Gemeenteblad van Zaltbommel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zaltbommel | Gemeenteblad 2020, 130343 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zaltbommel | Gemeenteblad 2020, 130343 | Verordeningen |
Verordening sociaal domein gemeente Zaltbommel 2020
1. Inleiding omgekeerde modelverordening sociaal domein
In Nederland vinden we het belangrijk dat:
Het is de taak van de gemeente om haar inwoners daarbij te helpen. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:
De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. Het zijn regels op hoofdlijnen die de gemeenteraad heeft vastgesteld. Soms zijn er nog extra regels nodig waarin bepaalde zaken worden uitgewerkt. Ook dat is in deze verordening geregeld. De adviesraad Sociaal Domein heeft over deze regels op 18 oktober 2018een advies gegeven. Dat advies is te vinden in de bijlage bij deze verordening.
Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente rekening met de doelen van de genoemde wetten. De gemeente zorgt ervoor dat het resultaat van een besluit recht doet aan die doelen. De gemeente gaat daarbij uit van de volgende kernwaarden:
Per hoofdstuk wordt aangegeven welke van deze en andere kernwaarden de basis van de regels vormen en welke rol zij spelen. De begrippen die in deze verordening worden gebruikt, worden toegelicht in hoofdstuk 13.
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop een inwoner aan de gemeente hulp kan vragen als het gaat om één of meer van de onderwerpen uit deze verordening. Beschreven wordt hoe de inwoner een hulpvraag kan stellen, hoe de hulpverlening in zijn werk gaat en wat de gemeente van de inwoner verwacht. Uitgangspunt is dat alle hulpvragen die de inwoner heeft in één keer kunnen worden gesteld en dat er één procedure is. Dit is de standaardprocedure. Maar soms geldt voor bepaalde hulpvragen een bijzondere route. Die wordt aan het einde van dit hoofdstuk genoemd.
Hoe de gemeente omgaat met signalen en hulpvragen van andere personen over inwoners die hulp nodig hebben, wordt hier niet beschreven.
2.1.1 Indienen hulpvraag [Jeugdwet, Wmo]
Inwoners die hulp nodig hebben kunnen zich melden bij de gemeente. De inwoner kan deze melding op de volgende manieren doen:
E-mail: wmo@zaltbommel.nl
Telefoonnummer: 06 -12 98 58 19
E-mail: buurtteamzaltbommel@buurtzorgnederland.com
Buurtzorg Jong Zaltbommel dorpen
Telefoonnummer: 06 - 20 74 41 48
E-mail: zaltbommeldorpen@bzjong.nl
Buurtzorg Jong Zaltbommel stad
Telefoonnummer: 06 - 12 59 75 53
E-mail: zaltbommelstad@bzjong.nl
Het doel van de melding is om de hulpvraag van de inwoner in behandeling te nemen. De gemeente bevestigt de melding binnen 5 werkdagen per e-mail of telefoon aan de inwoner en nodigt de inwoner daarbij uit voor een gesprek met een medewerker. In die uitnodiging maakt de gemeente duidelijk waar en wanneer het gesprek plaatsvindt en waarover het gesprek zal gaan. Ook geeft de gemeente informatie over de mogelijkheid om gratis hulp te krijgen door een onafhankelijk deskundige (cliëntondersteuner) en de mogelijkheid om zelf een plan op te stellen waarin de inwoner uitlegt hoe zijn persoonlijke situatie is en wat hij wil bereiken met zijn vraag (persoonlijk plan).
De gemeente verzamelt alle gegevens over de situatie van de inwoner die nodig zijn voor het gesprek. Als het gaat om gegevens die de gemeente niet zelf kan inzien, dan vraagt de gemeente aan de inwoner om die gegevens binnen 7 dagen te leveren. Bij de uitnodiging voor het gesprek wordt duidelijk gemaakt welke gegevens dat zijn.
2.2.1 Doel en procedure gesprek [Jeugdwet, Wmo]
Een inwoner, krijgt een uitnodiging voor een gesprek met een medewerker van de gemeente. Het gesprek kan, naar inschatting van de medewerker en met instemming van de hulpvrager, telefonisch plaatsvinden. Het doel van het gesprek is om een goed beeld te krijgen van het effect dat de inwoner wil bereiken en van zijn persoonlijke situatie. Het gesprek vindt plaats binnen 28 dagen nadat de inwoner contact heeft opgenomen.
Bij de start van het gesprek identificeert de inwoner zich met een geldig identiteitsbewijs. Als de inwoner een persoonlijk plan heeft gemaakt, dan betrekt de medewerker dit bij het gesprek. Als de inwoner dat wil, kan hij iemand (bijvoorbeeld een familielid) vragen om bij het gesprek aanwezig te zijn.
De medewerker informeert de inwoner over de mogelijkheden van de gemeente om de persoonlijke situatie van de inwoner te verbeteren. Ook informeert de medewerker de inwoner over de mogelijkheden die er zijn om in bepaalde gevallen te kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb). De medewerker betrekt deze zaken bij het onderzoek naar de hulpvraag.
2.3.3 Advisering [Jeugdwet, Wmo, Awb]
De gemeente zorgt ervoor dat de medewerker die een melding of aanvraag behandelt de deskundigheid heeft die nodig is om deze melding of aanvraag goed te kunnen behandelen. Als de medewerker die deskundigheid niet heeft, zorgt de gemeente ervoor dat een wel deskundige een advies uitbrengt. Dit advies (deskundig oordeel) betrekt de gemeente bij de beoordeling van de aanvraag.
2.3.4 Beoordelen aanvraag [Jeugdwet, Wmo, Awb]
Om te bepalen of de gemeente hulp verleent, volgt de gemeente de volgende stappen:
Stap 1: De gemeente stelt eerst vast wat de hulpvraag van de inwoner is.
Stap 2: De gemeente stelt hierna vast welke problemen, beperkingen en stoornissen er precies zijn.
Stap 3: De gemeente bepaalt welke hulp nodig is en hoe veel.
Stap 4: De gemeente onderzoekt wat de inwoner zelf kan doen om het probleem op te lossen (eigen kracht), al dan niet met gebruikelijke hulp (bijlage 1) of algemeen gebruikelijke voorzieningen (bijlage 2), hulp van anderen uit het sociale netwerk en van andere voorzieningen of organisaties.
Stap 5: De gemeente bepaalt welke aanvullende hulp nodig is om het probleem op te lossen en het gewenste effect te bereiken.
2.4.1 Inhoud besluit [Jeugdwet, Wmo, Awb]
De gemeente stelt een besluit per brief vast en stuurt deze brief naar de inwoner. Het doel van dit besluit is dat de inwoner te weten komt of er wel of geen hulp wordt gegeven. Als de gemeente hulp geeft, staat in het besluit ook of de hulp in natura, in de vorm van een pgb, in geld of op een andere manier wordt gegeven.
Jongeren in Nederland moeten zo gezond en veilig mogelijk kunnen opgroeien. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van jongeren, hun ouders en hun netwerk. Als zij daarbij hulp nodig hebben, dan kunnen zij een beroep doen op ondersteuning door de gemeente. Deze hulp wordt zo vroeg mogelijk aangeboden, om het beroep op dure, gespecialiseerde hulp te verminderen. Daarbij staat het versterken van de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin en de sociale omgeving voorop.
Met jongeren bedoelen we in deze verordening kinderen en jongeren tot 18 jaar en jongvolwassenen van 18 tot 23 die al jeugdhulp ontvingen toen zij 18 waren en die deze hulp vanaf hun 18e nog nodig hebben. Dit zijn de jeugdigen zoals beschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
3.2 Uitgangspunten bij het bieden van hulp
Als het gewenste effect van de jeugdhulp niet op eigen kracht of met het sociale netwerk bereikt kan worden, maar wel met hulp die vrij toegankelijk is, dan wordt die hulp ingezet. Het gaat dan bijvoorbeeld om hulp door Buurtzorg Jong of door een (jeugd)welzijnsorganisatie. Kan het gewenste effect niet bereikt worden met die hulp, dan wordt hulp-op-maat ingezet.
4. Wonen in een veilige en gezonde omgeving
Inwoners met beperking(en) hebben soms hulp nodig om zo lang en zelfstandig mogelijk in hun eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen. De gemeente heeft de taak om inwoners te helpen als ze niet in staat zijn om zelf oplossingen te vinden voor knelpunten in hun woning, bij normale dagelijkse activiteiten en in de huishouding. De gemeente moet ook maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat inwoners met een beperking zo lang mogelijk voor zichzelf kunnen zorgen (zelfredzaamheid). De gemeente kijkt hierbij niet alleen naar de korte termijn, maar ook naar de te verwachten ontwikkelingen. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen over de hulp die de gemeente aan deze inwoners kan geven.
De gemeente stelt, daar waar de hulpvorm dit toestaat, normen vast voor het beoordelen van aanvragen voor hulp-op-maat in het kader van de Wmo. Deze normen moeten zijn gebaseerd op objectief onderzoek dat door onafhankelijke deskundigen is gedaan. De normen maken duidelijk welke concrete hulp er voor inwoners in hun situatie nodig is. De gemeente kan afwijken van deze normen als dat nodig is voor een passend en aanvaardbaar niveau van wonen en leven.
Als de woning van de inwoner niet of slechts tegen hoge kosten (meer dan de kosten van een tegemoetkoming voor verhuizing) aangepast kan worden, dan zal de gemeente van de inwoner verwachten dat hij verhuist naar een geschikte(re) woning, als deze beschikbaar is. De huidige woning wordt dan niet door de gemeente aangepast.
4.2.2 Een schone en leefbare woning
De hulp-op-maat houdt in dat de woonkamer, slaapkamer, keuken, badkamer, toilet en de gang(en) tussen die ruimten voor zover nodig regelmatig schoongehouden worden. Ook het aanbrengen van structuur in de huishouding, en het wassen, drogen en strijken van kleding, bedden- en linnengoed kan deel uitmaken van de hulp-op-maat.
Voor inwoners die hulp-op-maat in de vorm van de maatschappelijke opvang nodig hebben, gelden de regels die zijn vastgelegd in de verordening van centrumgemeente ‘s-Hertogenbosch, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch op 12 december 2017. Deze verordening is te vinden op overheid.nl.
4.3.2 Veiligheid bij deelname aan de samenleving [Wmo]
De hulp-op-maat houdt in dat inwoners begeleid worden. De begeleiding kan een-op-een of in een groep plaatsvinden. Het betekent, dat de begeleider toezicht houdt op de dagelijkse gang van zaken en de inwoner helpt om op een goede manier met zijn omgeving te communiceren. De begeleider kan ook helpen bij normale (dagelijkse) activiteiten, zoals het structureren van de dag, het doen van de administratie en het beheren van de financiën, maar neemt deze niet volledig over.
De hulp die de gemeente aanbiedt kent verschillende vormen. Hulp kan in de vorm van een dienst zijn (bijvoorbeeld hulp in de huishouding), maar het is ook mogelijk dat er een product wordt gegeven (bijvoorbeeld een rolstoel). In bepaalde gevallen kan de hulp in de vorm van geld worden gegeven of als een persoonsgebonden budget. In dit hoofdstuk is geregeld op welke manier de gemeente de hulp geeft. Ook is geregeld wanneer de gemeente een financiële bijdrage aan de inwoner kan vragen.
5.2 Hulp in geld [Jeugdwet, Wmo, Awb]
De inwoner die hulp van de gemeente krijgt ontvangt hulp in de vorm van geld, als dat in de wet of in deze verordening zo is bepaald. Hulp in de vorm van geld hoeft meestal niet terugbetaald te worden. Alleen als in de wet of in deze verordening anders is bepaald en dit aansluit bij de persoonlijke situatie van de inwoner, dan moet het geld wel worden terugbetaald.
De gemeente stelt het tarief voor hulp door iemand uit het sociale netwerk vast op het goedgekeurde tarief uit artikel 5.3.2 onder a. Dit tarief is minstens het wettelijk minimumuurloon, inclusief vakantiebijslag voor een persoon van 22 jaar of ouder met een 36-urige werkweek, zoals dit is geregeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
Als de hulp wordt gegeven door een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad, wordt dit altijd als hulp door iemand uit het sociale netwerk gezien. Wordt de hulp gegeven door een ander uit het sociale netwerk die beroepsmatig de hulp verleent, dan gelden de regels voor beroepsmatig verleende hulp.
8. Afspraken tussen inwoner en gemeente
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de gemeente en de inwoner met elkaar omgaan. Het gaat over de manier waarop de gemeente zich moet gedragen en wat er van de inwoner wordt verwacht. Als de inwoner rechten heeft, dan staan daar vaak plichten tegenover. Houdt de inwoner daar onvoldoende rekening mee, dan kan de gemeente de voorziening beëindigen, terugvorderen of verlagen.
9. Inspraak en cliëntenparticipatie
Het beleid dat de gemeente maakt en uitvoert is bedoeld voor de inwoners. Met de ervaringen van de inwoners kan de gemeente haar beleid als het nodig is aanpassen en verbeteren. In dit hoofdstuk is vastgelegd hoe inwoners hun invloed kunnen uitoefenen. Ook is geregeld dat er een cliëntenadviesraad is en is de taak van deze raad beschreven. Ten slotte is hier ook geregeld op welke manier inwoners met leveranciers, zoals zorgaanbieders, kunnen overleggen over diensten en producten die bedoeld zijn voor de inwoners met een beperking.
De gemeente probeert het beleid en de regels zo goed mogelijk uit te voeren. Toch is het mogelijk dat inwoners het niet eens zijn met de aanpak van de gemeente. In dit hoofdstuk staan enkele regels over de mogelijkheid om een klacht in te dienen, een vertrouwenspersoon te spreken of bezwaar te maken. Daarbij is aangesloten bij de visie op klachtbehandeling van de Nationale ombudsman.
10.4 Vertrouwenspersoon [Jeugdwet, Gemeentewet]
De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner die hulp van de gemeente krijgt, een onafhankelijke vertrouwenspersoon kan spreken. De inwoner kan bij deze vertrouwenspersoon terecht voor een vertrouwelijk gesprek over bijvoorbeeld ongewenste omgangsvormen, problemen, klachten en vragen in verband met de geboden hulpverlening.
Voor de Jeugdwet geldt: de vertrouwenspersoon kan de inwoner (jongere, ouder of pleegouder) op verzoek ondersteunen bij problemen, klachten en vragen in verband met de hulpverlening door de gemeente, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling jeugdbescherming en jeugdreclassering en het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis).
Voordat de gemeente een besluit op een bezwaarschrift neemt, neemt een medewerker telefonisch contact op met de inwoner om het bezwaar te bespreken. De medewerker geeft uitleg over het besluit van de gemeente en informeert bij de inwoner naar argumenten, feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van het bezwaar. Dit gesprek is gericht op verbetering van de besluitvorming door de gemeente. Het kan ertoe leiden dat de inwoner het bezwaar intrekt of dat de gemeente een ander besluit neemt.
De diensten en producten die de gemeente levert, moeten van goede kwaliteit zijn. Diensten moeten aansluiten bij de behoefte van de inwoner. Producten moeten degelijk zijn en goed bruikbaar voor de inwoner. De gemeente moet zich bij de inkoop van diensten en producten aan bepaalde regels houden. Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit, de inkoop en de aanbesteding van diensten en producten.
In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. Hier is ook opgenomen dat de gemeente bepalingen uit deze verordening kan uitwerken of verder invullen, dat met regelmaat beoordeeld wordt of de verordening nog goed werkt, wat de officiële naam is van deze verordening en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als dit echt nodig is.
De gemeente kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels of van een (nadere) regeling. Beleidsregels geven aan hoe de gemeente met een bepaalde bevoegdheid omgaat. Met een (nadere) regeling worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt. De mogelijkheid om deze uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.
12.3 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule)
De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze verordening als toepassing van die bepaling een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is. Een uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen van de in 1.1 genoemde wetten of de doelen van deze verordening door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.
In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd. Waarom deze begrippenlijst?
Andere voorziening: een voorziening waarop de inwoner een beroep kan doen voor de hulp die hij nodig heeft, anders dan hulp-op-maat. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar vrij toegankelijk zijn voor de inwoner. Dat kan een andere uitkering zijn, een algemeen gebruikelijke (bijlage 1), algemene of collectieve voorziening, of voorzieningen als alimentatie en toeslagen.
Inwoners met beperking(en): Hiermee worden de beperkingen bedoeld, zoals benoemd in de Wmo 2015. Dit zijn personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen.
Collectief taxivervoer: vervoer van deur tot deur, op afroep en met een deeltaxi (ook wel collectief vraagafhankelijk vervoer genoemd).
Effect: het resultaat of het doel.
Fraude: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een voorziening is, en om de duur en hoogte van die voorziening vast te stellen. Als gevolg hiervan wordt een voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.
Gebruikelijke hulp: de hulp die over het algemeen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Voor de Jeugdwet wordt met ouders ook andere opvoeders en verzorgers bedoeld (zie ook bijlage 1).
Gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel.
Gesprek: gesprek waarin de inwoner zijn hulpvraag, zijn persoonlijke situatie en het effect dat hij wil bereiken bespreekt.
Hulp: maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo, jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet,
Hulp-op-maat: een op de inwoner afgestemde voorziening.
Hulpvraag: de behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.
Inspraak: inspraak als bedoeld in artikel 150 van de Gemeentewet. Met inspraak wordt in artikel 3.6 van deze verordening ook bedoeld het recht om invloed uit te oefenen en over iets mee te beslissen.
Inwoner: de persoon die een direct belang heeft bij een besluit van de gemeente (artikel 1:2, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht). Als de inwoner een hulpvraag heeft die nog niet heeft geleid tot een verzoek om een besluit te nemen of tot feitelijk handelen door de gemeente, dan wordt met inwoner bedoeld: degene die als ingezetene in de basisregistratie personen van de gemeente is ingeschreven.
Jeugdhulp: hulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Jongere: de minderjarige. Als het gaat om de Jeugdwet: de jeugdige, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Jongerenwerk: basisaanbod van sociaal-culturele voorzieningen voor jongeren, zoals kinderwerk, tiener- en jongerenwerk, sportbuurtwerk en jongereninformatie. Het basisaanbod bevat ook activiteiten die stimulering van de ontwikkeling of het voorkomen van problemen bij jongeren tot doel heeft.
Leverancier: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen of diensten levert tegen betaling.
Medewerker: de persoon die namens het college van burgemeester en wethouders optreedt.
NIBUD-prijzengids: een handboek dat wordt uitgegeven door het NIBUD. In deze gids staan gangbare, actuele prijzen van producten en diensten.
Persoonlijke situatie: alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn, inclusief de behoefte van de inwoner en de godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging.
Onafhankelijk deskundige (cliëntondersteuner): in de Wmo staat dat gemeenten voor de beschikbaarheid van adequate, onafhankelijke cliëntondersteuning moeten verzorgen. Een cliëntondersteuner staat naast iemand met een hulpvraag. U kunt contact opnemen met de onafhankelijke cliëntondersteuning van MEE via 088-6330000 of mailen naar clientondersteuning@meegeldersepoort.nl.
Ondersteuningsplan: een plan van aanpak dat de gemeente opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner in het maatschappelijk leven ervaart, waarin de gewenste hulp wordt geïnventariseerd en de gemeente mogelijke oplossingen aandraagt.
Persoonlijk plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner ervaart en de gewenste hulp wordt geïnventariseerd. Gaat het om jeugdhulp, dan wordt hieronder verstaan: een familiegroepsplan.
Pgb: persoonsgebonden budget, een geldbedrag waarmee iemand zelf hulp(middelen) in kan kopen.
Pgb-plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt over de hulp die hij nodig heeft en die hij met het pgb wil inkopen. In het plan geeft de inwoner onder andere aan welke hulpverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke hulp gaat geven en hoe de kwaliteit en de continuïteit van die hulp gewaarborgd worden.
Professional: iemand die beroepsmatig hulp verleent.
Sociaal netwerk: huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt (inclusief mantelzorgers).
Voorziening: hulp in de vorm van een dienst, activiteit, product, pgb of geldbedrag.
Vrij toegankelijke hulp: hulp die beschikbaar is zonder verwijzing van een huisarts, medisch specialist, jeugdarts of besluit van de gemeente.
Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet.
Wmo 2015: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Wmo-hulp: de maatschappelijke ondersteuning, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo.
Zorgaanbieder: een zorgorganisatie met medewerkers in dienst die een voorziening levert op vraag van de inwoner.
Zzp’er: een ondernemer zonder personeel in dienst die een voorziening levert op vraag van de inwoner. De ondernemer is ingeschreven bij de kamer van koophandel als zzp’er.
Dit is zorg die van ouders, partner of sociale omgeving verwacht mag worden. Alleen zorg die niet redelijkerwijs van ouders verwacht mag worden is zogenaamde bovengebruikelijke hulp. De gemeente Zaltbommel gebruikt bij het afwegen of iet s in uw situatie gebruikelijke hulp is de handreiking van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daarnaast is het van uw situatie afhankelijk wat uw eigen kracht is. Dit beoordeeld een professional van het wijkteam.
Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling in verschillende levensfasen van het kind.
Bron: Factsheet Zorg voor kinderen met een intensieve zorgvraag Gebruikelijke zorg
Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, november 2016
Bijlage 2: Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn in principe voor iedereen beschikbaar, of u nu wel of geen beperking heeft. Wat in een concrete situatie algemeen gebruikelijk is, hangt vaak af van de geldende maatschappelijke normen op het moment van de aanvraag. Algemeen gebruikelijke voorzieningen worden niet vanuit de Wmo verstrekt.
Bij de vraag of een voorziening algemeen gebruikelijk is moet de gemeente kijken naar het individuele geval. Dus iedere aanvraag moet worden beoordeeld aan de hand van de concrete omstandigheden van de aanvrager.
De gemeente kan dus niet zomaar stellen dat een bepaalde voorziening in ieder individueel geval gebruikelijk is. Een voorziening is daarmee dus nooit als zodanig algemeen gebruikelijk. Met het criterium ‘algemeen gebruikelijk’ kan worden beoogd te voorkomen dat het college een voorziening verstrekt waarvan aannemelijk is te achten dat een belanghebbende daarover ook zou hebben beschikt als hij niet beperkt/gehandicapt was geweest.
Individueel onderzoek is cruciaal voor de beoordeling of een voorziening in het individuele geval algemeen gebruikelijk is.
Om te kunnen bepalen of in een individueel geval een voorziening algemeen gebruikelijk is zal ook individueel onderzoek dienen plaats te vinden. De bevindingen uit dit onderzoek zijn nodig om goed gemotiveerd een aanvraag (voor een collectieve of individuele voorziening ) af te wijzen.
De criteria en te beantwoorden vragen bij het individuele onderzoek zijn:
Vraag: Zou de aanvrager over de voorziening kunnen beschikken als hij niet beperkt/gehandicapt zou zijn geweest? Criteria voor de beantwoording van de vraag zijn:
Is de voorziening gewoon te koop?
Is de prijs van de voorziening vergelijkbaar met soortgelijke producten die algemeen gebruikelijk worden geacht?
Is de voorziening specifiek ontworpen voor mensen met een beperking/handicap?
Een belangrijk aandachtspunt bij de beoordeling is dat het inkomen geen rol mag spelen. De financiële situatie van een cliënt mag binnen de Wmo 2015 wel in beeld komen als de cliënt betwist een algemeen gebruikelijke voorziening te kunnen betalen. Het college moet dan onderzoeken of de financiële situatie inderdaad dusdanig is dat niet volgehouden kan worden dat de gevraagde voorziening voor deze cliënt algemeen gebruikelijk te achten is. De cliënt moet hiervoor dan ook inzage geven in zijn financiële positie.
Er is geen complete lijst van voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn, maar voorbeelden zijn:
Andere vormen van Algemene Voorzieningen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-130343.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.