Gemeenteblad van Ede
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ede | Gemeenteblad 2019, 9403 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ede | Gemeenteblad 2019, 9403 | Verordeningen |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede houdende regels omtrent subsidie peuteractiviteiten, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijsondersteuning Subsidieregeling peuteractiviteiten, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijsondersteuning Ede 2019 - 2022
Hoofdstuk 2 Activiteiten voor geregistreerde kindercentra
Paragraaf 2.1 Inzet HBO-er in kindercentrum
Het doel van deze subsidie is het ondersteunen van kindercentra in de voorbereiding op nieuwe wetgeving rond de inzet van HBO-ers.
Artikel 4. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor inzet van een medewerker in een kindercentrum met een relevante opleiding op minimaal HBO-niveau.
Subsidie wordt uitsluitend verleend aan geregistreerde VVE-kindercentra die gevestigd zijn in de gemeente Ede.
Paragraaf 2.2 Groepen met hoge concentratie kinderen met een VVE-indicatie
Artikel 10. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor VVE-peuteropvang op locaties waar per kwartaal gemiddeld meer dan acht kinderen opgevangen worden met een VVE-indicatie.
Subsidie wordt uitsluitend verleend aan geregistreerde VVE-kindercentra die gevestigd zijn in de gemeente Ede.
Hoofdstuk 3 Activiteiten voor primair onderwijs
Paragraaf 3.1 Pilot “slimme herrieschoppers”
Het doel van deze subsidie is het bieden van aanvullende activiteiten voor “slimme herrieschoppers” in het onderwijs.
Artikel 16. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor innovatieve projecten gericht op “slimme herrieschoppers en/of potentiële ondernemers met veel energie” in het primair onderwijs in groep 6 tot en met 8. Het gaat om kinderen die naar verhouding veel aandachtsproblemen of druk gedrag vertonen waardoor ze op school moeilijk tot leren komen.
Artikel 19. Hoogte subsidie en subsidieplafond
Paragraaf 3.2 Kinderen in het primair onderwijs met ambitie
Het doel van deze subsidie is kinderen die onderpresteren na groep acht minimaal één niveau hoger instromen op het voortgezet onderwijs.
Artikel 21. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor een uitdagend naschools aanbod primair onderwijs.
Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan één of meer basisscholen, niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs.
Artikel 24. Hoogte subsidie en subsidieplafond
Paragraaf 3.3 Ondersteuning kindercentra instroom in het primair onderwijs
Het doel van deze activiteit is vroegtijdig helpen van kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte bij het maken van een goede start in het primair onderwijs, zodat het schoolondersteuningsplan gereed is voor het 4e jaar.
Artikel 26. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor het vroegtijdig signaleren en ondersteunen van kinderen door het samenwerkingsverband met een extra ondersteuningsbehoefte op het leerdomein voor het realiseren van een ondersteuningsplan bij de overgang van het kindercentrum naar het primair onderwijs.
Subsidie wordt slechts verleend als de medewerkers die de activiteiten uitvoeren beschikken over een verklaring omtrent gedrag en een relevante opleiding op minimaal Hbo-niveau.
Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan samenwerkingsverbanden in de zin van de WPO en WVO.
Hoofdstuk 4 Activiteiten voor primair en voorgezet onderwijs
Paragraaf 4.1 Tegengaan van onderpresteren
Het doel van deze activiteit is ervoor zorgen dat kinderen zo goed mogelijk opgeleid worden, passend bij hun capaciteiten.
Artikel 31. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor een professioneel en uitdagend aanbod voor onderpresteerders. Dit zijn kinderen in het regulier onderwijs waarbij de prestaties (veel) lager liggen dan op grond van de capaciteiten van de leerling verwacht wordt. Er is dus sprake van een discrepantie tussen aanleg en prestatie.
Paragraaf 4.2 Jeugd GGZ Pilots
Het doel van deze activiteit is om psychische problemen bij jongeren te voorkomen of te beperken, zodat inzet van jeugdhulp niet nodig is.
Artikel 36. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor pilots met het doel om geestelijke gezondheidszorg voor jongeren (jeugd GGZ) vroegtijdig beschikbaar te stellen om zo verzwaring van problematiek te voorkomen.
Onverminderd het bepaalde in artikel 6 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017 overlegt de aanvrager bij de aanvraag om verlening van de subsidie een plan van aanpak dat voldoet aan de volgende vereisten:
Artikel 41. Verantwoording en delen resultaten
Bij de aanvraag tot subsidievaststelling voegt de aanvrager een inhoudelijk verslag over de ervaren knelpunten, gevonden oplossingen en een advies voor stedelijke oplossingen. Dit doet niet af aan andere vereisten voor de aanvraag tot subsidievaststelling op grond van de Algemene subsidieverordening Ede 2017.
Hoofdstuk 5 Activiteiten voor andere categorieën aanvragers
Paragraaf 5.1 “Onafhankelijke toeleiders”
Het verhogen van het aantal peuters met een VVE-indicatie op kindercentra van 80% naar 85%. Binnen de kindercentra worden deze peuters geholpen met het inhalen van hun taal- en of ontwikkelingsachterstand en worden zo latere leerproblemen voorkomen.
Subsidie wordt slechts verleend als de medewerkers die de activiteiten uitvoeren beschikken over een verklaring omtrent gedrag en een relevante opleiding op minimaal Hbo-niveau.
Artikel 46. Subsidiabele kosten en subsidieplafond
De subsidieontvanger brengt elk half jaar verslag uit over de activiteiten van de toeleiders. Hierin wordt een specificatie gevraagd van aantallen kinderen, soort indicatie, reden van aanmelding, reden van weigering en resultaat van inzet van de toeleider. Ook stelt de toeleider jaarlijks een advies op over de verbetering van de toeleiding naar kindercentra.
Paragraaf 5.2 Aanvullende activiteiten voor taalontwikkeling
Het doel van deze activiteit is het ondersteunen van kinderen in hun taalontwikkeling, om zo goede leerprestaties te bevorderen.
Artikel 49. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor activiteiten die de taalontwikkeling van kinderen van 2,5 tot 12 jaar stimuleren.
Paragraaf 5.3 Doorgaande leerlijn
Het doel van deze subsidie is het bevorderen van goede leerprestaties van kinderen, door een soepele overgang van kindercentra naar scholen.
Artikel 54. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor een samenwerking tussen scholen en kindercentra gericht op het bevorderen van een doorgaande leerlijn bij kinderen.
Paragraaf 5.4 Gezinsgerichte activiteiten
Het doel van deze activiteiten is het helpen van kinderen bij het maken van een goede start in het basisonderwijs.
Artikel 59. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor gezinsgerichte activiteiten. Deze activiteiten zijn gericht op peuters waarvan de ouders om religieuze of andere zwaarwegende redenen begeleiding naar een kindercentrum weigeren.
Paragraaf 5.5 Ondersteuning van kinderen met een ondersteuningsvraag in het BSO
Het doel van deze activiteiten is het bieden van laagdrempelige ondersteuning aan kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte binnen de reguliere BSO, waardoor inzet van zwaardere vormen van jeugdhulp niet nodig zijn.
Artikel 65. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor de ondersteuning van kinderen met een ondersteuningsvraag in een buitenschoolse opvang die is geregistreerd in het Landelijke Register Kinderopvang (LRK).
Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan samenwerkingsverbanden in de zin van de WPO en WVO.
Burgemeester en wethouders vragen over alle aanvragen op grond van deze paragraaf advies aan het Centrum voor Jeugd en Gezin.
Artikel 69. Subsidiabele kosten
Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld. Een aanvrager ontvangt subsidie naar rato van het aantal kinderen dat in het voorgaande jaar heeft deelgenomen aan buitenschoolse opvang en ingeschreven stond bij de aangesloten scholen van het betreffende samenwerkingsverband.
Hoofdstuk 6 Procedurele bepalingen
Artikel 70. Overgangsbepaling 2019
In afwijking van artikel 7 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017 wordt subsidie voor het kalenderjaar 2019 aangevraagd vóór 15 februari 2019.
Artikel 71. Aanvullende verplichting: monitoren effecten
Voor subsidies op grond van hoofdstuk 3, 4 en 5, met uitzondering van paragraaf 5.1, is de aanvrager verplicht iedere zes maanden een rapportage uit te brengen waarin de resultaten van de activiteiten per kind worden beschreven op basis van de volgende indicatoren:
Artikel 72. Advies bij onderlinge vergelijking
De voorzitter en de leden nemen niet deel aan de advisering over een aanvraag waarbij zij een persoonlijk belang hebben. Zij verschonen zich in ieder geval indien het een aanvraag betreft die is ingediend door een organisatie waarvoor zij werkzaam zijn of waar zij zijn benoemd in het bestuur of toezichthoudend orgaan.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 4 december 2018, zaaknummer 105651
drs. P.C.M. van Elteren
de secretaris,
mr. L.J. Verhulst
de burgemeester.
In deze regeling wordt een kader gegeven voor subsidiëring van aanvullende activiteiten rondom onderwijs en peuteropvang. Volledigheidshalve wordt opgemerkt bij de activiteiten op grond van deze regeling dat sprake is van beleidsvrijheid. Dit komt tot uitdrukking in de zinsnede dat burgemeester en wethouders subsidie kunnen verlenen voor de aangewezen activiteiten. Subsidieverlening is dus geen automatisme, ook als er geen specifieke weigeringsgronden van toepassing zijn. Als bijvoorbeeld uit de resultaten van een eerder gehouden pilot blijkt dat een bepaalde aanpak niet of onvoldoende bijdraagt aan de doelstellingen van een activiteit, dan kunnen burgemeester en wethouders een vergelijkbare subsidieaanvraag afwijzen.
Het is goed denkbaar dat het totaal van voor subsidie in aanmerking komende aanvragen het totale subsidieplafond overstijgt. Om in dat geval tot een gelijke en transparante verdeling te komen, worden verschillende verdeelmethodieken toegepast. In tabel 4 is een overzicht gegeven van de activiteiten en bijbehorende methode van verdeling:
Burgemeester en wethouders gaan monitoren of het subsidiëren van de beschreven activiteiten bijdraagt aan de beschreven doelstelling en daarmee het verwachte maatschappelijk effect heeft. In algemene zin is dit te zien als het zo ondersteunen van kinderen en peuters bij het behalen van een kwalitatief zo goed mogelijke schoolgang (passend bij hun aanleg). Het is mogelijk dat de subsidie voor activiteiten wordt beëindigd, als deze niet of niet voldoende bijdragen aan de beschreven doelstellingen. Om dit te kunnen inschatten wordt van subsidieontvangers verwacht dat zij regelmatig informatie aanleveren op de in deze regeling omschreven wijze.
Paragraaf 2.1 Inzet HBO-er in kindercentrum
Burgemeester en wethouders ondersteunen kindercentra bij de inzet van HBO-ers in de kinderopvang met deze gesubsidieerde activiteit. De subsidie wordt naar evenredigheid verdeeld van het aantal peuters met een VVE-indicatie in het voorgaande jaar. Dit leidt tot enige beperking van de mededinging. Voor nieuwe toetreders wordt het lastiger om in aanmerking te komen voor deze subsidie, omdat de hoogte van de subsidie is gebaseerd op historisch gebruik. Er wordt echter maar één jaar teruggekeken. Daarnaast kunnen nieuwe aanbieders wel in aanmerking komen voor subsidie op grond van de Subsidieregeling kinderopvang Ede, zodra ze aan de criteria voldoen die in deze regels zijn gesteld. Er blijft daarom voldoende mededingingsruimte over.
Van de subsidieaanvrager wordt gevraagd om informatie te geven over hoe de HBO-er wordt ingezet. Dit kan worden gebruikt voor eventueel verder onderzoek in de toekomst naar de relatie tussen deze activiteit en de doelstellingen van het beleidskader Onderwijsachterstanden Beleid, peuteropvang en onderwijsondersteuning 2019 - 2022.
Paragraaf 2.2 Groepen met hoge concentratie kinderen met een VVE-indicatie
In de Subsidieregeling peuteropvang Ede is voorzien in de basis voor verlening van subsidie voor peuteropvang. In deze regeling is voorzien in een aanvulling voor locaties waar gemiddeld acht of meer kinderen met een VVE-indicatie worden opgevangen. Deze kinderen hebben een grotere ondersteuningsvraag en doen daardoor een zwaarder beroep op de beschikbare bezetting. Daarom achten burgemeester en wethouders een aanvullende subsidie passend.
Het bedrag van €5.000 per locatie is aan lumpsum bedrag. Kindercentra zijn vrij in de besteding van het bedrag, mits het bijdraagt aan de doelstelling van bevordering en behoud van de kwaliteit van VVE. Er is afgezien van het uitsplitsen naar specifieke categorieën subsidiabele kosten (bijvoorbeeld loonkosten).
De aanvraag en verantwoording van deze subsidie is gecombineerd met die op grond van de Subsidieregeling peuteropvang Ede. Zo kan achteraf worden gecontroleerd of op bepaalde locaties inderdaad meer dan acht kinderen worden opgevangen met een VVE-indicatie.
Paragraaf 3.1 Pilot “slimme herrieschoppers”
Subsidies op grond van deze paragraaf worden verdeeld op basis van een kwalitatieve vergelijking. Het proces van kwalitatieve vergelijking valt uiteen in twee fasen. In de eerste fase wordt getoetst of de aanvraag voldoet aan de minimale criteria die zijn opgenomen in de regeling. Deze zijn verwoord in de artikelen 16 tot en met 18 (subsidiabele activiteiten, criteria en aanvrager). Als dit niet het geval is, dan wijzen burgemeester en wethouders de aanvraag af. Voldoet de aanvraag wel aan deze vereisten, dan gaat deze door naar de tweede fase.
In de tweede fase vindt een rangschikking plaats van de aanvragen, op basis van de criteria die zijn opgenomen in tabel 1. De punten die genoemd worden betreft het maximaal aantal te halen punten per categorie. Soms zijn deze onderverdeeld op basis van sub criteria (beschreven in de toelichting: dit is bijvoorbeeld het geval voor het criterium ‘bereik’ met twee sub criteria). De toekenning van punten vindt in beginsel plaats op basis van vergelijking met de andere ingediende aanvragen binnen dat kalenderjaar. Het is daardoor mogelijk dat dezelfde activiteit in verschillende jaargangen uitkomt op een ander puntenaantal, omdat het aanbod van andere activiteiten verandert. Dit kan worden verduidelijkt aan de hand van een voorbeeld.
Rekenvoorbeeld onderlinge vergelijking
Twee scholen dienen een aanvraag in voor 2019. School A heeft een potentieel bereik van 100 leerlingen in de doelgroep die is beschreven voor “Slimme herrieschoppers”. School B heeft een potentieel bereik van 30 leerlingen.
In dat voorbeeld haalt school A in totaal 10 punten (het maximum aantal voor het sub criterium potentieel bereik). School B haalt 3 punten (formule 30 leerlingen / 100 leerlingen x 10 punten = 3 punten).
Drie scholen dienen een aanvraag in voor 2020. School A heeft een potentieel bereik van 70 leerlingen in de doelgroep die is beschreven voor “Slimme herrieschoppers”. School B heeft een potentieel bereik van 30 leerlingen. School C heeft een bereik van 120 leerlingen.
In dat voorbeeld haalt school C in totaal 10 punten het maximum aantal voor het sub criterium potentieel bereik). School A haalt 6 punten (formule 30 leerlingen / 100 leerlingen x 10 punten = 6,25 punten, dit wordt afgerond naar een heel aantal). School B haalt 3 punten (formule 30 leerlingen / 120 leerlingen x 10 punten = 2,5 punten, dit wordt afgerond naar een heel aantal).
Uiteraard zijn niet alle criteria zo duidelijk objectief te becijferen als een potentieel leerlingenaantal. De kwaliteit van een plan van aanpak vraagt bijvoorbeeld een kwalitatief oordeel. Hierover wordt advies uitgebracht door de Klankbordgroep VVE. In dat soort gevallen kunnen aanvragen ook worden ingedeeld in meerdere categorieën met een bepaalde kwaliteit, waaraan een verschillend puntenaantal wordt toegekend. Een voorbeeld is een rangschikking in ‘goed’ (10 punten), ‘voldoende’ (5 punten) en ‘onvoldoende’ (0 punten). Meer of minder categorieën zijn uiteraard denkbaar, dit zal per verdeelronde afhangen van de kwaliteit van de aanvragen.
Bij de categorie cofinanciering is geen sprake van toekenning van een score op basis van onderlinge vergelijking. Hier wordt het aantal punten gerelateerd aan het percentage waarvoor cofinanciering plaatsvindt van de kosten. Bij cofinanciering van 50% of meer wordt de maximale score toegekend. Vervolgens wordt naar rato verminderd. Het aantal punten voor dit onderdeel is dus niet afhankelijk van de rangschikking van andere aanvragen.
Het door de school opgegeven percentage voor cofinanciering wordt meegenomen in de wijze van berekening van de subsidie. Achteraf vindt naculculatie plaats. Dit is geregeld in artikel 19, tweede lid. Indien de totale werkelijke kosten dus lager uitvallen, wordt naar rato ook de subsidie verminderd. Anders wordt vergelijking op basis van dit criterium onbetrouwbaar. Cofinanciering kan in verschillende vormen. De school kan een opdracht geven aan een derde waar zij zelf voor een bepaald percentage aan meebetalen. Maar zij mogen ook zelf personeel inzetten en daarvoor kosten in rekening brengen die worden aangemerkt als cofinanciering.
Paragraaf 3.2 Kinderen in het primair onderwijs met ambitie
Subsidies op grond van deze paragraaf worden verdeeld op basis van een kwalitatieve vergelijking. Voor een uitleg hoe deze verdeelmethode wordt toegepast, wordt verwezen naar de toelichting op paragraaf 3.1.
Paragraaf 3.3 Ondersteuning kindercentra instroom in het primair onderwijs
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor ondersteuning van kinderen met een ondersteuningsvraag bij instroom in het primair onderwijs. Bij overschrijding van het plafond wordt de subsidie wordt naar evenredigheid verdeeld van het aantal peuters met een VVE-indicatie in het voorgaande jaar. De verwachting is dat kinderen met een extra ondersteuningsvraag zich met name in deze groep bevinden. Bij verlening is het gebruik in het nieuwe jaar nog niet in te schatten. Daarom wordt hierbij uitgegaan van historische gegevens van het voorgaande jaar.
Dit levert geen noemenswaardige beperking op van de mededinging. Elk geregistreerd kindercentrum dat voldoet aan de wettelijke eisen kan immers peuters met een VVE-indicatie opvangen en hiervoor subsidie aanvragen bij de gemeente (op grond van de Subsidieregeling peuteropvang Ede).
Paragraaf 4.1 Tegengaan van onderpresteren
Subsidies op grond van deze paragraaf worden verdeeld op basis van loting. Deze loting vindt in het openbaar plaats. Aanvragers worden hierdoor in de gelegenheid gesteld om zelf de loting bij te wonen of een waarnemer te sturen. De uitkomst van de loting wordt schriftelijk vastgelegd. Zo kunnen aanvragers die de loting niet hebben bijgewoond zich achteraf van de uitkomst op de hoogte stellen. De aanvragen die geloot worden tot het subsidieplafond is bereikt, komen voor subsidie in aanmerking.
Paragraaf 4.2 Jeugd GGZ pilots
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor Jeugd GGZ pilots. Het moet wel gaan om activiteiten waar niet uit een andere bron financiering voor bestaat (bijvoorbeeld op grond van een jeugdhulpbeschikking of een gesubsidieerde activiteit op regioniveau).
Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt de subsidie naar evenredigheid verdeeld over de in aanmerking komende aanvragen. Bij verlening is het gebruik in het nieuwe jaar nog niet in te schatten. Daarom wordt hierbij van het aantal leerlingen in het voorgaande jaar uitgegaan. Dit levert geen noemenswaardige beperking op van de mededinging. Elke school die voldoet aan de wettelijke eisen kan immers leerlingen aantrekken.
Paragraaf 5.1 Onafhankelijke toeleiders
Subsidies op grond van deze paragraaf worden verdeeld op basis van een kwalitatieve vergelijking. Voor een uitleg hoe deze verdeelmethode wordt toegepast, wordt verwezen naar de toelichting op paragraaf 3.1.
Paragraaf 5.2 Aanvullende activiteiten voor taalontwikkeling
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor activiteiten voor taalontwikkeling. Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt de subsidie naar evenredigheid verdeeld. Hierbij wordt voor 80% uitgegaan van historisch gebruik in het voorgaande jaar. Het doel van deze activiteit is immers om zo veel mogelijk kinderen te helpen. Daarom is een verdeling die grotendeels is gebaseerd op historisch gebruikte te rechtvaardigen. De resterende 20% worden naar evenredigheid verdeeld over het aantal aanvragen. Zo blijft toetreding voor nieuwe aanbieders wel mogelijk en wordt mededingingsruimte niet volledig uitgesloten.
Paragraaf 5.3 Doorgaande leerlijn
Subsidies op grond van deze paragraaf kunnen alleen worden aangevraagd door samenwerkende organisaties (groepen van één of meer scholen en kindercentra). Een groep bestaat dus minimaal uit één school en één kindercentrum. Zij maken onderling afspraken over de verdeling van de subsidie, burgemeester en wethouders volgen de afspraken over de verdeling, zoals die blijken uit de aanvraag van de samenwerkende organisaties. Hierbij is bijvoorbeeld toekenning aan één organisatie mogelijk (die dan zelf zorgt voor onderverdeling) of een verdeling over meerdere organisaties.
Eén organisatie treedt ten opzichte van burgemeester en wethouders op als penvoerder. Dit betekent dat deze organisatie de aanvraag tot subsidieverlening en -vaststelling indient. Besluiten met betrekking tot de subsidie worden gericht aan de penvoerder. Voor de juiste besteding van de subsidie zijn de aanvragers wel allen verantwoordelijk, voor zover aan hen subsidie wordt verleend.
Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld over het aantal aanvragers. NB: het gaat hier dus om scholen of kindercentra, niet om groepen. Als binnen één groep van aanvragers bijvoorbeeld twee kindercentra en drie scholen zijn verenigd, dan gelden zij als vijf aanvragers. Met deze regeling wordt samenwerking gestimuleerd.
Paragraaf 5.4 Gezinsgerichte activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor gezinsgerichte activiteiten. Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt de subsidie naar evenredigheid verdeeld. Hierbij wordt voor 80% uitgegaan van historisch gebruik in het voorgaande jaar. Het doel van deze activiteit is immers om zo veel mogelijk kinderen te helpen. Daarom is een verdeling die grotendeels is gebaseerd op historisch gebruik te rechtvaardigen. De resterende 20% worden naar evenredigheid verdeeld over het aantal aanvragen. Zo blijft toetreding voor nieuwe aanbieders wel mogelijk en wordt mededingingsruimte niet volledig uitgesloten.
Paragraaf 5.5 Ondersteuning van kinderen met een ondersteuningsvraag in het BSO
In de algemene toelichting op deze regeling is reeds opgemerkt dat toekenning van subsidies geen automatisme is. Ook niet als op de activiteit geen specifieke weigeringsgrond van toepassing is. Tegen deze achtergrond vragen burgemeester en wethouders over alle aanvragen op grond van deze paragraaf advies aan het Centrum voor Jeugd en Gezin binnen de gemeente Ede. Zij kunnen een inschatting maken van de effectiviteit van een maatregel die is voorgesteld voor individuele jeugdigen. Het totale subsidiebudget voor deze activiteiten is beperkt. Een afweging van de kosten en de baten van een maatregel is om die reden nodig.
Als het totaal van activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen het toepasselijke plafond overstijgt, wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld. Hierbij wordt rekening gehouden met het aantal leerlingen van de bij het samenwerkingsverband aangesloten scholen die gebruik maakten van buitenschoolse opvang. Dit levert geen noemenswaardige beperking op van de mededinging. Elke school die voldoet aan de wettelijke eisen kan immers leerlingen aantrekken. Hetzelfde geldt voor de buitenschoolse opvang.
Artikel 70. Overgangsbepaling 2019
Vanwege het tijdstip van vaststelling van deze regeling, wordt de termijn voor het indienen van aanvragen voor 2019 verlengd tot en met 14 februari 2019. Hierbij is gezocht naar balans tussen snelle duidelijkheid voor aanvragers en het kunnen starten met de nieuwe activiteiten tegenover het bieden van voldoende tijd voor een goede voorbereiding van aanvragen. Indien blijkt dat vanwege deze relatief korte aanvraagtermijn bepaalde budgetten onbenut blijven, dan kunnen burgemeester en wethouders besluiten de termijn te verlengen. Ook bestaat via zo’n latere wijziging het beschikbare budget anders te verdelen over de in deze regeling opgenomen activiteiten. Als dit leidt tot verlaging van bepaalde subsidieplafonds, heeft dit uiteraard geen gevolgen voor reeds ingediende aanvragen (zie artikel 4:27, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
De afwijkende aanvraagtermijn geldt alleen voor 2019. Voor de daarop volgende jaren geldt het bepaalde in artikel 7 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017. Dus indiening vóór 1 september van het jaar voor het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. Dit betekent dat bijvoorbeeld de subsidie voor het kalenderjaar 2020 moet worden ingediend vóór 1 september 2019.
Artikel 71. Aanvullende verplichting: monitoren effecten
Burgemeester en wethouders verbinden het monitoren van effecten van subsidieverlening als aanvullende verplichting aan een aantal subsidies op grond van deze regeling. Het gaat om een doelgebonden verplichting, in de zin van artikel 4:38 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Door de monitoring ontstaat inzicht in de vraag of de activiteiten inderdaad leiden tot de beoogde maatschappelijke effecten en zo bijdragen aan de gemeentelijke doelstellingen. Dit stelt burgemeester en wethouders in staat om waar nodig bij te sturen.
Indien er gegronde reden is om aan te nemen dat de aanvrager niet aan deze verplichting zal kunnen voldoen, dan kan de subsidie worden geweigerd (artikel 4:35, eerste lid, onder b van de Awb). Het niet voldoen aan deze verplichting kan daarnaast ook reden zijn om de subsidie lager vast te stellen (artikel 4:46, tweede lid, onder b van de Awb). Verder kan de subsidieverlening worden verlaagd of ingetrokken (artikel 4:48, eerste lid, onder b van de Awb).
Artikel 72. Advies bij onderlinge vergelijking
Voor een aantal activiteiten op grond van deze regeling is onderlinge vergelijking opgenomen als verdeelmethode (zie paragraaf 3.1, 3.2 en 5.1). De criteria op basis waarvan deze vergelijking plaatsvindt, vraagt in een aantal gevallen om een kwalitatief oordeel over - bijvoorbeeld - een plan van aanpak. Voor een verdere uitleg van de systematiek wordt verwezen naar de toelichting op paragraaf 3.1. Om een goede kwalitatieve beoordeling te kunnen doen laten burgemeester en wethouders zich adviseren door ter zake deskundige professionals uit het veld. Deze worden verenigd in een adviesraad Onderwijsachterstanden en ondersteuning.
In het derde lid van artikel 72 is een regeling opgenomen om (de schijn van) belangenverstrengeling bij de advisering te voorkomen. Hiertoe is onder meer bepaald dat een lid van de adviesraad niet deelneemt aan het adviesproces als diegene werkzaam is voor een aanvragende organisatie. Dit kan in loondienst zijn, maar ook op detacherings- of opdrachtbasis. Daarnaast mogen leden van de adviesraad geen deel uitmaken van het bestuur of het toezichthoudend orgaan van één van de aanvragers.
De rangschikking vindt plaats op basis van onderlinge vergelijking tussen de aanvragen. Als een lid van de adviesraad een belang heeft bij één van de aanvragen, dan mag diegene daarom ook niet mee adviseren over andere aanvragen ten aanzien van dezelfde activiteit. Een oordeel over de ene aanvraag kan immers direct gevolgen hebben voor de waardering van een andere aanvraag.
De adviesraad Onderwijsachterstanden en ondersteuning is een bij wettelijk voorschrift aangewezen adviseur. Paragraaf 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
Artikel 73. Gelijke score meerdere aanvragen
In deze subsidieregeling is voor een drietal activiteiten voorzien in verdeling op basis van een onderlinge vergelijking. Het is denkbaar dat er aanvragen zijn die eenzelfde score behalen en daardoor gelijk eindigen in de rangschikking. Dit kan tot problemen leiden, als door het toekennen van alle aanvragen het subsidieplafond zou worden overschreden. Voor deze situatie is een oplossing voorzien in dit artikel. In deze situatie vindt een loting plaats tussen de gelijk eindigende subsidieaanvragen.
Voorbeeld loting na gelijke score meerdere aanvragen
Er worden vier aanvragen ingediend voor de activiteit Achterstandskinderen in het primair onderwijs met ambitie, elk voor € 35.000. Het subsidieplafond staat op € 70.000. Aanvraag A haalt de meeste punten en ontvangt daarom sowieso de gevraagde subsidie. Aanvraag B en C eindigen op gelijke hoogte. Aanvraag D haalt de minste punten en komt daarom sowieso niet in aanmerking voor subsidie. In deze situatie vindt dan een loting plaats tussen aanvragen B en C. De winnaar van de loting wordt subsidie verleend.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-9403.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.