Gemeenteblad van Uithoorn
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Uithoorn | Gemeenteblad 2020, 107698 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Uithoorn | Gemeenteblad 2020, 107698 | Overige besluiten van algemene strekking |
Regeling bezwaarschriftencommissie gemeente Uithoorn 2020
HOOFDSTUK II Behandeling van de bezwaarschriften
Paragraaf 1 De bezwaarschriftencommissie
Artikel 4 Onderverdeling commissie in kamers
De commissie bestaat uit twee kamers, te weten een Sociale kamer en een Algemene kamer. De Sociale kamer brengt advies uit over bezwaarschriften die aan haar worden voorgelegd over besluiten op het terrein van sociale wetgeving. De Algemene kamer brengt advies uit over alle overige bezwaarschriften die aan de commissie ter advisering worden voorgelegd.
Artikel 9 Uitoefening bevoegdheden
De secretaris heeft de bevoegdheid tot opschorting van de beslissing op bezwaar ingevolge artikel 4:15 van de wet. Wanneer de opschorting plaatsvindt op basis van overmacht als bedoeld in artikel 4:15 lid 2 onder c van de wet, stemt de secretaris het gebruikmaken van deze bepaling vooraf af met de voorzitter van de bezwaarschriftencommissie en het verwerende bestuursorgaan.
Artikel 14 Niet deelneming aan de behandeling
De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift als daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.
De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op een dergelijk verzoek.
Artikel 19 Uitbrengen advies en verdaging
Indien op grond van artikel 10 vooronderzoek of op grond van artikel 17 nader onderzoek wordt verricht bij een extern (advies)orgaan is uitstel mogelijk voor zover de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of ermee instemmen.
de secretaris,
dhr. drs. E.M. Voorhorst
de burgemeester,
dhr. P.J. Heiliegers
de burgemeester,
dhr. P.J. Heiliegers
de leerplichtambtenaar,
mw. A. de Jong
de burgemeester (Voorzitter van de Raad)
dhr. P.J. Heiliegers
Artikelsgewijze toelichting op de Regeling bezwaarschriftencommissie gemeente Uithoorn 2020
In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente de raad, het college, de burgemeester en de leerplichtambtenaar, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de regeling vast te stellen.
In dit artikel zijn enkel die begripsbepalingen opgenomen die niet in artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn omschreven. Zo ontbreekt bijvoorbeeld een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan' hoewel dat op meerdere plaatsen in de regeling voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in deze regeling ook aangeduid als 'verwerend orgaan'. Dit kan 1. de raad, 2. het college van burgemeester en wethouders, 3. de burgemeester of 4. de leerplichtambtenaar betreffen.
Artikel 2 Inleidende bepalingen commissie
Dit artikel spreekt in principe voor zich. Bepalend is dat de raad, het college, de burgemeester en de leerplichtambtenaar zich over ingediende bezwaren laat adviseren door de door het college aangewezen (onbevooroordeelde) deskundigen, die tezamen de bezwaarschriftencommissie worden genoemd. Met uitzondering van de onder lid 1, a en b in dit artikel genoemde besluiten adviseert de commissie de raad, het college, de burgemeester en de leerplichtambtenaar over alle ontvangen bezwaarschiften naar aanleiding van besluiten zoals bedoeld in artikel 1:3 van de Awb genomen door deze bestuursorganen.
Artikel 3 Samenstelling van de commissie
Het eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb. De advies-commissie is een aantal door het college aangewezen terzake deskundigen die de bestuursorganen adviseert over bezwaarschriften die tegen besluiten van deze bestuursorganen zijn ingediend. Een voorzitter/lid van de commissie wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het college. De commissie is een onafhankelijke/onbevooroordeelde commissie, dat betekent dat de leden van de commissie geen deel uitmaken van, of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de gemeente Uithoorn, dan wel de overige DUO gemeenten, dan wel de Bedrijfsvoeringsorganisatie Duo+.
Gezien de verschillende vakgebieden waarop de besluiten en bezwaren betrekking hebben en het aantal bezwaarschriften is ervoor gekozen om de adviescommissie onder te verdelen in twee kamers:
Hoewel in de Awb nergens over een secretaris van de (advies)commissie wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een adviescommissie beschikt over een ambtelijk secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden. De secretaris coördineert de afhandeling van een ingekomen bezwaarschrift. De secretaris verzorgt de ontvangstbevestiging, plant en organiseert de hoorzittingen, nodigt de belanghebbende(n), de vertegenwoordigers van het bestuursorgaan uit voor de hoorzitting, legt de stukken ter inzage, zorgt voor het verslag en bereidt het advies voor van de commissie. Gezien de omvang van de werkzaamheden en om vervanging te garanderen worden alle medewerkers van het team Juridische Zaken van de Bedrijfsvoeringsorganistatie Duo+ benoemd als secretaris van de commissie, zodat vervanging te allen tijde gewaarborgd is. In lid 3 is daarom bepaald dat zijn gedragingen, handelingen en werkzaamheden vallen onder de verantwoordelijkheid van de Bedrijfsvoeringsorganistatie Duo+.
Het artikel heeft betrekking op de periode van benoeming van de voorzitter en de commissieleden. Deze bepaling spreekt voor de rest voor zich. De voorzitter/leden worden benoemd voor een periode van 4 jaar en kunnen vervolgens 1 keer worden herbenoemd voor 4 jaar. Er is rekening gehouden met de benoemingsperiode van de wethouders die gelijk is aan de zittingstermijn van de gemeenteraad.
Artikel 7 Presentiegeld / financiële tegemoetkoming
De leden van de commissie die een zitting bijwonen ontvangen per zitting een door het college vastgestelde vergoeding ter voorbereiding en voor het bijwonen van een zitting. Zij tekenen hiervoor per zitting een presentielijst.
Artikel 8 Ingediend bezwaarschrift
In de Awb (artikel 6:5) is bepaald aan welke eisen een bezwaarschrift moet voldoen, alvorens het in behandeling mag/moet worden genomen. Het gaat met name om de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen.
Een bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend. Het is niet mogelijk het bezwaarschrift per e-mail in te dienen. De bezwaarmaker kan wel via DigiD een bezwaarschrift indienen. Op de website van de gemeente Uithoorn wordt bezwaarmaker daarop gewezen.
Toelichting: Op 1 juli 2004 (zie KB van 25 mei 2004) is de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer inwerking getreden. In deze wet wordt voorgeschreven in welke situaties elektronische communicatie is toegestaan, aan welke voorwaarden die communicatie moet voldoen en in welke situaties de elektronische vorm wordt gelijkgesteld aan schriftelijk verkeer.
Met name de regel dat een bestuursorgaan verkeer via de elektronische weg moet toestaan en dus ook kan uitsluiten, wordt steeds meer als verouderd ervaren. De regering wil in het kader van Digitaal 2017 komen tot de implementatie van het wetsvoorstel modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer. De Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer wijzigt het onderdeel van de Awb dat betrekking heeft op het elektronisch bestuurlijk verkeer. De Awb bevat de algemene regels voor de verhouding tussen de overheid en individuele burgers en bedrijven.
In de huidige Awb is elektronische communicatie tussen burger en overheid vooralsnog alléén toegestaan als beide partijen hier zichtbaar voor open staan.
De modernisering van de wet geeft burgers en bedrijven het recht op elektronisch berichtenverkeer met bestuursorganen. Een bestuursorgaan wordt verplicht voor ieder type aan het bestuursorgaan gericht formeel bericht een elektronische wijze van verzenden aan te wijzen. (Artikel 2:15, eerste lid) Het “recht” op elektronisch verzenden van formele berichten door burgers geldt alleen als dat bericht wordt verzonden op de wijze die het bestuursorgaan heeft aangewezen. (Artikel 2:15, derde lid)
De vorengenoemde wet zal zeer waarschijnlijk ingaan op 1 januari 2021.
Hieronder wordt beknopt aangegeven aan welke minimumeisen een bezwaar moet voldoen. En welke onderwerpen/procedure in de Awb na ontvangst van een bezwaar aan de orde komen:
Ontvangstbevestiging: Na ontvangst van een bezwaar wordt door de een ontvangstbevestiging gegenereerd en verzonden. Als een bezwaarschrift niet voldoet aan de vereisten genoemd van artikel 6:5 Awb, opgesomd onder a of het bezwaarschrift te laat is ontvangen wordt de bezwaarmaker in de ontvangstbevestiging direct in de gelegenheid gesteld zijn verzuim te herstellen en/of toe te lichten waarom hij pas zo laat zijn bezwaren kenbaar maakt.
Als blijkt dat een bezwaarschrift niet binnen 6 weken na datum bekendmaking van het bestreden besluit is ontvangen is het raadzaam de envelop, waarin het bezwaarschift is verzonden/ontvangen te bewaren. De datum van de poststempel kan van belang zijn ter voorkoming van onnodige geschillen over de ontvankelijkheid (zie artikel 6:9 Awb).
Het aantekenen van de datum van ontvangst wordt in artikel 6:15 Awb uitdrukkelijk voorgeschreven als het bezwaarschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of een onbevoegde administratieve rechter. Dit heeft betekenis voor de vraag of het geschrift tijdig bij de bevoegde instantie is ingediend.
De in artikel 7:13, tweede lid Awb bepaalde melding, dat een commissie over het bezwaar zal adviseren, is van belang omdat hierdoor de beslistermijn van zes weken wordt verlengd tot twaalf weken met een verdagingsmogelijkheid van zes weken (artikel 7:10).
Artikel 9 Uitoefening bevoegdheden
Ingevolge artikel 7:13 vierde lid Awb beslist de adviescommissie over de toepassing van artikel 7:4, zesde lid (geen ter inzage legging van stukken vanwege geheimhouding om gewichtige redenen), en 7:5, tweede lid (afzien van horen in het openbaar).
De in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de Awb luiden als volgt:
Artikel 2:1, tweede lid luidt als volgt:
Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.
Deze bepaling is facultatief geformuleerd: de commissie is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.
Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
De termijn waarbinnen het verzuim kan worden hersteld, wordt vastgesteld door de voorzitter. In de verordening is geen vaste termijn daarvoor opgenomen omdat het niet mogelijk is in algemene zin, voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meeste gevallen kan met een termijn van twee weken na het einde van de bezwaartermijn worden volstaan).
De indiener moet een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen, maar het moet niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd.
Ten slotte wordt gewezen op artikel 7:10 van de Awb, waarin voorschriften zijn opgenomen voor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaarschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde.
Deze bepaling spreekt voor zich. Voor zover het de behandeling door de commissie betreft, ligt deze taak bij de secretaris. Het is niet nodig om in de bezwaarfase ook de stukken aan de vertegenwoordigers van de belanghebbende toe te zenden die zijn geproduceerd in de fase tussen de aanvraag en het primaire besluit (CRvB 24 juni 1997, JB 1997/196).
Artikel 7:4, tweede lid luidt als volgt:
Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.
Het inzagerecht is als één van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarschriftprocedure te beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte ter-inzage-legging. Stukken toezenden hoeft niet, maar een verzoek van een belanghebbende om stukken in te zien mag niet beperkt blijven tot de termijn van ter-inzage-legging (Rb. Amsterdam, 8 augustus 1995, Awb katern 1996, 19).
Artikel 7:4, vierde lid Awb staat toe om leges te heffen voor het verstrekken van afschriften van de desbetreffende stukken aan de gemachtigde van een belanghebbende (HR 20 september 2000, JG 2001/30).
Artikel 7:6, vierde lid luidt als volgt:
Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden [...].
Gerefereerd wordt aan het derde lid van artikel 7:6 dat luit als volgt: “Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.”
Artikel 7:10, derde lid luidt als volgt:
Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen.
Wanneer het bestuursorgaan niet binnen de wettelijke termijn (12 weken) kan beslissen mag het bestuursorgaan, op grond van dit artikel, de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen. Verder uitstel is mogelijk voor zover alle belanghebbenden daarmee instemmen of wanneer de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen worden geschaad.
In art. 4:15 worden redenen genoemd en voorwaarden gesteld voor situaties waarin het bestuursorgaan het geven van een beschikking (waaronder een beslissing op bezwaar valt) kan opschorten. Een daarvan is wanneer er sprake is van overmacht. De secretaris stemt het gebruikmaken van deze bepaling vooraf af met de voorzitter van de bezwaarschriftencommissie en het verwerende bestuursorgaan.
De voorzitter van de commissie draagt zorg dat al het noodzakelijke wordt gedaan, om de behandeling van het bezwaar genoegzaam voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente of de Bedrijfsvoeringsorganisatie Duo+, hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen, als extern.
Zo moet het voor hem/haar mogelijk zijn om met de bezwaarmaker in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem/haar bij kennelijke niet-ontvankelijkheid, in overweging te geven, het bezwaarschrift in te trekken.
De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten met zich meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting. Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden vóórdat dat college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in deze bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo'n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.
In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak. Het blijft ter beoordeling van het bestuursorgaan welke gegevens dat zullen zijn.
Uit de aard van het advies van de commissie vloeit voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen als gegevens worden achtergehouden.
Voor het bepaalde in het eerste lid: zie de toelichting op artikel 5 van deze regeling. Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien.
Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
Het college mag van de bezwaarmaker in redelijkheid verlangen dat hij aangeeft of hij gebruik wil maken van het horen. Het college kan een bezwaarmaker in de gelegenheid stellen om dit binnen een redelijke termijn kenbaar te maken. Als de bezwaarmaker vervolgens niet binnen de gestelde termijn reageert, mag het college ervan uitgaan dat hij geen prijs stelt op een hoorzitting (Externe link: artikel 7:3 onderdeel d Awb). Bezwaarmaker hoeft dan in principe ook niet te worden uitgenodigd.
Het ligt voor de hand dat als het verwerend orgaan aan het bezwaar van belanghebbende volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:19 Awb waarin is bepaald dat het bezwaar van rechtswege mede betrekking heeft op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de regeling toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing [wel of niet horen] is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaar heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.
Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, als van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.
Op grond van het vierde lid kan de voorzitter besluiten een hoorzitting te verzetten wanneer daar voor hem moverende redenen voor zijn.
Artikel 12 Uitnodiging zitting
Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ter zitting ook laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken. Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd.
Gekozen is voor een termijn van zestien dagen, mede in verband met de termijn van twaalf weken waarbinnen, met uitzondering van, onder voorbehoud van verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 Awb (zie hierna).
Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft niet altijd te worden verleend. Een bezwaarmaker dient tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Een verzoek om uitstel wordt niet automatisch gehonoreerd. Een gemotiveerd verzoek om uitstel kan ingewilligd worden, maar dient in de regel beperkt te blijven tot een éénmalig uitstel omdat de afwikkeling van het bezwaarschrift een te grote vertraging kan ondervinden.
De toelichting op dit artikel van deze regeling is ook de plaats om te wijzen op het bepaalde in artikel 7:4 (het indienen van nadere stukken) en 7:8 (het horen van meegebrachte getuigen) van de Awb. Het verdient aanbeveling om van de inhoud van deze artikelen bij de uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen. Omdat de inhoud van deze artikelen voor zich spreekt, is ermee volstaan de tekst ervan hier integraal op te nemen
Artikel 7:4 Awb luidt als volgt:
Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord.
Dit artikel spreekt voor zich. Het gaat om het aantal leden, dat op grond van deze regeling minimaal aanwezig moet zijn ter zitting, om te kunnen horen. Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de adviescommissie, terwijl advisering door de voltallige commissie heeft plaatsgevonden (ABRS 2 maart 2000, GS 2000/ 7119, 3).
Artikel 14 Niet-deelneming aan de behandeling
Dit artikel behoeft geen toelichting. Zie ook artikel 2:4 Awb.
Artikel 15 Openbaarheid zitting
Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.
In de onderhavige regeling is bepaald dat de Sociale Kamer met gesloten deuren hoort omdat er ter zitting met name bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde kunnen komen.
De hoorzitting van de Algemeen Kamer vindt in principe in het openbaar plaats tenzij de voorzitter van de commissie of één van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet en de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn om met gesloten deuren te horen.
Horen kinderen/jeugdigen: Op grond van de Awb moet het college iedere belanghebbende in de gelegenheid stellen te worden gehoord, voordat op bezwaar wordt beslist. Dit kan betekenen dat bij bezwaar tegen een jeugdhulpbesluit ook minderjarige kinderen moeten worden gehoord. Zij kunnen immers als belanghebbenden worden aangemerkt. Het hoorrecht van kinderen is expliciet vastgelegd in het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
In artikel 12 van het IVRK is opgenomen dat elk kind het recht heeft om een eigen mening te vormen en deze vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen. In artikel 12 IVRK wordt voor het horen van kinderen geen leeftijdsgrens genoemd. Dat betekent dus dat ook heel jonge kinderen in principe het recht hebben om gehoord te worden.
In artikel 12 IVRK wordt wel als voorwaarden gesteld dat een kind alleen in de gelegenheid gesteld moet worden om gehoord te worden als hij in staat is om zijn eigen mening te vormen. Als het kind daartoe niet in staat is, geldt het hoorrecht dus niet. Een soort gelijke bepaling is ook opgenomen in artikel 8:21 Awb. In de praktijk wordt ervan uit gegaan dat kinderen van 12 jaar of ouder in staat zijn om een eigen mening te vormen.
Verder vraagt het horen van kinderen extra gesprekstechnieken en vaardigheden van de commissie. Het is niet van zelfsprekend dat de jeugdige weet waar hij zijn mening over moet geven of wat daarvan de consequenties zijn. Het is belangrijk dat de commissie hier extra aandacht voor heeft. Ook kan zich - in het bijzonder bij echtscheidingsstrijd - een situatie voordoen waarbij een kind de mening van één van de ouders overneemt. Het is van belang dat de bezwaarcommissie hierop bedacht is en, door de juiste vragen te stellen, probeert om de eigen mening van de jeugdige te achterhalen.
In dit kader zal - zoals ook gebruikelijk is in familiezaken bij de rechtbank - de jeugdige apart worden gehoord. Bijvoorbeeld voorafgaand aan het horen van de overige belanghebbenden. In het kader van hoor en wederhoor zal de bezwaarcommissie de overige belanghebbenden dan wel op de hoogte stellen van hetgeen de jeugdige heeft verklaard. Een korte en zakelijke weergave is voldoende.
Voor jeugdigen zal een aparte uitnodigingsbrief in begrijpelijke taal worden opgesteld die aansluit bij het niveau van de jeugdige.
Artikel 16 Schriftelijke verslaglegging
Artikel 7:7 Awb vereist dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Het is toegelaten dat, in plaats van een afzonderlijk verslag, uit de beslissing op bezwaar blijkt van hetgeen tijdens de hoorzitting is verhandeld.
In het artikel is opgenomen wat in het verslag moeten worden vermeld en dat, als een afzonderlijk verslag wordt gemaakt, het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie. Is het verslag verwerkt in het schriftelijke advies van de commissie is ondertekening van het verslag niet essentieel, gezien het feit dat het advies ondertekend wordt door de voorzitter en de secretaris.
De commissie maakt van de hoorzitting een geluidsopname ten behoeve van het schriftelijk verslag. Deze geluidsopnamen vervangt niet de schriftelijke verslaglegging. De geluidsopname, wordt uiterlijk 10 weken nadat de beslissing op bezwaar is verzonden verwijderd.
De voorzitter maakt aan het begin van de hoorzitting melding van de geluidsopname en dat deze op gegeven moment definitief weer verwijderd wordt.
Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Deze kunnen aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden.
In artikel 7:9 Awb is bepaald dat, als het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan ervoor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren.
Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).
Artikel 18 Raadkamer en advies
De commissie beraadslaagt na een hoorzitting altijd achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Als bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter. Van een minderheidsstandpunt wordt in het advies melding gemaakt als die minderheid dat verlangt.
Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb wordt het advies van de commissie schriftelijk uitgebracht en bevat het een verslag van het horen.
Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift. Het advies wordt door de voorzitter van de adviescommissie en de secretaris die ter zitting aanwezig was ondertekend.
Het advies wordt, onder medezending van het verslag, bedoeld in artikel 15 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.
De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb twaalf weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de secretaris van de commissie dat, indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald hij tijdig, namens het bestuursorgaan de beslissing op het bezwaar verdaagt.
Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is.
Door de commissie wordt jaarlijks een jaarverslag gemaakt. Met dit jaarverslag geeft de commissie een cijfermatig overzicht van de door haar verrichte werkzaamheden. (Hoeveel bezwaarschriften zijn voorgelegd aan de commissie. Hoeveel bezwaren zijn ontvankelijk. Hoeveel bezwaren zijn gerond, enz.) Daarnaast worden door de commissie ook conclusies en aanbevelingen gegeven met de intentie om een bijdrage te leveren aan de verbetering van een gemeentelijke besluitvorming. De commissie kan desgevraagd ook haar bevindingen vermelden aangaande het gemeentelijk beleid.
In artikel 139 tot en met 144 Gemeentewet zijn de bekendmaking en de inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. De bepalingen over bekendmaking en mededeling van besluiten zoals opgenomen in afdeling 3.6 Awb zijn niet van toepassing op algemeen verbindende voorschriften (zie artikel 3:1 Awb dat aangeeft dat op besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, van dat hoofdstuk slechts afdeling 2 tot en met 4A van toepassing zijn en wel voor zover de aard van de besluiten zich daartegen niet verzet). Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer ze bekendgemaakt zijn. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het Gemeenteblad of in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave (huis-aan-huisblad of plaatselijk dagblad).
Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling bezwaarschriftencommissie gemeente Uithoorn 2020.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-107698.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.