COLLECTIEVE ZORGVERZEKERING MINIMA EN ALLEENRECHT GEMEENTE ZWOLLE 2019

Gemeente Zwolle bekendmaking wijziging verordening collectieve zorgverzekering minima en alleenrecht Zwolle 2019.

De Raad van de gemeente Zwolle heeft in de vergadering van 20 april 2020 een wijziging in de verordening collectieve zorgverzekering minima en alleenrecht gemeente Zwolle 2019 vastgesteld.

Deze wijziging treedt 2 mei 2020 in werking en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2020.

Het betreft de volgende wijziging:

Hoofdstuk 2a Tegemoetkoming meerkosten

Artikel 9a Begrippen tegemoetkoming meerkosten

In dit hoofdstuk van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvrager: de persoon die voor van zichzelf, zijn partner en/of één of meerdere kinderen een tegemoetkoming meerkosten verzoekt.

  • b.

    Partner: de persoon die al of niet gehuwd of geregistreerd met de aanvrager een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.

  • c.

    Gezamenlijke huishouding: een huishouding zoals omschreven in artikel 3 Participatiewet.

  • d.

    Kind: het eigen kind of stiefkind dat op de datum van aanvraag jonger is dan 18 jaar, ten laste van de aanvrager of diens partner komt en op het zelfde adres als de aanvrager staat ingeschreven in de gemeentelijke basisregistratie personen.

  • e.

    Ten laste komend kind: het kind voor wie de aanvrager of diens partner aanspraak op kinderbijslag kan maken.

  • f.

    Inkomen: het inkomen van aanvrager in de maand voor de aanvraag zoals bedoeld in artikel 31,32 en 33 van de Participatiewet verminderd met de ontvangen vakantietoeslag. Tot het inkomen wordt ook gerekend de bijstand voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan zoals genoemd in artikel 5 onder c van de Participatiewet. Bij partners wordt uitgegaan van de som van het inkomen van aanvrager en zijn partner.

  • g.

    Norm: bedrag voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals bedoeld in artikel 5 onder c van de Participatiewet maar verminderd met de in de Participatiewet geldende vakantietoeslag.

  • h.

    vervallen.

  • i.

    Persoon met beperking of chronische ziekte: Een aanvrager, diens partner of een ten laste komend kind, die op de datum van aanvraag:

  • 1.

    Een toekenning heeft voor voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning; of

  • 2.

    Een toekenning heeft voor voorzieningen op grond van de Wlz; of

  • 3.

    Ondersteuning nodig heeft om te participeren in de samenleving ter beoordeling van het college.

  • j.

    Vermogen: het vermogen van belanghebbende zoals bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet. Bij een gehuwde of samenwonende wordt uitgegaan van de som van het vermogen van aanvrager en zijn partner.

  • k.

    Zelfstandige: de volwassene die voor de voorziening in het bestaan geheel of gedeeltelijk is aangewezen op arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep en de financiële risico’s daarvan draagt.

Artikel 9b Financiële tegemoetkoming meerkosten

Een tegemoetkoming voor aannemelijke meerkosten wordt verleend ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie aan een inwoner voor onderstaande kosten die voortvloeien uit

chronische ziekte of beperking en waarin niet op andere wijze reeds is voorzien:

  • a.

    extra uitgaven voor dieet;

  • b.

    extra uitgaven voor hulpmiddelen;

  • c.

    extra uitgaven voor kleding of bewassing;

  • d.

    extra uitgaven voor verwarming;

  • e.

    extra uitgaven voor vervoer;

  • f.

    extra uitgaven voor eigen bijdragen of eigen risico;

  • g.

    andere extra uitgaven voor medische dienstverlening.

Artikel 9c Kring van belanghebbenden en inkomen

  • 1.

    Om als chronisch zieke of persoon met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen voor deze tegemoetkoming in aanmerking te komen, dient:

  • a.

    de aanvrager en zijn partner op de datum van aanvraag 18 jaar of ouder te zijn; en de aanvrager en zijn partner op die datum in de gemeentelijke basisregistratie personen van de gemeente Zwolle ingeschreven te staan; en

  • b.

    het inkomen over de maand voor de aanvraag niet meer te bedragen dan 130% van de toepasselijke norm; en

  • c.

    het vermogen minder te bedragen dan de van toepassing zijnde vermogensgrens op grond van Artikel 34 Participatiewet. Indien er sprake is van eigenwoningbezit is voor de bepaling van de overwaarde artikel 34 van de Participatiewet op overeenkomstige wijze van toepassing.

  • 2.

    Indien als gevolg van wisselende of eenmalige inkomsten het inkomen in de maand voor aanvraag hoger is dan de norm wordt uitgegaan van een gemiddeld inkomen. Het gemiddeld inkomen wordt berekend door de som van het inkomen dat gedurende 12 maanden voorafgaand aan de maand van aanvraag is genoten te delen door 12.

  • 3.

    Indien er sprake is van een inkomen als zelfstandige wordt voor bepaling van dat inkomen uitgegaan van het inkomen uit zelfstandigheid over het boekjaar, voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag is gedaan. Dit is het inkomen na aftrek van de verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. Deze belasting en premies worden gesteld op het percentage, zoals vermeld in artikel 6, lid 2, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Hierbij wordt een teruggave inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen niet als inkomen aangemerkt. Het vastgestelde inkomen als zelfstandige wordt, na eventuele vermeerdering met andere inkomsten over het betreffende boekjaar, gedeeld door 12.

  • 4.

    Indien de aanvrager of diens partner in een inrichting verblijft wordt het inkomen dat overeenkomstig het gestelde onder 1 tot en 3 is vastgesteld verminderd met een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde bijdrage in de verzorgingskosten.

  • 5.

    Indien in hetzelfde kalenderjaar als van de aanvraag gebruik is gemaakt van een Zwolse gemeentelijke inkomensondersteunende voorziening of kwijtschelding van Zwolse gemeentelijke belastingen over het jaar van aanvraag is verleend, kan het college oordelen dat aan de inkomens en vermogensnorm in lid 1 is voldaan.

Artikel 9d Schuldenaren

In afwijking van het gestelde in artikel 9c lid 1 kan een aanvrager ongeacht de hoogte van het inkomen voor een tegemoetkoming in aanmerking komen als hij in het kader van een schuldregeling een structurele relatie heeft met de gemeentelijke afdeling van schulddienstverlening en hij structureel alleen het vrij te laten bedrag van zijn inkomen overhoudt ter besteding.

Artikel 9e Wie komt niet voor een tegemoetkoming in aanmerking

  • 1.

    Een tegemoetkoming wordt niet verstrekt als een aanvrager en zijn partner als vreemdeling niet rechtmatig verblijf houdt in Nederland in de zin van artikel 8 onder a tot en met e en l van de Vreemdelingenwet 2000.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing als een aanvrager en zijn partner als vreemdeling na rechtmatig verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8 onder a tot en met e en l van de Vreemdelingenwet 2000, rechtmatig in Nederland verblijf heeft op grond van artikel 8, onder g of h van de Vreemdelingenwet 2000.

  • 3.

    Indien een situatie zoals genoemd in lid 1 of 2 zich slechts ten aanzien van één van de partners voordoet, wordt bij de beoordeling of er aanspraak bestaat op een voorziening en bij de vaststelling van de omvang van de voorziening de partner op wie het gestelde in lid 1 van toepassing is buiten beschouwing gelaten.

  • 4.

    iemand die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of zich onttrekt aan tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf heeft geen recht op de tegemoetkoming.

Artikel 9f Hoogte tegemoetkoming

De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt maximaal € 175,00 per kalenderjaar per persoon. De tegemoetkoming wordt ook verleend voor kinderen met een chronische ziekte of beperking binnen het gezin.

Artikel 9g Betaling en schriftelijke bewijzen

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt één keer in het jaar verstrekt over het lopende kalenderjaar. Betaling geschiedt op de opgegeven bankrekening.

  • 2.

    De aanvrager bewaart gedurende tenminste twee jaar na afloop van het betreffende kalanderjaar de schriftelijke bewijzen van zijn extra uitgaven van dieet, eigenbijdragen of andere medische aard of voor maatschappelijke dienstverlening, etc.

Artikel 9h Indexering

Het college kan jaarlijks de geldende bedragen van deze verordening verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de Centraal Bureau voor de Statistiek prijsindex voor gezinsconsumptie of ander passend indexcijfer.

In Hoofdstuk 3 Slotbepalingen wordt het huidige artikel 13 vervangen door:

Artikel 13 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen artikel 2, 3, 4, 8, 9, 9a, 9c t/m 9e, 9g en 11 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van belanghebbende leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Aldus besloten in de vergadering van 20 april 2020,

P. Snijders, burgemeester

A. ten Have, griffier

Naar boven