Gemeenteblad van Utrecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Gemeenteblad 2020, 109348 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Gemeenteblad 2020, 109348 | Verordeningen |
Financieringsstatuut gemeente Utrecht
5.1 Uitgangspunten, doelstellingen en taakvelden
5.1.1 Uitgangspunten van het financieringsbeleid
5.1.2 Doelstellingen van het financieringsbeleid
5.1.3 Taakvelden binnen het financieringsbeleid
5.2.1 Betalingsverkeer / kasbeheer
5.2.2 Saldo- en liquiditeitenbeheer
5.6 Beleid inzake interne rente
6.3 Administratieve organisatie en interne controle
6.4.1 Informatievoorziening aan Raad
6.4.2 Informatievoorziening aan Treasury
Bijlage 1 Begripsomschrijvingen
Bij de laatste actualisering van de Wet financiering decentrale overheden in 2013 is de verplichting vervallen dat gemeenten moeten beschikken over een Financieringsstatuut; gemeenten mogen dat zelf bepalen. In Utrecht is er voor gekozen om wel over een dergelijk statuut te beschikken. Dit is vastgelegd in artikel 13 van de Financiële verordening.
Het Financieringsstatuut maakt onderdeel uit van de interne documenten waarin de opzet, inrichting en uitvoering van de gemeentelijke financieringsfunctie is uitgewerkt. In het voorliggende Financieringsstatuut zijn daarvan de beleidsmatige uitgangspunten weergegeven. De overige interne documenten betreffen:
Algemene doelstellingen Financieringsstatuut en -beleid
De Gemeenteraad bepaalt welke de publieke taken van de gemeente Utrecht zijn. Het in dit Financieringsstatuut uitgewerkte treasurybeleid dient, als onderdeel van het financieel beleid, de uitvoering van de publieke taken te ondersteunen en waarborgen te bieden voor de financiële continuïteit van de gemeente Utrecht op korte en lange termijn.
Het Financieringsstatuut bevat daartoe de bestuurlijke infrastructuur voor de uitvoering van het financieringsbeleid en de treasuryfunctie. Het omvat de beleidsmatige vaststelling van de uitgangspunten, doelstellingen, taakvelden, bepalingen rond risicobeheer en de organisatorische en financiële kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie.
Het in statuut omschreven financieringsbeleid ondersteunt, als onderdeel van het brede financieel beleid en binnen gegeven wettelijke en eigen kaders, de uitvoering van de publieke taken van de gemeente Utrecht en biedt waarborgen voor de financiële continuïteit van de gemeente op korte en lange termijn.
Naamgeving meer in lijn met wetgeving
Het statuut werd intern tot dusver aangeduid als Treasurystatuut. Om meer aansluiting te krijgen met de wettelijke bepalingen en aanduidingen, waarin bijvoorbeeld ook wordt gesproken van Financieringsparagraaf, wordt dit document voortaan aangeduid als Financieringsstatuut.
De uitvoering van de financieringsfunctie wordt ook wel Treasury genoemd. De definitie daarvan luidt als volgt:
TREASURY is het sturen en beheersen, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.
Treasury dient niet verward te worden met Financiën. Er zijn drie fundamentele verschillen tussen deze twee functies:
Centraal uitgangspunt treasuryuitvoering
Zoals hierna onder hoofdstuk 5 nader uitgewerkt staat bij de gemeentelijke treasuryuitvoering centraal dat dit binnen wettelijke en interne kaders plaatsvindt en gericht is op een prudente, risicomijdende taakuitvoering ten behoeve van de Utrechtse publieke taak.
Naast de algemene bepalingen uit de Gemeentewet wordt het relevante wettelijke kader voor de uitvoering van de financieringsfunctie gevormd door:
Deze wetgeving valt onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). De Provincie Utrecht fungeert voor de gemeente als toezichthouder op de naleving en uitvoering van deze wet.
Het centrale uitgangspunt van de Wet fido is het bevorderen en transparant maken van een solide financieringsbeleid. In deze wet zijn dan ook expliciete bepalingen opgenomen ten aanzien van risicobeheer en transparantie. Hierbij komt de transparantie tot uitdrukking in voorschriften voor het afleggen van verantwoording middels financieringsparagrafen in begroting en jaarrekening. Daarnaast is de Wet fido gericht op een beheersing van de risico’s die decentrale overheden lopen uit hoofde van hun financieringstaken, waarvan renterisico’s en kredietrisico’s de belangrijkste zijn.
Wet fido kenmerkt geldstromen tot 1 jaar als kortlopend en van 1 jaar en langer als langlopend.
Een aantal specifieke aspecten van de Wet fido zijn nader uitgewerkt in aparte ministeriële regelingen. Dit zijn:
Hierin zijn onder andere de percentages vastgesteld voor de renterisico’s op de kortlopende schuld (kasgeldlimiet) en voor die op de langlopende schuld (renterisiconorm).
Betreft regelgeving over het uitzetten van gelden en het aangaan van transacties in financiële derivaten.
Op grond van deze sinds 2013 geldende Regeling dienen decentrale overheden (tijdelijke) overschotten aan geldmiddelen verplicht in ’s Rijks Schatkist te stallen. De gemeentelijke autonomie met betrekking tot de wijze waarop zij met haar overtollige middelen wenst om te gaan is met het Schatkistbankieren ingeperkt.
Afhankelijk van de begrotingsomvang geldt er per gemeente een drempelbedrag dat buiten de Schatkist mag blijven. Bovendien blijft toegestaan om aan andere overheden uit te lenen.
Geeft regels inzake het aangaan, verstrekken en waarborgen van geldleningen door openbare lichamen.
Deze wet regelt de wijze waarop de Nederlandse overheid de afspraken nakomt die in Europees verband zijn gemaakt over de ontwikkeling van het EMU-tekort en de schuld van de overheid. De meeste nadruk gaat daarbij uit naar tekortreductie. Van daaruit bevat deze wet onder andere bepalingen omtrent de ontwikkeling en bewaking van EMU-saldi voor decentrale overheden.
Het doel van deze wet is om oneerlijke concurrentie door de overheid te voorkomen als zij economische activiteiten uitvoert. De wet bevordert een gezond ondernemersklimaat in Nederland. Onder het begrip economische activiteit valt onder ander ook het verstrekken van leningen. Dit mag alleen indien de gemeenteraad hierover een zogenoemd algemeenbelangbesluit heeft genomen waarin gemotiveerd is waarom de gemeente op een bepaald vlak actief is. Een reden daarvoor kan bijvoorbeeld ‘marktfalen’ zijn.
Dit betreft de verslaggevingsregels waaraan de begroting en het jaarverslag van elke gemeente moeten voldoen, maar ook enkele zaken die specifiek relevant zijn voor Treasury zoals de voorschriften rond (interne) rente en verplichte financiële kengetallen in begrotings- en jaarstukken. De Treasury-gerelateerde kengetallen zijn: solvabiliteit, netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
De volgende interne kaders zijn van toepassing:
In dit Kader is het gemeentelijke beleid uiteengezet rond onder andere het verstrekken en waarborgen van geldleningen, dit in termen van uitgangspunten, beperkingen en voorschriften. De gemeente voert op dit punt een terughoudend beleid (“nee, tenzij…”).
Mede uitvoering gevend aan Rekenkameraanbevelingen uit 2013 en raadstoezeggingen zijn in 2014 schuldnormen bepaald die binnen de gemeente Utrecht gehanteerd worden om de schuldontwikkeling en de daarmee gepaarde (rente)risico’s te beheersen. Dit betreft normeringen c.q. plafonneringen ten aanzien van de netto schuldquote, interne renterisiconorm, netto rentelasten en de EMU-referentiewaarde. Deze laatste waarde wordt jaarlijks door het Rijk bekend gemaakt in de Septembercirculaire van het Gemeentefonds.
Over deze normen wordt bij elke programmabegroting of jaarverslag specifiek gerapporteerd.
In deze spelregel is, rekening houdend met de voorschriften vanuit BBV weergegeven op welke wijze rente wordt toegerekend aan of over:
5.1 Uitgangspunten, doelstellingen en taakvelden
5.1.3 Taakvelden binnen het financieringsbeleid
Binnen het financieringsbeleid worden de volgende zeven taakvelden onderscheiden, voorzien van enige nadere duiding:
Saldobeheer: onder deze taak valt het beheren van geldmiddelen, rekening-courantsaldi en andere financiële vermogenswaarden van de gemeente alsmede het aantrekken of uitzetten van kortlopende geldmiddelen. Tevens het ondersteunen van gemeentelijke organisatieonderdelen gericht op het waarborgen en bewaken van een veilige en doelmatige afwikkeling van het betalingsverkeer en eventueel contant geldverkeer.
Planning & Control, dit betreft:
Het opstellen van de volgende documenten ten behoeve van programmabegroting en in de jaarstukken: financieringsparagraaf, overzicht EMU-saldo, kasstroomoverzicht, staat van gewaarborgde geldleningen. Daarnaast bijdragen met betrekking tot treasurygerelateerde kengetallen, informatie over verbonden partijen en geprognosticeerde balans (alleen bij begroting);
5.2.1 Betalingsverkeer / kasbeheer
Het betalingsverkeer wordt gemeentebreed zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één huisbank die voldoet aan minimale geschiktheidseisen en in haar handelen aantoonbaar aansluit bij de door de gemeente gehanteerde maatstaven ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzaamheid;
5.2.2 Saldo- en liquiditeitenbeheer
Bij aantrekken van financieringsmiddelen voor een periode van korter dan drie maanden worden offertes bij minimaal twee bankinstellingen en/of brokers opgevraagd alvorens een financieringsovereenkomst wordt afgesloten. Indien een bankinstelling en/of broker bij een specifieke uitvraag geen lating kan afgeven telt dit mee als gedane offerte.
Bij aantrekken van financieringsmiddelen voor een periode van drie maanden en langer worden offertes bij minimaal drie bankinstellingen en/of brokers opgevraagd alvorens een financieringsovereenkomst wordt afgesloten. Indien een bankinstelling en/of broker bij een specifieke uitvraag geen lating kan afgeven telt dit mee als gedane offerte;
Binnen het vakgebied Treasury worden vijf risico’s onderscheiden. Rente- en kredietrisico’s zijn daarvan voor gemeenten de belangrijkste. De overige risico’s zijn:
Dit risico zou van toepassing zijn indien de gemeente over obligatiebeleggingen zou beschikken. Met de inwerkingtreding van het Schatkistbankieren zijn dergelijke uitzettingen c.q. beleggingen echter niet meer toegestaan.
Dit zou het risico zijn dat de gemeente niet aan benodigde geldmiddelen kan komen. Gezien de kredietwaardigheidsstatus van Nederlandse (de)centrale overheden hebben zij te allen tijde toegang tot geld- en kapitaalmarkten. Bovendien beschikt de gemeente over een kredietlimiet bij haar huisbankier.
Dit risico lopen gemeenten niet vanwege het verbod in de Wet fido om transacties in andere valuta dan Euro te doen.
De gemeente loopt kredietrisico’s op uitzettingen (o.a. verstrekte geldleningen) en gewaarborgde geldleningen. Uitzettingen kunnen uit hoofde van de publieke taak zijn, of, ingeval van (tijdelijk) overtollige geldmiddelen, uit hoofde van treasury. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De gemeentelijke treasuryfunctie (hierna aangeduid als: Treasury) bestaat in termen van functionarissen uit een door het college aangewezen Treasurer en enkele daartoe intern aangewezen en gekwalificeerde medewerkers binnen afdeling Financiën, Inkoop en Juridische zaken (FIJ).
Ter borging van de kwaliteit en uitvoering van het financieringsbeleid zal binnen de gemeente Utrecht een Treasury Comité actief zijn. Dit Treasury Comité bestaat tenminste uit de Treasurer, de concernmanager financiën, een interne treasurymedewerker en een extern adviseur. De concernmanager financiën bekleedt hierbij de rol van voorzitter;
6.3 Administratieve organisatie en interne controle
De Treasurer stelt de Administratieve Organisatie van de treasuryfunctie vast en neemt daarbij de richtlijnen in acht met betrekking tot functiescheiding, registraties en verantwoordingsstructuur. De Businesscontroller van Financiën, Inkoop en Juridische Zaken – en in het verlengde de Concerncontroller - draagt zorg voor de interne controle op de treasuryfunctie;
6.4.1 Informatievoorziening aan Raad
Het college informeert de raad omtrent uitvoering van de treasuryfunctie middels de Financieringsparagraaf bij elke programmabegroting en jaarrekening en zoveel vaker als nodig is uit hoofde van de actieve informatieplicht van het college aan de gemeenteraad.
Bijlage 1 Begripsomschrijvingen
Commercieel bemiddelend kantoor voor het aantrekken van financiering op de geld- of kapitaalmarkt. Ook wel intermediair genoemd.
Aangetrokken c.q. uitgezette geldmiddelen voor een termijn van één tot enkele dagen.
Term die binnen de financiële functie wordt gebruikt voor het opvangen van (extra) lasten uit (1) het verhogen van baten, (2) het verlagen van andere lasten of (3) door het onttrekken aan reserves.
Afgeleide financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te beheersen en financieringskosten te minimaliseren. Er bestaan twee soorten derivaten:
1. Fixerend: hierbij wordt de rente over een zekere periode of per een zeker moment vastgelegd. Voordeel: de rentelasten zijn duidelijk en onafhankelijk van de beweging van de marktrente. Nadeel: er kan niet meer van een gunstige renteontwikkeling geprofiteerd worden. Voorbeelden hiervan:
o Forward Rate Agreement (FRA): voor geldmarkttransacties tot 1 jaar. Het rentepercentage over een in de toekomst op te nemen kortlopende lening wordt op de contractdatum vastgelegd;
o Swap: overeenkomst waarmee partijen vastleggen een serie rentebetalingen te ruilen: vast voor variabel of omgekeerd. De rentetypische looptijd wordt daarmee beïnvloed.
2. Afschermend: tegen betaling van een premie wordt men gedurende een zekere periode behoed voor een negatieve renteontwikkeling. Heeft daarmee meer optioneel karakter. Voorbeelden hiervan:
o Cap: beschermt de koper, bij leningen, tegen hogere rente dan het afgesproken niveau;
o Swaption: geeft de koper het recht (‘optie’) om gedurende een bepaalde periode of op een bepaald moment een swap af te sluiten.
Het feitelijk aantrekken van kort- of langlopende geldmiddelen bij externe geldgevers.
Markt voor het aantrekken of uitzetten van kortlopende geldmiddelen.
Een door een instelling, vereniging of stichting van een bank opgenomen geldlening waarvoor de gemeente zich jegens de bank borg gesteld heeft voor het nakomen van de leningverplichtingen (rente en aflossing). Ook wel gegarandeerde geldlening of borgstelling genoemd.
Markt voor het aantrekken of uitzetten van langlopende geldmiddelen.
Aangetrokken c.q. uitgezette geldmiddelen voor een termijn van één week tot één jaar.
Wettelijke limiet ter beperking van het renterisico op de kortlopende c.q. vlottende schuld. De limiet wordt uitgedrukt in een bedrag, dit als percentage van het begrotingstotaal (thans 8,5%).
Faciliteit gekoppeld aan een bankrekening(stelsel) om voor een bepaald maximumbedrag ‘rood’ te staan tegen vooraf bekende rentecondities.
Het risico dat de gemeente financiële schade leidt als gevolg van betalingsproblemen van partijen waaraan de gemeente geldleningen of borgstellingen heeft verstrekt.
De activiteiten die leiden tot het aantrekken en uitzetten van financiële middelen voor een periode van maximaal één jaar.
Een overzicht betreffende de over een bepaalde periode verwachte in- en uitgaande kasstromen. Daarbij worden drie kasstromen onderscheiden: exploitatie-, financiële- en investeringskasstromen.
De looptijd van de lening in termen van aflossingen. Ofwel de periode die resteert totdat een lening algeheel is afgelost.
De bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen.
Verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimum looptijd van 2 jaar. De MTN maakt deel uit van een programma en wordt veelal uitgegeven door een bank.
Een openbaar verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, waarvan de voorwaarden veelal in een prospectus zijn vastgelegd.
Een lening waarbij de voorwaarden in onderling overleg met de geldgevende partij tot stand komen. Dit maatwerkkarakter maakt de lening moeilijk verhandelbaar.
Een door een onafhankelijk bureau zoals Standard and Poors of Moody’s afgegeven en internationaal erkend oordeel over de kredietwaardigheid van financiële partijen. Ook wel creditrating genoemd. Ratings kennen een bereik van AAA (uitzonderlijk kredietwaardig) tot D (default).
Lopende rekening bij een bank, al dan niet gekoppeld aan kredietlimiet.
Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemd vermogen hoger respectievelijk lager zullen zijn.
Wettelijke limiet ter beperking van het renterisico op de langlopende c.q. vaste schuld. De limiet wordt uitgedrukt in een bedrag als percentage van het begrotingstotaal (thans 20%).
De periode waarover de rente van een lening vast staat. Bedraagt dit minder dan 1 jaar dan wordt de lening door Wet fido als kortlopend gezien en bij 1 jaar of langer als langlopend.
Een lening met middellange of lange looptijd en variabele rente.
Het verplicht uitzetten van (tijdelijk) overtollige financieringsmiddelen bij ’s Rijks schatkist conform de regelgeving op grond van artikel 2 Wet fido, dit rekening houdend met een drempelbedrag dat aan de hand van het begrotingstotaal wordt berekend.
Een leningovereenkomst voor middellange of lange termijn, rechtstreeks afgesloten tussen een geldnemer en een investeerder, waarbij een bank de operatie structureert. Kan gezien worden als tussenvorm van onderhandse en MTN-lening en is doorgaans naar Duits recht.
Vastgestelde uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie.
De uitvoering van alle activiteiten die zich richten op het sturen, beheersen en bewaken van de financiële posities, financiële stromen en de hieraan verbonden risico’s.
Binnen de Wet fido gehanteerde term voor verstrekte geldleningen en beleggingen.
Schuldtitels met een looptijd van één jaar en langer.
Schuldtitels met een looptijd tot één jaar.
Zakelijke zekerheidsrechten die door de gemeente, in het kader van een verzoek om een lening of borgstelling, van de aanvrager gevraagd kunnen worden om het risicoprofiel van de verzochte steun te verlagen, bijvoorbeeld hypotheek- en pandrechten.
Bijlage 2 Rente- en disconteringspercentages
Overzicht van binnen Utrecht gehanteerde rentepercentages. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen:
Renteomslag (toe te rekenen rente aan activa, via taakvelden) |
|||
Rentevergoeding eigen vermogen (over limitatief bepaalde posten; zie hieronder) |
|||
* Dit is het percentage voor 2019; deze waarde dient op grond van BBV Notitie Grondbeleid in begroting en jaarstukken elk jaar herberekend te worden aan de hand van de balansposities en balansverhoudingen per einde van het voorafgaande jaar.
** Op grond van BBV Notitie rente wijzigt dit percentage alleen indien het berekende omslagpercentage meer dan 0,5 procentpunt afwijkt van het gehanteerde omslagpercentage.
Ad 1 Disconteringsvoet grondexploitatie
Percentage o.b.v. stellige uitspraak in BBV Notitie Grondbeleid in begroting en jaarstukken:
“De disconteringsvoet die moet worden gehanteerd in de berekening van de contante waarde ten behoeve van het treffen van een verliesvoorziening voor negatieve grondexploitaties wordt voor alle gemeenten bepaald op 2% zijnde het maximale meerjarige streefpercentage van de Europese Centrale Bank voor inflatie binnen de Eurozone.”
Dit percentage blijft dus 2% totdat de ECB hier anders over besluit.
Ad 2 Toe te rekenen rente aan grondexploitaties
Percentage o.b.v. stellige uitspraak in BBV Notitie Grondbeleid in begroting en jaarstukken:
“De toegestane toe te rekenen rente aan de taakvelden 3.2 Fysieke bedrijfsinfrastructuur en 8.2 Grondexploitatie (die vervolgens mag worden toegevoegd aan de post voorraden, bouwgronden in exploitatie (BIE)) moet worden gebaseerd op de daadwerkelijk betaalde rente over het vreemd vermogen. Het is niet toegestaan om rente over het eigen vermogen toe te rekenen aan de taakvelden 3.2 Fysieke bedrijfsinfrastructuur en 8.2 Grondexploitatie (BIE). Het over het vreemd vermogen te hanteren rentepercentage moet als volgt worden bepaald:
Indien de gemeente geen externe financiering heeft, dan wordt dus ook geen rente toegerekend aan de taakvelden 3.2 Fysieke bedrijfsinfrastructuur en 8.2 Grondexploitatie (BIE). De rentetoerekening vindt plaats op basis van de bruto-boekwaarden van de grondexploitaties van de BIE per 1 januari. Ook over grondexploitaties waarbij de verantwoorde baten hoger zijn dan de lasten, waardoor de boekwaarde van een BIE negatief is, wordt rente (in dit geval een baat) toegerekend.”
Dit percentage wordt jaarlijks berekend door de Treasurer.
Ad 3 Renteomslag (toe te rekenen rente aan activa, via taakvelden)
De interne rente wordt berekend conform voorschriften uit de geldende BBV Notitie rente. Dit percentage wordt jaarlijks bij de Voorjaarsnota door de Treasurer (meerjarig) doorgerekend en aangepast indien het berekende omslagpercentage meer dan 0,5 procentpunt afwijkt van het gehanteerde omslagpercentage.
Ook dient op grond van een stellige uitspraak in de BBV Notitie rente een nacalculatorisch een correctie plaats te vinden indien de aan taakvelden toegerekende rentelasten meer dan 25% afwijken van de werkelijke rentelasten.
Ad 4 Disconteringspercentage toekomstige kasstromen langjarig > 10 jaar
Dit percentage, dat ook vastgelegd is in de gemeentelijke Waarderingsrichtlijnen, heeft betrekking op de waardering van toekomstige kasstromen, met name van erfpachten. Er is gekozen voor een percentage van 4% en niet voor een aan de actuele rentestand gekoppeld percentage. De rente is momenteel, historisch gezien, uitzonderlijk laag. Dat de rente ook richting de toekomst laag blijft is echter allerminst zeker. Het thans gekozen en met de accountant afgestemde percentage mag in historisch perspectief verantwoord genoemd worden en leidt bij (balans)waarderingen tot behoedzame uitkomsten.
Ad 5 Rentevergoeding eigen vermogen
In de BBV Notitie rente is de aanbeveling opgenomen om geen rente over eigen vermogen meer te berekenen. In Utrecht doen wij dat wel over enkele limitatief bepaalde posten. Dit betreft:
(*) De gemeente bezit een aantal materiële vaste activa met economisch nut die in het verleden uit eigen middelen gefinancierd zijn en waaraan dus geen externe rentelasten verbonden waren. In de interne rentespelregel is echter bepaald dat rente wordt toegerekend aan alle gerede en lopende materiële vaste activa met economisch nut. Door middel van de vaste activa reserves wordt er voor gezorgd dat er per saldo geen rente wordt toegerekend aan de uit eigen middelen gefinancierde materiële activa.
Ad 6 Percentage bij niet beschreven of voorgeschreven situaties
Dit percentage wordt gehanteerd in alle gevallen waar geen ander percentage (wettelijk of eigen) is bepaald. Bij projecten met een investering groter dan 10 miljoen euro en met een looptijd langer dan 15 jaar wordt er in overleg met concernfinanciën (treasury) bepaald of het dan geldende renteomslagpercentage in voldoende mate de toekomstige (rente) risico’s afdekt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-109348.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.