Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over de aanpak van woonoverlast (Beleidsregel aanpak woonoverlast gemeente Zutphen 2019)

 

Ons kenmerk: 118754

 

De burgemeester van de gemeente Zutphen,

 

gelet op artikel(en) 151d van de Gemeentewet en 2:79, tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Zutphen;

 

gelet op artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de

 

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over de aanpak van woonoverlast (Beleidsregel aanpak woonoverlast gemeente Zutphen 2019)

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze beleidsregel verstaat onder:

  • a.

    APV: de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Zutphen;

  • b.

    betrokkene: degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft, als bedoeld in artikel 2:79, eerste lid APV;

  • c.

    gedragsaanwijzing: aanwijzing(en) over wat de overtreder van de zorgplicht, als bedoeld in artikel 2:79, eerste lid APV, moet doen of nalaten om verdere schending van de zorgplicht te voorkomen, als bedoeld in artikel 2:79, tweede lid APV;

  • d.

    woonoverlast: ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden, als bedoeld in artikel 2:79, derde lid APV.

 

Artikel 2 Aanpak van woonoverlast

  • 1.

    Bij de aanpak van woonoverlast hanteert de burgemeester de volgende opeenvolgende processtappen:

    • a.

      stap 1: ontvangen van meldingen of signalen van woonoverlast;

    • b.

      stap 2: objectief vaststellen, verifiëren en kwalificeren van de woonoverlast;

    • c.

      stap 3: vormen van een dossier;

    • d.

      stap 4: verkennen en inventariseren van mogelijke (en nodige) interventies;

    • e.

      stap 5: daadwerkelijk inzetten van interventies of het opleggen van een gedragsaanwijzing;

    • f.

      stap 6: verhalen van de kosten;

    • g.

      stap 7: houden van toezicht en handhaven.

  • 2.

    Bij het verkennen en inventariseren van mogelijke (nodige) interventies (stap 4), neemt de burgemeester in zijn afweging mee of de betrokkene kampt met een psychische of psychiatrische aandoening.

 

Artikel 3 Opleggen van een gedragsaanwijzing

  • 1.

    Als de frequentie en de intensiteit van de woonoverlast zodanig zijn dat de woonoverlast met interventies niet op te lossen is, de omwonenden veel stress ervaren, de leefbaarheid in het geding is en/ of het woongenot van omwonenden ernstig ontwricht raakt, kan de burgemeester een gedragsaanwijzing opleggen.

  • 2.

    Voordat de burgemeester over gaat tot het opleggen van een gedragsaanwijzing, hoort de burgemeester de betrokkene. Dit kan mondeling of schriftelijk.

  • 3.

    Na het horen van betrokkene besluit de burgemeester of de gedragsaanwijzing al dan niet, of in gewijzigde vorm, aan betrokkene wordt opgelegd.

  • 4.

    In het besluit tot het opleggen van de gedragsaanwijzing wordt vermeld:

    • a.

      wat van de betrokkene wordt verwacht;

    • b.

      welke begunstigingstermijn geldt, en

    • c.

      wat de gevolgen voor betrokkene zijn bij het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de opgelegde last.

  • 5.

    Bij het opleggen van een gedragsaanwijzing houdt de burgemeester als standaard een begunstigingstermijn van twee weken aan. In voorkomende gevallen kan dit anders zijn.

  • 6.

    De burgemeester stemt de last af op de aard van de overtreding en op de individuele omstandigheden van het geval. De burgemeester houdt hierbij rekening met het vermogen van de betrokkene om (tijdig) aan de last te kunnen voldoen.

  • 7.

    Als de burgemeester een gedragsaanwijzing op legt, wordt deze in beginsel als een last onder dwangsom opgelegd. In voorkomende gevallen kan dit een last onder bestuursdwang zijn.

  • 8.

    Als de burgemeester een dwangsom aan betrokkene oplegt, is de hoogte van de dwangsom maximaal € 1.000,- per geconstateerde (deel)overtreding van de last. Per opgelegde last kan een maximum bedrag van € 10.000,- worden verbeurd.

 

Artikel 4 Kostenverhaal

De kosten verbonden aan de toepassing van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang zijn voor rekening van de overtreder van de zorgplicht, als bedoeld in artikel 2:79, eerste lid APV.

 

Artikel 5 Afwijkingsbevoegdheid

Bij bijzondere omstandigheden, waaronder onder meer die gevallen die niet zijn voorzien ten tijde van het vaststellen van deze beleidsregel, kan de burgemeester van deze beleidsregel afwijken.

 

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

 

Artikel 7 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel aanpak woonoverlast gemeente Zutphen 2019.

 

 

Aldus besloten op 19 februari 2019.

De burgemeester,

Toelichting

 

Algemene toelichting

De Wet aanpak woonoverlast is met ingang van 1 juli 2017 in werking getreden. Hiertoe is aan de Gemeentewet artikel 151d toegevoegd. Op grond daarvan is het mogelijk dat de gemeenteraad de burgemeester de bevoegdheid toekent om bij ernstige en herhaaldelijke woonoverlast een gedragsaanwijzing op te leggen aan onder andere de overlastgever. De gemeenteraad Zutphen heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. De toekenning van de bevoegdheid van de burgemeester om een gedragsaanwijzing op te leggen heeft de gemeenteraad geregeld door de Algemene plaatselijke verordening (APV) aan te passen. In de APV is specifiek hiervoor artikel 2:79 over woonoverlast opgenomen.

In deze beleidsregel wordt aangegeven op welke wijze de burgemeester met de bevoegdheid omgaat die de burgemeester op grond van deze specifieke bepaling(en) heeft verkregen.

Naast het bepaalde in de Gemeentewet en de APV is ook de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, alsmede gedeeltelijk de Wet tijdelijk huisverbod.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 2 Aanpak van woonoverlast

Voordat de burgemeester gebruik maakt van de bevoegdheid tot het opleggen van een gedragsaanwijzing, worden de processtappen 1 tot en met 3 gevolgd. Deze stappen moeten noodzakelijkerwijs worden doorlopen in het kader van de aanpak van woonoverlast. Het gaat om de volgende stappen.

 

Stap 1 Ontvangen van meldingen of signalen van woonoverlast

Meldingen of signalen van woonoverlast kunnen de burgemeester (hierna wordt omwille van de eenvoud soms gesproken over de gemeente, tenzij het gaat om de bevoegdheid van de burgemeester zelf) via diverse wegen bereiken. Omwonenden of anderen kunnen woonoverlast zelf rechtstreeks melden bij de gemeente. Het kan ook zo zijn dat de gemeente, de politie, een woningcorporatie of één van de partners van de gemeente mogelijke situaties van woonoverlast signaleert of meldt.

 

Stap 2 Objectief vaststellen, verifiëren en kwalificeren van de woonoverlast

Meldingen of signalen die bij de gemeente (lees: de burgemeester) binnenkomen worden allereerst objectief vastgesteld en geverifieerd, al dan niet door of met hulp van de politie of andere bij de aanpak van woonoverlast betrokken partijen. Bij huurwoningen kan de betreffende woningcorporatie een rol spelen. Het is belangrijk om de precieze aard en omvang van de woonoverlast vast te stellen. Naar verwachting zal slechts bij een deel van de meldingen en signalen van woonoverlast sprake zijn van ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden, als bedoeld in artikel 2.79, derde lid APV.

Het is uiteraard altijd de burgemeester die bepaalt of een situatie van woonoverlast kwalificeert als ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden, als bedoeld in artikel 2.79, derde lid APV.

 

Stap 3 Vormen van een dossier

Om effectief te kunnen ingrijpen in geconstateerde gevallen van woonoverlast, als bedoeld in artikel 2.79 APV, legt de burgemeester een dossier aan dat onder meer signalen, meldingen, klachten, concreet omschreven waarnemingen, registraties en (sfeer)rapportages, contactgegevens van betrokken bewoner(s), omwonenden en (professionele) partijen en instanties, gespreksverslagen, beoordelingen en evaluaties en adviezen van bij de bestrijding van woonoverlast betrokken partijen kan bevatten.

De burgemeester ziet erop toe dat het voor een adequate bestrijding van woonoverlast noodzakelijke overleg met betrokken personen en instanties plaatsvindt. Dit vergt onder meer overleg en afstemming intern tussen de betrokken medewerkers en extern met de betrokken professionals, zoals de politie of professionals in het sociaal domein. Dit laat onverlet dat er zo veel mogelijk mét en niet alleen over de betrokkene(n) wordt gesproken.

De in dit verband verzamelde relevante informatie wordt, met inachtneming van de toepasselijke regels rondom privacy, in een dossier verzameld.

Als de stappen 1 en tot en met 3 allemaal volledig zijn doorlopen, komt de burgemeester in het kader van zijn bevoegdheid toe aan stap 4.

 

Stap 4 Verkennen en inventariseren van mogelijke interventies of maatregelen

Met het oog op het de-escaleren, normaliseren en tegengaan van de vastgestelde woonoverlast beoordeelt de burgemeester, rekening houdend met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit én met de specifieke kenmerken van het voorliggende geval, welke maatregelen in het concrete geval aangewezen (kunnen) zijn.

Daarbij geldt in beginsel een voorkeursvolgorde, waarbij een volgende maatregel pas aan de orde is als de aanpak van de woonoverlast-situatie met toepassing van andere (wettelijke) maatregelen niet mogelijk is of niet effectief is gebleken én een eerder, minder ingrijpende maatregel niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. Dit in het kader van het effectief tegengaan van de woonoverlast.

Op hoofdlijnen geldt hierbij, en daarmee ook bij het inzetten van deze interventies (stap 5), een opbouw van licht naar zwaar:

  • eerst een “goed gesprek” met betrokkene(n) (bijvoorbeeld door of met de wijkagent of buurtbeheerder, via buurtbemiddeling of via mediation),

  • daarna een “schriftelijke officiële waarschuwing”, bij voorkeur in de vorm van een ‘gele kaart’ van de burgemeester waarbij wordt gewezen op de bevoegdheid tot het geven van een (met een dwangsom versterkte) gedragsaanwijzing of het opleggen van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom als overtreding van de zorgplicht niet wordt beëindigd, en, als dat ook geen effect heeft,

  • als laatste het daadwerkelijk opleggen van een gedragsaanwijzing in de vorm van een bestuursrechtelijke herstelsanctie (in de regel een last onder dwangsom).

Bij het verkennen en inventariseren van mogelijke (nodige) interventies, neemt de burgemeester in zijn afweging mee of de betrokkene kampt met een psychische of psychiatrische aandoening. Als dit aan de orde is, dan is er altijd een zwaarwegende rol weggelegd voor de hulpverleningsinstanties en zorgaanbieders. Om deze reden betrekt de burgemeester hen bij de aanpak van woonoverlast.

De burgemeester neemt in zijn overweging uiteraard ook de belangen van de omwonenden mee. Als de frequentie en de intensiteit van de woonoverlast zodanig groot zijn dat de woonoverlast met de andere middelen niet op te lossen is, de omwonenden veel stress ervaren, de leefbaarheid in het geding is en/ of het woongenot van omwonenden ernstig ontwricht raakt, dan legt de burgemeester een gedragsaanwijzing op.

Bij de stappen ter bestrijding van de geconstateerde woonoverlast in het kader van het informele, althans op vrijwillige basis gelegde, contact met de betrokkene(n) en ‘het geven van een officiële waarschuwing’ geldt geen bijzondere voorbereidingsprocedure. De schriftelijke officiële waarschuwing wordt waar mogelijk gegeven in de vorm van een ‘gele kaart’, ondertekend door de burgemeester.

 

Artikel 3 Opleggen van een gedragsaanwijzing

Na het zijn doorlopen van stap 4 volgt stap 5: het daadwerkelijk inzetten van interventies of het opleggen van een gedragsaanwijzing. Dit raakt de kern van de bevoegdheid van de burgemeester.

Stap 5 Daadwerkelijk inzetten van interventies of het opleggen van een gedragsaanwijzing

Zie voor de mogelijke interventies hiervoor bij artikel 2, stap 4.

Bij het toepassen van de bestuursrechtelijke herstelsanctie van de gedragsaanwijzing wordt de betrokkene als belanghebbende op grond van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht expliciet in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze rondom het opleggen van de gedragsaanwijzing naar voren te brengen.

Standaard houdt de burgemeester een begunstigingstermijn van twee weken aan, waarvan de burgemeester bij bijzondere omstandigheden kan afwijken.

Na kennisneming van de zienswijze(n ) neemt de burgemeester een besluit om de gedragsaanwijzing al dan niet (of in gewijzigde vorm) op te leggen. Daarbij wordt precies beschreven wat van de betrokkene wordt verwacht, welke begunstigingstermijn daarvoor geldt en wat de gevolgen zijn bij het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de opgelegde last. De last is daarbij afgestemd op de aard van de overtreding en op de individuele omstandigheden van het geval, waarbij belangrijk is dat het in het vermogen van de betrokkene moet liggen om (tijdig) aan de last te kunnen voldoen.

Voor zover gekozen wordt voor een gedragsaanwijzing, wordt deze in beginsel als een last onder dwangsom opgelegd. In voorkomende gevallen kan dit anders zijn, bijvoorbeeld wanneer de vereiste spoed zich verzet tegen het opleggen van een last onder dwangsom en direct optreden van overheidswege (in de vorm van de toepassing van bestuursdwang) is aangewezen of als op voorhand duidelijk is dat een last onder dwangsom niet of niet voldoende effectief zal zijn. In die gevallen kan meteen worden gekozen voor een last onder bestuursdwang. Het tijdelijk huisverbod op grond van artikel 151, derde lid Gemeentewet, waarbij een bewoner tijdelijk de toegang tot de woning wordt ontzegd, geldt hierbij als “ultimum remedium”, oftewel als uiterste maatregel.

Als een dwangsom wordt opgelegd, is de hoogte van de dwangsom maximaal € 1.000,- per geconstateerde (deel)overtreding van de last. Per opgelegde last kan een maximum bedrag van € 10.000,- worden verbeurd. Hiermee kan rekening worden gehouden met enerzijds de draagkracht van de betrokkene en anderzijds de prikkel die moet uitgaan om de opgelegde last uit te voeren.

 

Stap 6 Verhalen van de kosten

Eventuele kosten verbonden aan de toepassing van een last onder dwangsom of bestuursdwang zijn voor rekening van de overtreder van de zorgplicht, zie artikel 4.

 

Stap 7 Houden van toezicht en handhaven

De gemeentelijke toezichthouders houden toezicht op de naleving van de gedragsaanwijzing. Zo nodig in samenwerking met de politie.

 

Artikel 4 Kostenverhaal

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 5 Afwijkingsbevoegdheid

Op grond van dit artikel kan de burgemeester bij bijzondere omstandigheden afwijken van deze beleidsregel, waaronder onder meer in die gevallen die niet zijn voorzien bij het vaststellen van deze beleidsregel. Soms kan het namelijk nodig zijn dat de burgemeester niet strikt het bepaalde in deze beleidsregel moet volgen. Daartoe biedt dit artikel, naast de in de Algemene wet bestuursrecht neergelegde zogeheten inherente afwijkingsbevoegdheid de mogelijkheid.

 

Artikel 6 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 7 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Naar boven