Eerste wijziging van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen (4.34d1)

Samenvatting

Deze beleidsregels bevatten toevoegingen van een aantal algemene voorzieningen, het wijzigen van artikel 5 van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en het toevoegen van de Beleidsregels inzake de toepassing van de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang.

 

Burgemeester en wethouders van Haaksbergen;

 

Wettelijke basis:

bepalingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht.

 

Besluiten:

Vast te stellen de Eerste wijziging van de Beleidsregels maatschappelijke ontwikkeling.

 

 

 

Artikel I Toevoegen artikelen 4a en 4b

Achter artikel 4 van de op 28 november 2018 vastgestelde Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning worden opgenomen:

 

Artikel 4a Algemene voorziening was- en strijkservice (uitwerking artikel 2b, tweede lid, van de Verordening)

Het college verstaat onder de algemene voorziening was- en strijkservice:

  • Een voor alle ingezetenen van de gemeente Haaksbergen beschikbare algemene voorziening. Ingezetenen die gebruik willen maken van deze algemene voorziening (hierna: cliënt) geven dat aan op een formulier algemene voorziening was- en strijkservice dat bij de Noaberpoort beschikbaar is of melden zich bij de aanbieder van de algemene voorziening was- en strijkservice.

  • Het vuile wasgoed gaat in een waszak met een persoonlijk nummer. Die waszak (twee per persoon) krijgt de cliënt van de gemeente.

  • Deze waszak wordt thuis bij cliënt opgehaald door een chauffeur. De was is drie werkdagen later weer schoon thuis. De waszak wordt maximaal twee keer per week opgehaald.

  • In alle kledingstukken, handdoeken enzovoorts van cliënt wordt een heel klein label gemaakt. Op dat label staat hetzelfde nummer als op de waszak. De mensen van de wascentrale zien alleen het nummer. Zij weten dus niet bij welke cliënt het wasgoed hoort.

  • Alle was komt door het nummer op de labels weer op dezelfde stapel en in dezelfde waszak. Dit nummer staat ook aan de buitenkant van de waszak. De chauffeur weet welk nummer bij welk adres hoort. Zo krijgt cliënt alle was weer netjes thuis. Zonder dat de chauffeur inhoud van uw waszak ziet. De privacy van cliënt is dus gewaarborgd.

  • Bij het wassen worden voor kwetsbaar of bijzonder wasgoed speciale programma’s gebruikt. Extra (hand)was bij cliënt thuis is dus niet nodig.

  • De bijdrage voor iedere waszak is geregeld in de Verordening maatschappelijke ondersteuning.

 

Artikel 4b Algemene voorziening dagbesteding (uitwerking artikel 2b, tweede lid van de verordening.

Het college verstaat onder de algemene voorziening dagbesteding:

  • Een voor alle ingezetenen van de gemeente Haaksbergen beschikbare algemene voorziening. De cliënt die gebruik wil maken van deze algemene voorziening meldt zich bij de Noaberpoort of bij de aanbieder van de algemene voorziening dagbesteding.

  • De algemene voorziening dagbesteding richt zich op cliënten waarbij:

    • er geen of in beperkte mate sprake is van gedragsproblematiek;

    • er sprake is van een stabiele ontwikkel- en opvoedcontext;

    • afspraken gemaakt kunnen worden over het moment van de ondersteuning;

    • de kans op risicovolle situaties en/of escalatie gering is;

    • er voldoende inzicht in de eigen zorgvraag is: de cliënt kan veranderingen in eigen ondersteuningsbehoefte signaleren en hierop reageren;

    • er sprake is van voldoende motivatie om ondersteuning te ontvangen, maar deze kan wel wisselend zijn.

  • De algemene voorziening dagbesteding organiseert activiteiten op het gebied van onder meer:

    • horeca/catering;

    • beheer en onderhoud;

    • parktoezicht;

    • multimedia;

    • ontmoeting;

    • klussen;

    • koken en bakken

 

Artikel II Wijzigen artikel 5

Artikel 5 van de op 28 november 2018 vastgestelde Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning vervalt en wordt vervangen door:

 

Artikel 5 Financiële haalbaarheid van een algemene voorziening en algemeen gebruikelijke voorzieningen

  • 1.

    Het college verstaat onder financiële haalbaarheid dat de cliënt blijft beschikken over een inkomen, ter hoogte van 95% van de voor de cliënt geldende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld.

  • 2.

    Cliënt toont aan wat de hoogte van het maandelijks netto inkomen inclusief vakantiegeld is en welke bijzondere kosten, die niet voor vergoeding (zoals bijvoorbeeld verzekering, belastingteruggave of bijzondere bijstand) in aanmerking komen (kosten die gemaakt worden als gevolg van de beperkingen of handicap) cliënt maandelijks heeft vanaf het moment van melden.

  • 3.

    Het college berekent aan de hand van de verstrekte gegevens de financiële haalbaarheid van de algemene voorziening en algemeen gebruikelijke voorziening. Indien het gebruik van een algemene voorziening of algemeen gebruikelijke voorziening financieel niet haalbaar is verstrekt het college een maatwerkvoorziening aan de cliënt.

 

Artikel III Toevoegen artikelen 16a tot en met 16e

Achter artikel 16 van de op 28 november 2018 vastgestelde Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning worden opgenomen:

 

Artikel 16 a Begripsbepalingen

In de artikelen 16a tot en met 16e van deze beleidsregels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de centrumgemeente Enschede, namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haaksbergen.

  • b.

    regio: een regionaal samenwerkingsverband van gemeenten welke gezamenlijk zorgdragen voor maatschappelijke opvang in de betreffende regio.

  • c.

    maatschappelijke opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, niet zijnde personen die de thuissituatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld;

  • d.

    melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • e.

    sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

  • f.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • g.

    woonplaats: de gemeente waarvan de cliënt het jaar voorafgaand aan de melding hoofdzakelijk is ingeschreven als ingezetene in de zin van de Wet basisregistratie personen.

Alle andere begrippen die in de artikelen 16a tot met 16e ze beleidsregels worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Algemene wet bestuursrecht, alsmede andere wet- en regelgeving.

 

Artikel 16b. Melding en (eerste) opvang

  • 1.

    Een behoefte aan maatschappelijke opvang kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2.

    In die situaties waarin terstond maatschappelijke opvang noodzakelijk is, beslist het college onverwijld tot verstrekking van een voorziening maatschappelijke opvang in afwachting van de uitkomst van het in artikel 16c bedoelde onderzoek en de aanvraag van de cliënt.

  • 3.

    Indien het college niet onverwijld maatschappelijke opvang kan bieden waar dit wel terstond noodzakelijk is, treft het college maatregelen om onverwijld op een andere wijze of in een andere gemeente of regio tijdig te voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

 

Artikel 16c. Onderzoek

  • 1.

    Het college vergewist zich met de cliënt wat de woonplaats was van de cliënt voor het ontstaan van dakloosheid.

  • 2.

    Indien het college vaststelt dat de cliënt, voor het ontstaan van dakloosheid, woonachtig was in een bepaalde gemeente of regio, niet zijnde de regio van centrumgemeente Enschede en hierover overeenstemming heeft met de bepaalde gemeente of regio kan het college de uitvoering van het onderzoek overlaten aan de bepaalde gemeente of regio, waarbij bij overdracht van eventuele informatie artikel 4 lid 4 van toepassing is.

  • 3.

    Indien het college de woonplaats van de cliënt voor het ontstaan van dakloosheid niet vaststelt of kan vaststellen, dan wel de uitvoering van het onderzoek niet wenst te laten uitvoeren door de gemeente of regio zoals bedoeld in lid 2 voert het college het onderzoek uit. Dit geldt ook indien het college niet tot overeenstemming komt met de in lid 2 bedoelde gemeente of regio.

  • 4.

    Indien het college het onderzoek zelf uitvoert, kan zij de in lid 2 bedoelde gemeente of regio verzoeken om informatie ten behoeve van het onderzoek aan te leveren.

  • 5.

    Het college onderzoekt in welke gemeente of regio een traject in de maatschappelijke opvang de grootste kans van slagen heeft, dat wil zeggen het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie (en daarmee het duurzaam herstel) van de cliënt.

  • 6.

    Het college betrekt bij dit onderzoek in elk geval de wens van de cliënt. Verder dient het college ook in elk geval bij het onderzoek te betrekken:

    • a.

      of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting vergroten, zoals een sociaal netwerk welke een positieve invloed heeft of kan hebben op de zelfred¬zaamheid en participatie van de cliënt, en/of bestaand werk en/of dagbesteding en/of onderwijs van de cliënt en/of lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten.

    • b.

      of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting verkleinen, zoals een sociaal netwerk welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt en/of actuele criminele activiteiten van de cliënt en/of maatregelen die opgelegd zijn aan de cliënt.

  • 7.

    Indien, gedurende het onderzoek, blijkt dat een traject in de maatschappelijke opvang mogelijk of waarschijnlijk in een andere gemeente of regio de grootste kans van slagen heeft, dan betrekt het college deze gemeente bij het onderzoek.

  • 8.

    Het onderzoek, zoals bedoeld in lid 3, wordt zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen 2 weken uitgevoerd, tenzij er redenen zijn, buiten de invloed van het college, die dit onmogelijk maken.

  • 9.

    De uitkomsten van het onderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksverslag.

  • 10.

    Indien het college, conform lid 2, de uitvoering van het onderzoek overgedragen heeft aan een bepaalde gemeente of regio, dan vergewist het college zich van de uitkomsten van het onderzoek.

 

Artikel 16d. Overdracht van cliënt en cliëntgegevens

  • 1.

    Indien het college, op grond van het in artikel 16c lid 5 bedoelde onderzoek, van oordeel is dat de kans van slagen van een traject groter is in een andere gemeente of regio, dan neemt het college - in overleg met de cliënt - contact op met die andere gemeente of regio.

  • 2.

    Deelt de andere gemeente of regio het oordeel van het college, zoals bedoeld in lid 1, dan vindt de overdracht van de cliëntgegevens én de cliënt onverwijld plaats. Dit tenzij met de andere gemeente of regio wordt overeengekomen dat het bijdraagt aan de kans van slagen van een traject, dat deze overdracht later plaatsvindt.

  • 3.

    Tot aan het moment van daadwerkelijke overdracht van de cliënt blijft het college maatschappelijke opvang bieden, dan wel blijft het college andere maatregelen treffen om op een andere wijze te voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

  • 4.

    Het college draagt bij de overdracht alle noodzakelijke informatie over de cliënt, waaronder het onderzoeksverslag, over aan de andere gemeente of regio, in overleg met de cliënt.

  • 5.

    Het college maakt met de andere gemeente of regio en de cliënt voorts concrete afspraken over:

    • de datum van overdracht;

    • welke aanbieder de cliënt maatschappelijke opvang, dan wel andere ondersteuning die in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang voorziet, zal bieden in de andere gemeente of regio;

    • hoe het vervoer van de cliënt en eventuele reisbegeleiding plaatsvindt.

  • 6.

    Indien de cliënt weigert medewerking te verlenen aan de in lid 2 bedoelde overdracht, kan het college overgaan tot weigering van de aanvraag tot een voorziening maatschappelijke opvang.

 

Artikel 16e. Verschil van mening tussen gemeenten

  • 1.

    Bij verschil van mening tussen het college en de andere gemeente of regio over de vraag welke gemeente of regio verantwoordelijk is voor het bieden van maatschappelijke opvang aan de cliënt spant het college zich maximaal in om tot een oplossing te komen.

  • 2.

    Indien het college én de andere gemeente of regio niet tot een oplossing komen, kan het college het geschil voorleggen aan de commissie geschillen landelijke toegankelijkheid.

  • 3.

    In afwachting van het oordeel van de in het tweede lid genoemde commissie blijft het college een voorziening maatschappelijke opvang bieden, dan wel op andere wijze voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

  • 4.

    Het college volgt in het geschil het oordeel van de in het tweede lid genoemde commissie.

 

Artikel IV Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 mei 2020.

 

Haaksbergen, 21 april 2020

 

H.A. Lindeboom

waarnemend secretaris

 

 

mr. drs. R.G. Welten

burgemeester

Naar boven