Damoclesbeleid Bronckhorst 2020

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Bronckhorst houdende regels omtrent artikel 13b Opiumwet.

 

1. Inleiding

Gemeenten krijgen steeds vaker te maken met het fenomeen ondermijning en georganiseerde criminaliteit. Dit fenomeen uit zich op verschillende manieren. Hennepteelt is de meest bekende vorm van ondermijning. Ook in de gemeente Bronckhorst worden we met overtredingen van de Opiumwet geconfronteerd. Dit heeft een negatieve en ondermijnende invloed op het openbare leven, waaronder op de leefbaarheid, het veiligheidsgevoel en de gezondheid van burgers in de gemeente. Het ‘ Damoclesbeleid Bronckhorst 2020’ (hierna: ‘het Damoclesbeleid ’) is er in de kern op gericht de negatieve en ontwrichtende effecten van de drugshandel- en productie op het openbare leven zoveel mogelijk te beperken door overtredingen van de Opiumwet te beëindigen en herhaling ervan te voorkomen.

 

In augustus 2014 hebben diverse partners het Hennepconvenant Oost-Nederland ondertekend. Met het convenant verplichten de gemeenten, de Veiligheidsregio’s en de woningcorporaties binnen de provincies Overijssel en Gelderland en daarnaast alle netbeheerders, de politie, het UWV en het Openbaar Ministerie zich tot een intensieve en integrale aanpak van hennepteelt. Met de beleidsregels van artikel 13b Opiumwet wordt vormgegeven aan de mogelijkheid om bestuurlijk op te treden tegen teelt, productie en de handel in drugs vanuit bijvoorbeeld koopwoningen en bedrijfspanden. Zo worden maatregelen niet naast elkaar ingezet, maar bevoegdheden versterkt in een integrale aanpak.

2. Juridisch kader

In artikel 13b eerste lid van de Opiumwet (hierna; ‘artikel 13b van de Opiumwet’) is aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend om een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven, een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Sinds 1 januari 2019 is dit artikel uitgebreid en kent artikel 13b van de Opiumwet aan de burgemeester tevens de bevoegdheid toe om een last onder bestuursdwang op te leggen indien woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3 (lijst I), of artikel 11a (lijst II) voorhanden is.

 

Gelet op de tekst van artikel 13b van de Opiumwet beschikt de burgemeester bij de uitoefening van de in artikel 13b van de Opiumwet neergelegde bevoegdheid over beleidsruimte. Dit damoclesbeleid bevat de kaders die de burgemeester van Bronckhorst in acht neemt bij de toepassing van haar bevoegdheden op grond van artikel 13b Opiumwet.

3. Uitgangspunten Damoclesbeleid Bronckhorst

  • Voor de bestuurlijke handhaving verstrekt de politie de benodigde informatie aan de burgemeester. Deze informatieverstrekking vindt schriftelijk plaats in de vorm van een hennepbericht of bestuurlijke rapportage waarbij de burgemeester informatie krijgt over de geconstateerde feiten, het optreden en de bevindingen van de politie die voortvloeien uit een strafrechtelijk onderzoek. Daarbij wordt aangetekend dat aan de bewijslast voor bestuursrechtelijke maatregelen minder zware eisen worden gesteld dan in het kader van het strafrecht.

  • De benodigde informatie voor de bestuurlijke handhaving ten aanzien van hennepkwekerijen wordt verkregen conform het Regionaal Hennepconvenant, met als ondertitel ‘Integrale aanpak van hennepkwekerijen in Oost Nederland’.

  • In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • -

      drugs: de middelen als bedoeld in lijst I (harddrugs) of II (softdrugs) van de Opiumwet;

    • -

      drugshandel: de verkoop, aflevering of verstrekking van drugs dan wel de aanwezigheid van drugs in een pand en de daarbij behorende erven met als kennelijke doel de verkoop, aflevering of verstrekking. Voor het begrip drugshandel in de zin van deze beleidsregels hoeft er dus geen constatering te zijn van daadwerkelijke handel in drugs. In geval van een hoeveelheid van meer dan 0,5 gram harddrugs en/of 5 gram softdrugs wordt aangenomen dat er geen sprake is van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Dit wordt in deze beleidsregel in ieder geval beschouwd als een handelshoeveelheid als bedoeld voor het verkopen, afleveren, vertrekken dan wel daartoe aanwezig zijn in de zin van de Opiumwet;

    • -

      (drugs)productie: het telen, bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van drugs;

    • -

      productiemiddel voor drugs: een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a van de Opiumwet.

  • Deze beleidsregel is van toepassing op alle vormen van drugshandel en productie, zoals bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet, zowel hard- of softdrugs. Mocht tussen de verschillende vormen een onderscheid worden gemaakt, wordt dit in deze beleidsregel expliciet toegelicht.

  • Het begrip verkoop wordt ruim geïnterpreteerd: het totaal aan handelingen dat rechtstreeks tot de overdracht van het verkochte leidt. Ook voorbereidingshandelingen voor drugshandel, zoals het maken van afspraken om drugs te verkopen tussen leverancier en afnemer, al dan niet via een tussenpersoon wordt hieronder verstaan. Dit betekent dat zelfs bij het leggen van contacten of het niet plaatsvinden van de levering en betaling vanuit het lokaal of de woning sprake kan zijn van verkoop vanuit dat lokaal of woning.

  • Uit vaste jurisprudentie van de Raad van State mag worden aangenomen dat een hennepkwekerij niet bedoeld is voor eigen consumptie en daarom voldoet aan het vereiste van een handelshoeveelheid (ABRvS 11 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2362).

  • De Opiumwet bevat geen nadere invulling van de kwalificatie van voorbereidingshandelingen, maar het moet gaan om voorwerpen of stoffen die het ernstige vermoeden rechtvaardigen dat deze bestemd zijn voor o.a. het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Dit zal moeten blijken uit o.a. de aard en hoeveelheid van de aangetroffen voorwerpen of stoffen, de onderlinge combinatie en/of andere gebleken feiten en omstandigheden zoals door de politie vastgesteld. De rechthebbende op de woning of het lokaal zal in voorkomend geval de conclusies die ontleend worden uit onder andere aard en onderlinge combinatie van de aangetroffen voorwerpen moeten ontkrachten.

  • Met een pand wordt in deze beleidsregel bedoeld een lokaal of woning en de daarbij behorende erven en ruimten. Ook mobiele lokalen, zoals containers of trailers, en het erf waarop ze staan vallen onder de werking van de beleidsregel.

  • Als beleidsuitgangspunt wordt als regel gekozen voor het toepassen van een last onder bestuursdwang en niet voor het opleggen van een last onder dwangsom. Bestuursdwang is een directer middel dat, in tegenstelling tot een last onder dwangsom, tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden, herhaling zal voorkomen en de bekendheid van het pand teniet zal doen. Van een last onder dwangsom mag in de meeste gevallen weinig effect worden verwacht, gelet op het feit dat het financiële gewin in het verdovende middelen-circuit dusdanig groot is, dat met een last onder dwangsom naar verwachting niet zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald.

  • Bij het toepassen van een last onder bestuursdwang houdt dit feitelijk een (tijdelijke) sluiting van het lokaal of de woning in. Het (tijdelijk) sluiten van een pand en/of erf moet als de meest effectieve maatregel worden beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen.

  • In beginsel sluit de zwaarte van de maatregel in de matrixen aan op:

    • -

      de locatie van de overtreding van de Opiumwet;

    • -

      de zwaarte van de overtreding van de Opiumwet;

    • -

      de frequentie van de overtreding.

  • De gekozen termijn van de tijdelijke sluiting wordt noodzakelijk geacht om:

    • -

      te bewerkstelligen dat er door de gekozen maatregel een einde komt aan de overtreding van de Opiumwet;

    • -

      te bewerkstelligen dat door de gekozen maatregel het drugspand definitief uit het drugscircuit wordt verwijderd, door de loop uit het drugspand te halen en de bekendheid van het pand dan wel het erf als locatie waar drugs worden verkocht of daartoe aanwezig zijn dan wel geproduceerd worden of productiemiddelen aanwezig zijn bij handelaren, gebruikers en derden te weg te nemen;

    • -

      te bewerkstelligen dat herhaling van de overtreding wordt voorkomen;

    • -

      de negatieve effecten en risico’s voor de openbare orde en veiligheid van handel in, productie van en het gebruik van drugs zoveel mogelijk te beheersen;

    • -

      te voorkomen dat strafbare feiten plaatsvinden;

    • -

      het beschermen van de rechten van anderen door een voor een ieder zichtbare sluiting;

    • -

      het signaal af te geven dat het ongeoorloofd is dat een pand als locatie dient om drugs te verbouwen of anderszins te creëren;

    • -

      het signaal af te geven aan bij een pand betrokken drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid tegen drugscriminaliteit optreedt en daarmee, met name in kwetsbare woonwijken/bedrijventerreinen bewerkstelligen dat er een grotere meldingsbereidheid bij buurtbewoners/bedrijven ontstaat;

    • -

      voorkomen van verdere aantasting van het woon- en leefklimaat en verloedering van de wijk/het terrein;

    • -

      voorkomen van aantasting van de geloofwaardigheid van de overheid;

    • -

      het belang van handhaving van de Opiumwet tot uitdrukking te brengen.

  • De burgemeester heeft bij het vaststellen van de bestuursrechtelijke maatregelen in de matrixen een belangenafweging gemaakt, waarbij de bovengenoemde aspecten, zijn afgewogen tegen de belangen van belanghebbende(n).

  • Gelet op het recht op respect voor het/ieders privé-, familie- en gezinsleven, de woning en de correspondentie (artikel 8 EVRM) dient bij het sluiten van woningen een nog zorgvuldigere belangenafweging plaats te vinden dan bij lokalen, waarbij in het bijzonder rekening gehouden dient te worden met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

  • Om tot een zorgvuldige belangenafweging te komen, wordt gebruik gemaakt van een aantal indicatoren. Door gebruik te maken van de indicatoren geeft de burgemeester invulling aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

  • Indien een bestuursrechtelijke maatregel is opgelegd of waarschuwing is gegeven, geldt een periode van 5 jaar na verzenddatum van de bestuursrechtelijke maatregel of waarschuwing waarbinnen een volgende constatering leidt tot de volgende stap/bestuursrechtelijke maatregel in de handhavingsmatrix.

  • Indien meer dan 5 jaar na verzenddatum van de bestuursrechtelijke maatregel of waarschuwing een constatering wordt gedaan, dan geldt deze als 1e constatering en wordt conform die constatering opgetreden (waarschuwing of bestuursrechtelijke maatregel).

  • Bij een sluiting voor onbepaalde tijd blijft een pand minimaal één jaar gesloten. Na het eerste jaar zal per drie maanden worden beoordeeld of de sluiting kan worden beëindigd.

4. Bestuurlijke maatregelen

 

4.1 Maatregelentabel

De uitgangspunten beschreven in hoofdstuk 3 komen tot uitdrukking in onderstaande maatregelentabel. Deze tabel zal worden toegepast bij het bepalen van de op te leggen maatregel en sluitingsduur voor het betreffende pand.

 

 

Overtreding 1

Overtreding 2

Overtreding 3

Overtreding 4

Harddrugs woning

> 0,5 gram/ voorwerpen ter voorbereiding

Waarschuwing voor 5 jaar of 3 maanden sluiting

Binnen 5 jaar, 6 maanden sluiting

Binnen 5 jaar, sluiting voor onbepaalde tijd

 

Softdrugs woning

> 5 gram/ > planten / voorwerpen ter voorbereiding

Waarschuwing voor 5 jaar of 3 maanden sluiting

Binnen 5 jaar, 6 maanden sluiting

Binnen 5 jaar, 12 maanden sluiting

Binnen 5 jaar, sluiting voor onbepaalde tijd

Harddrugs lokaal Geen hoeveelheid aangeven

12 maanden sluiting

Binnen 5 jaar, sluiting voor onbepaalde tijd

 

 

Softdrugs lokaal Geen hoeveelheid aangeven

6 maanden sluiting

Binnen 5 jaar, 12 maanden sluiting

Binnen 5 jaar, sluiting voor onbepaalde tijd

 

 

4.3 Toepassen last onder bestuursdwang

Het beleid betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet wordt onderverdeeld in de volgende rubrieken:

  • I.

    Woningen: de niet gedoogde drugshandel in woningen dan wel bij woningen behorende erven. Bijgebouwen bij woningen vallen in het kader van dit beleid onder het begrip “woningen”;

  • II.

    Niet gedoogde verkooppunten van drugs: de drugshandel in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen dan wel in of bij zodanige lokalen behorende erven.

In de gemeente Bronckhorst geldt op grond van de nota coffeeshopbeleid gemeente Bronckhorst een zogeheten nulbeleid, dit houdt in dat er in de gemeente Bronckhorst geen coffeeshops worden toegestaan.

 

4.3.1 I Woningen en daarbij behorende erven

Doordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen, wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in woningen die bewoond worden sprake is van het hebben van een woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer. De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een woning een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat op een normale wijze voor bewoning kan worden gebruikt en dat/die daarvoor ook mag worden gebruikt (woongenot). Of een woning wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat veelal wordt verwoord in het rapport van bevindingen van de politie.

 

4.3.2 Handelsvoorraad harddrugs buiten medeweten hoofdbewoner(s)

Denkbaar is dat er situaties zijn dat de hoofdbewoner van een woning redelijkerwijs geen weet heeft van de aanwezigheid van handelsvoorraden harddrugs in de woning. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als een in een huis wonend kind buiten medeweten van zijn of haar ouders een handelsvoorraad harddrugs bewaart in de woning en/of een bijgebouw bij een woning. In die situaties zal eerst een waarschuwing gegeven worden. Het is in beginsel aan de hoofdbewoner om aannemelijk te maken dat hij geen weet had van de aanwezigheid. Als hoofdbewoner geldt in deze situaties de eigenaar van de woning die er ook woont of, bij verhuur, de hoofdhuurder van de woning.

 

4.3.3 Softdrugs in woningen en daarbij behorende erven

Bij een constatering van een gevaarlijke situatie door de aanwezigheid van een hennepplantage ook bij de eerste constatering al besloten tot een sluiting van 3 maanden. Dit omdat het enige tijd kost voor een dergelijke plantage volledig ontmanteld is en het bovendien bekend is dat (bijvoorbeeld) elektrische installaties vaak onveilig zijn door het grote vermogen dat de plantage vraagt. Om de veiligheid van bewoners van de woning en de (eventuele) buren te beschermen kan de woning onmiddellijk worden gesloten.

 

4.4 II Lokalen en bijbehorende erven

Onder de in deze rubriek bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten). Drugshandel in of bij lokalen vormt eveneens een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarbij legt een illegaal verkooppunt een zware druk op de omgeving. Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid daarvan als zeer belastend ervaren. Illegale verkooppunten (de drugshandel zoals dat hierboven is gedefinieerd) vormen een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leiden vaak tot verloedering van het straatbeeld.

 

4.5 Bijzondere uitgangspunten bij het opleggen van een sluitingsmaatregel

 

4.5.1 Spoedeisende bestuursdwang

Indien de situatie dit eist, kan in bijzondere gevallen overgegaan worden tot een spoedsluiting. In dat geval kan worden afgezien van een vooraankondiging en de gelegenheid om een zienswijze in te dienen door belanghebbenden. Ook kan, in geval van een grote spoedeisendheid, mondeling een sluiting worden aangezegd die zo spoedig mogelijk op schrift wordt gesteld. Onder een bijzonder geval wordt in ieder geval verstaan een of meer van de volgende situaties:

  • Het aantreffen van een vuur- of steekwapen of explosief in het pand;

  • Verkoop van drugs aan een minderjarige;

  • Bezit van harddrugs door een minderjarige in het pand;

  • Aan het gebruik van het pand te relateren ernstige geweldsincidenten (waaronder geweld tegen een ambtenaar in functie) of ernstige incidenten waarbij de openbare orde, veiligheid of gezondheid in het geding is.

Dit betreft geen limitatieve opsomming. Per geval zal moeten worden bepaald of, in lijn met de ernst van bovengenoemde situaties, sprake is van een dermate bijzondere situatie waarbij onmiddellijk optreden vereist is. Het enkel aantreffen van een handelshoeveelheid drugs of een hennepkwekerij, valt hier niet onder.

 

4.5.2 Tijdstip ingaan sluiting

Lokalen worden, indien dit niet nader is bepaald in de last, 24 uur na bekendmaking van de last gesloten, tenzij sprake is van spoedeisende bestuursdwang of andere zwaarwegende omstandigheden een eerdere sluiting van het pand eisen. Woningen worden, indien dit niet nader is bepaald in de last, 72 uur na bekendmaking van de last gesloten, tenzij sprake is van spoedeisende bestuursdwang of andere zwaarwegende omstandigheden een eerdere sluiting van het pand eisen. Panden waarbij spoedeisende bestuursdwang wordt toegepast, zoals bedoeld in 4.5.1, worden 30 minuten na bekendmaking van de last gesloten, tenzij zwaarwegende omstandigheden terstond optreden eisen.

 

4.5.3 Kosten bestuursdwang

Het toepassen van bestuursdwang brengt kosten met zich mee, die verhaald kunnen worden op de eigenaar en de gebruiker van het pand. De volgende kosten zullen in principe, indien gemaakt, in rekening worden gebracht:

  • vervangen en/of ophangen extra sloten;

  • dierenopvang;

  • afsluiten van nutsvoorzieningen.

Dit is een opsomming van de meest voorkomende kosten die worden gemaakt en is geen limitatieve lijst.

 

4.5.4 Objectgerichte karakter van de maatregel

Overdracht van het pand tast de werking van de bestuurlijke maatregel niet aan. Dit geldt zowel voor een waarschuwing als voor een sluiting. Het bestuursrechtelijk optreden is niet persoonsgebonden maar pandgebonden. Het is dus niet noodzakelijk dat de eerstvolgende constatering van overtreding van de Opiumwet na een gegeven waarschuwing onder de verantwoordelijkheid van dezelfde persoon valt, als aan wie de waarschuwing is gegeven.

 

4.5.5 Registratie

Op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (Wkpb) onroerende zaken zal de sluiting van het pand binnen vier dagen worden ingeschreven in de landelijke voorziening.

 

4.5.6 Strafbaarstellingen

Ter informatie volgt hieronder een opsomming van gedragingen rondom de oplegging en uitvoering van een sluiting die strafbaar zijn gesteld:

  • 1.

    het verbreken van een verzegeling is strafbaar gesteld in artikel 199, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en is een misdrijf tegen het openbaar gezag;

  • 2.

    op grond van artikel 2:41, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), is het verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten pand en bijbehorend erf te betreden;

  • 3.

    artikel 187 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat het beschadigen, wederrechtelijk afscheuren of onleesbaar maken van de bekendmaking van de last (de kennisgeving), strafbaar is.

4.5.7 Extra mogelijkheid verhuurder

Indien er sprake is van een situatie dat er een overtreding van art. 13b Opiumwet plaatsvindt en een woning of een lokaal met erf wordt verhuurd, dan kan de verhuurder de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 BW ontbinden. De gemeente Bronckhorst verwacht van verhuurders dat zij gebruik maken van deze mogelijkheid indien er sprake is van drugsgerelateerde feiten.

 

Indien een verhuurder de betreffende overtreding van de Opiumwet zélf heeft gemeld én de verhuurder na vaststelling van de overtreding van de Opiumwet de huur onmiddellijk heeft opgezegd, wordt geen sanctie (waarschuwing of sluiting) opgelegd. Indien deze bepaling van toepassing is wordt aan de verhuurder een brief verzonden waarin aandacht wordt besteed aan de verantwoordelijkheden van een verhuurder en aan (preventie)maatregelen die een verhuurder kan nemen. Deze bepaling is niet van toepassing indien blijkt dat de verhuurder de zorgplicht als verhuurder onvoldoende in acht heeft genomen.

 

4.5.8 Belangenafweging

Zowel gebruikers als eigenaren hebben er belang bij dat een pand open blijft. Dit belang kan financieel zijn, er worden huurpenningen misgelopen, of het belang van het hebben van huisvesting, voortgang van bedrijfsactiviteiten, enzovoorts. Echter maakt dit gegeven handhavend optreden niet per se onredelijk. De wetgever heeft bewust lokaliteiten en woningen onder het regime van artikel 13b Opiumwet gebracht. Het is inherent aan deze keuze van de wetgever dat dit grote gevolgen kan hebben voor de eigenaren, verhuurders en gebruikers. De aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs en de gevolgen daarvan voor de openbare orde en veiligheid en rechtsorde zijn dermate ernstig dat herstel daarvan als algemeen belang zwaarder wordt geacht dan het individuele belang van een eigenaar, verhuurder en gebruiker. Daarbij is van belang dat een verhuurder kan kiezen aan wie hij een pand verhuurt en de gevolgen van die keuze voor zijn risico mogen worden gelaten. Een verhuurder kan zich voorts op de hoogte stellen van het gebruik dat van het verhuurde wordt gemaakt.

 

Het risico dat een pand krachtens artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet wordt gesloten, indien aan de in deze bepalingen gestelde vereisten is voldaan, is daarbij verbonden aan het verhuren van een pand (zie ABRvS 28 mei 2014,ECLI:RVS2014:1976).De (financiële) gevolgen van de toepassing van dit beleid kunnen zwaar zijn voor eigenaren, verhuurders en gebruikers. Voor bewoners van een pand dat wordt gesloten is een dergelijke maatregel tevens zeer ingrijpend. Echter, naast het feit dat eigenaren, verhuurders en gebruikers, indirect dan wel direct financieel voordeel hebben behaald uit de exploitatie van een hennepkwekerij en/of de handel in drugs, wordt de sluiting gerechtvaardigd door:

  • de brede bekendheid van het nationale beleid en nationale wetgeving ten aanzien van verdovende middelen. Het produceren van drugs is verboden, softdrugs mogen enkel worden verkocht in gedoogde coffeeshops en handel in harddrugs is altijd verboden;

  • de aard van de overtreding, namelijk een drugsgerelateerde criminele handeling met een bedrijfsmatig karakter, strafbaar gesteld bij wet;

  • het geschonden algemeen belang, namelijk verstoring van de openbare orde, veiligheid en rechtsorde, verloedering van het straatbeeld, aantasting van woon-, leef- en werkklimaat, onveiligheidsgevoelens in de straat/wijk, aantasting van de geloofwaardigheid van de overheid, geen controle op verkoop met alle gevolgen en gevaren voor de volksgezondheid, vergaren van illegale inkomsten en belastingontduiking, aanzuigende werking op het ontstaan van soortgelijke activiteiten, vermindering van de waarde van onroerend goed;

  • de beoogde werking van de maatregel, namelijk het terugdringen van de door criminele handelingen veroorzaakte negatieve effecten, herstel van het woon-, leef- en werkklimaat, terugdringen van recidive. Hetgeen hierboven is gesteld, wordt als uitgangspunt genomen. Per geval zal worden bekeken of sprake is van bijzondere omstandigheden die tot een andere afweging nopen. Hierin speelt het zienswijzegesprek een belangrijke rol.

5. Inherente afwijkingsbevoegdheid

Op grond van artikel 4:84 Awb kan de burgemeester van de beleidsregels af te wijken indien toepassing van het beleid voor één of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Uit jurisprudentie van de Raad van State (ABRvS 26 oktober 2016,ECLI:NL:RBZWB:2015:5770) blijkt dat de burgemeester bij de toepassing van de beleidsregels inzake artikel 13b Opiumwet, alle omstandigheden van het geval bij de beoordeling dient te betrekken om te bezien of er sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 Awb. Bij toepassing van dit beleid zal uiteraard rekening worden gehouden met deze jurisprudentie.

6. Verzwarende omstandigheden

De burgemeester kan, mits gemotiveerd, in aanvulling op dit beleid besluiten tot verzwaarde sancties indien naast het aantreffen van de aangegeven drugshandel sprake is van een of meer verzwarende omstandigheden zoals vermeld in de hieronder opgenomen niet-limitatieve lijst:

  • De hoeveelheid van de aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of II van de Opiumwet;

  • Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II van de Opiumwet;

  • De mate waarin de woning betrokken is bij dan wel bekend staat als pand waar drugshandel plaatsvindt of waar drugs aanwezig zijn. Relevant hiervoor is bijvoorbeeld de (waarneming van)aanloop van personen die met drugshandel en/of drugsgebruik in verband kunnen worden gebracht of het aantreffen in de woning van attributen die op handel in verdovende middelen wijzen, zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, versnijdingsmiddelen, verpakkingsmaterialen;

  • Er is tevens sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten;

  • Er is tevens sprake van een of meer (vuur)wapen(s) / verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • Er is een vermoeden van verwijtbaarheid van de bewoner(s)/betrokkenen/verhuurder;

  • Er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten betreffende de Opiumwet en/of de Wet Wapens en Munitie. Ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernietiging of diefstal e.d. kunnen een rol spelen;

  • Er is sprake van recidive;

  • De mate van gevaar voor de omgeving, de mate van risico voor omwonenden;

  • De mate van overlast;

  • Aannemelijkheid dat de woning niet overeenkomstig de woonfunctie wordt gebruikt;

  • Aannemelijkheid dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog een of meer locaties betrokken zijn bij de drugshandel.

7. Inwerkingtreding

De onderhavige beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking in het Gemeenteblad. Het Beleid artikel 13b Opiumwet zoals vastgesteld op 10 juli 2017 wordt gelijktijdig ingetrokken.

Bijlage 1. Procedureverloop bij sluiting van het pand (en bijbehorende erven)

Naar boven