Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening, gemeente Nieuwegein

De raad van de gemeente Nieuwegein;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 januari 2020;

 

gelet op artikel 149 Gemeentewet;

 

Besluit

 

vast te stellen:

 

Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening;

De Algemene plaatselijke verordening wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I

Onderdeel A

Het opschrift van hoofdstuk 2 komt te luiden:

Hoofdstuk 2. Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu

 

Onderdeel B

Het opschrift van afdeling 1 van hoofdstuk 2 komt te luiden:

Afdeling 1. Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden

 

Onderdeel C

Artikel 2.1 komt te luiden:

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

  • 2.

    Degene die op een openbare plaats:

    • a.

      aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;

    • b.

      aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of

    • c.

      zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;

  • is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden zich te begeven naar of zich te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

  • 4.

    Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

Onderdeel D

Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      Het college kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

Onderdeel E

Artikel 2.9 komt te luiden:

Artikel 2:9 Vertoningen op openbare plaatsen

  • 1.

    Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu aangewezen openbare plaatsen.

  • 2.

    De burgemeester kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

  • 3.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 4.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Onderdeel F

Het opschrift van afdeling 5 van hoofdstuk 2 komt te luiden:

Afdeling 5. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen

 

Onderdeel G

Artikel 2:10, lid 5, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel d. wordt de punt achter het woord ‘gemeente’ vervangen door een puntkomma.

  • 2.

    Na onderdeel d wordt een nieuw onderdeel ingevoegd dat als volgt luidt:

 

  • e.

    overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.

Onderdeel H

Het derde lid van artikel 2:12 komt te luiden:

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, lid 1, kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd:

    • a.

      ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;

    • b.

      als de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    • c.

      als door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of

    • d.

      als er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

Onderdeel I

Artikel 2:27 onder a komt te luiden:

  • a.

    horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;

Onderdeel J

Het opschrift van Afdeling 8A van hoofdstuk 2 komt te luiden:

Afdeling 8A. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Drank- en Horecawet

 

Onderdeel J2

In artikel 2:42, tweede lid, onderdeel b, wordt 'krijt,' geschrapt.

 

Onderdeel K

Artikel 2:59 komt te luiden:

 

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

  • 1.

    Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

  • 2.

    De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • 3.

    De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

    • a.

      vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

    • b.

      door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

    • c.

      zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

  • 4.

    Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

Onderdeel L

De opschriften van afdeling 9 en afdeling 13 van hoofdstuk 2 komen te luiden:

 

Afdeling 9. Bestrijding van heling van goederen

 

Afdeling 13. Consumentenvuurwerk

 

Onderdeel M

Het opschrift van afdeling 1 van hoofdstuk 4 komt te luiden:

Afdeling 1. Voorkomen of beperken geluidhinder en hinder door verlichting

 

Onderdeel N

De aanhef ‘artikel 5:6a Aanhangers en opleggers’ en het tussen haakjes geplaatste woord ‘vervallen’ worden geschrapt.

 

Onderdeel O

Artikel 5:32 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het tweede lid wordt in de tweede zin na ‘Het’ het woord ‘college’ ingevoegd.

  • 2.

    Het derde lid komt te luiden:

     

    • 3.

      Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

Onderdeel P

In artikel 6:2, eerste lid, wordt ‘Midden’ vervangen door: Regio.

Artikel II

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de raad van 23 april 2020.

Jan Karens

de griffier

Frans Backhuijs

de voorzitter

Toelichting Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening

Algemeen

In deze verordening wordt een aantal artikelen in de Algemene plaatselijke verordening gewijzigd vanwege ontwikkelingen in de rechtspraak, wetswijzigingen en tips, verzoeken en opmerkingen die de VNG het afgelopen jaar heeft ontvangen van gemeenten. Het overgrote deel van de wijzigingen is tekstueel of wetstechnisch van aard. Voor zover de wijzigingen niet voor zich spreken, worden deze hieronder artikelsgewijs nader toegelicht.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel I

Onderdelen A, B, F, J, L en M

In deze onderdelen is de titel van sommige hoofdstukken of afdelingen gewijzigd, omdat de plaatsing van een artikel in een hoofdstuk of afdeling mede bepaalt hoe het gelezen moet worden (de zogenoemde ‘rubrica est lex’-regel). De systematiek van een Algemene plaatselijke verordening (hierna: APV) is van belang voor het antwoord op de vraag op welke gronden de ontheffing of vergunning mag worden geweigerd (ABRvS 24-10-2018, ECLI:NL:RVS:2018:3487).

 

Onderdelen C, N en P

In deze onderdelen worden geen inhoudelijke, maar tekstuele en technische aanpassingen voorgesteld die bovendien grotendeels voor zich spreken.

 

Onderdeel D

In dit onderdeel wordt artikel 2.6 (verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen) gewijzigd. In het 2e lid zijn de woorden ‘de werking van’ geschrapt, omdat dit overbodig is. De norm luidt nu: Het college kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

Verder worden 2 nieuwe leden toegevoegd: de mogelijkheid voor het college om ontheffing te verlenen van het verbod. En de bepaling dat in geval van een ontheffingsverzoek het positief fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen van toepassing is.

 

Onderdeel E

Het betreft hier een technische aanpassing: de bevoegdheid om een ontheffing te verlenen was nog niet geregeld. Het gaat om het verlenen van een ontheffing door de burgemeester van het verbod op vertoningen op openbare plaatsen. In de praktijk kunnen zich situaties voordoen die het rechtvaardigen dat een dergelijke ontheffing wordt verleend.

 

Onderdeel G

In dit onderdeel wordt artikel 2:10 (Het plaatsen van voorwerpen op openbare plaatsen in strijd met de publieke functie ervan) gewijzigd. In het vijfde lid wordt nog een uitzonderingsgrond op het verbod opgenomen. Het plaatsen van voorwerpen op de weg kan toegestaan zijn als er bijvoorbeeld een vergunning op grond van overige wettelijke regelingen is verleend voor het gebruik van de weg. Daarom is een uitzondering van deze strekking opgenomen.

 

Onderdeel H

In dit onderdeel wordt artikel 2:12, lid 3 (Maken, veranderen van een uitweg) gewijzigd. De weigeringsgronden zijn specifieker ingevuld. De bepaling is als een kan-bepaling verwoord, dat wil zeggen dat het college de bevoegdheid heeft om te oordelen of een weigeringsgrond in een concreet geval al dan niet toegepast wordt.

 

Onderdeel I

Het betreft hier een tekstuele aanpassing. De woorden ‘of rookwaren’ zijn weggelaten uit deze begripsbepaling. In de praktijk bleek deze omschrijving verwarring op te roepen, omdat niet altijd duidelijk was op wat voor soort openbare inrichtingen deze woorden betrekking hadden. De woorden 'of rookwaren’ hadden oorspronkelijk betrekking op de voormalige coffeeshop in Nieuwegein. Nu dergelijke openbare inrichtingen niet meer zijn toegestaan in Nieuwegein, is het verstandig de betreffende woorden weg te laten uit deze begripsbepaling. Daarnaast passen deze woorden niet meer bij het onlangs door de rechter opgelegde rookverbod binnen openbare inrichtingen.

 

Onderdeel J2

In dit verbod wordt het plakken en kladden geregeld (artikel 2:42). Het krijten maakt

onderdeel van dit verbod (tweede lid onder b). Dit verbod is bedoeld om excessieve

vormen van plakken en kladden te voorkomen anders dan op door het college

aangewezen plaatsen. Het verbod is dus niet bedoeld voor stoepkrijten door kinderen en

daar wordt dus ook niet op gehandhaafd. Het woord krijten wordt toch geschrapt om de

discussie te voorkomen dat het verboden zou zijn dat kinderen op de stoep niet mogen

krijten.

 

Onderdeel K

In dit onderdeel wordt de omschrijving van artikel 2:59, tweede en derde lid, aanhef, aangepast. Daarmee wordt uitdrukkelijker aangegeven dat de eigenaar of houder van de hond zich moet houden aan een opgelegd aanlijn- of muilkorfgebod in plaats van een omschrijving te geven van wat een aanlijn- resp. muilkorfgebod inhoudt.

Omdat in de feitcodes van het Openbaar Ministerie ‘kort aangelijnd’ staat, is ‘kort’ toegevoegd aan het tweede lid.

De maatregelen zien op het voorkomen of beperken van risico’s die kunnen ontstaan bij het aanwezig zijn van gevaarlijke honden in de openbare ruimte. Voor het opleggen van dit soort maatregelen is het nodig dat het bevoegd gezag slagvaardig en snel kan optreden. Daarom is ervoor gekozen om deze bevoegdheid aan de burgemeester toe te kennen.

 

Onderdeel N

Het blijkt dat de aanhef van dit lege artikel in de praktijk veel verwarring oproept. Op deze manier lijkt het immers dat een verbod voor aanhangwagens en opleggers verwijderd is en dus is toegestaan in de gemeente. Er heerst dan veel onbegrip als er wel op wordt gehandhaafd. Het verbod aanhangwagens en opleggers is geregeld in artikel 5:6.

 

Onderdeel P

Het betreft hier een tekstuele correctie in artikel 6:1 lid 1: GGD Regio Utrecht in plaats van GGD Midden Utrecht.

Naar boven