conform de Regeling Grote Projecten Gemeente Sittard-Geleen als ‘groot project’ benoemd worden en als zodanig behandeld worden. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de lasten van een programma de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een programma de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid. Overschrijdingen kleiner dan 1% van het budget op programmaniveau maar groter dan € 50.000 meldt het college in de eerstvolgende programmarapportage. Overschrijdingen groter dan 1% van het budget op programmaniveau én groter dan € 50.000 zijn niet toegestaan zonder een afzonderlijke door de raad vastgestelde begrotingswijziging. Voor overschrijding van kredieten geldt hiervoor een ondergrens van € 100.000. Uitgangspunt is echter dat alles via de reguliere P&C-cyclus loopt tenzij er een dusdanige urgentie is dat deze een separate rapportage aan de raad billijken.

  • 4.

    Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 7, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten, het bijstellen van het beleid, de vorming van reserves en voorzieningen en de mutaties in reserves en voorzieningen. Voor het oplossen van tegenvallers binnen bestaande budgetten wordt onderstaande volgorde gehanteerd:

    • 1.

      oplossing binnen het product;

    • 2.

      oplossing binnen het programma;

    • 3.

      oplossing binnen de totale begroting;

    • 4.

      oplossing door middel van een ombuigingsopdracht/ taakstelling.

      In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 5.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet inclusief dekking aan de raad voor.

  • 6.

    “Niet bestede middelen”, “meevallers” en “onderuitputting op uitgevoerde zaken”, worden voor zover ze betrekking hebben op producten, projecten en programma’s, ook wel “restbudgetten” genoemd, en vallen vrij ten gunste van de algemene reserve.

  • 7.

    Wijzigingen in het kader van bedrijfsvoering, welke op concernniveau budgettair neutraal verlopen, worden ambtelijk geautoriseerd en verwerkt en hoeven niet meer specifiek in de rapportage meegenomen te worden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan aanpassing van de salariskosten als gevolg van cao ontwikkelingen.

Artikel 7. Tussentijdse rapportage

Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 3 resp. 5, 8 en 10 maanden van het lopende boekjaar (inclusief een jaarprognose) waarbij de rapportage tot en met het 4e kwartaal in feite een voorlopige prognose van het jaarresultaat én de laatste mogelijkheid tot het bijstellen van de begroting is.

 

  • 1.

    De tussentijdse rapportages, ook wel afwijkingenrapportages genoemd, bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar de programma’s, algemene dekkingsmiddelen, overhead, onvoorzien en vennootschapsbelasting;

    • b.

      het totale saldo van de baten en lasten volgende uit onderdeel a;

    • c.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • d.

      het resultaat volgende uit de onderdelen b en c; en

    • e.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 2.

    In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van programma’s in de begroting kleiner dan 1% toegelicht (met een minimum bedrag van € 50.000). Voor overschrijding van kredieten geldt hiervoor een ondergrens van € 100.000.

  • 3.

    De tussentijdse rapportages, die de indeling van de begroting volgt, bevat een begrotingswijziging.

Artikel 8. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 5 mln.;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 0,5 mln.;

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen, dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. Bij het aangaan van leningen, waarborgen en garanties kleiner dan € 0,5 mln. wordt volstaan met het raadplegen van de raadsronde met aandachtgebied Middelen in haar portefeuille.

Artikel 9. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Het college biedt de raad minstens eenmaal per 4 jaar een nota waardering en afschrijving vaste activa aan. De raad stelt deze nota vast.

  • 2.

    De nota bevat een onderverdeling in:

    • a.

      categorieën;

    • b.

      afschrijvingstermijnen en afschrijvingssystematiek per categorie;

    • c.

      waarderingsgrondslagen en activeringsgrondslagen.

Tevens wordt aangegeven op welke wijze de financiële gevolgen (inclusief eventuele kosten van daarmee samenhangende financieringen) van activering worden toegerekend aan kostendragers.

 

Ten aanzien van de afschrijvingspercentages behorend bij de categorie “bijdragen in activa in eigendom van derden” (onder de “immateriële vaste activa”) wordt volledigheidshalve verwezen naar de kadernota waardering en afschrijving vaste activa waar is opgenomen dat de afschrijvingsduur maximaal gelijk is aan die activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt.

Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2.

    Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerende zaakbelasting;

    • b.

      precariobelasting;

    • c.

      hondenbelasting;

    • d.

      toeristenbelasting;

    • e.

      reclamebelasting;

    • f.

      parkeerbelasting;

    • g.

      rioolheffing;

    • h.

      afvalstoffenheffing.

      wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd met als richtlijn 0,5% van het totale geprognosticeerde heffingsbedrag. De beoordeling van de toereikendheid van de voorziening bij begroting en jaarrekening is leidend voor de werkelijke omvang van de voorziening.

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2.

    Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandeld:

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van reserve;

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 4.

    Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 13. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken. Dit geldt ook voor activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde baten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden wordt uitgegaan van een vast bedrag per fte.

  • 4.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt zodanig afgerond dat de rentekosten zo goed mogelijk verdeeld worden waarbij afgerond mag worden binnen een marge van 0,5%

  • 5.

    In afwijking van het vierde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het kredietwaardigheid van de debiteuren en de eventuele te stellen zekerheden.

  • 6.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 14. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkvoorzieningen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 15. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de publiekrechtelijke gemeentelijke tarieven voor belastingen, rechten, heffingen en leges.

  • 2.

    Het college biedt de raad, middels een toelichting bij de betreffende uitgangspunten in de programmabegroting, de kaders aan voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten. De raad stelt met de vaststelling van de programmabegroting deze kaders vast.

  • 3.

    Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 16. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden vier prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • b.

      het uitzetten van overtollige middelen buiten de schatkist gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen die minimaal voldoen aan de voorwaarden die zijn benoemd in de ministeriële Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo);

    • c.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden;

    • d.

      de financieringsfunctie heeft bij de gemeente als primair doel het financiële risicobeheer.

  • 2.

    Het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal worden uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke verstrekkingen van leningen, verstrekkingen van garanties en verstrekking van risicodragend kapitaal.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grote van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een begrotingswijziging.

  • 4.

    Het college mag achtervangovereenkomsten met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw aangaan voor leningen opgenomen door in de gemeente werkzame woningcorporaties.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 17. Lokale heffingen

Bij de begroting neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de kostendekkendheid van de heffingen (inclusief eventuele kruissubsidiëring);

  • b.

    het volume en bedrag aan kwijtscheldingen;

  • c.

    de (ontwikkeling van de) lastendruk voor woningen en niet woningen.

Bij de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten het bedrag aan kwijtscheldingen op.

Artikel 18. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte.

Artikel 19. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1.

    In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a)

      een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

    • b)

      een inventarisatie van de risico's;

    • c)

      het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's;

    • d)

      een kengetal voor de:

      • °

        netto schuldquote;

      • °

        netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen;

      • °

        solvabiliteitsratio;

      • °

        grondexploitatie;

      • °

        structurele exploitatieruimte; en

      • °

        belastingcapaciteit.

    • e)

      een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie.

  • 2.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de 4 jaar een geactualiseerde kadernota weerstandsvermogen en risicobeheersing aan. Deze nota heeft tot doel vorm te geven aan het beleidskader en geeft uitgangspunten voor:

    • a)

      het (verder) invullen van het (wettelijk) kader rond het weerstandsvermogen en daarmee het verkrijgen van kaderstelling;

    • b)

      de methodiek en uitgangspunten ten aanzien van de weerstandscapaciteit, het weerstandsvermogen en normering hiervan;

    • c)

      de opbouw en informatie met betrekking tot de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing binnen de begroting en jaarrekening.

Artikel 20. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de voortgang van het geplande onderhoud;

    • b.

      de omvang van het achterstallig onderhoud en hoe dit in te lopen.

      Bij de begroting wordt elk beheersplan geactualiseerd middels een (jaarlijkse) evaluatie.

  • 2.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de 4 jaar een geactualiseerd onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het integraal onderhoudsplan vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad tenminste eens in 6 jaar een beleidsplan Stedelijk Watermanagement/Gemeentelijk Rioleringsplan aan. In het plan is de gezamenlijke visie op het afvalwaterbeheer in de regio opgenomen. Uitgangspunt is dat voldaan wordt aan de wettelijke planverplichting uit de Wet Milieubeheer. De raad stelt het plan vast.

  • 4.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 21. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. Dit wordt aangevuld met een passage over de klantgerichtheid van de bedrijfsvoering. Ten behoeve van de rechtmatigheidsverantwoording van het college (m.i.v. boekjaar 2021) zal, passend binnen de wet en regelgeving van de accountantscontrole, in de paragraaf bedrijfsvoering een toelichting worden gegeven op de ontwikkelingen binnen het “interne risico- en beheersingssysteem”.

Artikel 22. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval van elk van de verbonden partij op:

  • a.

    de naam en vestigingsplaats;

  • b.

    het openbaar belang dat wordt gediend;

  • c.

    mutaties in het belang van de gemeente;

  • d.

    het eigen- en vreemd vermogen per 1 januari en 31 december;

  • e.

    het resultaat.

Daarnaast wordt via de rapportages in de reguliere P&C-cyclus gerapporteerd over de verbonden partijen waarbij de diepgang van informatieverstrekking afhankelijk is van het financieel en/of bestuurlijk belang.

Artikel 23. Grondbeleid

  • 1.

    In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • -

      het verloop van de grondvoorraad;

    • -

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • -

      de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies- / winstverwachtingen;

    • -

      de relaties van het grondbeleid met de programma's.

      Voor zover de grondexploitatie een groot project betreft of gedienstig is aan een groot project, is de Regeling grote projecten gemeente Sittard-Geleen van toepassing.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • e.

      de uitgifte van gronden in erfpacht en de bijstelling van erfpachtvergoedingen;

    • f.

      het financieel perspectief;

    • g.

      het risicoprofiel.

Artikel 24. Verstrekking subsidies

  • 1.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de 4 jaar een kadernota subsidiebeleid aan. De raad stelt deze nota vast.

  • 2.

    In de nota worden uitgangspunten geformuleerd voor:

    • a.

      het subsidiebeleid;

    • b.

      de juridische, financiële en procesmatige randvoorwaarden;

    • c.

      de feitelijke toepassing van subsidies, subsidievormen, subsidie-grondslagen, subsidievoorwaarden en het subsidieproces.

  • 3.

    In de paragraaf subsidies bij de begroting en de jaarstukken geeft het college een overzicht van de beschikbare subsidiebedragen per programma op totaalniveau. In het openbaar subsidieregister op de website worden de verstrekte subsidies aan instellingen en ondernemingen gepubliceerd.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 25. Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de clusters;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, verplichtingen, schulden, contracten, enz.

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de doelen en resultaten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 26. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de teams;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten conform de budgetregeling;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de teams over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen opdat aan de eisen van de rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan en

  • j.

    het beleid en de interne regels voor de naleving van de relevante fiscale wet- en regelgeving door middel van een fiscaal statuut.

Artikel 27. Begrotingsrechtmatigheid

  • 1.

    In de jaarstukken wordt in de paragraaf begrotingsrechtmatigheid per programma inzicht gegeven in de verschillen tussen de raming na wijziging en de realisatie, e.e.a. voor zover de kostenoverschrijdingen op programmaniveau groter zijn dan 1% van de begrote lasten en tenminste € 50.000 bedragen. Voor overschrijding van kredieten geldt een ondergrens van € 100.000.

  • 2.

    Begrotingsoverschrijdingen worden als onrechtmatig gemarkeerd en worden nader gerubriceerd naar de overschrijdingscategorieën zoals die zijn opgenomen in het protocol voor de accountantscontrole.

  • 3.

    In geval begrotingsafwijkingen worden veroorzaakt doordat activiteiten, waarvoor de gemeenteraad geld beschikbaar heeft gesteld, nog niet (geheel) zijn uitgevoerd leidt dat tot een voordelig resultaat in het begrotingsjaar. Deze activiteiten worden in het volgende begrotingsjaar verder uitgevoerd. De bijbehorende lasten van deze ‘overgehevelde’ activiteiten worden in het nieuwe begrotingsjaar verantwoord. Bij de vaststelling van de jaarrekening van het oude jaar en de daarin opgenomen resultaatsbestemming stemt de gemeenteraad op grond van een geactualiseerde uitvoeringsplanning vervolgens in met het overhevelen van de niet aangewende middelen als gevolg van nog niet uitgevoerde activiteiten naar het nieuwe begrotingsjaar.

  • 4.

    Compensatie van hogere lasten met direct gerelateerde hogere baten is toegestaan mits het saldo van het product ongewijzigd blijft, de mutaties onderling direct gerelateerd zijn en in de jaarrekening herkenbaar zijn toegelicht.

Artikel 28. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 3.

    De uitvoering van de interne controle geschiedt op basis van het Interne Controle Kader. In dit kader geeft het college inzicht in de reikwijdte, de ontwikkelrichting en de formele randvoorwaarden voor interne controle als onderdeel van het managementcontrolframework van Sittard-Geleen.

  • 4.

    Een frauderisicoanalyse maakt onderdeel uit van de reguliere P&C cyclus. In deze analyse wordt periodiek de inschatting gemaakt van het risico dat financiële overzichten afwijkingen van materieel belang zouden kunnen bevatten die het gevolg zijn van fraude. Het college stelt deze frauderisicoanalyse ter beschikking aan de commissie Begroting & Verantwoording.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 29. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Financiële verordening gemeente Sittard-Geleen wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt (2019).

Artikel 30. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Sittard-Geleen.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 13 november 2019.

De voorzitter,

drs. G.J.M. Cox

De griffier,

drs. J. Vis

Bijlage 1: Financiële kengetallen en hun streefwaarde 1

Financiële kengetallen Sittard-Geleen

streef-waarde

Indicator

 

Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen

De netto schuldquote geeft aan of uw gemeente in staat is de schulden terug te betalen waarvoor zij volledig zelf aan de lat staat.

Hoe lager, hoe beter.

<130%

Netto schuldquote

De niet gecorrigeerde netto schuldquote geeft het risico voor de gemeente weer als derden niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Denk bijvoorbeeld aan een woningcorporatie, die geld heeft geleend bij de gemeente.

Hoe lager, hoe beter.

<130%

Solvabiliteitsratio

De mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Dit wordt berekend op basis van het eigen vermogen en de bezittingen van de gemeente.

Hoe hoger, hoe beter.

>20%

Grondexploitatie

Het kengetal grondexploitatie geeft aan hoe groot de grondpositie (de waarde van de grond) is ten opzichte van de totale (geraamde) baten.

Hoe lager, hoe beter.

<35%

Belastingcapaciteit

De belastingcapaciteit geeft inzicht in de mate waarin bij het voordoen van een financiële tegenvaller in het volgende begrotingsjaar kan worden opgevangen of ruimte is voor nieuw beleid.

Hoe lager, hoe beter.

<105%

Structurele exploitatieruimte

Dit kengetal geeft aan hoe groot de structurele exploitatieruimte is, door de structurele baten en structurele lasten te vergelijken met de totale baten.

Hoe hoger, hoe beter.

>0%

Weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen geeft de mate aan waarin de gemeente in staat is middelen vrij te maken dan wel middelen heeft vrijgemaakt om niet begrote financiële tegenvallers op te vangen, zonder ingrijpende beleidswijzigingen. Het weerstandsvermogen bestaat uit twee onderdelen, namelijk de weerstandscapaciteit en de risico’s. Het weerstandsvermogen geeft de verhouding tussen deze twee onderdelen aan.

Hoe hoger, hoe beter.

100%

 

Naar boven