Verordening jeugdhulp gemeente Oss 2020

 

De raad van de gemeente Oss,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 maart 2020;

 

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

 

besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Oss 2020

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en/of zijn ouders;

  • b.

    Andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de wet;

  • c.

    Budgethouder: de persoon die een persoonsgebonden budget (PGB) ontvangt op grond van de Jeugdwet;

  • d.

    Cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning voor informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

  • e.

    Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders;

  • f.

    Hulpvraag: behoefte van een jeugdige en/of ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedproblemen, psychische problemen en stoornissen:

  • g.

    Individuele voorziening: een op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening die door het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

  • h.

    Ondersteuningsplan: kan ook plan van aanpak genoemd worden. Is een document waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of zijn ouders is vastgelegd, samen met de doelen (beoogde resultaten) en hoe deze te bereiken, evenals de bijdragen die zowel het college als de hulpvrager en zijn sociale netwerk hieraan kunnen leveren;

  • i.

    Persoonsgebonden budget (PGB): het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige en/of ouder, dat hem in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • j.

    Sociaal netwerk: een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de jeugdige en/of ouder een sociale relatie onderhoudt;

  • k.

    Veilig Thuis: het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

  • l.

    Wet: Jeugdwet;

  • m.

    Zorg in natura: de ondersteuning of jeugdhulp die aan personen wordt geleverd door aanbieders die door de gemeente gecontracteerd zijn in het kader van de Jeugdwet.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

 

Hoofdstuk 2. Algemene voorzieningen

 

 

Artikel 2. Toegang algemene voorziening

Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en/ zijn ouders.

 

Artikel 3. Beschikbare algemene voorzieningen

  • 1.

    De volgende algemene voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    Lichte opvoedondersteuning;

  • b.

    Informatie en advies;

  • c.

    Jongerencentra;

  • d.

    Cursussen voor ouders en jeugdigen;

  • e.

    Jeugdgezondheidszorg;

  • f.

    Generalistische basiszorg van Centrum Jeugd en Gezin;

  • g.

    Voorzieningen voor spoedeisende situaties.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen over welke algemene voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

 

Hoofdstuk 3. Individuele voorzieningen

Paragraaf 1. Voorzieningen

 

Artikel 4. Beschikbare individuele voorzieningen

  • 1.

    Beschikbare individuele voorzieningen:

  • a.

    Ambulante jeugdhulp op locatie van de aanbieder

  • b.

    Jeugd GGZ (basis/specialistisch)

  • c.

    Dyslexiezorg (Ernstige Enkelvoudige Dyslexie)

  • d.

    Jeugdhulp in het netwerk (overig/intensief specialistisch)

  • e.

    Dagbehandeling (licht/zwaar)

  • f.

    Verblijf licht (logeeropvang/overig)

  • g.

    Pleegzorg

  • h.

    Verblijf zwaar

  • i.

    Bovenregionale gespecialiseerde voorzieningen (driemilieuvoorziening/LVB 4 en 5/klinische jeugdverslaving/jeugdzorg plus)

  • j.

    Vervoer in het kader van de Jeugdwet

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen over welke individuele voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

 

Paragraaf 2. Toegang procedureel

 

Artikel 5. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een individuele voorziening kan schriftelijk worden ingediend bij het college.

  • 2.

    Een ondertekend plan van aanpak kan worden aangemerkt als een schriftelijke aanvraag.

  • 3.

    Het college wijst de jeugdige en/of zijn ouders op de mogelijkheid gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de procedure voor de aanvraag van een individuele voorziening.

 

Artikel 6. Toegang en besluit

  • 1.

    Het college legt de beslissing omtrent het al dan niet verlenen van een individuele voorziening vast in een beschikking.

  • 2.

    Het college neemt het besluit als bedoeld in het eerste lid op grond van de aanvraag, evenals het onderzoek en het daaruit volgende ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 8.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende voorziening. Het college legt de beslissing omtrent de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk, doch in ieder geval binnen vier weken na de start van de hulp, vast in een beschikking.

  • 4.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig en passend is.

  • 5.

    Het college kan een protocol vaststellen dat beschrijft welke stappen de aanbieder dient te doorlopen bij deze beoordeling.

  • 6.

    De jeugdige en/of zijn ouders moeten zich binnen twaalf maanden na de besluitdatum hebben gemeld bij een jeugdhulpaanbieder, dan wel het PGB binnen twaalf maanden hebben besteed aan het resultaat waarvoor het is verstrekt.

 

Artikel 7. Inhoud en geldigheidsduur beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt vastgelegd:

  • a.

    welke individuele voorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • b.

    de ingangsdatum en duur van de verstrekking;

  • c.

    de termijn van twaalf maanden waarbinnen de jeugdige en/of zijn ouder zich moet melden bij een jeugdhulpaanbieder dan wel het PGB moet besteden als bedoeld in artikel 6 lid 5;

  • d.

    of de voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt, en indien van toepassing;

  • e.

    welke andere voorzieningen en/ of oplossingen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 2.

    Het ondersteuningsplan kan deel uitmaken uit van de beschikking.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een PGB vermeldt de beschikking naast de in lid 1 genoemde zaken bovendien:

  • a.

    de hoogte van het PGB en hoe deze is bepaald;

  • b.

    welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;

  • c.

    de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

  • 4.

    Bij het besluit wordt informatie verstrekt over de rechten en de plichten van de jeugdige en zijn ouders op grond van de wet, de verordening en de nadere regels.

  • 5.

    Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen en kan hierover nadere regels stellen.

 

Paragraaf 3. Beoordeling

 

Artikel 8. Onderzoek en opstellen ondersteuningsplan

  • 1.

    De jeugdige en/of zijn ouders verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 2.

    Bij het onderzoek kan het college de identiteit van de aanvrager vaststellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

  • 3.

    Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders zo spoedig mogelijk en voor zover nodig in het kader van de hulpvraag:

  • a.

    de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en/of zijn ouders en het probleem of de hulpvraag;

  • b.

    het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

  • c.

    het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

  • d.

    de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

  • e.

    de mogelijkheden om de hulpvraag te beantwoorden door het inzetten van een algemene voorziening;

  • f.

    de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

  • g.

    de mogelijkheden om te kiezen voor een PGB, waarbij de jeugdige en/of ouder in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze;

  • h.

    de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

  • i.

    hoe rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en/of zijn ouders.

  • 4.

    Het college kan, met instemming van de jeugdige en/of zijn ouders, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts, en met deze in gesprek gaan over de problemen en de meest aangewezen hulp.

  • 5.

    Het college en de jeugdige en/of zijn ouders leggen de zaken genoemd in het eerste lid vast in het ondersteuningsplan.

  • 6.

    Met toestemming van de jeugdige en/of zijn ouder worden in het ondersteuningsplan afspraken opgenomen over het moment en de wijze waarop de resultaten van het ondersteuningsplan met de jeugdige en/of zijn ouder, het gemeentelijke toegangsteam en de jeugdhulpaanbieder besproken worden.

  • 7.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd.

 

Artikel 9. Criteria individuele voorzieningen

  • 1.

    Jeugdigen en/of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:

  • a.

    binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

    • i.

      gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

    • ii.

      voldoende financiële draagkracht om zelf de hulp te kunnen bieden;

    • iii.

      het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten.

  • b.

    door gebruik te maken van een algemene voorziening, of;

  • c.

    door gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige en/of ouder voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:

  • a.

    als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en;

  • b.

    voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 3.

    De voorziening als bedoeld in lid 2 kan slechts betrekking hebben op gemaakte kosten over een periode van maximaal 3 maanden vóór de aanvraag.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het eerste en tweede lid.

 

Artikel 10. Aanvullende criteria PGB

  • 1.

    Als een jeugdige en/of ouder in aanmerking komt voor een individuele voorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een PGB, dient hij daartoe een PGB-plan in volgens een door het college ter beschikking gesteld format. In het PGB-plan is opgenomen:

  • a.

    de motivatie waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is en een PGB gewenst is;

  • b.

    de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;

  • c.

    op welke wijze de kwaliteit van de jeugdhulp is gewaarborgd;

  • d.

    de kosten van de uitvoering, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief.

  • 2.

    De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een PGB:

  • a.

    kosten voor bemiddeling;

  • b.

    kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers;

  • c.

    kosten voor het voeren van een PGB-administratie;

  • d.

    kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een PGB;

  • e.

    kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering;

  • f.

    reiskosten van de hulpverlener(s) en/of ouder(s).

  • 3.

    De persoon aan wie een PGB wordt verstrekt kan de jeugdhulp betrekken via informele hulp voor zover er geen sprake is van behandeling, begeleiding groep en kortdurend verblijf (logeren).

  • 4.

    Binnen het PGB bestaat geen ruimte voor een vrij besteedbaar bedrag.

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de aan het PGB verbonden voorwaarden, kwaliteitseisen en verplichtingen.

 

Artikel 11. Onderscheid formele en informele hulp

  • 1.

    Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:

  • a.

    personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het PGB uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

  • b.

    personen die aangemerkt zijn als zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

  • c.

    personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp (Stichting Kwaliteitsregister Jeugd).

  • 2.

    Indien de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de budgethouder, is altijd sprake van informele hulp.

  • 3.

    Indien de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in lid 1 onder a, b of c, is sprake van informele hulp.

 

Artikel 12. Hoogte PGB

  • 1.

    De hoogte van het PGB wordt bepaald aan de hand van de in het plan van aanpak beschreven resultaten en het budgetplan wat door de jeugdige en / of zijn ouders is opgesteld over hoe zij het PGB gaan besteden.

  • 2.

    De hoogte van het PGB is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen.

  • 3.

    Het college houdt bij de vaststelling van de hoogte van de PGB rekening met het feit dat er sprake is van professionele ondersteuning of ondersteuning in het informele circuit.

  • 4.

    Bij de differentiatie van tarieven zoals genoemd in het voorgaande lid wordt onderscheid gemaakt tussen geregistreerde jeugdhulporganisaties, -instellingen en informele zorgverleners anderzijds.

  • 5.

    Voor de hoogte van het PGB voor de hulpvormen persoonlijke verzorging, begeleiding individueel en begeleiding groep hanteert het college maximum PGB-tarieven. De tarieven zijn gebaseerd op de AWBZ-tarieven 2014, die jaarlijks worden geïndexeerd. Voor kortdurend verblijf/logeren en de overige jeugdhulpvormen gelden maatwerktarieven.

  • 6.

    De hoogte van het PGB voor informele hulp is bij het bestaan van een dienstbetrekking gelijk aan het minimum uurloon, inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 22 jaar of ouder met een 36-urige werkweek.

  • 7.

    De tarieven voor de toe te kennen voorzieningen in PGB worden genoemd in bijlage 1 van deze verordening.

  • 8.

    Jaarlijks vindt indexering van de tarieven plaats.

  • 9.

    Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

 

Hoofdstuk 4. Herziening, intrekking, terugvordering en bestrijding misbruik

 

 

Artikel 13. Herziening, intrekking en terugvordering

  • 1.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, beëindigen, wijzigen, herzien of intrekken als het college vaststelt dat:

  • a.

    de jeugdige en/of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    de jeugdige en/of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende PGB zijn aangewezen;

  • c.

    de individuele voorziening of het daarmee samenhangende PGB niet meer toereikend is te achten;

  • d.

    de jeugdige en/of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het PGB, of

  • e.

    de jeugdige en/of zijn ouders de individuele voorziening of het daarmee samenhangende PGB niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Als het college een besluit op grond van het tweede lid onderdeel a heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten PGB.

  • 4.

    Een besluit tot toekenning van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen twaalf maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor het PGB bedoeld is;

  • 5.

    Een besluit tot toekenning van een voorziening in natura kan worden ingetrokken als blijkt dat de jeugdige en/of zijn ouders zich niet binnen twaalf maanden na de besluitdatum hebben gemeld bij een jeugdhulpaanbieder;

  • 6.

    Het college kan de bestedingen van PGB’s onderzoeken uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs.

 

Artikel 14. Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik

  • 1.

    Het college informeert jeugdigen en ouders in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Het college kan een toezichthouder aanwijzen die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

 

Hoofdstuk 5. Waarborgen verhouding prijs en kwaliteit

 

 

Artikel 15. Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

 

Hoofdstuk 6. Klachten en medezeggenschap

 

 

Artikel 16. Klachtregeling

Het college behandelt klachten van de jeugdige en/of zijn ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van aanvragen als bedoeld in deze verordening overeenkomstig de bepalingen van de Verordening op de gemeentelijke Ombudscommissie. Dit betreft niet klachten die betrekking hebben op de inhoud van het besluit.

 

Artikel 17. Betrekken ingezetenen bij ontwikkelen beleid

  • 1.

    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt de jeugdige en/of zijn ouders en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

 

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

 

 

Artikel 18. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per vier jaar geëvalueerd.

 

Artikel 19. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening Jeugdhulp 2015 gemeente Oss wordt ingetrokken per 1 april 2020.

  • 2.

    Een jeugdige en/of ouder houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp 2015 gemeente Oss, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp 2015 gemeente Oss en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

 

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 april 2020.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Oss 2020.

 

 

 

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 16 april 2020

De griffier,

drs. P.H.A. van den Akker

Naar boven