Gemeenteblad van Hoeksche Waard
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoeksche Waard | Gemeenteblad 2020, 133087 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoeksche Waard | Gemeenteblad 2020, 133087 | Beleidsregels |
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent debiteuren (Beleidsregels debiteuren Hoeksche Waard)
Het college van de gemeente Hoeksche Waard;
Gelet op artikel 58, 59,60 van de Wet werk en bijstand (WWB) en Participatiewet (PW), artikel 25 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemer (IOAW), artikel 25 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en artikelen 12, tweede lid, onder, c, en 43, tweede lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004,);
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
bruteren: het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen;
inlichtingenplicht: verplichting als bedoeld in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet, artikel 38, tweede lid, van het Bbz 2004, artikel 13, eerste lid van de IOAW, artikel 13, eerste lid, van de IOAZ en artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
Artikel 5.1 - Terugvorderingsbesluit
In het terugvorderingsbesluit, in aanvulling op wat in artikel 4:86 Awb is gesteld, wordt in ieder geval vermeldt:
Artikel 6 - Afzien van terugvordering
Er kan binnen de grenzen van artikel 58 Participatiewet, artikel 25 IOAW en artikel 25 IOAZ, geheel of gedeeltelijk van terugvordering worden afgezien als vastgesteld wordt dat:
Artikel 8 - Aflossingsduur en aflossingsverplichting
De aflossingsverplichting van een debiteur, waar de uitkering ingevolge de Participatiewet of IOAW-, of IOAZ is beëindigd i.v.m. werkaanvaarding, wordt gedurende een periode van 12 maanden na beëindiging van die uitkering gelijkgesteld aan de aflossingsverplichting van een debiteur met een inkomen op bijstandsniveau zie lid 1.
Artikel 9 -Tussentijdse beoordeling aflossingsverplichting
De aflossingsverplichting kan tussentijds worden aangepast als de gewijzigde omstandigheden van de debiteur daartoe aanleiding geven of de debiteur desgevraagd geen informatie geeft over zijn omstandigheden.
Artikel 15 – Samenloop terugvorderingen
Als er sprake is van een terugvordering als gevolg van ten onrechte ontvangen uitkering in combinatie met een boete en een terugvordering leenbijstand wordt, met betrekking tot deze terugvordering, de volgende invorderingsvolgorde gehanteerd:
Artikel 16 - Afzien van (verdere) invordering
Er kan binnen de grenzen van artikel 58 Participatiewet, artikel 25 IOAW en artikel 25 IOAZ, geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien als wordt vastgesteld dat:
de termijn uit het vorige lid bedraagt 10 jaar, als de terugvordering van bijstand het gevolg is van schending van de inlichtingenplicht en waarbij als gevolg van dit gedrag een bestuurlijke boete is opgelegd of waarvan aangifte is gedaan bij het Openbaar Ministerie. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de vordering die de betaling van een Bestuurlijke boete betreft.
Artikel 17 - Kwijtschelding bij schuldregeling
Artikel 17.1 - Kwijtschelding bij boete
Als binnen een termijn van 5 jaar, gerekend vanaf het moment waarop het positieve besluit op het in het eerste lid bedoelde verzoek is genomen, blijkt dat de debiteur opnieuw een overtreding wegens eenzelfde gedraging begaat, wordt het positieve besluit ingetrokken en dient het ten tijde van dat besluit nog resterende boetebedrag, alsnog betaald te worden
Vastgesteld in de vergadering van het college burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard, 21 april 2020.
De secretaris,
de burgemeester,
Algemene toelichting Beleidsregels terugvordering Hoeksche Waard
De gemeente Hoeksche Waard is verantwoordelijk voor de verlening van uitkeringen en vergoedingen op grond van een groot aantal wetten: de Participatiewet, de IOAW/IOAZ, en de Bbz. In bepaalde situaties is er sprake van uitkeringen of vergoedingen die de klant later terug moet betalen aan de gemeente. Dit kan zijn omdat de klant onjuiste inlichtingen heeft verstrekt of niet aan de voorwaarden voor verlening heeft voldaan, omdat er andere middelen zijn verkregen of dat de uitkering als lening is bedoeld. Voor al deze situaties zijn deze beleidsregels bedoeld.
Als uitgangspunten voor het terugvorderingsbeleid gelden:
Artikel 1 - Begripsomschrijvingen
Bij de begripsomschrijvingen is zoveel mogelijk aangesloten bij de begrippen, zoals deze worden gebruikt in de Wet werk en bijstand, Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemer, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, Besluit bijstandsverlening zelfstandige en de Algemene wet bestuursrecht echt (Awb).
Het college maakt gebruik van zijn bevoegdheid.
Betreft terugvorderingen ingevolge de WWB, PW, IOAW, IOAZ en Bbz
Artikel 4 - Opschorting, herziening of intrekking
In het tweede lid wordt beschreven dat bij dringende redenen geheel of gedeeltelijk kan worden afgezien van opschorting, herziening of intrekking. Bij dringende redenen gaat het om bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Er moet iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand zijn om te rechtvaardigen dat van de regel wordt afgeweken.
Het tweede, derde en vierde lid van dit artikel komt voort uit de zogenaamde 6-maanden jurisprudentie. De essentie daarvan is dat een gemeente adequaat moet reageren op signalen dat er teveel of onterecht uitkering betaald is. Na een dergelijk signaal heeft de gemeente nog 6 maanden de tijd om het teveel betaalde bedrag terug te vorderen. Deze beperking geldt niet als er sprake is geweest van schending van de inlichtingenplicht
Het vijfde lid heeft betrekking op de zelfstandige die duurzaam niet aan zijn verplichting kan voldoen of dat deze na uitstel van betalingen er nog steeds niet kan voldoen. De lening en achterstallige rente worden direct opeisbaar en worden teruggevorderd. Het zesde lid heeft betrekking op de zelfstandige waarvan verwacht wordt dat hij aan zijn verplichtingen kan voldoen. Vanaf de vervaldatum worden achterstallige rente en aflossingsbedragen teruggevorderd. Bij toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichting is over de achterstallige rente en aflossingsbedragen wettelijke rente verschuldigd.
Artikel 5.1 – Terugvorderingsbesluit
Debiteur wordt in het besluit volledig geïnformeerd over de grondslag van terugvordering, over de terugbetaling ineens of in termijnen en over de gevolgen indien er niet tot terugbetaling wordt overgegaan.
Artikel 6 - Afzien van terugvordering
Lid 1. Wanneer er een dringende reden is kan worden afgezien van terugvordering. Hierbij gaat het om bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Lid 2 gaat in op relatief lage vorderingen, die ook wel kruimelbedragen genoemd worden. Het gaat daarbij om een terug te vorderen bedrag dat lager moet zijn dan netto € 51,-. Wanneer er sprake is van een fraudevordering of boete dan wordt de vordering altijd opgelegd.
Artikel 7 – Terugvordering loonbelasting en premies (brutering)
In dit artikel wordt invulling gegeven aan de in het vijfde lid van artikel 58 van de Participatiewet toegekende bevoegdheid om bij terugvordering van de bijstand, ook de daarover verschuldigde loonbelasting en premies ingevolge de socialezekerheidswetten terug te vorderen.
Het derde lid geeft aan dat wegens dringende redenen van brutering kan worden afgezien. In de toelichting op artikel 4 wordt beschreven wanneer er van dringende redenen sprake kan zijn.
Artikel 8 - Aflossingsduur en aflossingsverplichting
In dit artikel wordt invulling gegeven aan de oproep van het kabinet om vooruitlopend op de wet vereenvoudiging beslagvrije voet de afloscapaciteit/verplichting op een beslagvrije voet te bepalen van 95%. Lid 1 betreft bijstandsgerechtigden, lid 2 zijn bijstandsgerechtigden die uitstromen, zij krijgen gedurende 1 jaar een gelijkwaardige afloscapaciteit opgelegd om mogelijke armoedeval te matigen. Lid 3 betreft gewezen bijstandsgerechtigden die langer dan 1 jaar geen uitkering hebben ontvangen, de aflossingsverplichting wordt gesteld op 5% van de bijstandsnorm + 50% van het verschil tussen inkomen en de toepasselijke bijstandsnorm.
Huidige netto inkomen inclusief vakantiegeld € 1.900, -
Bijstandsnorm gehuwd/samenwonend € 1.503,31 5% aflossingsverplichting € 75,17
Verschil € 396,96 aflossingsverplichting 50% € 198,34
Totaal aflossingsverplichting € 273,51
Lid 4 beschrijft de aflossingsverplichting in geval van beslaglegging.
Artikel 9 -Tussentijdse beoordeling aflossingsverplichting
In dit artikel is geregeld dat de aflossingsverplichting gewijzigd kan worden indien omstandigheden wijzigen.
Artikel 10 – Leenbijstand (aflossingsduur en aflossingsverplichting)
Leenbijstand in de vorm van een geldlening wordt in de meeste gevallen verstrekt aan statushouders en mensen die moeten verhuizen voor inrichting en stofferingskosten voor de woning. De aflossingsverplichting bedraagt maximaal 5% van de bijstandsnorm, hierbij rekening houdend dat debiteur een inkomen ter hoogte van de beslagvrijevoet van 95% behoudt. De duur van de aflossing wordt gemaximaliseerd op 36 termijnen. Het resterend bedrag hoeft dan ook niet meer terug betaald te worden. Wanneer er tijdens de 36 termijnen aflossing, opnieuw een leenbijstand wordt verstrekt, hiervan is vooral sprake bij gezinsherenigingen, dan wordt deze verstrekking toegevoegd aan de 1e vordering en geldt dus geen nieuwe 36 termijnenregeling. Hierdoor wordt er ingezet op een beschikbaarheid van het volledig inkomen na 36 termijnen aflossing.
1e Leenbijstand inrichting- en stofferingskosten 1/1/2019 € 2.500, -
Aflossing vanaf 1/1/2019 € 51,00(alleenstaande) per maand (5 maanden) € 255, -
2e leenbijstand inrichtingskosten (gezinshereniging per 1-6-2019) € 1.000, -
Aflossing vanaf 1/6/2019 € 73, - (gehuwde) per maand (31 maanden - 36-5) € 2.263-
Hoeft niet terugbetaald te worden na 36 termijnen € 982,-
In dit artikel wordt beschreven op welke wijze de debiteur de vorderingen moet terug betalen..
Uitgangspunt is dat de vordering wordt verrekend met de lopende uitkering. De vordering dient in één keer volledig terugbetaald te worden binnen de gestelde termijn van 6 weken of indien anders is opgelegd
(artikel 4:87 Awb). Als dit niet mogelijk is kan er gevraagd worden om een betalingsregeling. Bij beoordeling van de betalingsregeling wordt het vermogen, boven het vrij te laten vermogen artikel 34, lid 3 PW in aanmerking genomen. Steeds voor zover is vastgesteld dat de vermogensbestanddelen redelijkerwijs te gelde te maken zijn. Verder wordt de draagkracht binnen het inkomen bepaald (5% van de bijstandsnorm + 50% van het verschil tussen inkomen en bijstandsnorm)
Als de debiteur niet tot betaling overgaat wordt overgegaan tot wettelijke invordering. Dit betekent dat de vordering geïnd zal worden door bijvoorbeeld verrekening bij andere uitkeringsinstanties of via incasso, dwangbevel of beslaglegging.
Artikel 12 –Beslaglegging, bronheffing
Lid 1 beschrijft dat invorderingskosten moeten worden betaald door de debiteur, denk daarbij aan o.a. kosten voor een gerechtsdeurwaarder.
Lid 2 beschrijft de verplichting om tot inhouding op de uitkering over te gaan betreffende een bronheffing wegens niet betalen van de zorgverzekeringspremie aan het Zorgverzekeringsinstituut Nederland.
Artikel 13- Verzoek tot wijziging van de betalingsverplichting
Een debiteur kan verzoeken om wijziging van de betalingsverplichting. Dit verzoek moet onderbouwd worden door overlegging van financiële en overige relevante gegevens. Het indienen van dit verzoek ontslaat de debiteur niet van de lopende aflossingsverplichting.
Artikel 14 - Uitstel van betaling
Als de omstandigheden van de debiteur hiertoe aanleiding geven kan het college uitstel van betaling verlenen. Bij een reeds uitgevoerd dwangbevel kan er een lagere aflossingsverplichting worden opgelegd. Er wordt dan wel rekening gehouden met de handhaving van het derdenbeslag.
Artikel 15 – Samenloop terugvorderingen
In dit artikel wordt op basis van de wettelijke voorschriften de voorrangspositie van de aflossing van vorderingen geregeld.
Artikel 16 - Afzien van (verdere) invordering
In dit artikel zijn enkele situaties beschreven die aanleiding kunnen zijn om van verdere invordering af te zien zonder dat de debiteur daar een verzoek voor hoeft te doen. In de beschreven situaties spelen doelmatigheidsoverwegingen een rol.
Er wordt in principe niet afgezien van invordering, nadat alle mogelijkheden om tot incasso over te gaan zijn gevolgd, tenzij de debiteur gedurende 5 jaar niets heeft afgelost en er ook geen zicht bestaat dat er afgelost gaat worden. Dit betreft 10 jaar bij vorderingen ten gevolge van schending van de inlichtingenplicht.
Er wordt in ieder geval afgezien van kleine, lager dan € 51, - , (resterende) openstaande vorderingen, tenzij dit een vordering ten gevolge van schending inlichtingplicht betreft.
Wat betreft vordering ingevolge bestuurlijke boete zie artikel 17.1
Artikel 17 - Kwijtschelding bij schuldregeling
In dit artikel is beschreven wanneer er tot kwijtschelding van de resterende vordering wordt overgegaan. Uitgangspunten zijn: verplichting tot medewerking aan een schuldentraject dat wordt uitgevoerd door een lid van NVVK of een Nederlandse gemeente; er een minnelijke of wettelijke schuldregeling wordt vastgesteld en er evenredig verdeeld wordt met in achtneming van de voorrangspositie.
Er wordt geen kwijtschelding verleend bij schending van de inlichtingenplicht als gevolg van opzet of grove schuld. Wel wordt medewerking verleend aan een minnelijke of wettelijke schuldregeling, met dien verstande dat na verloop van deze regeling de restant vordering verder afgelost zal moeten worden.
Geen kwijtschelding wordt verleend als er sprake is van aanwezig vermogen in onroerende goederen en de vordering hieruit gedekt kan worden. Kwijtschelding wordt ingetrokken wanneer debiteur onjuiste, of onvolledige informatie heeft verstrekt en dit tot een ander besluit had geleid.
Artikel 17.1 – Kwijtschelding bij boete
Kwijtschelding (resterende vordering) wordt verleend wanneer debiteur meewerkt aan een schuldregeling, hij binnen een jaar na oplegging van de boete niet opnieuw eenzelfde gedraging heeft begaan en de boete niet is opgelegd wegens overtreding waarbij sprake is van opzet of grove schuld. Mocht debiteur binnen een termijn van 5 jaar opnieuw een overtreding wegens eenzelfde gedraging begaan dan wordt het besluit tot kwijtschelding of afzien van invordering ingetrokken en zal de debiteur alsnog het resterende bedrag moeten betalen.
Artikel 18 - Afkoop van de restantvordering
Het college besluit bij een verzoek tot gedeeltelijke betaling, als invordering op een andere wijze niet rendabel zal zijn tegen finale kwijting. Niet tot afkoop, tenzij dringende reden, als er sprake is van vermogen in onroerende goederen die de totale vordering kan dekken, een vordering wegens schending van de inlichtingenplicht of een vordering van een bestuurlijke boete.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-133087.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.