Beleidsregels voor de toepassing van wegingsfactoren en taxatietarieven Wet waardering onroerende zaken

De in artikel 231, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar van de gemeente Tilburg;

 

gelet op artikel 1:3, vierde lid, Algemene wet bestuursrecht, artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht en artikel 2, eerste lid, aanhef, onderdelen a en b, tweede en derde lid, Besluit proceskosten bestuursrecht juncto onderdeel C.1. van de bij dat Besluit behorende bijlage en artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende beleidsregels:

 

Beleidsregels voor de toepassing van wegingsfactoren en taxatietarieven Wet waardering onroerende zaken

 

Artikel 1. Zaken die met een wegingsfactor van 1 worden gewaardeerd

  • 1.

    Een bezwaar in een zaak die niet tot een van de in de artikelen 2 tot en met 5 genoemde categorieën behoort, wordt in beginsel als gemiddeld met een wegingsfactor van 1 gekwalificeerd.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid heeft de heffingsambtenaar de bevoegdheid om op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht een lagere of hogere wegingsfactor toe te kennen naarmate de betreffende zaak lichter of zwaarder is dan een gemiddelde zaak.

 

Artikel 2. Zaken die met een wegingsfactor van 0,25 worden gewaardeerd

  • a.

    Zaken waarin het om een foutieve tenaamstelling gaat;

  • b.

    Zaken waarin het om een foutieve adresaanduiding gaat;

  • c.

    Zaken waarin het om een foutieve belanghebbende gaat;

  • d.

    Zaken waarin het om een pro forma bezwaarschrift zonder aanvulling gaat;

  • e.

    Zaken waarin het bezwaarschrift niet nader is gemotiveerd en enkel de hoogte van de waarde wordt betwist;

  • f.

    Zaken waarin het om een verwijzing naar een eigen gerechtelijke procedure gaat;

  • g.

    Zaken waarin het om een verwijzing naar een bezwaar uit een eerder belastingjaar gaat;

  • h.

    Zaken waarin er sprake is van een foutieve registratie van een bijgebouw;

  • i.

    Zaken waarin er sprake is van een kennelijke verschrijving in de beschikking/aanslag.

 

Artikel 3. Zaken die met een wegingsfactor van 0,5 worden gewaardeerd

  • a.

    Zaken waarin er sprake is van een foutieve objectafbakening;

  • b.

    Zaken waarin enkel wordt verwezen naar een eigen transactiecijfer;

  • c.

    Zaken waarin een onjuist gestandaardiseerd voortgangspercentage bij een onroerende zaak in aanbouw is gehanteerd;

  • d.

    Zaken waarin het bezwaar zich uitsluitend richt op de volledigheid van het taxatieverslag of het ontbreken van een deugdelijke motivering zonder nadere visie en onderbouwing van de waarde;

  • e.

    Zaken waarin het bezwaar tekstueel in hoofdzaak overeenkomt met andere zaken van de betreffende rechtsbijstandverlener;

  • f.

    Zaken waarin de inhoud enig onderzoek vergt, maar het niet om een (juridisch) vraagpunt gaat waarvoor een grotere (juridische) deskundigheid is vereist;

  • g.

    Zaken waarin de inhoud van het bezwaarschrift volledig of grotendeels is gebaseerd op een bijgevoegd taxatierapport;

  • h.

    Zaken waarin het enkel over de proceskostenvergoeding gaat.

 

Artikel 4. Zaken die met een wegingsfactor van 1,5 worden gewaardeerd

Zaken die inhoudelijk of juridisch als bijzonder ingewikkeld of omvangrijk moeten worden aangemerkt.

 

Artikel 5. Zaken die met een wegingsfactor van 2 worden gewaardeerd

  • a.

    Zaken die inhoudelijk als zeer omvangrijk moeten worden aangemerkt;

  • b.

    Zaken met zeer complexe aspecten waarbij het bezwaarschrift blijk geeft van relevante specialistische kennis die op de juiste wijze is toegepast;

  • c.

    Zaken waarbij er evident en aantoonbaar sprake is van een zeer gecompliceerde en/of meer dan normaal bewerkelijke zaak.

 

Artikel 6. Afwijkende wegingsfactor

Indien de heffingsambtenaar van oordeel is dat toepassing van de in bovenstaande artikelen genoemde wegingsfactor niet in overeenstemming is met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener dient dit in de beslissing op bezwaar uitdrukkelijk gemotiveerd te worden.

 

Artikel 7. Berekening kostenvergoeding voor de deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht

  • 1.

    Het bedrag van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, wordt vastgesteld door het in het tweede lid vermelde uurtarief te vermenigvuldigen met het aantal uren dat op grond van het derde lid wordt toegekend.

  • 2.

    Het uurtarief voor het opstellen van een deskundigenverslag bij een taxatie wordt vergoed conform de geldende richtlijn opgesteld door gerechtshoven en rechtbanken ("Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties, Raad voor de Rechtspraak").

  • 3.

    Het aantal uren voor een deskundigenverslag bedraagt bij een taxatie van:

    • a.

      een woning zonder inpandige opname: 2;

    • b.

      een woning met inpandige opname: 4;

    • c.

      courante en incourante niet-woningen: in redelijkheid te bepalen aantal uren.

 

Artikel 8. Bezwaarschriften tegen meerdere op één aanslagbiljet verenigde beschikkingen

Bezwaarschriften tegen meerdere op één aanslagbiljet verenigde beschikkingen worden voor wat betreft de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als één bezwaarschrift aangemerkt. Dat is ook het geval als afzonderlijke bezwaarschriften tegen de beschikkingen worden ingediend. De werkbelasting van de rechtsbijstandverlener komt tot uitdrukking in de wegingsfactor.

 

Artikel 9. Samenhangende zaken

  • 1.

    Hangt de zaak samen met andere zaken, dan worden de samenhangende zaken voor wat betreft de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als één zaak aangemerkt.

  • 2.

    Samenhangende zaken zijn door een of meer belanghebbenden gemaakte bezwaren die door het bestuursorgaan gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, waarin rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon dan wel een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.

  • 3.

    De uitkomst van de berekening van de kosten wordt met een wegingsfactor van 1 vermenigvuldigd wanneer het gaat om twee of drie samenhangende zaken. Bij vier of meer samenhangende zaken wordt een wegingsfactor van 1,5 toegepast.

 

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag volgende op die van de bekendmaking, doch niet eerder dan 1 januari 2019.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels toepassing wegingsfactoren en taxatietarieven Wet WOZ.

 

 

Aldus vastgesteld op 20 december 2018.

De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,

M. van Niel

Toelichting op de beleidsregels

 

In verband met het bepaalde in artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot de kosten van bezwaar alsmede het gestelde in het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de vergoeding van kosten van bezwaar is het gewenst beleidsregels vast te stellen ten aanzien van de wegingsfactoren als bedoeld in de bijlage bij het Besluit proceskosten.

 

Blijkens de Nota van Toelichting op het Koninklijk Besluit waarbij de vergoeding van kosten in de bezwaarfase in het Besluit proceskosten bestuursrecht is opgenomen, heeft de heffingsambtenaar de bevoegdheid om in uitvoeringsvoorschriften vast te leggen op welke wijze de wegingsfactoren worden gehanteerd (zie Staatsblad 2002, 113). De heffingsambtenaar heeft door het vaststellen van deze beleidsregels gebruik gemaakt van deze bevoegdheid.

 

De beleidsregels brengen lijn in de afdoening van verzoeken om kostenvergoedingen door de heffingsambtenaar. Het doel ervan is dat gelijke gevallen zoveel mogelijk gelijk en ongelijke gevallen

zoveel mogelijk, naar de mate van hun ongelijkheid, ongelijk worden behandeld. De beleidsregels zijn bindend voor de heffingsambtenaar. Zij binden de belastingrechter niet; de belastingrechter kan heel

goed tot een andere kostenveroordeling komen dan die welke uit de beleidsregels voortvloeit. De Hoge Raad stelt echter dat de beoordelende instantie zelfstandig op grond van eigen waardering

oordeelt in welke gewichtscategorie een zaak valt (Hoge Raad 23 september 2011, nr. 10/04238,

ECLI:NL:HR:2011:BT2293). Op grond van de toelichting op het Besluit proceskosten bestuursrecht oordeelt de Hoge Raad dat de toepassing van de wegingsfactoren steeds in overeenstemming moet zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener.

 

Dat betekent niet dat een beoordelende instantie in de regel tot de conclusie kan komen dat de zaak

gemiddeld is, aldus de Hoge Raad. Omdat veel rechtscolleges uitgaan van een gemiddelde zaak is

daar ook in deze beleidsregels bij aangesloten. Daarbij is overigens aangegeven dat er bij de toekenning altijd afgeweken kan worden, indien dit op grond van de complexiteit en bewerkelijkheid geboden is. De rechter kan het oordeel van de gemeente over de wegingsfactor volledig toetsen (Hoge Raad 18 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2011:BT2293).

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Zaken die met een wegingsfactor van 1 worden gewaardeerd

De heffingsambtenaar oordeelt zelfstandig welke wegingsfactor van toepassing is maar zal in de regel de zaak als gemiddeld kunnen beschouwen. De heffingsambtenaar kan daarvan afwijken als een situatie zich voordoet zoals genoemd in de artikelen 2 tot en met 5.

 

Artikel 2 tot en met 5. Zaken die met een lagere of hogere wegingsfactor dan 1 worden gewaardeerd

De wegingsfactor wordt in beginsel op 1 gezet. Als het om een waardebezwaar met taxatierapport gaat zijn de gerechtshoven en rechtbanken van mening dat sprake is van een gemiddelde zaak, tenzij het bezwaarschrift zeer summier is, bijvoorbeeld als daarin slechts is gesteld dat de waarde te hoog is. In dat geval is een lagere wegingsfactor dan 1 gerechtvaardigd. In de artikelen 2 tot en met 5 is aangegeven welke zaken met een lagere en welke zaken met een hogere wegingsfactor worden gehonoreerd.

 

Artikel 6. Afwijkende wegingsfactor

In dit artikel wordt aansluiting gezocht bij het bepaalde in artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dit artikel biedt het bestuursorgaan de mogelijkheid om in bijzondere gevallen af te wijken van het bepaalde in het eerste lid.

 

 

Artikel 7. Berekening kostenvergoeding voor deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht

De kostenvergoeding is waar mogelijk in overeenstemming met de richtlijnen die de gerechtshoven en rechtbanken hebben opgesteld. Daarnaast is aangesloten bij de jurisprudentie van de Hoge Raad van 13 juli 2012, waarin is geoordeeld dat de hoogte van het uurtarief afhankelijk is van de aard van de onroerende zaak en de complexiteit van de taxatie.

 

Artikel 8. Bezwaarschriften tegen meerdere op één aanslagbiljet verenigde beschikkingen

In dit artikel is aansluiting gezocht bij het arrest van de Hoge Raad van 9 januari 2015 (ECLI:NL:HR:2015:19), waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat bezwaren tegen beschikkingen op één biljet gelden als één bezwaar, ook als afzonderlijke bezwaarschriften worden ingediend. Met de werkbelasting van de gemachtigde wordt rekening gehouden door toepassing van de wegingsfactor.

 

Artikel 9. Samenhangende zaken

In artikel 9 wordt een afwijkende regeling getroffen voor samenhangende zaken. Er wordt aansluiting gezocht bij artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Volgens dit artikel wordt onder samenhangende zaken verstaan: door een of meer belanghebbenden gemaakte bezwaren die door het bestuursorgaan, in dit geval de heffingsambtenaar, gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht is verleend door dezelfde persoon dan wel door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.

 

Artikel 10. Uitbetaling proceskostenvergoeding

Lid 1: Artikel 2, eerste lid, onder e, van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaalt dat kosten van uittreksels uit de openbare registers (waaronder kadastrale uittreksels) tegen de werkelijke kosten worden vergoed. Indien bij de heffingsambtenaar twijfel bestaat over de hoogte van het voor een kadastraal uittreksel gevraagde bedrag, dan kan de heffingsambtenaar belanghebbende vragen dit bedrag aan te tonen middels een factuur.

Lid 2: Aangezien er al een betalingsrelatie met de belastingplichtige is en de gemeente ten behoeve van de administratieve overzichtelijkheid het aantal betalingsrelaties zo beperkt mogelijk wil houden, wordt de proceskostenvergoeding aan de belastingplichtige uitbetaald. Bij betaling wordt dan eerst beoordeeld of er nog belastingschulden openstaan. Indien dit het geval is, dan wordt het bedrag van de vergoeding verrekend met de openstaande belastingschuld. Artikel 24, tweede lid, onderdeel b, van de Invorderingswet maakt dit mogelijk.

 

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel regelt de datum van inwerkingtreding van de beleidsregels en geeft aan hoe de beleidsregels worden aangehaald.

 

Naar boven