Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland houdende regels omtrent Verduurzaming en Obstakelvrije Ruimte voor Modernisering Subsidieregeling VORM Westland (1e wijziging 2020)

Het college van burgemeester en wethouders, gelet op artikel 3, vierde lid en artikel 4 van de Algemene subsidieverordening Westland 2016;

 

besluit vast te stellen de 1e wijziging van de

 

Subsidieregeling Verduurzaming en Obstakelvrije Ruimte voor Modernisering (VORM) Westland ( 1e wijziging 2020)

Artikel I

De subsidieregeling Verduurzaming en Obstakelvrije Ruimte voor Modernisering (VORM) Westland wordt als volgt gewijzigd:

  •  

    • A.

      Artikel 1, onderdeel j. komt te luiden:

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • j.

    Ontwikkelingsbedrijf HOT Westland : Ontwikkelingsbedrijf HOT Greenport West-Holland B.V., statutair gevestigd te Westland, Kvk-nr. 66447410;

     

    • B.

      Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5 Hoogte van de subsidie

 

Voor een activiteit als omschreven in artikel 4 van deze subsidieregeling wordt de hoogte van de subsidie berekend als: € 10.000,-- + 20% van de WOZ-waarde (naar peildatum 1 januari 2019) van het betreffende woonobject, met dien verstande dat de subsidie per woonobject maximaal € 100.000,-- bedraagt.

  •  

    • C.

      Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10 Weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op het bepaalde in Hoofdstuk 3 van de ASV 2016 weigert het college subsidie te verlenen als:

    • a.

      de subsidiabele activiteiten – voorbereidingshandelingen hieronder niet begrepen – reeds zijn aangevangen of uitgevoerd voordat de aanvraag om subsidie bij het college is ingediend;

    • b.

      de subsidiabele activiteiten – voorbereidingshandelingen hieronder niet begrepen – ongeacht verkrijging van subsidie onafwendbaar plaatsvinden wegens publiek- of privaatrechtelijke afspraken die voordat de aanvraag om subsidie bij het college is ingediend al zijn gemaakt;

    • c.

      het project, de aanvrager en/of de aanvraag niet voldoet aan de voorwaarden en criteria die met artikel 4, 7 en 9 van deze subsidieregeling zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • d.

      de subsidieaanvrager niet voldoet aan een verzoek om aanvullende gegevens of bescheiden op grond van artikel 14, derde lid, van de ASV 2016;

    • e.

      subsidieverstrekking zou leiden tot onrechtmatige staatssteun.

  • 2.

    Voorts kan het college weigeren subsidie te verlenen als:

    • a.

      de bij de verkoop gehanteerde grondprijs, zonder aantoonbare reden, duidelijk niet in verhouding staat tot de in dezelfde omgeving gangbare grondprijzen;

    • b.

      een aanvraag - die ten tijde van inwerkingtreding van een wijziging van deze subsidieregeling was ingediend doch nog niet was vastgesteld - is ingetrokken of is geweigerd op grond van artikel 11 juncto artikel 4 of artikel 12.

Artikel II

In de toelichting komt de tekst bij de artikelen 5 en 10 als volgt te luiden:

 

Ad artikel 5 : (Hoogte van de subsidie)

Het te verkrijgen subsidiebedrag is opgebouwd uit twee bestandsdelen. Enerzijds is sprake van een vaste component, welke verband houdt met de kosten van het (laten) amoveren van de woonbebouwing. Deze gemiddelde sloopkosten zijn, op basis van ervaringscijfers, forfaitair bepaald op een vast bedrag van € 10.000,--.

 

Hierboven ontvangt de subsidieontvanger een bedrag dat gerelateerd is aan de waarde van zijn woning. Dit om recht te doen aan het feit dat woningwaarden aanmerkelijk kunnen verschillen, en om zo aan eenieder binnen de doelgroep een vergelijke stimulans te bieden om zijn woning aan een ondernemer met een volwaardig glastuinbouwbedrijf te verkopen.

 

De variabele component bedraagt 20% van de WOZ-waarde van het betreffende woonobject. De WOZ-waarde werd berekend op de OZB-aanslag van 2017, met peildatum 1 januari 2016. In deze herziening is, wegens de sterk veranderde waarde van de woningen in de afgelopen drie jaar, het peildatum verschoven naar 1 januari 2019 (OZB-aanslag van 2020). Door de peildatum te verschuiven wordt de verhouding tussen de waarde van de woning en de hoogte van de subsidie hersteld. De nieuwe peildatum geldt uitsluitend voor aanvragen die na inwerkingtreding van deze gewijzigde regeling zijn ingediend.

 

Tot slot is en blijft, om zoveel mogelijk woningen te kunnen amoveren en in ieder geval te kunnen voldoen aan de kwalitatieve opgave van 90 te verwijderen woningen, het totale subsidiebedrag per woonobject gemaximeerd op € 100.000,--. Zo wordt voorkomen dat het volledige subsidiebudget kan opgaan aan de sloop en verkoop van enkele zeer dure woonobjecten.

 

Ad artikel 10 : (Weigeringsgronden)

Lid 1 – In aanvulling op de algemene weigeringsgronden die zijn genoemd in Hoofdstuk 3 van de ASV 2016 zijn in dit artikel een viertal gronden genoemd die in voorkomend geval zullen leiden tot afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van deze regeling.

 

Met sub a. is allereest bepaald dat subsidie wordt geweigerd indien de subsidieaanvrager reeds is gestart met het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten vóórdat hij zijn aanvraag bij het college heeft ingediend. Dit omdat de subsidie een stimulerend karakter draagt, en van een stimulerend effect geen sprake kan zijn als subsidie ‘met terugwerkende kracht’ (dus achteraf) zou kunnen worden aangevraagd. Hieronder moet daarom ook een (ontwerp-)besluit (met voorwaarden) worden verstaan waarbij een woning nog gesloopt moet worden of al had moeten zijn. Een aanvraag geldt pas als ingediend, als deze daadwerkelijk bij de gemeente is ingekomen. Het postregistratiesysteem van de gemeente is in dezen leidend. Aan de datering van de aanvraag door de aanvrager zelf komt geen betekenis toe.

 

Een nieuw sub b. is in deze herziening toegevoegd naar aanleiding van het toekennen van enkele subsidieaanvragen die geen stimulerend effect hadden en daarmee geen bijdrage leverden aan het doel van de regeling (artikel 3). Het betrof de situatie waarin voorafgaand aan de aanvraag tot subsidie (privaatrechtelijke) afspraken waren gemaakt die ongeacht subsidieverlening of –weigering zou leiden tot sloop van de woning. Deze situatie doet zich ook voor ingeval een woning nog wel een subsidiabele categorie is toegekend in het Werkboek Westland, maar ondertussen reeds is uitgeplaatst. In dergelijke gevallen dient de woning na oplevering van de nieuwe woning onafwendbaar gesloopt te worden (binnen 2 maanden na gereedmelding van de nieuwe woning). Van de subsidie zou derhalve geen stimulerend effect (meer) uit gaan doch uitsluitend onnodige uitputting van publieke middelen tot gevolg hebben. Met de toevoeging van de nieuwe weigeringsgrond kan deze onnodige uitputting voor de verder duur van de openstelling van de subsidieregeling worden voorkomen.

 

Met sub c. is bepaald dat ook het niet voldoen aan de in de artikelen 4 en 7 gestelde cumulatieve voorwaarden/criteria voor subsidieverlening, dan wel het niet overleggen van de met artikel 9 voorgeschreven bewijsstukken daarvoor, tot afwijzing van een subsidieaanvraag zal leiden. In aanvulling hierop is in sub d. aangegeven dat ook het niet voldoen door de aanvrager aan een verzoek van de gemeente om aanvullende gegevens en/of stukken te overleggen tot afwijzing van de aanvraag zal leiden. Deze weigeringsgronden spreken voor zich.

 

Tot slot is met sub e. geborgd dat subsidieverstrekking op grond van deze regeling nimmer tot onrechtmatige staatssteun mag leiden. In beginsel zal daarvan geen sprake zijn, nu slechts particuliere woningeigenaren voor subsidie in aanmerking kunnen komen en van onrechtmatige staatssteun slechts sprake kan zijn bij subsidieverstrekking aan ondernemers. In het nu onvoorziene uitzonderlijke geval dat een particuliere woningeigenaar in het kader van het Europees staatssteurecht toch als ‘ondernemer’ moet worden aangemerkt, zal het college geen subsidie verstrekken als dit tot onrechtmatige staatssteun zou leiden.

 

Lid 2 – In aanvulling op de dwingende weigeringsgronden uit het eerste lid, is in het tweede lid van artikel 10 bepaald dat het college subsidie kan weigeren. Deze weigeringsgronden behoeven in voorkomend geval een nadere afweging door, en motivering van het college.

 

Onder sub a. kan het college de subsidie weigeren als de bij de verkoop gehanteerde grondprijs, zonder aantoonbare reden, duidelijk niet in verhouding staat tot de in dezelfde omgeving gangbare grondprijzen. Dit om (duidelijk) frauduleus handelen tegen te kunnen gaan.

 

Onder sub b. is een nieuwe weigeringsgrond opgenomen ter voorkoming dat lopende aanvragen worden ingetrokken om opnieuw ingediend te worden en te profiteren van de gewijzigde, gunstigere voorwaarde (hoogte van de subsidie – artikel 5). Deze aanvragen worden beoordeeld op basis van de regels zoals deze golden ten tijde van indiening van de aanvraag. Het niet hebben voldaan aan de indieningsvereisten (artikel 9 of 12) of de verplichtingen (artikel 11) zijn in beginsel voldoende grond om een aanvraag niet opnieuw toe te kennen. Uitzondering hierop betreft bijvoorbeeld aanvragen die voor inwerkingtreding van deze wijziging zijn afgewezen of ingetrokken.

Artikel III

Deze wijzing treedt in werking op 30 april 2020.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders d.d. 21 april 2020.

de secretaris,

A.C. Spindler

de burgemeester,

B.R. Arends

Naar boven