Vierde wijziging beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018

De directeur Welzijn, Zorg & Jeugdhulp van de directie Publieke Gezondheid, Welzijn en Zorg binnen het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling,

 

gelet op:

  • -

    de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • -

    de Jeugdwet;

  • -

    de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018;

  • -

    de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018;

     

overwegende, dat het college van burgemeester en wethouders de reikwijdte van diverse onderwerpen nader wenst te definiëren en het derhalve noodzakelijk is om de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018 op dit punt aan te vullen;

 

besluit vast te stellen:

 

Vierde wijziging van de Beleidsregels maatschappelijke

ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018

Artikel I

Bijlage 1 bij de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

In paragraaf 1.6:

  • -

    komt de tweede alinea van paragraaf 1.6 als volgt te luiden:

    De Jeugdwet kent het begrip “gebruikelijke hulp” niet, maar het college verstaat hieronder ook bij jeugdhulp, in het kader van “eigen kracht” en tegen de achtergrond van de wettelijke verantwoordelijkheid en zorgplicht van de ouders, het vermogen om binnen de eigen mogelijkheden of het omringende informele sociale netwerk (personen binnen de kring van familie, vrienden, kennissen en bekenden die van betekenis zijn voor en bijdragen aan het welzijn en welbevinden van de jeugdige), een oplossing voor de hulpvraag te vinden. Artikel 2.3, tweede lid, onderdeel a, sub 2o, van de verordening benoemt dit met zoveel woorden.

  • -

    komt de zin na “aangemerkt” in de vierde alinea als volgt te luiden:

    In een situatie van 24-uurs jeugdhulp worden daarom de avonduren (van 19.00 uur tot 24.00 uur), alsmede minimaal twee uren in de nacht tussen 24.00 en 05.00 uur ’s ochtends, als gebruikelijke hulp aangemerkt.

  • -

    vervalt in de vijfde alinea de passage na “neemt” en wordt de komma vervangen door een punt.

  • -

    vervalt in de zesde alinea de passage na “mantelzorg” en wordt de komma vervangen door een punt.

  • -

    komt in de elfde alinea de inleidende zin als volgt te luiden:

Wat concreet valt onder “gebruikelijke hulp” van het inwonend kind of de andere huisgenoot, wordt bepaald door wat naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van het inwonend kind of de andere huisgenoot.

 

B

In paragraaf 1.9 komt de laatste zin van de derde alinea als volgt te luiden:

Bij het indicatieproces kan de mantelzorger aangeven dat hij verlangt dat inzichtelijk wordt gemaakt hoe rekening wordt gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en de basale verantwoordelijkheid van de ouders voor gebruikelijke hulp, alvorens mantelzorg te kunnen bieden.

C

In paragraaf 2.2.2 komt de eerste zin van de zevende alinea als volgt te luiden:

Als van een cliënt vanwege belemmerende fysieke of psychische omstandigheden in redelijkheid niet kan worden gevraagd om een identiteitsbewijs aan te vragen (bijvoorbeeld in verband met ernstige ziekte) en de identiteit van de cliënt op andere wijze afdoende kan worden vastgesteld, dan kan op deze identificatieplicht een uitzondering worden gemaakt.

 

D

In paragraaf 2.2.3 wordt na de zin in de eerste alinea “Zie ook de toelichting bij de begrippen eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg en voorliggende voorziening in hoofdstuk 1. ” de volgende tekst toegevoegd:

Wat betreft het onderzoek dat volgt op een ondersteuningsbehoefte op het gebied van jeugdhulp, zoals onder andere bedoeld onder b. in het tweede lid van artikel 2.3 van de verordening, hanteert het college een stappenplan dat in grote lijnen de stappen omvat zoals benoemd in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 mei 2017. Dit stappenplan dat aanvullend is op hetgeen in de verordening, nadere regels en beleidsregels is opgenomen, behelst de volgende bij de indicatie door het wijkteam te doorlopen stappen:

  • 1.

    Stel als college (wijkteam) de hulpvraag vast.

  • 2.

    Stel vast of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn.

  • 3.

    Bepaal welke hulp naar aard en omvang nodig is.

  • 4.

    Onderzoek of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Voor het beoordelen van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) moeten een aantal factoren worden onderzocht, die door het college zijn samengevat in de volgende vervolgvragen:

    • -

      Is de ouder in staat de noodzakelijke hulp te bieden?

    • -

      Is de ouder beschikbaar en in staat om de noodzakelijke hulp te bieden?

    • -

      Zijn de financiële gevolgen voor het gezin als de hulp door de ouder wordt geboden, meegewogen?

  • 5.

    Stel vast of aan de hulpvraag tegemoet kan worden gekomen door gebruikmaking van een andere voorziening of overige voorziening.

  • 6.

    Stel vast welke individuele voorziening eventueel door de gemeente verstrekt moet worden na toepassing van de voorgaande stappen en de afweging van de hieruit voortvloeiende informatie.

 

E

De kop van paragraaf 2.3.4 wordt gewijzigd in “Individuele voorzieningen Jeugdwet en kwaliteit uitvoering”. De huidige tekst wordt geplaatst onder een nieuwe sub-paragraaf 2.3.4.1. Tevens wordt een sub-paragraaf 2.3.4.2 “Kwaliteit door registratie of verantwoorde werktoedeling” toegevoegd met volgende tekst:

Het is onder andere op grond van artikel 5.5.1 van de verordening en artikel 2 van de Nadere regels, van belang dat de zelfstandige of in loondienst werkende solistisch werkende aanbieder van jeugdhulp of de organisatie waarbij deze werkt, voldoet aan de kwaliteitseisen die voor de betreffende ondersteuning worden gesteld aan gecontracteerde aanbieders. Deze eisen houden onder andere in dat het voor jeugdhulp ingezette personeel ingeschreven moet staan in het landelijk kwaliteitsregister Jeugd of BIG-register. De situatie kan zich voordoen dat een aanbieder die meerdere werknemers in dienst heeft (en daarmee een organisatie is zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, sub a. en sub d. van de Nadere regels) een eigen hulpverlener of een andere organisatie of zzp-er wil inzetten die een dergelijke registratie ontbeert. Dan kan de aanbieder in de gevallen zoals onderstaand beschreven onder 1. en 3, op basis van ‘verantwoorde werktoedeling’, soms toch een niet-geregistreerde eigen hulpverlener inzetten. Maar geen andere organisatie of zzp-er, want dan is er geen sprake van eigen hulpverleners waarop toezicht kan worden uitgeoefend. De aanbieder moet dan wel eerst zelf bij het college aannemelijk maken dat de kwaliteit van de jeugdhulp hierdoor niet nadelig zal worden beïnvloed. Het Besluit Jeugdhulp eist dit. Het college acht het op voorhand voor een solistisch werkende pgb-aanbieder onmogelijk om deze ‘kwaliteitsgarantie’ te geven in het geval dat deze werk wil toedelen aan een andere solistische aanbieder of organisatie. In een dergelijke situatie zal immers veel kwalitatief toezicht op die andere solistisch werkende pgb-aanbieder of organisatie moeten worden uitgeoefend, waartoe een solistisch werkende pgb-aanbieder redelijkerwijs niet in staat kan worden geacht.

 

De professionals die worden ingezet (geregistreerd of niet-geregistreerd) moeten altijd vakbekwame professionals zijn.

 

1. Voorspelbare, veilige situatie: volledige werktoedeling mogelijk:

 

Als er sprake is van een voorspelbare, veilige situatie waarbij de risico’s zijn in te schatten, praktische ondersteuning en begeleiding bij het (sociaal en maatschappelijk) functioneren in het dagelijks leven moet worden gegeven, duidelijkheid aanwezig is over aanpak en wijze van uitvoering en de werkzaamheden bekend en eenduidig uit te voeren zijn, dan zijn belangrijke randvoorwaarden aanwezig om een niet-geregistreerde professional in te zetten.

Hierbij moet volgens het ‘kwaliteitskader Jeugd’ dat zogenoemde veldnormen omvat waaraan alle veldpartijen-uitvoerders van jeugdhulp zich hebben verbonden, worden gedacht aan de volgende en taken die op de aanbieder rusten:

 

Probleem verkennen

  • Doelgericht observeren en signaleren

  • Analyseren

 

Plan opstellen

  • In samenwerking met jeugdige, zijn omgeving en behandelaar opstellen hulpverleningsplan (niet zijnde behandelplan)

  • Adviseren over werkwijze en uitvoering

 

Uitvoeren hulpverlening

  • Uitvoeren hulpverleningsplan (niet zijnde behandelplan)

  • Rapporteren en evalueren

  • Beëindigen van de formele hulpverlening (alleen als uitsluitend niet-geregistreerde professionals in de uitvoering betrokken zijn)

 

In een pgb-situatie zal het college een vergoeding conform het formele tarief toekennen mits de pgb-aanbieder aannemelijk heeft gemaakt dat de hulpverlener aan wie de hulp wordt toebedeeld, voldoende bekwaam is.

 

2. Complexe hulpsituatie: geen werktoedeling aan niet-geregistreerde professional:

 

Onder geen beding mag een niet-geregistreerde professional zelfstandig taken uitvoeren die uitsluitend zijn toebedeeld aan geregistreerde professionals. Het college denkt hierbij in navolging van het kwaliteitskader Jeugd, aan de volgende taken:

 

Probleem verkennen

  • Observeren en signaleren

  • Analyseren van complexe hulpvraag

  • Diagnose stellen of: diagnostisch beeld vaststellen / probleemanalyse maken

 

Toegang tot hulp hebben

  • Toegang tot / in gang zetten van niet vrij toegankelijke jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering

  • Al dan niet inzetten jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering

  • Af- en opschalen van ingezette hulp

  • Beëindigen van de formele hulpverlening

 

Plan opstellen

  • In samenwerking met jeugdige (en zijn systeem) op- en vaststellen hulpverleningsplan, behandelplan

  • Adviseren over behandeling, hulpverlening en ondersteuning

 

Uitvoeren hulpverlening

  • Uitvoeren hulpverleningsplan, behandelplan en behandeling

  • Inzetten dwang en drang

  • Inzet specifieke deskundigheid (met inachtneming van wettelijke kaders)

 

3. Geen voorspelbare, veilige situatie: werktoedeling aan niet-geregistreerde professional mogelijk als aanvulling op inzet van geregistreerde professional:

 

Als er géén sprake is van een veilige, voorspelbare situatie kan de niet-geregistreerde professional, nog steeds ingezet worden voor de verantwoordelijkheden en taken die hierboven beschreven zijn, maar is ook de inzet van een geregistreerde professional noodzakelijk. Dan geldt hetzelfde lijstje onder 2.

 

F

Aan de laatste alinea van paragraaf 2.4.2.3. wordt de volgende zin toegevoegd:

Deze mogelijkheid bestaat eveneens voor jeugdigen die qua zorgzwaarte voor WLZ-hulp in aanmerking komen. Dit betekent dat VPT als een voorliggende voorziening in het kader van de WLZ wordt aangemerkt, waardoor geen gemeentelijke jeugdhulp behoeft te worden verstrekt.

 

G

De laatste drie alinea’s van paragraaf 2.4.3.5. komen als volgt te luiden:

Bij Jeugdhulp is het adres waar de gezaghouderwoont bepalend. Bij co-ouderschap is het adres waar de jeugdige ingeschreven staat, leidend.

 

Indien slechts de jeugdige en niet de gezaghouder verhuist, blijft alles hetzelfde in verband met woonplaatsbeginsel. Volgens de Jeugdwet heeft de gemeente Rotterdam bij verhuizing van de gezaghouder naar een andere gemeente de plicht om de voorziening door te laten lopen tot einde indicatie. Maar overeenkomstig het advies van de VNG beperkt het college de voorziening bij verhuizing naar een andere gemeente - in overleg met die overnemende gemeente - tot maximaal een jaar.

 

Voor zowel maatschappelijke ondersteuning als jeugdhulp geldt dat de situatie kan ontstaan dat de pgb-budgethouder tijdens de pgb-hulpperiode komt te overlijden. Dan eindigt de zorgovereenkomst op grond van het pgb-plan direct, zonder opzegtermijn. Hierdoor kunnen de door de budgethouder ingeschakelde hulpverleners plotseling, al dan niet gedeeltelijk, zonder inkomsten komen te zitten omdat de pgb-toekenning per onmiddellijk stopt. Het college wil om deze reden aan de betrokken hulpverleners binnen het sociaal netwerk een eenmalige uitkering verstrekken om de financiële gevolgen hiervan te kunnen opvangen. Het pgb is immers beëindigd buiten schuld van de budgethouder of de hulpverlener. De voorwaarden die gelden voor toekenning van een dergelijke eenmalige uitkering zijn dat 1) er eerder een geldige zorgovereenkomst tussen de budgethouder en de hulpverlener is afgesloten, bijvoorbeeld een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht, en 2) er voldoende budget voor de overleden budgethouder is gereserveerd op de rekening van de SVB. Het college geeft de SVB bij vervulling van de bovengenoemde voorwaarden stilzwijgend toestemming om nog maximaal één volledig maandsalaris uit te betalen aan de betreffende hulpverlener binnen het sociaal netwerk. Dit maandbedrag moet worden berekend door het rekenkundige gemiddelde te nemen van de laatste drie maanden in de periode dat de pgb-budgethouder nog in leven was. Met dit bedrag beoogt het college het verlies van inkomsten van de zorgverlener ten gevolge van het overlijden van de pgb-budgethouder, voor een groot deel te compenseren.

 

H

In artikel 2.3.5.6 wordt aan de zinsnede in de derde alinea van onderen, “Wanneer een professionele organisatie”, de volgende zinsnede toegevoegd: “of zelfstandig werkende professionele hulpverlener“.

 

I

In paragraaf 2.5 wordt in de eerste zin van paragraaf 2.5.2 het woord “voorr” vervangen door “voor”.

 

J

In paragraaf 2.5. komen de tweede en derde alinea van paragraaf 2.5.3.1 als volgt te luiden:

Er is wettelijk geen eigen bijdrage verschuldigd door meerpersoonshuishoudens waarvan minimaal 1 persoon nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. Voor extramurale arrangementen en overige maatwerkvoorzieningen geldt het abonnementstarief van € 19,- per maand, tenzij de totale kosten van Wmo-ondersteuning per maand minder bedragen. In dat geval is de eigen bijdrage gelijk aan de kosten van de maatwerkvoorziening of pgb. De eigen bijdrage geldt voor alle extramurale maatwerkvoorzieningen samen (met uitzondering van collectief aanvullend vervoer) en is niet afhankelijk van het inkomen of vermogen van de cliënt.

 

Voor intramurale arrangementen, waarbij het ondersteuningselement “huisvesting” wordt geleverd, wordt de eigen bijdrage inkomens- en vermogensafhankelijk door het CAK vastgesteld.

 

K

In paragraaf 2.5 komt de tweede alinea van paragraaf 2.5.3.2 als volgt te luiden:

Iemand kan als gevolg van letselschade opgelopen bij een ongeval door toedoen van iemand anders een Wmo-voorziening nodig hebben. Tussen 2015 en 2019 waren er afspraken tussen het Verbond van Verzekeraars en de VNG hoe met de kosten van deze voorzieningen om werd gegaan. Onderdeel van het gesloten convenant was dat de aansprakelijkheidsverzekeraars gezamenlijk de regreskosten aan gemeenten betaalden c.q. afkochten voor Wmo-voorzieningen. Dit convenant is per 1 januari 2019 beëindigd.

In onderstaand schema is opgenomen of het convenant al dan niet geldt en dus of er een afkoopregeling geldt. Dit is dan weer bepalend voor de vraag of de gemeente de schade rechtstreeks kan verhalen bij de verzekeraar. Ook is aangegeven of er een eigen bijdrage voor cliënt geldt of niet. Hierbij is de ongevalsdatum leidend, want dat is de schadeveroorzakende gebeurtenis. Dit geldt ook naar de toekomst toe; als cliënten na 15 februari 2017 een nieuwe indicatie nodig hebben of een nieuwe voorziening toegekend krijgen, die is gerelateerd aan het ongeval dat plaatsvond vóór 15 februari 2017, dan hoeven zij daarvoor ook geen eigen bijdrage te betalen.

 

Periode (datum ongeval)

Geldt het convenant?

Afkoopregeling

 

Wel/geen eigen bijdrage cliënt voor Wmo-voorziening

Schade door gemeente rechtstreeks verhalen bij aansprakelijk verzekeraar?

2015-14 feb. 2017

ja

ja

geen

Nee (wel door cliënt)

15 feb. 2017-31 dec. 2018

ja

ja

wel

Nee (wel door cliënt)

Na 1 jan. 2019

nee

nee

wel

ja

 

L

In paragraaf 5.1.3 wordt tussen de zin achter de zesde bullit en de zinsnede “De aanbieders verplichten zich”, de volgende tekst ingevoegd:

Indien er bij het samenstellen van een jeugdhulparrangement zoals bedoeld in artikel 3.1.2 van de verordening, rekening houdend met de beperkingen van artikel 3.4.2 lid 3, wordt gekozen voor ondersteuning op meerdere resultaatgebieden, dan past het college bij het bepalen van het arrangement c.q. de door de aanbieders te declareren kosten, een stapelkorting toe. Deze wordt indien van toepassing, automatisch verwerkt in de door het college gehanteerde arrangementenmodule.

 

De achtergrond van de stapelkorting is dat wanneer vanuit één formele aanbieder aan meerdere resultaten wordt gewerkt, de ondersteuning ‘slimmer’ kan worden georganiseerd en daarmee doelmatiger ondersteuning kan worden geleverd dan bij afzonderlijke of volgtijdelijke resultaten het geval zou zijn. Dit efficiencyvoordeel roomt het college af in de vorm van de stapelkorting, om vervolgens te kunnen inzetten voor andere ondersteuningsvragen.

 

De stapelkorting geldt alleen voorde volgende combinaties van resultaatgebieden:

  • -

    combinatie van R1 en R3: korting van 10% op het budget;

  • -

    combinatie van R2 met R1 en/of R3: korting van 5% op het budget.

 

Er wordt geen stapelkorting toegepast, indien het college tot een arrangement besluit op basis van een van de volgende combinaties:

  • -

    combinatie van zorg in natura en een persoonsgebonden budget;

  • -

    combinatie van een formeel en informeel persoonsgebonden budget.

 

Het college past evenmin een stapelkorting toe op de budgetten van ondersteuningselementen (O1, O2 of O3).

Artikel II  

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking in het Gemeenteblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2020.

 

Aldus vastgesteld op 18 december 2019.

Namens het college van burgemeester en wethouders,

R.C. Bakker,

Directeur Maatschappelijke Ondersteuning

Cluster Maatschappelijke Ontwikkeling

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 7 januari 2020 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Naar boven