Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Sint Anthonis

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

de wet: de Participatiewet.

het college: het college van burgemeester en wethouders.

bijstandsnorm: de bijstand als bedoeld in de artikelen 20 t/m 24 van de wet.

bijzondere bijstand: aanvullende inkomensondersteuning op grond van artikel 35, 36 en 36b (§ 4.1) van de wet.

voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de wet waarop belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven.

draagkracht: het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen.

minimabeleid: bijzondere bijstand voor bepaalde kosten en afwijkende draagkrachtregels.

incidenteel voorkomende algemene kosten: kosten die gezien hun aard niet als bijzonder worden aangemerkt.

niet noodzakelijke kosten: kosten die gezien hun aard niet als noodzakelijk worden aangemerkt.

2. Begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

HOOFDSTUK 2 RECHT OP BIJZONDERE BIJSTAND

Artikel 2 Individuele bijzondere bijstand

Artikel 35 van de wet bepaalt dat de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand als men niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit:

de bijstandsnorm; of

het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm; of

het vermogen.

Artikel 3 Recht op bijzondere bijstand

  • 1.

    De algemene voorwaarden voor bijstand zijn van toepassing zoals bepaald in de artikelen 11 tot en met 16 van de wet.

  • 2.

    Het college verstrekt geen bijstand voor schulden (artikel 13 van de wet).

  • 3.

    Geen recht bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor belanghebbende(n) toereikend en passend te zijn (artikel 15 van de wet).

  • 4.

    Voor kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk zijn aangemerkt, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt, tenzij:

sprake is van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de wet; of

er voor specifieke kosten door het college beleid is geformuleerd.

Artikel 4 Beoordeling van het recht

Bijzondere bijstand kan alleen worden verstrekt als aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:

de kosten zich aantoonbaar voordoen;

er sprake is van in het individuele geval noodzakelijke kosten;

niet op een andere wijze in (een deel van) de kosten kan worden voorzien;

er sprake is van kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden;

er geen sprake is van uitsluitingsgronden;

de kosten niet kunnen worden voldaan uit de aanwezige draagkracht op grond van de draagkrachtbepalingen in hoofdstuk 5 van deze beleidsregels.

Indien uit de beoordeling blijkt dat het gaat om ‘vermijdbare kosten’ dan wordt daarvoor geen bijzondere bijstand verstrekt.

Artikel 5 Vorm van de bijstand

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt, op grond van artikel 48 lid 1 van de wet, in principe om niet verstrekt, tenzij anders bepaald. De bijzondere bijstand betreft een incidentele of periodieke verstrekking. De hoogte van de bijstand is afhankelijk van de aard van de kosten, eventuele andere vergoedingen en de financiële situatie van belanghebbende(n).

  • 2.

    Bijzondere bijstand kan in bepaalde situaties worden verstrekt in de vorm van een borgtocht of een geldlening op grond van artikel 48 lid 2 van de wet.

  • 3.

    Bijzondere bijstand ten behoeve van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen en ten behoeve van noodzakelijke woninginrichting kan op grond van artikel 51 van de wet verstrekt worden in de vorm van een borgtocht, een geldlening of om niet. Het college hanteert de volgorde zoals bovenstaand is aangegeven.

  • 4.

    Ten behoeve van vergunninghouders, aan wie een eerste woning wordt toegewezen welke men moet inrichten, verstrekt het college bijzondere bijstand in de vorm van leenbijstand.

Artikel 6 Verplichtingen aan de bijstand en terugvordering

Aan het verlenen van bijzondere bijstand kan het college nadere verplichtingen verbinden die verband houden met de aard en het doel van deze bijstand op grond van artikel 55 van de wet.

Indien door belanghebbende(n) niet voldaan wordt aan de opgelegde verplichting(en) kan de bijstand worden teruggevorderd.

Bijzondere bijstand voor een bepaalde bestemming kan worden teruggevorderd indien men naderhand vergoedingen of tegemoetkomingen ontvangt voor die bestemming.

Wanneer bijzondere bijstand is verstrekt in de vorm van een geldlening, wordt dit vastgelegd in een leenovereenkomst. De lening dient te worden terugbetaald zoals in deze leenovereenkomst is bepaald.

Indien de voorwaarden van de leenovereenkomst niet worden nageleefd, kan de lening volledig worden teruggevorderd.

Wanneer 36 termijnen op de geldlening zijn afgelost kan het restant van de lening worden kwijtgescholden, tenzij anders overeengekomen.

HOOFDSTUK 3 INDIENEN VAN EEN AANVRAAG

Artikel 7 Moment van indienen

Op grond van artikel 44 lid 1 van de wet kan in principe geen bijzondere bijstand worden verstrekt met terugwerkende kracht. Het college wijkt hiervan af met onderstaande beleidsregels:

Aanvragen voor bijzondere bijstand en minimabeleid kunnen worden ingediend tot 1 maart van een volgend kalenderjaar, waarin de kosten zijn gemaakt.

Er geldt een administratieve drempel voor kosten lager dan € 50.

Voor kosten die onder lid 2 vallen geldt dat:

men gedurende het kalenderjaar geen aanvraag kan indienen voor kosten die lager zijn dan het drempelbedrag van € 50;

men jaarlijks éénmalig voor de kosten (tesamen) een aanvraag kan indienen aan het einde van het kalenderjaar, in de maanden november en december.

In afwijking van lid 1 geldt voor aanmerkelijke kosten (gelijk of hoger dan € 120), die verband houden met bewindvoering, curatele, mentorschap, en rechtsbijstand een indientermijn van maximaal 3 maanden nadat de kosten zijn opgekomen.

Artikel 8 Wijze van indienen

Bij een aanvraag voor bijzondere bijstand dient gebruik te worden gemaakt van het formulier dat door het college is vastgesteld en bij de balie te verkrijgen is of via de website te downloaden is.

HOOFDSTUK 4 INKOMEN EN VERMOGEN

Artikel 9 In aanmerking te nemen inkomen

  • 1.

    Bij de vaststelling van het inkomen worden inkomensbestanddelen die bij de verlening van algemene bijstand niet tot de middelen worden gerekend, ook niet tot het inkomen gerekend bij de bijzondere bijstand.

  • 2.

    Het inkomen is gelijk aan (de som van) alle netto inkomensbestanddelen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, inclusief vakantietoeslag.

  • 3.

    Bij de vaststelling van de hoogte van het inkomen wordt de individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag niet tot het inkomen gerekend.

  • 4.

    Voor bijzondere bijstand is de geldende bijstandsnorm het uitgangspunt. Bij de vaststelling van de hoogte van het inkomen wordt rekening gehouden met de kostendelersnorm.

  • 5.

    In die gevallen waarbij sprake is van een minnelijke schuldregeling via de gemeentelijke schuldhulpverlening, wordt bij de vaststelling van het inkomen conform de vaststelling van het inkomen bij een traject Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) gehandeld.

Artikel 10 In aanmerking te nemen vermogen

  • 1.

    Het vermogen wordt op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 wordt het spaargeld, opgebouwd tijdens de periode waarin periodieke bijzondere bijstand is ontvangen, wel als vermogen in aanmerking genomen.

  • 3.

    Woningeigenaren kunnen voor bijstand om niet in aanmerking komen indien:

  • a.

    het vermogen, gebonden in de woning met bijbehorend erf, en die zij zelf bewonen, lager is dan het vermogen bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel d van de wet.

  • b.

    het vermogen gebonden in de woning, met bijbehorend erf en die zij zelf bewonen, hoger is dan het vermogen bedoeld in artikel 34 lid 2 onderdeel d van de wet; en, de bijzondere bijstand over het kalenderjaar naar verwachting minder bedraagt dan de hoogte van de norm echtpaar (inclusief vakantiegeld) per maand.

HOOFDSTUK 5 DRAAGKRACHT EN HOOGTE VAN DE BIJSTAND

Artikel 11 Draagkracht uit inkomen

Bij een aanvraag in het kader van het minimabeleid wordt rekening gehouden met het actueel inkomen en wordt men met een inkomen boven 115% van de geldende bijstandsnorm, geacht zelf in de kosten te kunnen voorzien.

Bij een verzoek om incidentele of periodieke bijzondere bijstand wordt rekening

gehouden met het jaarinkomen.

Bij een inkomen tot 115% van de geldende bijstandsnorm is er geen draagkracht tenzij lid 6 of 7 van toepassing zijn.

Bij een inkomen van 115% tot 150% van de geldende bijstandsnorm is de

draagkracht 35% over het deel van het inkomen hoger dan 115% en lager dan 150%.

Bij een inkomen boven de 150% van de geldende bijstandsnorm is de draagkracht

100% over het deel van het inkomen hoger dan 150%.

In afwijking van lid 4 en 5 geldt voor alle kosten die verband houden met beschermingsbewind, curatele en mentorschap een draagkracht van 100% over het deel van het inkomen hoger dan 115% van de geldende bijstandsnorm.

In afwijking van lid 3 t/m 5 geldt voor een woonkostentoeslag een draagkracht van 100% over het deel van het inkomen hoger dan 100% van de geldende bijstandsnorm.

Artikel 12 Draagkracht uit vermogen

Het deel van het vermogen boven het vrij te laten vermogen zoals bepaald in artikel 34 lid 3 van de wet, wordt in zijn geheel aangemerkt als draagkracht.

Artikel 13 Draagkrachtperiode

De draagkracht wordt vastgesteld voor het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt gedaan.

Bij incidentele bijzondere bijstand wordt de draagkracht over het kalenderjaar ineens verrekend met de vergoeding.

Bij periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht per maand verrekend.

Als de periodieke bijzondere bijstand niet een volledig kalenderjaar betreft, dan wordt de draagkracht verrekend per maand maal het aantal maanden dat bijstand wordt verstrekt. 

Bij periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht jaarlijks opnieuw vastgesteld conform het heronderzoeksplan.

Artikel 14 Wijzigingen draagkracht tijdens bijstandsverlening

De draagkracht kan binnen de vastgestelde periode worden herzien indien een wijziging in woonsituatie, gezinssamenstelling, inkomen of vermogen daartoe aanleiding geeft.

Bij een onregelmatig inkomen kan het college de draagkracht schatten en na afloop van het kalenderjaar definitief vaststellen.

Artikel 15 Hoogte noodzakelijke kosten

Voor bijzondere bijstand geldt als uitgangspunt een vergoeding op basis van de meest goedkope adequate voorziening.

De draagkrachtberekening ligt ten grondslag aan de beoordeling van de hoogte van de bijstand.

De hoogte van de bijstand bedraagt nooit meer dan de richtprijs volgens het Nederlands Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) zoals opgenomen in de Nibud-Prijzengids.

De algemeen gebruikelijke kosten kunnen in mindering worden gebracht op de bijstand.

Bij reiskosten wordt uitgegaan van een vergoeding voor reizen per openbaar vervoer.

Indien reizen met het openbaar vervoer niet mogelijk is, kan een kilometervergoeding worden verstrekt. Het bedrag per kilometer wordt gebaseerd op het actuele bedrag dat van de Belastingdienst onbelast mag worden verstrekt. De afstand wordt bepaald a.d.h.v. Google maps (snelste route).

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 16 Nadere beleidsregels

Het college stelt nadere beleidsregels vast ten aanzien van bijzondere bijstand voor bepaalde kosten en minimabeleid. Op de nadere beleidsregels zijn de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Sint Anthonis volledig van toepassing.

Artikel 17 Intrekking

De Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen 2016 die op 21 juni 2016 door het college zijn vastgesteld, worden ingetrokken.

Artikel 18 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid - Algemene bepalingen Gemeente Sint Anthonis.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking per 1 januari 2020. Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 21 januari 2020.

 

 

 

Met vriendelijke groet,

Burgemeester en wethouder,

J. (Jeanine) W. Vonk-Van Meteren MSc

secretaris

M. (Marcel) A. Fränzel MSc

burgemeester

Naar boven