Gemeenteblad van Bloemendaal
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bloemendaal | Gemeenteblad 2020, 123007 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bloemendaal | Gemeenteblad 2020, 123007 | Beleidsregels |
Beleidsregels terug- en invordering en verhaal Participatiewet Bloemendaal 2020
Daarnaast wordt in deze beleidsregels verstaan onder:
bruteren: het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor het college die de uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen;
Artikel 2 Gebruik maken van de wettelijke bevoegdheid
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:
het terugvorderen van ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende bijstand zoals neergelegd in de artikelen 58 tot en met 60 van de Participatiewet, artikel 12, tweede lid, onder c, artikel 39, eerste lid aanhef, onder a aanhef, onder 3, artikel 39, tweede lid, artikel 41, vierde en vijfde lid, en artikel 43, derde lid, van de Bbz én artikel 25, tweede lid en artikel 26 van de IOAW en IOAZ.
Paragraaf 2 Herziening en intrekking
Artikel 3 Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit
Een besluit tot toekenning van bijstand wordt herzien of ingetrokken indien:
het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de WWB, artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet Suwi, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand; of
Bijstand wordt teruggevorderd in de gevallen zoals neergelegd in de artikelen 58 tot en met 60 van de WWB, de artikelen 58 tot en met 60 van de Participatiewet, artikel 12, tweede lid, onder c, artikel 39, eerste lid aanhef, onder a aanhef, onder 3, artikel 39, tweede lid, artikel 41, vierde en vijfde lid, en artikel 43, derde lid, van de Bbz en artikel 25, tweede lid, en artikel 26 van de IOAW en IOAZ.
Artikel 5 Gronden tot terugvordering
Het college vordert na ontvangst van een signaal de door haar ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekte uitkering niet terug, voor zover deze uitkering ook zes maanden na ontvangst van dit signaal nog onterecht of tot een te hoog bedrag is verleend, tenzij in dit kader de inlichtingenplicht is geschonden.
Artikel 6 Terugvordering van gezinsleden
Als de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend, maar dit achterwege is gebleven omdat belanghebbende verplichtingen niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de gezinsleden met wiens middelen bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.
Als de bijstand terecht als gezinsbijstand is verstrekt, maar de belanghebbende toch de verplichtingen, bedoeld in artikel 17 van de Participatiewet, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet Suwi, niet of niet behoorlijk is nagekomen, worden de kosten van de bijstand mede teruggevorderd van de gezinsleden met wiens middelen bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.
Het college heeft de bevoegdheid tot brutering van de vordering in het kader van te veel genoten uitkering, krachtens artikel 58, vijfde lid van de WWB, artikel 58, vijfde lid, van de Participatiewet en artikel 25, vijfde lid, van de IOAW en IOAZ. De terugvordering van bijstand omvat ook de loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor het college die de bijstand verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting inhoudingsplichtige is, alsmede de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet.
Paragraaf 4 Invordering niet-fraudevorderingen
Artikel 8 Verplichtingen met betrekking tot de invordering van niet-fraude vorderingen
Artikel 9 Vaststellen aflossingscapaciteit niet-fraudevordering voor belanghebbenden die niet langer een uitkering voor levensonderhoud ontvangen.
Na beëindiging of intrekking van de uitkering wordt bij alle niet- fraudevorderingen de hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit vastgesteld op het bedrag zoals genoemd in artikel 8, tweede lid, verhoogd met 35% van het verschil tussen de van toepassing zijnde bijstandsnorm (excl. vakantietoeslag), en het daadwerkelijk netto-inkomen.
Als belanghebbende een eerder opgelegde betalingsverplichting of betalingsregeling niet (meer) nakomt, wordt het terugvorderingsbesluit tenuitvoergelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Artikel 11 Overnemen invordering
Een incassobureau kan de invordering van het college overnemen als blijkt dat belanghebbende niet bereid blijkt te zijn de schuld op minnelijke dan wel dwingende wijze te voldoen, ondanks dat hij daartoe herhaaldelijk is aangemaand.
Paragraaf 5 Invordering fraudevorderingen
Artikel 16 Verplichtingen met betrekking tot de invordering van fraudevorderingen
De hoogte van de inhouding bedraagt maandelijks 10% van de betreffende bijstandsnorm per maand inclusief vakantietoeslag, ten aanzien van vorderingen die het gevolg zijn van het niet, niet tijdig of het niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht tenzij de cliënt verzoekt een hoger bedrag in te houden.
Artikel 17 Vaststellen aflossingscapaciteit fraudevordering voor belanghebbenden die niet langer een uitkering voor levensonderhoud ontvangen.
Na beëindiging of intrekking van de uitkering wordt bij alle fraudevorderingen de hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit vastgesteld op het bedrag zoals genoemd in artikel 16, tweede lid, verhoogd met 50% van het verschil tussen de van toepassing zijnde bijstandsnorm (excl. vakantietoeslag), en het daadwerkelijk netto-inkomen.
Als belanghebbende een eerder opgelegde betalingsverplichting of betalingsregeling niet meer nakomt, wordt het terugvorderingsbesluit tenuitvoergelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Artikel 19 Overnemen invordering
Een incassobureau kan de invordering van het college overnemen als blijkt dat belanghebbende niet bereid is de schuld op minnelijke dan wel dwingende wijze te voldoen, ondanks dat hij daartoe herhaaldelijk is aangemaand.
Artikel 21 Afzien van invordering fraudevorderingen
In geval sprake is van een combinatie van boete, fraude- en niet-fraudevorderingen en/of geldleningen, moet de belanghebbende eerst de boete aflossen, vervolgens de fraudeschuld, en vervolgens gedurende (maximaal) 36 maanden aflossen op de niet-fraudeschuld of geldlening, waarna een restsaldo van deze niet-fraudeschuld of geldlening buiten invordering wordt gesteld.
Artikel 22 Geen schuldregeling bij overtreding inlichtingenverplichting
Artikel 13, eerste lid, is niet van toepassing indien een vordering is ontstaan door het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting en hiervoor een bestuurlijke boete is opgelegd, dan wel met betrekking tot het niet of niet behoorlijk nakomen van die verplichtingen aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht.
Paragraaf 6 Bijzondere vorderingen
Als de aanvraag om bijstand niet wordt toegekend, maar wel een voorschot is verstrekt, of in gevallen waarin het voorschot niet of niet volledig kon worden verrekend met de toegekende bijstand, wordt in alle gevallen dit voorschot teruggevorderd middels een terugvorderingsbesluit op grond van artikel 58, tweede lid, sub d, van de Participatiewet.
Artikel 24 Bevoegdheid tot verhaal
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van kosten van bijstand als bedoeld in artikel 61 van de Participatiewet tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het BW op degene die:
Een overeenkomst waarbij echtgenoten of gewezen echtgenoten hebben bepaald dat na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, de een tegenover de ander in het geheel niet of slechts tot een bepaald bedrag tot een uitkering tot diens levensonderhoud zal zijn gehouden, al dan niet met het beding bedoeld in artikel 1:159 van het BW, staat niet in de weg aan verhaal op een van de partijen en laat de vaststelling van het te verhalen bedrag onverlet.
Artikel 26 In acht te nemen maatstaven
Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht zoals bedoeld in de artikelen 24 en 25 en bij de beoordeling van de omvang van het te verhalen bedrag, wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.
Artikel 27 Verhaal bij aanwezigheid van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud
Artikel 28 Rechterlijke uitspraak bij verhuizing naar een andere gemeente
Indien degene die bijstand ontvangt of heeft ontvangen en ten aanzien van wie door de rechter een verhaalsbedrag is vastgesteld, zijn woonplaats verplaatst naar een andere gemeente en aldaar bijstand ontvangt of heeft ontvangen, gaat de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak op de andere gemeente over.
Het door de rechter vastgestelde verhaalsbedrag verschuldigd op grond van artikel 1:159a van het BW alsmede het vastgestelde verhaalsbedrag op grond van artikel 62 van de Participatiewet worden jaarlijks met ingang van 1 januari van rechtswege gewijzigd met het ingevolge artikel 1:402a van het BW vast te stellen percentage.
Artikel 30 Wijzigen van door de rechter vastgesteld verhaalsbedrag
Het college kan de rechter verzoeken om het verhaalsbedrag te wijzigen op grond van gewijzigde omstandigheden. Het college kan aan de rechter verzoeken het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het BW vast te stellen, indien de rechter:
Paragraaf 2 Afzien van het (verder) opleggen van een verhaalsbijdrage
Paragraaf 3 Invordering van een opgelegde verhaalsbijdrage
Het besluit tot verhaal ingevolge deze beleidsregels wordt door het college aan degene op wie verhaal wordt gezocht medegedeeld. Daarbij wordt het bedrag of de bedragen genoemd waarvan betaling wordt verlangd, alsmede de termijn of de termijnen waarbinnen betaling wordt verlangd.
Indien de belanghebbende niet bereid blijkt de door de rechter vastgestelde bijdrage voor levensonderhoud of de, op verzoek van het college, vastgestelde bijdrage te voldoen dan wordt die uitspraak tenuitvoergelegd door middel van executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Paragraaf 4 Afzien van invordering van een opgelegde verhaalsbijdrage
Artikel 37 Afzien van invordering in verband met schuldenproblematiek
Hoofdstuk 3 Overige bepalingen
Het college kan, met uitzondering van vorderingen ontstaan vanwege schending van de bepalingen genoemd in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet, in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als strikte toepassing van deze beleidsregels leidt tot onbillijkheden van zwaarwegende aard.
Artikel 40 Intrekking oude beleidsregels
De Beleidsregels Terug- en Invordering en Verhaal Participatiewet Bloemendaal 2015 worden ingetrokken.
Handhavingsplan Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz Bloemendaal 2020
De Participatiewet, het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) hebben als doel om aan alle in Nederland woonachtige Nederlanders en hier te lande woonachtige vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven (inkomens-)ondersteuning te bieden, zo lang deze personen hier niet zelf in kunnen voorzien.
In artikel 8b van de Participatiewet en artikel 35, eerste lid, onder 1 van de IOAW alsmede de IOAZ is aangegeven dat de gemeenteraad regels stelt voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van uitkering alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wetten. Deze regels zijn beschreven in de Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015. Op grond van artikel 2 van deze verordening zorgt het college voor de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wetten, waaronder de bestrijding van fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik. Het college maakt zoveel mogelijk gebruik van de middelen die de wetten bieden om misbruik en oneigenlijk gebruik van deze wetten tegen te gaan.
Dit handhavingsplan beschrijft op welke wijze de rechtmatigheid wordt gecontroleerd.
De Intergemeentelijke Afdeling Sociale Zaken (IASZ) hecht aan een rechtmatige verstrekking van de uitkering en naleving van verplichtingen. De Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 vormt hiervoor de basis. Deze verordening is in alle gemeenten van het samenwerkingsverband gelijk. De verordening schept kaders om het begrip hoogwaardig handhaven invulling te geven. Onder hoogwaardig handhaven verstaan we meer dan alleen straffend optreden tegen mensen die de regels hebben overtreden. Handhaving gaat vooral over preventie: mensen helpen om zich aan de regels te houden, via het informeren over en het aanbieden van passende dienstverlening. Zo wordt de kans dat mensen (on)bewust fraude plegen kleiner.
Hoogwaardig handhaven bevat vier visie-elementen:
De uitwerking van de handhavingsverordening vindt plaats in dit handhavingsplan. In dit plan wordt uitgewerkt hoe aan het controlebeleid van de IASZ voor Bloemendaal en Bloemendaal inhoud wordt gegeven.
1 Het geven van goede voorlichting over rechten, plichten en handhaving aan alle uitkeringsgerechtigden
Vroegtijdig informeren houdt in dat de uitkeringsgerechtigde tijdig en juist wordt voorgelicht over zijn rechten en plichten. Nieuwe aanvragers worden tijdens de aanvraagprocedure uitgebreid geïnformeerd over de rechten en plichten en zij ontvangen een informatiemap. Hiernaast wordt uitgebreid ingegaan op de re-integratiemogelijkheden van de aanvragers, waarbij we direct gebruik maken van de input van onze re-integratiepartners. Na de aanvraagprocedure (de poort) houdt de voorlichting niet op. De voorlichting tijdens de uitkeringsduur wordt verzorgd door de consulent van de IASZ. Tijdens de klantcontacten en in beschikkingen worden de uitkeringsgerechtigden gewezen op hun rechten en plichten. Hiernaast is er foldermateriaal beschikbaar over bijzondere bijstand en het minimabeleid.
2 Optimale dienstverlening zonder belemmeringen, die zo nodig draagvlak verleent voor de uitvoering van repressieve elementen
Optimaliseren van dienstverlening heeft als doel het vergemakkelijken van de regelnaleving door uitkeringsgerechtigden, bijvoorbeeld door het wegnemen van bureaucratische handelingen, het verbeteren van de service en het verlagen van drempels. De achterliggende gedachte is dat uitkeringsgerechtigden de regels en de controle daarop eerder zullen accepteren als ze niet met ondoorzichtige of onnodige procedures te maken krijgen. Een heldere, volledige en tijdige informatievoorziening aan de uitkeringsgerechtigden bevordert de nalevingsbereidheid.
Door de IASZ toegepaste acties voor een goede dienstverlening:
Het doel van controle is het vaststellen van de rechtmatigheid van de uitkering. In artikel 53a van de Participatiewet en artikel 14 van de IOAW en de IOAZ is gesteld dat het college bepaalt wanneer en hoe de verstrekking op rechtmatigheid wordt gecontroleerd. Controles op identiteit, woonsituatie, vermogen en inkomen vinden altijd plaats. In de regel zijn deze gegevens gemakkelijk te verifiëren. Er zijn situaties waarbij verificatie van de afgelegde verklaringen niet via de geëigende wijze kan plaatsvinden. De IASZ streeft in deze situaties naar een controle op maat. Dat wil zeggen dat geen onnodig belastende onderzoeken worden uitgevoerd als dit niet strikt noodzakelijk is. Doordat de regelgeving inzake verplichte heronderzoeken ingevolge het Bbz met ingang van 1 januari 2020 is komen te vervallen, wordt onderstaand ook ingegaan op rechtmatigheidsonderzoeken in het kader van het Bbz.
3.1 Rechtmatigheidscontrole aanvraagprocedure
De IASZ zal alle voorwaarden verbonden aan het recht op uitkering nauwgezet verifiëren bij een aanvraag om bijstand. Dit noemen we de poortwachtersfunctie. Tijdens de aanvraagprocedure bestaat de grootste kans op detectie van mogelijke fraude. In deze periode wordt het hebben van vermogen, het verblijven op een ander adres, of het verrichten van werkzaamheden in voorkomende gevallen voor de eerste keer -al dan niet bewust- verzwegen. Door het uitvragen en verifiëren van persoonlijke gegevens die nodig zijn voor de vaststelling van het recht op bijstand (bijvoorbeeld de bankafschriften van de laatste drie maanden) zijn deze omissies voor een geoefend oog vaak te detecteren. Bijkomend voordeel van alertheid in deze fase is het gegeven dat eventuele onrechtmatigheden, al voor het besluit op de aanvraag, met de aanvrager worden besproken, waardoor fraude kan worden voorkomen. Deze werkwijze heeft daarom ook een preventieve werking. Gefaseerd komen we in de aanvraagprocedure de volgende stappen tegen:
Administratieve behandeling aanvraagprocedure
Het dossier blijft een belangrijke basis voor de beoordeling van de rechtmatigheid. Als eerste wordt vastgesteld of het dossier volledig is. Is dit niet het geval dan wordt de uitkeringsgerechtigde, met een hersteltermijn, schriftelijk verzocht om de nog benodigde informatie aan te vullen.
Alle aangeleverde documenten worden op volledigheid en juistheid gecontroleerd. De gegevens worden geverifieerd door het vaststellen van de geldigheid van de documenten en door checks in andere bestanden (BRP, SUWI-net, Inlichtingenbureau ed.).
Eventuele onrechtmatigheden worden beschouwd als mogelijke fraudesignalen en worden besproken met de aanvrager. Als geen bevredigende uitleg gegeven wordt volgt een intensiever onderzoek. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de diensten van de handhavers van de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Haarlem. Professionele handhavers maken dan een risicoanalyse uit de verkregen informatie. Hierbij kunnen zij gebruik maken van het internetonderzoek, het huisbezoek of andere onderzoeksmiddelen.
Levensvatbaarheidsonderzoeken Bbz
Een verzoek om uitkering voor levensonderhoud, bedrijfskapitaal, of uitstel van betaling (artikel 41 van het Bbz) kan alleen worden toegewezen als sprake is van een levensvatbaar bedrijf. Om dit vast te kunnen stellen is veel expertise nodig. Als deze expertise intern niet volledig aanwezig is kan een beroep op een derde partij worden gedaan. Gezien de grootte van het risico voor de gemeente is een advies van een derde partij in ieder geval verplicht bij de verstrekking of verlening van uitstel van betaling bij een bedrijfskapitaal van meer dan € 10.000.
Bijstand voor levensonderhoud aan beginnende zelfstandigen:
Bijstand wordt verleend voor de duur van 6 maanden. Hierna wordt onderzoek gedaan naar de levensvatbaarheid van het bedrijf. Als het bedrijf levensvatbaar is kan de algemene bijstand met 6 of 12 maanden worden verlengd. Hierna wordt opnieuw bekeken of de periode van algemene bijstand moet worden verlengd (tot maximaal 36 maanden) en of een nieuw onderzoek moet worden gepland.
Als het dossier compleet is wordt de rapportage gemaakt en de beschikking verzonden.
3.2 Rechtmatigheidscontrole tijdens de uitkering
Naast een goede poortwachtersfunctie (aanvraagprocedure) is de controle tijdens de uitkeringsperiode van groot belang. De situatie van een uitkeringsgerechtigde kan immers veranderen. Ook na toekenning van de uitkering blijft het noodzakelijk de rechtmatigheid van de uitkering vast te stellen.
Participatiewet, IOAW en IOAZ: Hierbij wordt gebruik gemaakt van de volgende controle-instrumenten:
Jaarlijks worden alle uitkeringsgerechtigden op rechtmatigheid- en doelmatigheid gecontroleerd. De controle vindt plaats door een gesprek waarbij alle rechtmatigheidsaspecten worden geverifieerd en er wordt gesproken over de voortgang van de re-integratieverplichting. De uitkeringsgerechtigde moet een uitgebreid inlichtingenformulier invullen, voorzien van bewijsstukken en ondertekenen.
Voor alle groepen zelfstandigen genoemd in artikel 2, eerste lid, van het Bbz, met een vermogen boven de van toepassing zijnde vermogensgrenzen van artikel 3 van het Bbz, wordt de hoogte van de algemene bijstand definitief vastgesteld na afloop van het boekjaar (artikel 12 van het Bbz). Deze definitieve vaststelling vindt plaats uiterlijk binnen 9 maanden na afsluiting van het boekjaar waarin algemene bijstand voor levensonderhoud is verleend.
Als de aanvraag bedrijfskapitaal is gedaan ná 1 januari 2020 wordt ambtshalve de rentereductie berekend voor jaar t+1 en jaar t+2 (waarbij t staat voor het jaar van aanvraag). Als in een jaar waarin rentereductie moet worden vastgesteld algemene bijstand is verleend voor levensonderhoud, kan voor dat jaar geen rentereductie worden toegepast.
3.3 Rechtmatigheidscontrole bij beëindiging uitkering
Het beëindigingsonderzoek vindt plaats nadat het recht op uitkering is vervallen. De reden van beëindiging en de beëindigingdatum worden geverifieerd en de resterende wederzijdse (financiële) verplichtingen worden vastgesteld. Daarna wordt het recht op vakantiegeld bepaald en, eventueel na verrekening van vorderingen (art. 6:127 van het BW), uitbetaald.
Beëindigingsonderzoeken ingevolge het Bbz vinden plaats binnen 6 maanden nadat de onderneming is beëindigd. Als sprake is van een openstaande rentedragende geldlening, wordt beoordeeld of het bedrijf wel of niet verwijtbaar is beëindigd.
Het komt voor dat tijdens de uitkeringsduur een of meerdere vorderingen ontstaan op een uitkeringsgerechtigde. Dit kunnen geoorloofde vorderingen zijn (bijvoorbeeld leenbijstand voor inrichtingskosten of vorderingen ingevolge het Bbz), maar ook fraudevorderingen. In de ‘Beleidsregels terug- en invordering en verhaal Participatiewet 2015’ is beschreven hoe de betaling c.q. afbetaling van deze vordering verloopt.
Onderzoek debiteuren lopende uitkeringen: De aflossing vindt plaats via inhouding op de uitkering.
Onderzoek debiteuren beëindigde uitkeringen: Tijdens het beëindigingonderzoek komt vast te staan of er nog openstaande vorderingen zijn. De consulent stelt zo nodig de terugvordering vast en verwerkt dit, samen met de betaling c.q. afbetalingsregeling in de beschikking.
In die situaties waarin volledige aflossing plaatsvindt binnen de termijnen van kwijtschelding verwerkt de consulent het aflossingsbedrag in de (terugvorderings-)beschikking. De uitkeringsadministratie boekt maandelijks de aflossingen. Bij een eerste verzuim vanuit de zogenoemde verplichtingenadministratie volgt automatisch een herinneringsbrief en bij een tweede verzuim volgt automatisch een aanmaning. Dit wordt gemonitord door de medewerker terugvordering en verhaal. Bij een derde verzuim wordt automatisch een werkproces voor de medewerker terugvordering en verhaal aangemaakt. Van daaruit benadert de medewerker terugvordering en verhaal de debiteur nogmaals persoonlijk en wordt de debiteur zo nodig in gebreke gesteld. De medewerker terugvordering en verhaal draagt zorg voor de (verdere) invordering.
In die situaties waarin geen volledige aflossing plaats kan vinden plant de consulent daartoe op een termijn van 2 maanden na datum beëindigingsrapportage een debiteurenonderzoek voor de medewerker terugvordering en verhaal. In afwachting van dit onderzoek wordt de aflossingsverplichting voorlopig vastgesteld op 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. De medewerker terugvordering en verhaal voert binnen zijn/haar werkproces een draagkrachtonderzoek uit en zal zo nodig een nieuw aflossingsbedrag vaststellen. De controle op aflossing vindt plaats als onder 3.4 A.
In de situatie dat een vordering niet binnen de termijnen van kwijtschelding wordt afgelost vindt tevens jaarlijks een draagkrachtonderzoek plaats. Dit wordt uitgevoerd door de medewerker terugvordering en verhaal.
3.5 Rechtmatigheidscontrole verhaal
Bij een aanvraag moet de consulent de mogelijkheid tot verhaal van bijstand onderzoeken. Bij een causaal verband tussen de noodzaak om bijstand aan te vragen en de verbreking van de samenwoning/de buitenhuwelijkse relatie, van het huwelijk of van het geregistreerd partnerschap moet de consulent direct de onderhoudsplichtige aanschrijven betreffende zijn onderhoudsplicht en een inlichtingenformulier draagkracht bijvoegen. Het verhaalsdossier moet dan worden overgedragen aan de medewerker terugvordering en verhaal. Hij/zij stelt de feitelijke verhaalsplicht (incl. verhaalsbijdrage) vast en deelt dit de onderhoudsplichtige mede in een beschikking. De controle op betaling geschiedt conform B in de paragraaf debiteurenonderzoek. Een draagkrachtonderzoek vindt jaarlijks plaats.
Als tijdens klantcontacten fraudesignalen aan de het licht komen kan een huisbezoek meerwaarde hebben. Huisbezoeken lenen zich goed voor situaties waarbij twijfel bestaat over het feitelijk verblijf op het aangegeven adres of de gezinssituatie. De meerwaarde van het af te leggen huisbezoek wordt bepaald door de consulent. De consulent moet altijd de uitkeringsgerechtigde in de gelegenheid stellen om op een minder ingrijpende wijze dan een huisbezoek de fraudesignalen te weerleggen. Bij het afleggen van de huisbezoeken zal te allen tijde het ‘Protocol huisbezoek’ van het Kenniscentrum Handhaving en Naleving van de VNG worden gevolgd om de privacyregels in acht te nemen.
Bij fraudesignalen kan ook gebruik worden gemaakt van een zogenaamd internetonderzoek. Ook hier bepaalt de individuele situatie of dit middel wordt ingezet. Ook voor internetonderzoek heeft het Kenniscentrum Handhaving en Naleving van de VNG een protocol ontwikkeld. Dit protocol zal worden gevolgd.
Handhaving en Sociale Recherche
De gemeenten van het samenwerkingsverband kopen bij de gemeente Haarlem jaarlijks uren in voor handhaving en sociale recherche.
Met Haarlem is afgesproken dat een deel van de uren kan worden besteed aan risico-inventarisatie bij de poort en internetonderzoeken, als hieraan behoefte is.
4 Zo nodig daadwerkelijk sanctioneren
Als fraude niet wordt bestraft, verliest het handhavingsbeleid aan geloofwaardigheid. Wie fraudeert, moet daarom worden gestraft. Het sanctioneren bestaat uit het toepassen van een maatregel of bestuurlijke boete bij verwijtbaar gedrag, het terug- en invorderen van onterecht verstrekte uitkering en (bij fraude boven € 50.000) het doen van aangifte bij het Openbaar Ministerie. Net als de meeste gemeenten wordt een lik-op-stukbeleid gehanteerd. Een snelle controle, opsporing, afhandeling en toepassing van sancties versterken de effecten: Misbruik wordt tegengegaan en het afschrikeffect wordt vergroot.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-123007.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.