Beleidsregel van burgemeester en wethouders van Heerlen houdende bepalingen inzake individuele studietoeslag (Beleidsregel individuele studietoeslag gemeente Heerlen 2019)

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet Bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    college: burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen

  • b.

    doelgroep: een belanghebbende die voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 36b, eerste lid Participatiewet.

 

Artikel 2 Aanvraag

  • 1.

    De peildatum is de datum van de dag waarop de aanvraag voor de studietoeslag wordt ingediend.

  • 2.

    Voor het bepalen of belanghebbende recht heeft op de studietoeslag, wordt de situatie op de peildatum beoordeeld.

  • 3.

    Voor toepassing van artikel 4 van de Verordening individuele studietoeslag gemeente Heerlen, wordt ook de peildatum aangehouden.

 

Artikel 3 Voorwaarden toekenning

  • 1.

    Om in aanmerking te kunnen komen voor de Individuele Studietoeslag, zoals omschreven in de Verordening individuele studietoeslag gemeente Heerlen, dient de belanghebbende aan te tonen dat hij tot de doelgroep behoort.

  • 2.

    Belanghebbende dient aan te tonen dat hij tot de doelgroep behoort, aan de hand van een recent medisch rapport op basis van medisch onderzoek gericht op de handicap van belanghebbende. Dit onderzoek moet zijn uitgevoerd door een erkende keuringsarts en mag niet langer dan twee jaar geleden hebben plaatsgevonden.

  • 3.

    Als de belanghebbende niet beschikt over een medisch rapport zoals bedoeld in het vorige lid, kan het college besluiten om op grond van de Verordening loonkostensubsidie Gemeente Heerlen een onderzoek uit te voeren. Als daaruit blijkt dat de belanghebbende tot de doelgroep van de loonkostensubsidie behoort, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 onder e van de Participatiewet, kan daaruit worden afgeleid dat belanghebbende behoort tot de doelgroep van de studietoeslag.

  • 4.

    Belanghebbende dient bij de aanvraag daarenboven de volgende bewijsstukken te overleggen:

  • a.

    Bewijsstuk dat hij studiefinanciering ontvangt zoals bedoeld in artikel 36 b lid 1b van de Participatiewet;

  • b.

    bewijsstuk van betaling collegegeld of schoolgeld;

  • c.

    bewijsstuk van inschrijving bij school of universiteit;

  • 5.

    Indien de bewijsstukken genoemd in het vorige lid niet volledig worden overlegd, bestaat er geen recht op de studietoeslag.

  • 6.

    Indien het college heeft vastgesteld dat belanghebbende behoort tot de doelgroep zoals bedoeld in artikel 36b lid 1d van de Participatiewet, dan kan het college bij vervolgaanvragen voor de studietoeslag ervan uitgaan dat er bij belanghebbende nog steeds sprake is van een arbeidshandicap.

 

Artikel 4 Uitsluitingen

  • 1.

    Uitgesloten van het recht op de studietoeslag zijn:

  • a.

    Belanghebbenden die in dezelfde woning het hoofdverblijf hebben als meerderjarige bloed- of aanverwanten in de eerste en/of tweede graad;

  • b.

    Belanghebbenden die in aanmerking komen voor de individuele inkomenstoeslag.

  • c.

    Belanghebbenden die een arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgen op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en een beroep kunnen doen op de studieregeling in die Wet (artikel 2:43 en 2:44 Wajong).

  • 2.

    Als belanghebbende geen medisch rapport kan overleggen dan wel niet meewerkt aan het onderzoek zoals bedoeld in het derde lid van artikel 3, dan bestaat er geen recht op de studietoeslag.

 

Artikel 5 Betaling

  • 1.

    Als belanghebbende in aanmerking komt voor de studietoeslag, wordt deze als één bedrag uitbetaald. Indien blijkt dat belanghebbende na de peildatum niet meer tot de doelgroep behoort, kan het college besluiten om de toeslag terug te vorderen.

  • 2.

    Indien blijkt dat belanghebbende foutieve informatie heeft verstrekt bij de aanvraag, dan kan het college de studietoeslag terugvorderen op grond van artikel 54 en 58 van de Participatiewet.

 

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking 1 dag na publicatie.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als: beleidsregel individuele studietoeslag gemeente Heerlen 2019.

Toelichting beleidsregels Individuele Studietoeslag Participatiewet

 

Algemene toelichting

 

Per 1 januari 2015 kunnen gemeenten aan personen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b lid 1 Participatiewet een individuele studietoeslag toekennen. Deze toeslag moet worden aangemerkt als een

vorm van bijzondere bijstand (artikel 5 onderdeel d Participatiewet). De gemeenteraad heeft op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel c Participatie-wet in een verordening regels gesteld voor het verlenen van een individuele studietoeslag.

Het college kan aan een belanghebbende een individuele studietoeslag toekennen, maar heeft hiertoe beleidsruimte. In beleidsregels heeft het college nadere voorwaarden verbonden aan het recht op individuele studietoeslag.

Dit brengt met zich mee dat het college ook kan bepalen dat sommige

doelgroepen worden uitgesloten van het recht op studietoeslag. Het inperken

van de doelgroep kan formeel niet geregeld worden in de verordening

individuele studietoeslag, omdat de verordeningsplicht van de gemeente-raad hiervoor geen grondslag biedt. Daarom kan uitsluitend het college - als

uitvoerder van het verstrekken van een individuele studietoeslag - regels

stellen over hoe wordt omgegaan met de bevoegdheid een individuele

studietoeslag te verstrekken.

Op grond van artikel 3 lid 2 en artikel 5 van de Verordening Individuele

Studietoeslag gemeente Heerlen 2015 heeft het college nadere regels gesteld over de bepaling van de doelgroep en welke voorwaarden gelden om in

aanmerking te komen voor de toeslag.

Deze beleidsregels betreffen de nadere invulling van bovengenoemde

artikelen uit de Verordening individuele studietoeslag gemeente Heerlen

2015.

 

Het gaat niet om volledig nieuwe beleidsregel, maar uitsluitend om aanpassing van artikel 4 van de bestaande beleidsregel. De uitsluiting van jongeren tot 21 jaar blijkt in strijd met wettelijke bepalingen en wordt daarom geschrapt. Toegevoegd is de uitsluiting van personen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van de Wet arbeidsongeschikt-heidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) , omdat die aanspraak kunnen maken op de studieregeling in die Wet (artikel 2:43 en 2:244 4 Wajong).

 

Artikelsgewijze toelichting:

 

Artikel 2:

Bepalend voor het recht op de studietoeslag is de situatie op de peildatum:

dit is de datum waarop belanghebbende de aanvraag indient voor de

studietoeslag. Op deze datum wordt beoordeeld of belanghebbende aan de

voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor de studietoeslag.

 

Artikel 3:

Om in aanmerking te kunnen komen voor de studietoeslag, moet

belanghebbende tot de doelgroep behoren: dit betekent o.a. dat objectief

moet worden vastgesteld of belanghebbende niet in staat is tot het verdienen

van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot

arbeidsparticipatie.

Het vaststellen of er sprake is van een zodanige beperking/handicap dat

belanghebbende niet het minimumloon kan verdienen, wil het college zowel

voor belanghebbende als voor de uitvoering zo eenvoudig, snel en met zo

laag mogelijke kosten laten plaatsvinden.

Derhalve is in lid 2 aangegeven dat belanghebbende dit kan aantonen aan de

hand van objectieve medische rapportages die belanghebbende al in bezit heeft, bijvoorbeeld in verband met een Wajong-uitkering. Mocht

belanghebbende een dergelijke rapportage hebben, dan mag deze niet ouder

dan 2 jaar zijn. Verklaringen van huisartsen of medisch specialisten zijn niet

toegestaan. Het moet gaan om rapportages die opgesteld zijn door een

objectieve erkende keuringsarts, bijvoorbeeld een verzekeringsarts van het

UWV.

Als belanghebbende niet beschikt over een dergelijke rapportage, dan kan

het college aansluiting zoeken bij de systematiek die wordt toegepast om te

bepalen of iemand behoort tot de doelgroep van de loonkostensubsidie. Uit het onderzoek dat wordt uitgevoerd om te bepalen of iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, blijkt of iemand in staat is om het

wettelijk minimumloon te verdienen. Dit is hetzelfde criterium voor wat

betreft het wel/niet kunnen verdienen van het wettelijk minimumloon als bij

de studietoeslag. Als uit het onderzoek Loonkostensubsidie blijkt dat

belanghebbende tot de doelgroep Loonkostensubsidie behoort, dan voldoet

belanghebbende aan artikel 36b lid 1d van de Participatiewet en tot de

doelgroep Studietoeslag behoort.

Voor het bepalen van het recht op de studietoeslag is gekozen om

belanghebbende niet door een externe organisatie te laten keuren.

Enerzijds vanwege het kostenaspect, anderzijds vanwege de belasting voor

belanghebbende zelf.

Als belanghebbende géén medische rapportage ter beschikking heeft die

voldoet aan het gestelde in lid 2 én niet meewerkt aan het onderzoek zoals

genoemd in lid 3, dan is er geen recht op de studietoeslag.

In lid 4 is bepaald welke bewijsstukken moeten worden overlegd om in

aanmerking te komen voor de studietoeslag. Bepalend hierin is de peildatum:

op deze datum moet belanghebbende studiefinanciering ontvangen,

daadwerkelijk ingeschreven staan bij de opleiding en het

schoolgeld/collegegeld betaald hebben.

In lid 6 is geregeld dat als het college heeft vastgesteld dat iemand tot de doelgroep behoort van de studietoeslag, deze vaststelling geldig blijft. Dit betreft alleen de medische kant van de beoordeling. Uiteraard moet belanghebbende voldoen aan de overige voorwaarden om in aanmerking te komen voor de studietoeslag. Aldus wordt voorkomen dat het college ieder jaar bij een

vervolgaanvraag een medische rapportage moet opvragen c.q. het onderzoek

op grond van artikel 3 lid 3 van deze beleidsregels moet laten uitvoeren. Dat is overbodig, omdat sinds 1 januari 2015 de Wajong alleen nog bedoeld is voor mensen die nu en in de toekomst niet kunnen werken.

 

Artikel 4:

In artikel 4 zijn nadere voorwaarden gesteld ter inkadering van de doelgroep.

In lid 1 is bepaald dat de volgende doelgroepen zijn uitgesloten van het recht

op studietoeslag:

a. Belanghebbenden die in dezelfde woning het hoofdverblijf hebben

met volwassen bloed- of aanverwanten in de eerste en/of tweede

graad. Bijvoorbeeld studenten die inwonen bij hun ouders worden

uitgesloten van het recht op studietoeslag.

b. Belanghebbenden die in aanmerking komen voor de individuele

inkomenstoeslag worden uitgesloten van de studietoeslag, omdat stapeling van voorzieningen ongewenst is.

c. Belanghebbenden die aanspraak kunnen maken op de studieregeling als bedoeld in artikel 2:43 en 2:44 van de Wajong worden uitgesloten, omdat er een andere regeling is waarop men een beroep kan doen.

 

Artikel 5:

De inlichtingenverplichting is ook van toepassing op de individuele

studietoeslag. Op grond van artikel 17 Participatiewet geldt de

inlichtingenplicht ook voor de bijzondere bijstand (individuele studietoe-slag)

voor die feiten en omstandigheden die relevant zijn voor de vaststelling van

het recht op individuele studietoeslag. Indien de inlichtingenverplichting niet

of onbehoorlijk is nagekomen, waardoor ten onrechte individuele

studietoeslag is verstrekt, is herziening/intrekking en terugvordering aan de

orde op grond van artikel 54 lid 3 Participatiewet en artikel 58 lid 1

Participatiewet.

 

 

Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen van .16 april 2019.

 

de wnd. burgemeester,

E.G.M. Roemer

de secretaris a.i.,

M.L. Wilke

Naar boven