Gemeenteblad van West Betuwe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
West Betuwe | Gemeenteblad 2019, 86410 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
West Betuwe | Gemeenteblad 2019, 86410 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe houdende regels omtrent het Kruimelbeleid
In haar vergadering van 26 maart 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders, op grond van artikel 4:81 Awb, beleid vastgesteld met betrekking tot ‘kruimelgevallen’, op basis van artikel 2.12, lid 1a sub 2 Wabo.
Kruimelgevallen zijn ruimtelijke ingrepen die niet passen in het bestemmingsplan en waarvoor het college op grond van de Wabo bevoegd is toch een omgevingsvergunning te verlenen. Veel voorkomende voorbeelden van dergelijke ingrepen zijn het plaatsen van een dakopbouw, een uitbreiding van een hoekwoning en het gebruiken van bestaande gebouwen voor andere doeleinden dan het bestemmingsplan toelaat.
In de beleidsnotitie “Kruimelbeleid” wordt weergegeven op welke manier de ruimtelijke inpasbaarheid wordt beoordeeld en voor welke categorieën van gevallen het college in ieder geval geen gebruik zal maken van haar bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan. Het beleid treedt in werking op 11 april 2019.
De ‘Kruimelregeling 2017’, het afwijkingenbeleid conform artikel 2.12, lid 1 onder a onder 2˚ Wabo juncto artikel 4 van bijlage II Bor, dat op 6 juli 2017 is vastgesteld door de voormalig gemeente Neerijnen, is ingetrokken op 26 maart 2019.
U kunt de beleidsnotitie raadplegen op de website www.overheid.nl.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe
1 ACHTERGROND . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2 PROCEDURELE MOGELIJKHEDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3 REIKWIJDTE . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4 MEEWERKEN: JA OF NEE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5 MOTIVATIEPLICHT EN HET GELIJKHEIDSBEGINSEL . . . . . . . . . ………………... . . . . . . . . . . . . .
6 AFWEGINGSCRITERIA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7 STEDENBOUWKUNDIGE BASISPRINCIPES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ………. . . . . . . . . . . . . . .
8 UITGESLOTEN VAN DE KRUIMELGEVALLENREGELING . . . . . . . . . . . . . . . . . . …………………. . .
Via bestemmingsplannen worden regels gegeven voor gebruik en bebouwing van een perceel. Het doel is om waar mogelijk direct (bouw)recht te geven. Het is evenwel mogelijk dat een nieuw initiatief niet past binnen het directe recht. Dit komt doordat sommige nieuwe (bouw)plannen:
De wetgever voorziet op verschillende manieren in mogelijkheden om medewerking te verlenen aan
(bouw)plannen welke strijdig zijn met het directe (bouw)recht. Dit zijn:
Binnenplanse afwijkingen. In het (bestemmings)plan worden de maten en locatie-eisen gegeven waarvoor maximaal afgeweken kan worden. Tevens wordt aangegeven waarop in elk geval gelet moet worden bij het verlenen van de afwijking. De raad stelt de bestemmingsplannen vast met daarin de afwijkingen en het is vervolgens het college welke bevoegd is tot het verlenen van de afwijkingen;
Dit zijn zwaardere instrumenten waarbij respectievelijk de raad (al dan niet gedelegeerd aan het college), het college en de raad bevoegd zijn.
Voorliggende beleidsnotitie gaat in op de afwijkingen op basis van bijlage 2 Bor. De oplossing wordt in het reguliere traject van het verlenen van een omgevingsvergunning opgenomen. Dat kan omdat het ruimtelijke effect beperkt is. Daarom wordt hiervoor ook wel de populaire term ‘kruimel’ aan gegeven. Kruimelprojecten kennen een beperkt ruimtelijk effect op gemeentelijk schaalniveau. Op locatieniveau kunnen ze echter zeker een effect hebben. Het correct omgaan met het verlenen van medewerking met een ‘kruimel’ mag dan ook niet onderschat worden. Daarom blijft er in voorkomende gevallen altijd sprake van een individuele afweging of gebruik gemaakt zal worden van de kruimelgevallenregeling. Dit beleidsdocument is een belangrijke leidraad, maar geeft geen garanties of rechten waar individuele aanvragers de gemeente op kunnen aanspreken.
De reikwijdte voor het toepassen van het kruimelbeleid wordt bepaald door de wettelijk gegeven afwijkingsmogelijkheden in artikel 4 en 5 van bijlage 2 Bor. Onderstaand deze artikelen, voor zover relevant:
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen;
het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;
Bij de beoordeling van een verzoek om mee te werken aan een (bouw)plan dat dat valt onder de kruimelprojecten zijn twee vragen van belang:
Het antwoord op deze twee vragen kan zijn:
Ad 1 Het plan is zonder meer ruimtelijk inpasbaar
Plannen die zonder meer ruimtelijk inpasbaar zijn, hadden ook met direct recht mogelijk kunnen zijn. Ze worden bijvoorbeeld beperkt door de standaardisering van bestemmingsplannen en de keuze voor een ‘veilige’, consoliderende bestemming. Deze ruimtelijke plannen vragen eigenlijk geen bijzondere afweging, storen niemand en hebben geen enkel (negatief) effect op de ruimtelijke situatie op dit moment noch op een mogelijke situatie in de toekomst. De op te nemen eisen bij de medewerking zijn niet wezenlijk anders dan bij plannen op deze locatie die met direct recht mogelijk zijn.
Ad 2 Het plan is ruimtelijk inpasbaar, mits
Voor diverse (bouw)plannen geldt dat ze onder specifieke voorwaarden passend te maken zijn: een ‘ja, mitsbenadering’.
Denk aan het uitvoeren van een bouwplan met een specifiek materiaal, met een bepaalde openheid in de constructie, het plaatsen van beplanting op / voor het plan etc. Voor deze eisen geldt dat ze via direct recht niet opgenomen kunnen worden, maar bij een afwijking wel. Denk bijvoorbeeld aan bepaalde uitbouwen op hoekpercelen, overkappingen vóór de woning, erfafscheidingen etc.
Ad 3 Het plan is niet of moeilijk ruimtelijk inpasbaar, maar er is toch een reden om mee te werken
Voor sommige plannen geldt dat ze gezien vanuit optiek van ruimtelijke kwaliteit (ontwerp) niet goed passen.
Dan kunnen er nog altijd redenen zijn om wél mee te werken. Alle argumenten bij de aanvraag en de afweging spelen daarbij een rol. Denk aan bekende sectorale argumenten vanuit het milieu, ecologie of verkeer, maar ook zwaarwegende persoonlijke redenen die een rol spelen bij het plan. Voor deze categorie plannen geldt dat in afwijking van de regulier mandaatregeling een bestuurlijk geborgd besluit aan het college van burgemeester en wethouders zal worden gevraagd.
Ad 4 Het plan is niet ruimtelijk inpasbaar en er is geen reden om mee te werken Voor de laatste type (bouw)plannen geldt dat ze vanuit ruimtelijke ontwerpoverwegingen niet goed passen op een locatie en er voorts géén reden is om toch mee te werken.
5 MOTIVATIEPLICHT EN HET GELIJKHEIDSBEGINSEL
Bij het al dan niet meewerken aan plannen is het belangrijk dat goed gemotiveerd wordt waarom meegewerkt of geweigerd wordt. Dat geldt zowel bij het meewerken aan een verzoek als het weigeren van een verzoek.
Vanuit oogpunt van het gelijkheidsbeginsel dienen gelijke plannen gelijk behandeld te worden. Dat is een bekend principe. Minder bekend is dat niet-gelijke plannen dús ook niet-gelijk behandeld moeten worden. Dát vraagt een extra goede motivering. Zowel voor het desbetreffende besluit, maar vooral ook omdat later bij situaties die er veel op lijken toch geweigerd kan worden.
Bij elke afweging, om al dan niet mee te werken aan de gevraagde afwijking, gelden een aantal kwalitatieve criteria die betrokken moeten worden. Dit zijn algemene principes die bij elk ruimtelijk besluit centraal staan.
Bij de afweging om, al dan niet, tot afwijking over te gaan worden in elk geval de volgende aspecten betrokken:
Elke afwijking is anders. Dat houdt ook in dat soms met een eenvoudig document volstaan kan worden waarin de motivering staat beschreven. In andere gevallen is een uitgebreidere (aparte) motivering nodig met soms ook stedenbouwkundige onderbouwingen en onderzoeksrapportages.
Voor onderdeel a, “de stedenbouwkundige afweging”, volgt hierna een handreiking met een aantal basisprincipes die in deze afweging aan bod komen en enkele aandachtspunten voor twee vaak voorkomende kruimelgevallen.
7 STEDENBOUWKUNDIGE BASISPRINCIPES
Bij de stedenbouwkundige beoordeling van kruimelgevallen is het van belang na te gaan in hoeverre de beoogde ontwikkeling past in het straat- en bebouwingsbeeld. Bij voorkeur ontstaat een meerwaarde aan ruimtelijke kwaliteit. Zo niet: in welke mate is de ontwikkeling neutraal of doet zij afbreek aan ruimtelijke kwaliteit?
De volgende algemene basisprincipes komen daarbij aan de orde.
8 UITGESLOTEN VAN DE KRUIMELGEVALLENREGELING
Hoewel dit document een handreiking geeft voor de beoordeling van individuele gevallen en er geen rechten aan ontleend kunnen worden, worden op voorhand wel een aantal categorieën van gevallen uitgesloten. Deze categorieën van gevallen hebben een dusdanige impact op de omgeving of vereisen een zorgvuldiger communicatietraject met de omgeving waardoor het niet verantwoord wordt geacht hiervoor direct een vergunning te verlenen middels de kruimelgevallenregeling.
In ieder geval worden uitgesloten van de kruimelgevallenregeling:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-86410.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.