Verordening Rioolheffing 2020

 

De raad van de gemeente Nuenen c.a.;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2019;

gelet op de desbetreffende bepalingen in de gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2020

(Verordening rioolheffing 2020).

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente ;

  • -

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • -

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • -

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater;

  • -

    gebruik maken: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet Milieubeheer.

 

 

Artikel 2. Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

 

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2.

    Voor de belasting wordt:

  • a.

    gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

  • b.

    gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;

  • c.

    het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

 

Artikel 4. Zelfstandige gedeelten 

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt deze als één perceel worden aangemerkt.

 

Artikel 5. Maatstaf van heffing 

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 2.

    Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 3.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 4.

    Voor zover de gegevens als bedoeld in het tweede lid niet bekend zijn, wordt het waterverbruik door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar vastgesteld op basis van het waterverbruik van vergelijkbare objecten.

  • 5.

    De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of gepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die aantoonbaar niet is afgevoerd. Vermindering als gevolg van het besproeien van een tuin of landerijen vindt niet plaats.

  • 6.

    Ten aanzien van de adressen die bekend staan als "agrarische objecten" wordt bij de heffing uitgegaan van 225 m³.

 

Artikel 6. Belastingtarieven

Het belastingtarief bedraagt voor elke kubieke meter water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd € 1,49.

 

Artikel 7. Belastingjaar

  • 1.

    Indien de heffing door middel van afrekeningen van Brabant Water N.V. plaatsvindt, is het belastingtijdvak gelijk aan de verbruiksperiode van Brabant Water N.V.

  • 2.

    In alle andere gevallen dan in het eerste lid bedoeld is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Deze kan worden gesteld op de afrekening van Brabant Water N.V.. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening. Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt aangemerkt de voorschotnota van Brabant Water N.V. of de kennisgeving op andere wijze van betaling van voorschotbedragen.

  • 2.

    De belasting wordt per kalenderjaar geheven bij wege van aanslag.

 

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

De belastingen zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

 

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1.

    Ingeval het belastingtijdvak de verbruiksperiode is, moet het voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde bedrag worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag van de afrekening van Brabant Water N.V. moet worden betaald.

  • 2.

    Ingeval de belasting wordt geheven bij wege van aanslag, moet, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, het bedrag worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

 

Artikel 11. Overgangsrecht 

De “Verordening Rioolheffing 2019” van 8 november 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12 in het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 12. Inwerkingtreding 

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

 

Artikel 13. Citeertitel 

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening Rioolheffing 2020'.

  

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 7 november 2019

 

DE RAAD VOORNOEMD,

de voorzitter, M.J. Houben MBA    

de griffier, M.C.P. Laurenssen Msc

 

 

Naar boven