Gemeenteblad van Barneveld
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Barneveld | Gemeenteblad 2020, 128531 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Barneveld | Gemeenteblad 2020, 128531 | Beleidsregels |
Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld tot vaststelling van de Beleidsregels verhaal Pw en Bbz gemeente Barneveld
Artikel 3. Bevoegdheid tot verhaal
Het college verhaalt de kosten van bijstand op de onderhoudsplichtige aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voor zover bij het besluit op de aanvraag om bijstand met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden als de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van verlening van bijstand niet heeft kunnen voorzien.
Artikel 5. Ingangsdatum verhaalsbijdrage
De verhaalbijdrage wordt opgelegd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het besluit tot verhaal van de kosten van bijstand is verzonden.
Artikel 8. Indexering verhaalsbijdrage rechtelijke uitspraak
In overeenstemming met artikel 402a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek worden enkel de door de rechter, dan wel door partijen bij overeenkomst, vastgestelde verhaalsbijdragen jaarlijks geïndexeerd.
Artikel 12. Afwijkingsbevoegdheid
Het college handelt in overeenstemming met deze regeling, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze regeling te dienen doelen.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
H.F.B. van Steden
Secretaris
dr. J.W.A. van Dijk,
Burgemeester
Artikel 2. Verplichtingen van de bijstandsgerechtigde tot het (op)eisen van alimentatie
Op grond van artikel 55 Participatiewet, kan het college nadere verplichtingen aan de bijstandsgerechtigde opleggen. Deze verplichtingen moeten strekken tot het verminderen dan wel beëindigen van de bijstandsverlening. Hieronder kan het aanspraak maken op zowel partner- als kinderalimentatie worden verstaan.
Als de onderhoudsgerechtigde nog geen alimentatie heeft gevorderd bij de onderhoudsplichtige, dan wordt men de verplichting opgelegd om alsnog alimentatie te vorderen bij de onderhoudsgerechtigde. Voldoet de onderhoudsplichtige hier niet aan dan zal de onderhoudsplicht middels een procedure bij de rechtbank afgedwongen moeten worden.
De op grond van artikel 55 Participatiewet opgelegde verplichting houdt tevens in dat de te vorderen alimentatie conform de geldende trema-normen wordt vastgesteld. Voordat de onderhoudsgerechtigde instemt met de hoogte en duur van de alimentatie, moet de onderhoudsgerechtigde de draagkrachtberekening ter goedkeuring aan het college voorleggen. De draagkrachtberekening dient actueel te zijn.
Voordat het college de verplichting op grond van artikel 55 Participatiewet oplegt dat middels een rechterlijke uitspraak de onderhoudsplicht wordt vastgesteld, onderzoekt het college eerst of de onderhoudsplichtige naar verwachting over draagkracht beschikt om een onderhoudsbijdrage te kunnen betalen. Hiertoe kan het college gebruik maken van informatie van de bijstandsgerechtigde en het onderzoek dat is verricht door de advocaat van de onderhoudsgerechtigde.
De voorkeur van het college gaat uit naar het opleggen van een verplichting zoals bedoeld in artikel 55 Participatiewet. Er zijn echter situaties denkbaar waarin het gelet op alle feiten en omstandigheden niet wenselijk of redelijk is hiertoe over te gaan. Hierbij moet gedacht worden aan een onveilige situatie voor de onderhoudsgerechtigde en/of zijn of haar kinderen. Het is aan het college om te bepalen of er van een onveilige situatie sprake is. Als hiervan sprake is zal afgezien worden van het opleggen van de verplichting zoals bedoeld in artikel 55 Participatiewet.
Het niet opleggen van de verplichting zoals bedoeld in artikel 55 Participatiewet, laat onverlet dat het college op grond van artikel 62, 62b Participatiewet en deze beleidsregels direct of op een later moment verhaal kan instellen.
Artikel 3. Bevoegdheid tot verhaal
Als het college afziet van het opleggen van de verplichting zoals bedoeld in artikel 55 Participatiewet, dan maakt het college ten volle gebruik van zijn bevoegdheid om verhaal in te stellen. Hieronder wordt zowel de aan de bijstandsgerechtigde en diens ten laste komende kind(eren) verleende algemene bijstand als de ten behoeve van de jongmeerderjarige verstrekte bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud.
Naast de gevallen waarin sprake is van verhaal op grond van een wettelijke onderhoudsplicht zoals bedoeld in boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, kan het college ook verhaal instellen in het geval van een schenking en een nalatenschap.
Voor wat betreft de schenking dient hiervoor vast te staan dat ten tijde van de schenking het voor de schenker voorzienbaar was dat hij/zij hierdoor eerder in bijstand behoevende omstandigheden zou komen te verkeren.
Voor wat betreft de nalatenschap geldt dat het college uitsluitend verhaal kan instellen op de langstlevende partner, dan wel op een van de erfgenamen die geacht kan worden bij de afhandeling van de nalatenschap betrokken te zijn.
Artikel 4. Afzien van het nemen van een besluit tot verhaal
Het college is bevoegd om af te zien van het nemen van een besluit tot verhaal, in die gevallen waarin het naar het oordeel van het college (nog) niet wenselijk is om enige verhaalsbijdrage op te leggen. Het college volstaan in deze gevallen met het intern rapporteren omtrent de redenen waarom vooralsnog geen verhaal zal worden toegepast.
Verhaalsbijdrage lager dan € 25,- per maand
Het college ziet af van het nemen van een besluit tot verhaal, wanneer de op te leggen bijdrage minder bedraagt dan € 25,- per maand. Dit betekent wel dat het college een kennisgeving aan de onderhoudsplichtige zendt en verzoekt om noodzakelijke bewijsstukken te overleggen. Als uit de draagkrachtberekening blijkt dat de draagkracht geen hogere bijdrage dan € 25,- per maand toelaat dan ziet het college af van het nemen van een verhaalbesluit.
Wanneer bij rechtelijke uitspraak is besloten dat de onderhoudsbijdrage € 25,- of minder per maand bedraagt, wordt deze wel geïnd. Hieronder wordt niet een bij convenant overeengekomen onderhoudsbijdrage bedoeld die door de rechter is bekrachtigd. Enkel onderhoudsplichten die nadrukkelijk door de rechter zijn bepaald aan de hand van de geldende trema-normen worden gevolgd.
WSNP/minnelijke schuldregeling
Als de onderhoudsplichtige is toegelaten tot de WSNP (wettelijke schuldsanering) of een gemeentelijke schuldregeling, dan kan het college gedurende de periode van de schuldregeling afzien van het nemen van een verhaalbesluit.
Als de onderhoudsplichtige nog niet is toegelaten tot de schuldregeling zal het besluit tot verhaal als nog genomen worden. De hoogte van de onderhoudsbijdrage kan op dat moment namelijk nog meegenomen worden bij de beoordeling van het besteedbaar inkomen ten tijde van de schuldregeling.
Verblijf in het buitenland en geen inkomen van een in Nederland gevestigde organisatie
Het is naar het oordeel van het college niet haalbaar om verhaal toe te passen in die gevallen dat de onderhoudsplichtige in het buitenland verblijft en geen inkomen ontvangt van een in Nederland gevestigde organisatie. Ontvangt de onderhoudsplichtige wel een inkomen van een in Nederland gevestigde organisatie dan kan hierop beslag worden gelegd.
Het is naar het oordeel van het college niet wenselijk om verhaal toe te passen in het geval de onderhoudsplichtige is opgenomen in het Register Niet-Ingezetenen (RNI). Dit omdat niet bekend is waar de onderhoudsplichtige daadwerkelijk zijn verblijf heeft.
Als naar het oordeel van het college sprake is van dringende redenen kan tevens afgezien worden van het nemen van een besluit tot verhaal. De vraag wat dringende redenen zijn om af te zien van het nemen van een verhaalbesluit, kan moeilijk in zijn algemeenheid beantwoorden worden. Aan de hand van alle omstandigheden moet de situatie beoordeeld worden.
Artikel 7. Limitering hoogte van verhaalsbijdrage
De hoogte van de op te leggen verhaalsbijdrage is begrensd door de behoefte van de bijstandsgerechtigde en/of diens ten laste komende kinderen en de draagkracht van de onderhoudsplichtige. In geval van een verhaalsbijdrage voor de bijstandsgerechtigde is de behoefte gelijk aan het maximaal bruto te verlenen bijstand. In het geval van een verhaalsbijdrage voor de ten laste komende kinderen, is de behoefte afhankelijk van de leeftijd van het kind en de hoogte van het voormalige gezinsinkomen (ten tijde van de samenleving). De verhaalsbijdrage kan nooit meer bedragen dan de bruto te verlenen bijstand.
Als de behoefte en/of de draagkracht niet berekend kan worden omdat de onderhoudsplichtige zijn inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 60, eerste lid van de Participatiewet niet of niet voldoende nakomt, dan besluit het college op grond van artikel 62i jo. artikel 58 , vijfde lid van de Participatiewet om de verhaalsbijdrage voor de ex-partner vast te stellen op de bruto verleende bijstand. Als het een onderhoudsbijdrage voor minderjarige kinderen betreft wordt de hoogte van de verhaalsbijdrage vastgesteld conform de hoogste inkomenscategorie van de geldende behoeftetabel van Trema.
Artikel 8. Indexering verhaalsbijdrage rechtelijke uitspraak
Door de rechter vastgestelde alimentatie en verhaalsbijdragen worden jaarlijks van rechtswege geïndexeerd. Dit geschiedt automatisch, tenzij de indexatie door de rechter is uitgesloten. In het geval van een door het college opgelegde verhaalsbijdrage, die niet door de rechter is bekrachtigd is er geen sprake van indexering.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-128531.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.