Verordening van de gemeenteraad van Heerlen houdende wijzigingen van de Algemene Plaatselijke Verordening Heerlen 2012 (Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Heerlen 2012)

De raad der gemeente Heerlen;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 maart 2020, BWV-20000318;

gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d en 154 van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25c en 25d van de Drank- en Horecawet, artikel 5.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de artikelen 2.21 en 3.148, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

gezien het advies van de raadscommissie Leefomgeving;

besluit

vast te stellen de “Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Heerlen 2012”:

I A Artikel De Algemene Plaatselijke Verordening Heerlen 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A Aan artikel 1:1 (Begripsomschrijvingen) wordt onderdeel k. toegevoegd.

 

Bestaand

Nieuw

k. lachgas: (distikstofmonoxide, N2O), een anorganische verbinding van stikstof en zuurstof met als bruto formule N2O, waarvan de verkoop en het gebruik - al dan niet in combinatie met gaspatronen, ballonnen, (slagroom)spuiten of een tank - voor recreatieve doeleinden plaatsvindt.

B Artikel 1:2 (Beslistermijn) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 1:2

Beslistermijn

Het bevoegd bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

Het bestuursorgaan kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:10 of 2:11 dan wel, voor zover het een omgevingsvergunning betreft, artikel 2:12.

In afwijking van het eerste lid beslist het bevoegd bestuursorgaan op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2:24 van deze verordening:

binnen twaalf weken na de datum van ontvangst van de aanvraag indien de aanvraag betrekking heeft op een evenement dat op grond van het Evenementenbeleid vergunningverlening, veiligheid en facilitering, zoals dat ten tijde van de aanvraag luidt, is aan te merken als categorie B evenement;

binnen zestien weken na de datum van ontvangst van de aanvraag indien de aanvraag betrekking heeft op een evenement dat op grond van het Evenementenbeleid vergunningverlening, veiligheid en facilitering, zoals dat ten tijde van de aanvraag luidt, is aan te merken als categorie C evenement.

Nieuw

Artikel 1:2

Beslistermijn

Het bevoegd bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

Het bestuursorgaan kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:10 of 2:11 dan wel, voor zover het een omgevingsvergunning betreft, artikel 2:12.

In afwijking van het eerste lid beslist het bevoegd bestuursorgaan op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2:24 van deze verordening:

binnen twaalf weken na de datum van ontvangst van de aanvraag indien de aanvraag betrekking heeft op een evenement dat op grond van het gemeentelijk evenementenbeleid, zoals dat ten tijde van de aanvraag luidt, is aan te merken als categorie B evenement;

binnen zestien weken na de datum van ontvangst van de aanvraag indien de aanvraag betrekking heeft op een evenement dat op grond van het gemeentelijk evenementenbeleid, zoals dat ten tijde van de aanvraag luidt, is aan te merken als categorie C evenement.

 

C Artikel 2:13 (Veroorzaken en voorkomen van gladheid) komt te vervallen:

 

Bestaand

Artikel 2:13

Veroorzaken en voorkomen van gladheid

Het is verboden bij vorst of dreigende vorst water op de weg te werpen uit te storten of te laten lopen.

Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 427, aanhef en onder 4, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Nieuw

 

 

 

 

D Artikel 2:19 (Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp) komt te vervallen:

Bestaand

Artikel 2:19

Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp

1. Het is verboden op, aan of boven het voor voetgangers of (brom)fietsers bestemde deel van de weg op enigerlei wijze prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen aan te brengen of te hebben hangen lager dan 2,2 meter boven dat gedeelte van de weg.

2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet t.a.v. prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen, die op grotere afstand dan 0,25 m uit de uiterste boord van de weg, op van de weg af gerichte delen van een afscheiding zijn aangebracht.

3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

4. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Nieuw

 

E Artikel 2:25 (Ordeverstoring) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 2:25

Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

 

Nieuw

Artikel 2:24A

Ordeverstoring evenement

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

Het is verboden bij een evenement lachgas te gebruiken, verpakkingen met lachgas bij zich te hebben of lachgas al dan niet tegen betaling aan te bieden of te verwerven.

Het bepaalde in het tweede lid geldt niet voor:

Het gebruik van slagroompatronen ten behoeve van slagroomspuiten voor horecadoeleinden;

Het gebruik voor medische doeleinden.

 

F Artikel 2:28 (Sluitingsuur) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 2:28

Sluitingsuur

Het is de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid onder a, sub 1, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en/of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:

op zaterdag tot en met maandag tussen 03.00 uur en 07.00 uur;

op dinsdag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 07.00 uur.

Het is de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid onder a, sub 2 en 3, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en/of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 03.00 uur en 07.00 uur.

Het is, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid onder a, sub 1, die gelegen is binnen het gebied in Heerlen-Centrum dat begrensd wordt door de Putgraaf, Dr. Poelsstraat, Raadhuisplein, Coriovallumstraat, Kruisstraat, Geerstraat, Stationsplein, Stationstraat, Willemstraat, Klompstraat, en Groene Boord tot en met de kruising met de Putgraaf, inclusief de aan de genoemde straten grenzende bebouwing, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en/of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:

op zaterdag en zondag tussen 04.00 uur en 07.00 uur,

op maandag tussen 03.00 uur en 07.00 uur,

op dinsdag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 07.00 uur.

Het is, in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid onder a, sub 2 en 3, die gelegen is binnen het gebied in Heerlen-Centrum dat begrensd wordt door de Putgraaf, Dr. Poelsstraat, Raadhuisplein, Coriovallumstraat, Kruisstraat, Geerstraat, Stationsplein, Stationstraat, Willemstraat, Klompstraat, en Groene Boord tot en met de kruising met de Putgraaf, inclusief de aan de genoemde straten grenzende bebouwing, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en/of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:

op zaterdag en zondag tussen 04.00 uur en 07.00 uur;

op maandag tot en met vrijdag tussen 03.00 uur en 07.00 uur.

Aan de krachtens het derde lid verruimde openingstijden, zijn de volgende voorwaarden verbonden:

de houder van de inrichting voert tussen 03:00 uur en 04.00 uur actief deurbeleid, en

de houder van de inrichting laat tussen 03.00 uur en 04.00 uur geen nieuwe gasten toe tot de inrichting.

Bij het niet naleven van deze voorwaarden geldt alsnog het verbod van het eerste lid.

De burgemeester is bevoegd van de in de vorige leden bedoelde verboden ontheffing te verlenen.

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

 

Nieuw

Artikel 2:28

Sluitingsuur

Het is de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid onder a, sub 1, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en/of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:

op zaterdag tot en met maandag tussen 03.00 uur en 07.00 uur;

op dinsdag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 07.00 uur.

Het is de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid onder a, sub 2 en 3, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en/of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 03.00 uur en 07.00 uur.

Het is, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid onder a, sub 1, die gelegen is binnen het gebied in Heerlen-Centrum dat begrensd wordt door de Putgraaf, Dr. Poelsstraat, Raadhuisplein, Coriovallumstraat, Kruisstraat, Geerstraat, Stationsplein, Stationstraat, Willemstraat, Klompstraat, en Groene Boord tot en met de kruising met de Putgraaf, inclusief de aan de genoemde straten grenzende bebouwing, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en/of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:

op zaterdag en zondag tussen 04.00 uur en 07.00 uur,

op maandag tussen 03.00 uur en 07.00 uur,

op dinsdag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 07.00 uur.

Het is, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid onder a, de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid onder a, sub 1, die gelegen is aan de Akerstraat (vanaf nummer 7 richting Pancratiusplein aan beide zijden), het Pancratiusplein, Geleenstraat 1, Bongerd 18 en de Pancratiusstraat toegestaan deze inrichting, met uitzondering van het terras, eveneens voor bezoekers geopend te hebben en / of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven op zaterdag en zondag tussen 03.00 en 07.00 uur.

Het is, in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid onder a, sub 2 en 3, die gelegen is binnen het gebied in Heerlen-Centrum dat begrensd wordt door de Putgraaf, Dr. Poelsstraat, Raadhuisplein, Coriovallumstraat, Kruisstraat, Geerstraat, Stationsplein, Stationstraat, Willemstraat, Klompstraat, en Groene Boord tot en met de kruising met de Putgraaf, inclusief de aan de genoemde straten grenzende bebouwing, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en/of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:

op zaterdag en zondag tussen 04.00 uur en 07.00 uur;

op maandag tot en met vrijdag tussen 03.00 uur en 07.00 uur.

Aan de krachtens het derde en vierde lid verruimde openingstijden, is de voorwaarde verbonden dat de houder van de inrichting actief deurbeleid voert vanaf 03:00 uur tot sluiting. Bij het niet naleven van deze voorwaarde geldt alsnog het verbod van het eerste lid.

De burgemeester is bevoegd van de in de vorige leden bedoelde verboden ontheffing te verlenen.

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

 

G Artikel 2:33 (Terrasvergunning horeca) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 2:33

Terrasvergunning horeca

In afwijking van het bepaalde in artikel 2:10 beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die betrekking heeft op een of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen voor zover deze zich op de weg bevinden over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras.

De burgemeester kan de in het eerste lid bedoelde ingebruikneming van die weg ten behoeve van een of meer bij een horecabedrijf horende terrassen weigeren:

indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

indien het beoogde gebruik hetzij op zich zelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of de Wegenverordening provincie Limburg.

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

 

Nieuw

Artikel 2:33

Terrasvergunning horeca

In afwijking van het bepaalde in artikel 2:10 beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die betrekking heeft op een of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen voor zover deze zich op de weg bevinden over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras.

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de in het eerste lid bedoelde ingebruikneming van die weg ten behoeve van een of meer bij een horecabedrijf horende terrassen weigeren:

indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

indien het beoogde gebruik hetzij op zich zelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of de Wegenverordening provincie Limburg.

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

 

H Artikel 2:34 (Verbod drankverstrekking op terras) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 2:34

Verbod drankverstrekking op terras

Het is verboden:

a. op het terras alcoholhoudende drank te verstrekken aan personen, die geen gebruik maken van de op het terras aanwezige zitplaatsen;

b. op het terras alcoholhoudende drank te verstrekken gedurende de tijd dat de inrichting ingevolge artikel 2:28 of krachtens de Wet milieubeheer voor bezoekers gesloten dient te zijn.

Nieuw

Artikel 2:34

Drankverstrekking op het terras

Het is verboden op het terras alcoholhoudende drank te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.

 

 

I Artikel 2:34 b lid 8 (Regulering paracommerciële rechtspersonen) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 2:34b

Regulering paracommerciële rechtspersonen

8. Uiterlijk op 1 december voorafgaande aan het nieuwe kalenderjaar dient de burgemeester in het bezit te zijn van het jaarplan van de paracommerciële instelling.

Nieuw

 

 

J Artikel 2:52 (Gevaarlijke honden) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 2:52

Gevaarlijke honden

Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats.

Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

Onverminderd artikel 2:50, eerste lid, aanhef en onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

Het is de eigenaar of houder van een hond als bedoeld in het eerste lid verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen binnen een gebied als bedoeld in artikel 2:50, tweede lid.

 

Nieuw

Artikel 2:52

Gevaarlijke honden

Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats.

De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid, verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

Onverminderd artikel 2:50, eerste lid, aanhef en onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

Het is de eigenaar of houder van een hond als bedoeld in het eerste lid verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen binnen een gebied als bedoeld in artikel 2:50, tweede lid.

 

K Na artikel 2:53 (Houden van hinderlijke of schadelijke dieren) wordt een nieuw artikel 2:53A (Voeren van dieren) toegevoegd:

Bestaand

Nieuw

Artikel 2:53A

Het is verboden om dieren te voeren of gelegenheid te bieden om dieren te voeren op openbare plaatsen die door het college zijn aangewezen.

Het college kan tot aanwijzing van een dergelijke plaats overgaan ter voorkoming of opheffing van overlast of schade, of in het belang van de gezondheid, en daarbij bepalen voor welke diersoorten dit verbod geldt.

 

L Artikel 2:61 (Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 2:61

Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in het Digitaal Opkopersregister (DOR) en daarin vermeldt hij onverwijld:

het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

de datum van verkoop of overdracht van het goed;

een omschrijving van het goed, daaronder begrepen -voor zover dat mogelijk is- soort, merk en nummer van het goed;

de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;

de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen;

zowel een omschrijving als het nummer van het document bedoeld in het eerste lid waarmee hij de identiteit van de aanbieder heeft vastgesteld.

 

Nieuw

Artikel 2:61

Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

De handelaar is verplicht in het Digitaal Opkopersregister (DOR) aantekening te houden van alle gebruikte en ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt.

In het verkoopregister vermeldt de handelaar onverwijld:

het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

de datum van verkoop of overdracht van het goed;

een omschrijving van het goed, daaronder begrepen de soort, het merk, het uniek serienummer of ander herleidbaar uniek kenmerk van het goed;

een duidelijke kleurenfoto van een goed dat geen of een onleesbaar uniek serienummer, of een ander herleidbaar uniek kenmerk, bezit;

de verkoopprijs of andere voorwaarden voor de overdracht of verkoop van het goed;

de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen;

zowel een omschrijving als het nummer van het document, als bedoeld in het eerste lid van de Wet op de identificatieplicht, waarmee hij de identiteit van de aanbieder heeft vastgesteld.

 

M Na afdeling 15 (Gebruik van consumentenvuurwerk) wordt afdeling 16 (Lachgas), artikel 2:72 (Lachgas) toegevoegd:

Bestaand

 

 

 

 

 

Nieuw

AFDELING 16

LACHGAS

 

Artikel 2:72

Lachgas

Het is verboden op openbare plaatsen en in voor het publiek openstaande gebouwen lachgas te gebruiken, verpakkingen met lachgas bij zich te hebben of lachgas al dan niet tegen betaling aan te bieden of te verwerven, als dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken.

Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

Het gebruik van slagroompatronen ten behoeve van slagroomspuiten in horecagelegenheden conform de Drank- en Horecawetgeving;

Het gebruik voor medische doeleinden.

 

N Artikel 3:5 (Gelding en zichtbaarheid vergunning) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 3:5

Gelding en zichtbaarheid vergunning

1. De in artikel 3:4 bedoelde vergunning geldt uitsluitend voor één of meer in de vergunning vermelde ruimten.

2. De in artikel 3:4 bedoelde vergunning dient te allen tijde in de horeca-inrichting aanwezig te zijn en op eerste vordering van een daartoe bevoegd (opsporings)ambtenaar getoond te worden.

 

Nieuw

Artikel 3:5

Gelding en aanwezigheid vergunning

1. De in artikel 3:4 bedoelde vergunning geldt uitsluitend voor één of meer in de vergunning vermelde ruimten.

2. De in artikel 3:4 bedoelde vergunning dient te allen tijde in de horeca-inrichting aanwezig te zijn en op eerste vordering van een daartoe bevoegd (opsporings)ambtenaar getoond te worden.

 

O Artikel 3:6 (Vrijstelling) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 3:6

Vrijstelling

Het burgemeester orgaan kan bij openbare kennisgeving:

bepalen dat het exploiteren van categorieën horeca-inrichtingen, genoemd in artikel 3:3, onder a, al dan niet beperkt tot een bepaald gebied, vrijgesteld is van de vergunningplicht;

nadere regels stellen aan de onder a genoemde vrijstelling.

 

Nieuw

Artikel 3:6

Vrijstelling

De burgemeester kan bij openbare kennisgeving:

bepalen dat het exploiteren van categorieën horeca-inrichtingen, genoemd in artikel 3:3, onder a, al dan niet beperkt tot een bepaald gebied, vrijgesteld is van de vergunningplicht;

nadere regels stellen aan de onder a genoemde vrijstelling.

 

P Artikel 3:9 (Weigeringsgronden) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 3:9

Weigeringsgronden

De burgemeester weigert de vergunning indien:

(…)

i. door de leidinggevende(n) en/of ondernemer(s) c.q. diegene(n) die de rechtspersoon rechtsgeldig vertegenwoordigt(/en) niet wordt voldaan aan de eisen die bij of krachtens artikel 8, eerste lid sub b en c, en tweede lid van de Drank- en Horecawet worden gesteld;

j. voor de horeca-inrichting geen melding is gedaan als bedoeld in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

 

Nieuw

Artikel 3:9

Weigeringsgronden

De burgemeester weigert de vergunning indien:

(…)

i. door de leidinggevende(n) en/of ondernemer(s) c.q. diegene(n) die de rechtspersoon rechtsgeldig vertegenwoordigt(/en) niet wordt voldaan aan de eisen die bij of krachtens artikel 8, eerste lid sub b en c van de Drank- en Horecawet worden gesteld;

j. voor de horeca-inrichting geen melding is gedaan als bedoeld in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

De burgemeester kan de vergunning weigeren indien:

k. door de leidinggevende(n) en/of ondernemer(s) c.q. diegene(n) die de rechtspersoon rechtsgeldig vertegenwoordigt(/en) niet wordt voldaan aan de eisen die bij of krachtens artikel 8, tweede lid van de Drank- en Horecawet worden gesteld.

 

Q Artikel 3:13 (Vervallen van de vergunning) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 3:13

Vervallen van de vergunning

Een vergunning vervalt:

wanneer voor dezelfde horeca-inrichting een nieuwe vergunning als bedoeld in artikel 3:4 van kracht wordt;

zodra de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de inrichting feitelijk heeft beëindigd.

 

 

Nieuw

Artikel 3:13

Vervallen van de vergunning

Een vergunning vervalt:

wanneer voor dezelfde horeca-inrichting een nieuwe vergunning als bedoeld in artikel 3:4 van kracht wordt;

zodra de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde vergunninghouder, de exploitatie van de inrichting feitelijk heeft beëindigd.

 

R Artikel 3:14 (Toepassingsbereik) komt te vervallen:

Bestaand

Artikel 3:14

Toepassingsbereik

De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op de horeca-inrichtingen als bedoeld in artikel 3:3, onder a, sub 1 en 3.

Nieuw

 

 

S Artikel 3:15 (Inrichtingseisen) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 3:15

Inrichtingseisen

De horeca-inrichting voldoet aan de eisen gesteld in artikel 1, lid 2 en de artikelen 2 tot en met 7 van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet.

Nieuw

Artikel 3:15

Inrichtingseisen

De horeca-inrichting als bedoeld in artikel 3:3 aanhef, onder a, sub 2 voldoet aan de inrichtingseisen gesteld in artikel 1, tweede lid en de artikelen 2 tot en met 7 van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet indien deze meer dan 20 zitplaatsen heeft.

T Artikel 3:17 (Staat van toiletten / toiletgelegenheden) komt te vervallen:

Bestaand

Artikel 3:17

Staat van toiletten/toiletgelegenheden

De leidinggevende(n) van een horeca-inrichting is/zijn verplicht er zorg voor te dragen dat de in de horeca-inrichting aanwezige toiletten en toiletgelegenheden bruikbaar zijn en in zindelijke staat verkeren.

Nieuw

 

 

U Paragraaf 4 (Gebruiksvoorschriften) komt te vervallen:

Bestaand

Paragraaf 4 (Gebruiksvoorschriften)

Nieuw

 

V Artikel 3:18 (Verlichtingssterkte) komt te vervallen:

Bestaand

Artikel 3:18

Verlichtingssterkte

Indien zich publiek in een lokaliteit bevindt, moet de gemiddelde horizontale verlichtingssterkte, gemeten op 1,5 meter boven de vloer, over de gehele oppervlakte van die lokaliteit ten minste 5 lux bedragen.

Nieuw

 

 

W Artikel 3:19 (Verlichtingssterkte in toiletten e.d.) komt te vervallen:

Bestaand

Artikel 3:19

Verlichtingssterkte in toiletten e.d.

Indien zich publiek in een horeca-inrichting bevindt dienen de ruimten waarin zich de toiletten bevinden, de directe toegang tot deze ruimten, alsmede de entreeruimten voorzien te zijn van een zodanige verlichting dat de gemiddelde horizontale verlichtingssterkte, gemeten op ongeveer 2 meter boven de vloer, over de gehele oppervlakte ten minste 10 lux bedraagt.

Nieuw

 

 

X Artikel 3:34 ( Gedragseisen exploitant en beheerder) komt te vervallen:

Bestaand

Artikel 3:34

Gedragseisen exploitant en beheerder

1. De exploitant en de beheerder:

a. staan niet onder curatele en is niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

b. zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;

c. en hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

2. Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:

a. met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van PRIVATE HREF="http://www.wetten.nl/wetboek%20van%20strafrecht%20artikel%2037a" MACROBUTTON HtmlResAnchor artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

c. binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van duizend gulden of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

1. bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000 en deWet arbeid vreemdelingen;

2. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 197a tot en met 197c, 240b, 242 tot en met 249, 250a (oud), 250, 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426 of 429quater en 453 van het Wetboek van strafrecht;

3. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

4. de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;

5. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

6. de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

3. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375 bedraagt;

b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

4. De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

a. bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

b. bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

5. De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een inrichting die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 3:33 is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.

Nieuw

 

 

Y Artikel 3:37 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 3:37

Intrekking van de vergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan het bevoegde bestuursorgaan de vergunning intrekken met het oog op de in artikel 1:8 of artikel 3:43, tweede lid, genoemde belangen of in geval van handelen of nalaten in strijd met de bepalingen in dit hoofdstuk, de aan de vergunning verbonden voorschriften, of de nadere regels als bedoeld in artikel 3:32.

 

Nieuw

Artikel 3:37

Intrekking van de vergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan het bevoegde bestuursorgaan de vergunning intrekken met het oog op de in artikel 1:8 of artikel 3:43, tweede lid, genoemde belangen of in geval van handelen of nalaten in strijd met de eisen als bedoeld in artikel 3:43, de bepalingen in dit hoofdstuk, de aan de vergunning verbonden voorschriften, of de nadere regels als bedoeld in artikel 3:32.

 

Z Artikel 3:43 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 3:43

Weigeringsgronden

De vergunning als bedoeld in artikel 3:33, eerste lid, wordt geweigerd indien:

de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:34 gestelde eisen;

de vestiging of de exploitatie van de inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening in de zin van de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing;

er aanwijzingen zijn dat in de inrichting personen werkzaam (zullen) zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning als bedoeld in artikel 3:33, eerste lid worden geweigerd:

in het belang van het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

in het belang van de arbeidsomstandigheden van de in de inrichting werkzame prostitué(e);

indien niet voldaan is aan het gestelde in de nadere regels als bedoeld in artikel 3:32.

 

Nieuw

Artikel 3:43

Weigeringsgronden

De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in artikel 3:33, eerste lid indien:

door de leidinggevende(n) en/of ondernemer(s) c.q. diegene(n) die de rechtspersoon rechtsgeldig vertegenwoordigt(/en) niet wordt voldaan aan de eisen die bij of krachtens artikel 8, eerste en tweede lid van de Drank- en Horecawet worden gesteld;

de vestiging of de exploitatie van de inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening in de zin van de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing.

er aanwijzingen zijn dat in de inrichting personen werkzaam (zullen) zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.

de exploitant of de beheerder binnen de laatste vijf jaar exploitant of beheerder is geweest van een inrichting die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 3:33 is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning als bedoeld in artikel 3:33, eerste lid worden geweigerd:

in het belang van het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

in het belang van de arbeidsomstandigheden van de in de inrichting werkzame prostitué(e);

indien niet voldaan is aan het gestelde in de nadere regels als bedoeld in artikel 3:32.

 

AA Artikel 3:47 (Begripsomschrijvingen) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 3:47

Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

exploitant: natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteiten;

bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw, niet zijnde een inrichting zoals bedoeld in de artikelen 2:27, 2:66, 3:3 of 3:30 of een daarbij behorend perceel of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

Nieuw

Artikel 3:47

Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

exploitant: natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteiten;

bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw, niet zijnde een inrichting zoals bedoeld in de artikelen 2:27, 2:66, 3:3 of 3:30 of een daarbij behorend perceel of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

 

AB Artikel 3:48 (Exploitatie bedrijf) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 3:48

Exploitatie bedrijf

burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het tweede lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.

Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

in een door de burgemeester op grond van het eerste lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester benoemde bedrijfsmatige activiteiten; of

indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het eerste lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

De aanvraag daartoe dient te geschieden door middel van een door de burgemeester vastgesteld formulier.

De vergunning wordt uitsluitend aan natuurlijke personen verleend. Zij is persoons- en pandgebonden en kan niet worden overgedragen. Indien het bedrijf geëxploiteerd wordt door een Vennootschap onder Firma of een Commanditaire Vennootschap, dan dienen alle (beherende) vennoten afzonderlijk als exploitant op de vergunning vermeld te worden.

De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden.

Op de vergunning als bedoeld in het tweede lid is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

 

Nieuw

Artikel 3:48

Aanwijzing vergunningplichtige bedrijfsmatige activiteiten

De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het tweede lid van toepassing is:

een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat;

een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken.

een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.

Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

in een door de burgemeester op grond van het eerste lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester benoemde bedrijfsmatige activiteiten; of

indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het eerste lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

De aanvraag daartoe dient te geschieden door middel van een door de burgemeester vastgesteld formulier.

De vergunning is persoons- en pandgebonden en kan niet worden overgedragen.

De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden.

Op de vergunning als bedoeld in het tweede lid is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

AC Artikel 3:49 (Weigeringsgronden) onder g wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 3:49

Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, wordt een vergunning als bedoeld in artikel 3:48 geweigerd indien:

de exploitant of een of meer beheerders van het bedrijf binnen drie jaar vóór de indiending van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.

 

Nieuw

Artikel 3:49

Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, wordt een vergunning als bedoeld in artikel 3:48 geweigerd indien:

de exploitant of een of meer beheerders van het bedrijf binnen drie jaar vóór het indienen van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.

 

 

AD Artikel 3:50 (Beheerder) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 3:50

Beheerder

De exploitant van een bedrijf kan beheerders aanstellen.

De exploitant verzoekt de burgemeester om de beheerder bij te schrijven op het aanhangsel bij de vergunning. Bij dit verzoek dient de exploitant het arbeidscontract met de beheerder te overleggen.

Een beheerder die in enig opzicht van slecht levensgedrag is, wordt geweigerd of verwijderd van het aanhangsel.

Het is verboden een bedrijf voor het publiek geopend te hebben indien het bedrijf geen exploitant of beheerder feitelijk aanwezig is.

 

Nieuw

Artikel 3:50

Beheerder

De exploitant van een bedrijf kan beheerders aanstellen.

De exploitant verzoekt de burgemeester met het daartoe aangewezen formulier en bijlagen om een beheerder bij te schrijven op het aanhangsel behorende bij de exploitatievergunning.

Een beheerder die in enig opzicht van slecht levensgedrag is, wordt geweigerd of verwijderd van het aanhangsel.

Het is verboden een bedrijf voor het publiek geopend te hebben indien het bedrijf geen exploitant of beheerder feitelijk aanwezig is.

 

 

AE Artikel 3:52 (Bevelen sluiting) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 3:52

Bevelen sluiting

De burgemeester kan een bedrijf als bedoeld in artikel 3:48 gesloten verklaren indien:

de exploitant van het bedrijf handelt in strijd met het bepaalde in artikel 3:48, tweede lid;

de exploitant van het bedrijf handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

gehandeld wordt in strijd met het bepaalde in artikel 3:50, vierde lid.

Nieuw

Artikel 3:52

Bevelen sluiting

De burgemeester kan een bedrijf als bedoeld in artikel 3:48 gesloten verklaren indien:

de exploitant van het bedrijf handelt in strijd met het bepaalde in artikel 3:48, tweede lid;

de exploitant van het bedrijf handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

gehandeld wordt in strijd met het bepaalde in artikel 3:50, vierde lid.

 

AF Artikel 4:1 (Begripsomschrijvingen) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 4:1

Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. Besluit: het Activiteitenbesluit milieubeheer;

b. inrichting: een inrichting als bedoeld in het Besluit;

c. houder van een inrichting: degene die als eigenaar, ondernemer, leidinggevende of anderszins een inrichting drijft;

d. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

e. incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

f. overmatige hinder: er is sprake van overmatige hinder indien meer dan 20 dB(A) (muziek)geluid wordt geproduceerd boven de vigerende geluidsnorm van de betreffende inrichting c.q. festiviteit.

 

Nieuw

Artikel 4:1

Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. Besluit: het Activiteitenbesluit milieubeheer;

b. inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

c. houder van een inrichting: degene die als eigenaar, ondernemer, leidinggevende of anderszins een inrichting drijft;

d. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

e. incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

f. overmatige hinder: er is sprake van overmatige hinder indien meer dan 20 dB(A) (muziek)geluid wordt geproduceerd boven de vigerende geluidsnorm van de betreffende inrichting c.q. festiviteit.

 

AG Artikel 4:2 (Aanwijzing collectieve festiviteiten) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 4:2

Aanwijzing collectieve festiviteiten

De geluidsnormen bedoeld in de artikelen 2.17 en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor door het college aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen. Aan de aanwijzing kunnen voorschriften inzake het geluidniveau worden verbonden in het belang van:

het voorkomen van hinder voor de omgeving

de gezondheid van de bezoekers van de inrichting.

 

Nieuw

Artikel 4:2

Aanwijzing collectieve festiviteiten

De geluidsnormen bedoeld in de artikelen 2.17 en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor:

de festiviteiten carnaval van carnavalsvrijdag tot en met carnavalsdinsdag, Koningsnacht en -dag en oudjaarsavond;

door het college aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

Het college kan voorschriften voorschrijven inzake het geluidniveau in het belang van:

het voorkomen van hinder voor de omgeving

de gezondheid van de bezoekers van de inrichting.

 

AH Artikel 4:3 (Kennisgeving incidentele festiviteiten) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 4:3

Kennisgeving incidentele festiviteiten

Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17 en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste vijf werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste 5 werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

 

Nieuw

Artikel 4:3

Kennisgeving incidentele festiviteiten

Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17 en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste vijf werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste 5 werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

Het college stelt een (web)formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het (web)formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, dient de houder van de inrichting zodanige maatregelen te treffen dat overmatige hinder wordt voorkomen.

 

AI Artikel 4:5 (Overige geluidhinder) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 4:5

Overige geluidhinder

Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 1.

    Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale milieuverordening.

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

 

Nieuw

Artikel 4:5

Overige geluidhinder

Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder , de Zondagswet , de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012 of de provinciale milieuverordening.

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

 

 

AJ Aan artikel 4:6 ((Geluid)hinder in de open lucht) wordt een zesde lid toegevoegd:

Bestaand

 

 

 

 

 

Nieuw

6. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012 of de provinciale milieuverordening.

 

AK Artikel 4:18 (Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 4.18

Nieuw

Artikel 4:18

 

AL Artikel 4:19 (Aanwijzing kampeerplaatsen) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 4.19

Nieuw

Artikel 4:19

 

AM Artikel 5:5 (Voertuigwrakken) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 5:5

Voertuigwrakken

Het is verboden een voertuigwrak op de weg te plaatsen of te hebben.

Onder voertuigwrak wordt verstaan: een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert.

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

 

Nieuw

Artikel 5:5

Voertuigwrakken en achtergelaten motorvoertuigen

Het is verboden op of aan de weg te parkeren:

een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert.

een motorvoertuig te plaatsen of te hebben met de kennelijke bedoeling er als houder afstand van te doen.

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

 

AN Artikel 5:8 (Parkeren van grote voertuigen) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 5:8

Parkeren van grote voertuigen

1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter op de weg te parkeren.

2. Het college wijst plaatsen aan waarvoor het in het eerste lid genoemde verbod niet geldt.

3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden, waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

 

Nieuw

Artikel 5:8

Parkeren van grote voertuigen

1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.

2. Het verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor, en gebruikt wordt voor, het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

3. Het college kan plaatsen en/of tijden aanwijzen waarvoor het in het eerste lid genoemde verbod niet geldt.

 

AO Artikel 5:13 (Begripsomschrijving) lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 5:13

Begripsomschrijving

1. In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen op of aan de weg, aan huis dan wel op een andere voor het publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats, dan wel diensten aan te bieden.

Nieuw

Artikel 5:13

Begripsomschrijving

1. In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare plaats of aan huis.

 

 

APArtikel 5:14 (Ventverbod) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 5:14

Ventverbod

Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid in gevaar komt.

Het is verboden te venten op zondag en op maandag tot en met zaterdag tussen 22.00 en 06.00 uur.

Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Het verbod geldt tevens niet aanzien van het op de zondag en de feestdagen te koop aanbieden en verkopen van voor directe consumptie geschikte eetwaren en alcoholvrije dranken.

 

 

 

Nieuw

Artikel 5:14

Ventverbod

Het is verboden te venten op door het college aangewezen openbare plaatsen.

Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.

Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid in gevaar komt.

Het is verboden te venten:

a. op zondag;

b. op maandag tot en met zaterdag voor 08.00 uur of na 20.00 uur.

Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Het verbod geldt tevens niet aanzien van het op de zondag en de feestdagen te koop aanbieden en verkopen van voor directe consumptie geschikte eetwaren en alcoholvrije dranken.

 

AQ Artikel 5:16 (Begripsomschrijving standplaats) lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 5:16

Begripsomschrijving standplaats

In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

Nieuw

Artikel 5:16

 

In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

 

 

AR Artikel 5:20 (Aanhoudingsplicht) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

Artikel 5:20

Aanhoudingsplicht

In afwijking van artikel 1:2, houdt het college de beslissing op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 5:17 aan indien er geen grond is de vergunning te weigeren, en de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een vergunning is vereist als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer dan wel, na inwerkingtreding van artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van die wet.

De aanhouding duurt tot de dag waarop is beslist op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer dan wel, na inwerkingtreding van artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een omgevingsvergunning.

Nieuw

Artikel 5:20

Aanhoudingsplicht

In afwijking van artikel 1:2, houdt het college de beslissing op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 5:17 aan indien er geen grond is de vergunning te weigeren, en de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een vergunning is vereist als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer dan wel een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van die wet.

De aanhouding duurt tot de dag waarop is beslist op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer dan wel een omgevingsvergunning.

 

 

AS Afdeling 5 (Verbod vuur te stoken), artikel 5:25 (Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken) wordt als volgt gewijzigd:

Bestaand

AFDELING 5

VERBOD VUUR TE STOKEN

 

Artikel 5:25

Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

Het college kan ontheffing verlenen van dit verbod.

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en de fauna.

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

 

Nieuw

AFDELING 5

VUURVERBOD

 

Artikel 5:25

Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

Mits geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:

verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, voor zover geen afvalstoffen worden verbrand;

vuur voor koken, bakken en braden.

Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en de fauna.

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

 

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie.

 

Aldus besloten tijdens de openbare vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Heerlen van 27 mei 2020.

voorzitter,

E.G.M. Roemer

griffier,

drs. T.W. Zwemmer

Naar boven