Uitvoeringsrichtlijnen instandhoudingsmaatregelen monumenten gemeente Rijssen-Holten 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen-Holten

Besluit:

Vast te stellen:

De Uitvoeringsrichtlijnen voor instandhoudingsmaatregelen monumenten gemeente Rijssen-Holten

2019.

 

1. ALGEMEEN

 

De bescherming van monumenten is geregeld in wet- en regelgeving. Dit is de basis die bepaalt dat we monumenten moeten koesteren en bewaren. Het vraagt echter een specifieke benadering als het gaat om onderhoud en wijziging van het pand. Een zorgvuldige en grondige voorbereiding is de eerste stap. Daarbij is het belangrijk dat vooraf contact wordt opgenomen voor een vooroverleg met de gemeente. Zij is de instantie als het gaat om monumenten en vergunningverlening en denkt met u mee.

Een monument vraagt om een (ambachtelijke) werkwijze die past bij de uiterlijke verschijningsvorm en het materiaalgebruik. De richtlijnen beogen instructies te geven hoe in tal van situaties gewerkt dient te worden bij bouwkundige ingrepen aan monumenten. Ze zijn richtinggevend en bevatten handvatten. De richtlijnen zijn ervoor bedoeld om in onderling overleg en samenwerking belangenafwegingen te maken en te komen tot keuzes en werkwijzen die het monument ten goede komen. In deze uitvoeringsrichtlijnen wordt bij elk onderdeel aangegeven wat vergunningplichtig en vergunningvrij is.

Wet- en regelgeving

Veel aspecten die in deze richtlijnen worden aangehaald, zijn vergunningplichtig op grond van artikel 2.1, lid 1 onder f, en artikel 2.2, lid 1 onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en/of de Erfgoedverordening gemeente Rijssen-Holten 2018, artikel 2.10.

Wel of geen omgevingsvergunning

Voor werkzaamheden die gewoon onderhoud te boven gaan, is een omgevingsvergunning nodig. Het is aan te raden om een onafhankelijk restauratiedeskundige, restauratiearchitect of restauratiespecialist, zoals restauratiestukadoors en restauratieschilders, in te schakelen bij de planvorming. Vergunningaanvragen worden voor advies voorgelegd aan de onafhankelijke monumentencommissie. Bij een relatief klein deel van de aanvragen voor rijksmonumenten wordt ook geadviseerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

Sinds 1 januari 2012 is het in beperkte mate mogelijk om vergunningsvrij in, aan, op, of bij een monument te bouwen. De verruiming van vergunningsvrije activiteiten geldt voor zowel rijksmonumenten als ook voor gemeentelijke monumenten. Vergunningsvrije activiteiten in een monument betreffen wijzigingen aan interieuronderdelen zonder monumentwaarden, zoals keukeninrichtingen of badkamers die recent zijn aangebracht.

Tevens is voor normaal onderhoud, zoals het opschuren en schilderen in dezelfde kleur, het vervangen van kapotte ruiten, het opstoppen van rieten daken of het vervangen van enkele dakpannen, geen omgevingsvergunning nodig. Omdat niet altijd helder is wat precies een vergunningsvrije activiteit is vinden wij het wenselijk dat elke vorm van instandhoudingwerkzaamheden aan een beschermd monument vooraf wordt beoordeeld door de monumentenadviseur van de gemeente.

Gaat het wel om het wijzigen van een monument dan is een omgevingsvergunning met monumentenactiviteit nodig. Onder wijzigen worden niet alleen grote ingrepen verstaan, ook voor bijvoorbeeld het schilderen in een andere kleur, het aanbrengen van dubbel glas of voor het vervangen van een kozijn of raam is een omgevingsvergunning vereist.

Voor karakteristieke panden, zonder de status van beschermd monument, gelden geen (monumenten)vergunningseisen, alleen eventuele bijzondere bestemmingsplanbepalingen zijn van toepassing. Deze uitvoeringsrichtlijnen kunnen voor deze categorie panden als handvat gebruikt worden.

Vrijstelling Bouwbesluit

Als de monumentwaarden in het geding zijn of wanneer aanpassingen kunnen leiden tot gevolgschade dan is het mogelijk om gebruik te maken van de vrijstellingsregel in het Bouwbesluit. Aan een omgevingsvergunning wordt een voorschrift verbonden dat uitsluitend van toepassing is op betreffende onderdeel. Dit wil dus niet zeggen dat een monument niet hoeft te voldoen aan het Bouwbesluit.

Binnen het wettelijk kader is het uitgangspunt dat monumentwaarden leidend zijn.

Onderzoeken

Op plaatsen waar relevante historische informatie verwacht kan worden is het wenselijk dat vóór de uitvoering van restauratie-, verbouw- of sloopwerkzaamheden en bodemverstoring in gebieden bouwhistorisch, bouwkundig, kleurhistorisch, interieurhistorisch, tuinhistorisch en archeologisch onderzoek en documentatiewerk wordt uitgevoerd. Het (laten) doen van dergelijke onderzoeken kan een voorwaarde zijn bij de omgevingsvergunning.

Bouwhistorisch onderzoek

Bij de voorbereiding van een ingrijpende wijziging van een monument hoort (ook) deskundig en onafhankelijk uitgevoerd bouwhistorisch onderzoek. De aanbevelingen, bevindingen en conclusies van het bouwhistorisch onderzoek kunnen vervolgens in de planvorming worden verwerkt. Op basis van bouwhistorisch onderzoek wordt de bouw- en gebruiksgeschiedenis van het monument kenbaar en krijgt de nieuwe bestemming een gemotiveerd en te verantwoorden bestaansrecht. In overleg met de monumentenadviseur van de gemeente Rijssen-Holten wordt bepaald of een onderzoek nodig is, en hoe uitgebreid dit moet zijn. Het onderzoek kan door een onafhankelijk deskundig bureau worden uitgevoerd. Een dergelijk onderzoek zorgt niet alleen voor kaders voor het wel of niet doen van ingrepen maar draagt tevens bij aan kennis en inzicht in de geschiedenis van het gebouw.

Bouwkundig onderzoek

Wanneer een ingrijpende wijziging van een monument wordt voorbereid, is een deskundig en onafhankelijk bouwkundige opname van het monument onmisbaar. De gebreken van het monument en de in goede staat verkerende onderdelen (waaronder fundering, gevels, ramen/kozijnen, constructie, dak en detaillering) worden in een bouwkundig rapport benoemd en geanalyseerd en zullen in combinatie met de resultaten en uitslagen van bouwhistorisch onderzoek bijdragen aan de vervolmaking van het plan en de optimalisering van de beoogde functie.

Kleurhistorisch onderzoek

Het kleurhistorisch onderzoek omvat het onderzoek naar de aanwezigheid van een historisch verflagenpakket en bouwmaterialen met kleur. Doel van dit onderzoek is met behulp van het verflagenpakket en aanwezige gekleurde bouwmaterialen de gekleurde geschiedenis van het desbetreffende object of gebouw vast leggen. De kennis over toegepaste kleuren draagt bij aan een beter begrip van de geschiedenis van de historische architectuur en de betekenis van de toegepaste kleur voor de oorspronkelijke architectonische beleving.

Archeologisch onderzoek

Delen van het grondgebied van de gemeente Rijssen-Holten zijn archeologisch waardevol. Wanneer in deze gebieden wordt gegraven in de ondergrond of wanneer een terrein wordt geëgaliseerd of opgehoogd, is het vooraf doen van onderzoek naar het ‘bodemarchief ‘ verplicht. De betreffende locaties zijn weergegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart.

Richtlijnen voor het ontwerp- en bouwproces

  • Bij grotere vergunningplichtige ingrepen aan monumenten dient eerst een beschrijving of soms een bouwhistorisch onderzoek van het gebouw of de te verbouwen bouwdelen te worden gemaakt. Dit onderzoek is gericht op de historie van het gebouw, het opmeten en documenteren, de datering en stijl van de verschillende bouwdelen en een inschatting van de bouwhistorische waarde van de bouwdelen.

  • De waarde van de historische elementen kan vergroot worden door ze een logische en soms bijzondere plek in het ontwerp te geven. Het is belangrijk de kans op beschadiging te minimaliseren tijdens zowel uitvoering en gebruik.

  • Het is mogelijk en vaak wenselijk om in een vroegtijdig stadium overleg over een plan te voeren met de gemeente. Ook bestaat de mogelijkheid om een voorlopig ontwerp voor te leggen voor een voorlopig (principe-) advies aan de monumentencommissie van ’t Oversticht en/of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Het ontwerp dient dan bij voorkeur wel een zekere mate van uitwerking te hebben. Goede foto’s zijn een must.

  • Alle partijen die bij de voorbereiding, planvorming, uitvoering en controle van onderhouds- en restauratiewerkzaamheden zijn betrokken, dienen voordat met de werkzaamheden wordt gestart van deze uitvoeringsrichtlijnen alsmede van de overige in de monumentenvergunning opgenomen voorwaarden op de hoogte te worden gebracht. Partijen zijn onder meer de eigenaar, architecten, opzichters, aannemers, uitvoerders, onderaannemers en toezichthouders gemeente.

Afwijken van de UIMRH

Het standaard monument bestaat niet. De richtlijnen zijn geschikt voor veel voorkomende werkzaamheden en monumentale waarden. Het blijven echter richtlijnen waarvan soms afgeweken kan worden. Op basis van een goed plan en met instemming van de gemeente is afwijken van de UIMRH in bijzondere gevallen bespreekbaar.

Wanneer er de mogelijkheid bestaat dat het toepassen van de uitgangspunten uit de UIMRH niet de gewenste oplossing biedt, wanneer er twijfel over de interpretatie van de uitvoeringsrichtlijnen bestaat, of er al juridische procedures lopen, kan het college van Rijssen-Holten van de aanvrager alsnog een omgevingsvergunning voor de betreffende werkzaamheden verlangen.

In gevallen die niet in deze richtlijnen geregeld worden, is overleg en overeenstemming met de gemeente noodzakelijk.

2. ALGEMENE UITVOERINGSEISEN

 

Het doel van de richtlijnen is een helder kader voor de toetsing en eenduidigheid voor het uitwerken van een plan voor onderhoud of het wijzigen van een monument en de uitvoering van de werkzaamheden, te beginnen met algemene uitvoeringseisen:

  • Hergebruik van vrijkomende historische bouwmaterialen is het uitgangspunt. Als dit niet

  • mogelijk is dan ter plaatse opslaan zodat het bij of in het monument bewaard blijft, of

  • afgeven aan een organisatie die zorgdraagt voor passend hergebruik (Stichting Ribo).

  • Als tijdens de uitvoering van de vergunde werkzaamheden aan monumenten, historische onderdelen te voorschijn komen waarvan het bestaan voordien niet bekend was, is de vergunninghouder verplicht dit te melden bij de gemeentelijke toezichthouder. Soms kan de gemeente een revisie van het bouwplan eisen in aanvulling op de verleende vergunning.

  • Als tijdens de uitvoering van vergunningvrije onderhoudswerkzaamheden aan monumenten, historische onderdelen te voorschijn komen waarvan het bestaan voordien niet bekend was, is de eigenaar c.q aannemer verplicht dit te melden bij de gemeentelijke toezichthouder. In sommige gevallen kan dan alsnog een vergunning vereist zijn.

  • Historisch waardevolle elementen moeten tijdens restauratie- en verbouwingswerkzaamheden afdoende beschermd worden tegen beschadiging en diefstal.

  • Een monument moet tijdens de uitvoering van de werkzaamheden altijd afdoende tegen weersinvloeden beschermd zijn.

  • Onderdelen die hergebruikt zullen worden, maar voor de uitvoering van de werkzaamheden tijdelijk worden gedemonteerd, moeten droog, geventileerd en beschermd tegen mogelijke beschadigingen worden opgeslagen.

  • Stut- en stempelconstructies moeten zodanig worden aangebracht dat zij geen schade kunnen veroorzaken aan historisch waardevolle elementen.

  • Steigers moeten zodanig geplaatst en bevestigd worden, dat de schade aan de gevel tot een minimum beperkt blijft.

  • Verankeringselementen moeten bij demontage worden verwijderd en de ontstane gaten moeten worden gevuld met daartoe geëigende, bij het monument passende materialen.

3. CONSTRUCTIE

 

Hoofddraagconstructies, liggers, gevelankers, enz.

Uitgangspunten

  • Aanpassingen in een monument mogen bij voorkeur geen wijziging of aantasting van de hoofddraagconstructie tot gevolg hebben. Behoud en zonodig herstel van de bestaande constructie is het uitgangspunt. Indien de bestaande constructie niet toereikend is, dienen noodzakelijke versterkingen of stabiliteitsvoorzieningen in beginsel een reversibele toevoeging te zijn. Overbodig geraakte constructieve elementen moeten bij voorkeur gehandhaafd blijven.

  • Er mag niet meer worden vervangen dan noodzakelijk. Nieuw aan te brengen elementen dienen overeen te komen met de oorspronkelijke elementen voor wat betreft materiaal, vormgeving en afmetingen.

Vergunningplichtig

• Alle werkzaamheden die veranderingen aan het monument met zich meebrengen.

Vergunningvrij

• Onderhouds- en restauratiewerkzaamheden.

Uitvoeringsrichtlijnen

  • Wanneer men constructieonderdelen wil vervangen moet rekentechnisch worden aangetoond dat een constructie niet toereikend is. Indien herstel geen optie is kan het constructieve element of onderdeel vervangen worden door een bij de constructie van het object passend element of onderdeel.

  • In geval van vervanging of toevoeging van nieuwe stalen constructieve onderdelen moet men rekening houden met de mogelijke legeringsverschillen tussen de oude en nieuwe onderdelen in verband met contactcorrosie.

4. GEVELS

 

Uitgangspunten

• De uiterlijke kwaliteiten en technische staat van een gevel zijn van groot belang voor de historische waarde en de beleving van een monument. Materiaaltoepassing, metselverband, patina, textuur en vorm en uiterlijk van het voegwerk, vormen een wezenlijk bestanddeel van de historische waarde van een gevel. Conservering van de bestaande gevel dient derhalve het uitgangspunt te zijn. Een zorgvuldige en terughoudende aanpak van de gevel is een voorwaarde. Het hydrofoberen van de gevel is in principe niet toegestaan. Soms echter is dit de enige manier om een vochtprobleem op te lossen. In dat geval is vooraf een zoutonderzoek vereist. Bij een te hoge zoutbelasting is hydrofoberen nooit toegestaan.

Vergunningplichtig

  • Aanbrengen van stuc-, pleister- en schilderwerk op schoon metselwerk.

  • Hydrofoberen.

  • Metselen van nieuwe muren.

  • Aanbrengen van een ander type voeg.

  • Het reinigen van de gevel.

  • Slopen van metselwerk.

  • Herstel en vervanging van natuursteen elementen met meer dan 15% van het bestaande oppervlak.

  • Herstel van het stucwerk of het voegwerk met meer dan 50% van het oppervlak per gevel van het bestaande stucwerk of voegwerk.

Vergunningvrij

  • Herstel van het stucwerk of het voegwerk tot maximaal 50% van het oppervlak per gevel van het bestaande stucwerk of voegwerk.

  • Reparatie en incidentele vervanging van bakstenen.

  • Herstel en vervanging van natuursteen elementen tot maximaal 15% van het bestaande oppervlak in overleg met de gemeente (monumentenzorg) over wijze van herstel, materiaalgebruik, afwerking en vormgeving.

Uitvoeringsrichtlijnen

• Voegwerk en metselwerk in beginsel altijd overeenkomstig bestaand, tenzij bestaand niet oud meer is of zelfs in strijd met eisen die normaal voor monumentenzorg gelden.

Gevelreiniging

Uitgangspunten

• Het reinigen van gevels is in beginsel niet toegestaan. Onder gevelreiniging wordt onder meer verstaan: stralen met grit, stoom, zand en water en het reinigen met behulp van chemische middelen.

Vergunningplichtig

  • Alleen in uitzonderlijke gevallen (bijvoorbeeld met stoom of water onder lage druk) kan voor gevelreiniging een vergunning worden verstrekt.

  • Graffiti:

  • Anti-graffitilagen zijn bij hoge uitzondering toegestaan bij een spouwmuurconstructie

  • indien zij kleurloos (niet glanzend), dampdoorlatend en zelfopofferend zijn. Indien er geen sprake is van een spouwmuur mag een anti-graffitilaag alleen toegepast worden indien het gebouw geen aantoonbare fysische schade van de beschermlaag ondervindt. Permanente en semi-permanente antigraffiti-systemen zijn niet toegestaan.

  • Graffiti dient zo snel mogelijk te worden verwijderd in overleg met de gemeente.

Uitvoeringsrichtlijnen

• Graffiti:

  • Indien een monumentale gevel met graffiti is beklad, moet eerst worden vastgesteld

  • welk type verf is gebruikt. Vervolgens kan de reinigingstechniek worden bepaald, waarbij moet worden afgewogen welke schade de reinigingsmethode kan aanrichten.

  • Het verwijderen van graffiti door middel van stralen is niet toegestaan.

  • Een antigraffitilaag mag alleen worden aangebracht met de toestemming en volgens de

  • voorwaarden van de gemeente (monumentenzorg).

Toelichting

  • Gevelreiniging brengt in alle gevallen een zeker schaderisico met zich mee. Reiniging kan de gevel mechanisch of chemisch beschadigen wat kan leiden tot afzanden, verpoederen, schilferen en afbrokkelen. Metselwerk en vele soorten natuursteen zijn na reiniging door het verwijderen of aantasten van de oorspronkelijke ‘huid’ veelal meer poreus wat leidt tot grotere wateropname van de gevel, meer kans op vorstschade en een snellere en diepere vervuiling van de gevel. Wat voor de ene gevel en/of materiaal een geschikte reinigingsmethode is, kan bij een andere gevel en/of materiaal ernstige schade opleveren. Het is derhalve onmogelijk om een uniforme reinigingsmethode aan te geven. De methode van reinigen wordt bepaald in overleg met de gemeente. De voorkeur gaat uit naar reiniging met stoom of water onder lage druk en temperatuur en zonder toeslagmateriaal of met kokosborstel en water.

  • De technische noodzaak van reinigen is meestal niet aanwezig. Een reiniging enkel om de gevel er weer ‘als nieuw’ uit te laten zien is niet toegestaan.

  • Graffiti verandert het uiterlijk van een gevel ingrijpend, het verwijderen van graffiti is derhalve wel toegestaan.

Voegwerk

Uitgangspunten

  • Alleen die delen van het voegwerk die technisch slecht zijn dienen te worden vervangen.

  • Een licht beschadigde voeg die zijn functie nog vervult, heeft de voorkeur boven een nieuwe voeg. Een voeg is slecht als hij zijn waterwerende functie niet meer vervult. Te geringe hardheid is geen criterium voor het vervangen van een voeg. In het geval dat de aantasting onder het bovengenoemde percentage blijft maar sterk over de gevel is verspreid, kan het voegwerk soms, in overleg met de gemeente, integraal vervangen worden.

Vergunningplichtig

  • Het vervangen van voegwerk voor meer dan 50% van de gevel.

  • Het vervangen van voegwerk door een ander type voeg.

 

Vergunningvrij

• het vervangen van voegwerk voor minder dan 50% van de gevel, mits conform bestaand in vorm, kleur en materiaalgebruik.

Uitvoeringsrichtlijnen

  • In overleg met de gemeente dient ter plekke te worden beoordeeld welk deel van het voegwerk aan vervanging toe is.

  • Voorafgaand aan het uithakken en opnieuw voegen dient een proefstuk te worden beoordeeld door de gemeente. Dit proefstuk:

o dient op een onopvallende plaats te zitten (bijvoorbeeld hoog op de gevel);

o wordt beoordeeld op zowel het uithakken als het voegen;

o het proefstuk dient te worden uitgehakt en gevoegd door de medewerkers die de gehele gevel zullen gaan uithakken en voegen.

  • De voeg moet worden verwijderd met gereedschap dat geen schade toebrengt aan het historisch metselwerk. Bij het uithakken of zagen van bestaand voegwerk mogen de voegen niet worden verbreed; het zogenaamd ophakken van voegen is niet toegestaan.

  • De voegen dienen in verband met een goede hechting van de voegspecie zodanig te worden uitgehakt dat de voeg voldoende massa heeft.

Reparatie baksteen metselwerk

Uitgangspunt

  • Bestaand metselwerk dient behouden te worden. Metselwerk mag pas vervangen worden als de onderlinge samenhang en scheurvorming herstel verhinderen.

Vergunningplichtig

  • het inboeten van gevelmetselwerk voor meer dan 15%.

  • het vervangen van gevelmetselwerk.

Vergunningvrij

• het inboeten van gevelmetselwerk voor minder dan 15%.

Uitvoeringsrichtlijnen

  • Scheuren moeten niet dichtgesmeerd maar ingeboet worden (gescheurde stenen uithakken en vervangen door bijpassende stenen), zodat de muur een constructief geheel blijft vormen. De te gebruiken stenen en mortel moeten zijn aangepast aan de fysische en chemische eigenschappen (hardheid, samenstelling) van de bestaande wand. Indien het inboetwerk niet is aangepast aan het bestaande metselwerk kunnen reacties optreden die schade veroorzaken. Voorts bestaat het risico dat het inboetwerk onvoldoende aan het bestaande werk hecht.

  • De voor het inboetwerk te gebruiken stenen, moeten qua hardheid, formaat, kleur en textuur aansluiten op het bestaande metselwerk. Hierbij zijn de fysische eigenschappen van de inboeting belangrijker dan het verkrijgen van de exacte kleur. Wel dient de kleur van de nieuwe steen zo dicht mogelijk bij de kleur van de bestaande steen te komen. De in te boeten stenen moeten in hetzelfde verband worden verwerkt als in de bestaande situatie.

  • In het geval dat bestaande beschadigde stenen geen verdere schade tot gevolg kunnen hebben is een reparatiemortel toegestaan, een reparatiemortel met de kleur van de oorspronkelijke steen.

  • IJzeren elementen in de gevel dient men te ontroesten en ijzeren restanten zonder functie (of historische waarde) te verwijderen.

  • De metselmortel moet aangepast zijn aan de samenstelling en hardheid van de bestaande mortel.

  • Wanneer het bestaand metselwerk erg droog is, moet dit vooraf worden besproeid.

Afwerking

Uitgangspunten

  • Op gevels mogen alleen pleisterlagen worden aangebracht als deze al aanwezig zijn of als dit historisch verantwoord is.

  • Gevels mogen niet geschilderd of geteerd worden, tenzij dit historisch verantwoord is.

  • Natuursteen mag alleen geschilderd worden als dit historisch verantwoord is.

  • Tegeltableaus moeten gehandhaafd blijven en mogen niet worden overgeschilderd of anderzijds weggewerkt worden op een wijze die schade aan het tableau veroorzaakt.

  • Het aanbrengen van extra ornamenten of kleur, zonder dat daar aanwijzing voor is, is niet toegestaan, tenzij historisch- of kleuronderzoek kan aantonen dat daarvan wel sprake was.

Vergunningplichtig

• Het veranderen van de gevels of onderdelen daarvan door het aanbrengen van een nieuwe laag over het bestaande met welk materiaal dan ook.

Vergunningvrij

• Het herstellen van bestaande afwerklagen.

Uitvo eringsrichtlijnen

• Voor de gevelafwerking moet een damp-open product worden gebruikt.

Toevoegingen aan de gevel

Uitgangspunten

• Toevoegingen aan gevels dienen steeds tot een minimum te worden beperkt. Monumentale bijzondere onderdelen mogen niet aan het oog worden onttrokken.

Vergunningplichtig

• Het aanbrengen van toevoegingen aan de gevel in de vorm van reclames en zonweringen.

• Toevoegingen aan een gevel, zoals grote buitenlampen, grote briefkasten, umts installatie-onderdelen, airco's en schotelantennes.

Vergunningvrij

• Het aanbrengen van kleine toevoegingen zoals lampen (niet groter dan 20 x 20 cm), camera’s (niet groter dan 10 x 20 cm) en losse brievenkasten (niet groter dan 25 x 40 cm).

Uitvoeringsrichtlijnen

  • Aan te brengen reclames moeten voldoen aan de gemeentelijke welstandnota.

  • Voorzieningen die een reversibele toevoeging zijn, zoals lampen, camera’s, losse brievenkasten en reclame-uitingen, mogen niet in natuurstenen onderdelen worden bevestigd. Een uitzondering vormen natuurstenen elementen waarin een speciale voorziening is aangebracht voor het ophangen van buitenlampen.

  • Alle voorzieningen dienen te worden bevestigd met RVS bevestigingsmateriaal en kunststof pluggen, zodat beschadiging van het metselwerk als geheel zo veel mogelijk wordt vermeden. Na het t.z.t. verwijderen van de voorziening kunnen de gaten worden hersteld.

  • Voor de bevestiging van elementen aan de gevel en voor kabeldoorvoeren dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van reeds bestaande gaten of doorvoeren.

  • Bestaande niet meer in gebruik zijnde bekabeling dient te worden verwijderd, waarbij de bevestigingsgaten en eventuele schade zorgvuldig worden weggewerkt.

Betonwerk

Uitgangspunten en toelichting

• In de twintigste eeuw nam de toepassing van beton een grote vlucht. Het beton is vaak essentieel voor de architectuur van de gebouwen uit die periode.

Vergunningplichtig

• Vervanging van beton in het zicht zoals balkons, luifels, gevelbanden, lateien en dakranden.

Vergunningvrij

• Onderhoud/betonreparatie.

5. KOZIJNEN, RAMEN EN DEUREN

 

Uitgangspunten

  • Bestaande vensters, deurpartijen en winkelpuien dienen zo veel mogelijk te worden gehandhaafd.

  • Nieuwe dakkapellen, dakramen en doorbraken zijn alleen toegestaan indien er geen monumentale onderdelen van de kap worden aangetast.

  • De vormgeving kan zowel historiserend als eigentijds zijn, in overleg met monumentenzorg en welstand.

  • Glazen dakpannen worden gezien als dakramen.

Vergunningplichtig

  • Het aanbrengen van een doorvalbeveiliging.

  • Het volledig vervangen van een raam, kozijn of deur.

  • Het veranderen van de kozijn- of raamindeling.

  • Het veranderen van de ramen t.b.v. isolatieglas.

Vergunningvrij

  • Het herstellen van houtrot.

  • Het vervangen van houten onderdelen welke door houtrot onherstelbaar zijn beschadigd.

Uitvoeringsrichtlijnen

  • Het volledig vervangen van historische vensters, deurpartijen en (winkel)puien die nog hersteld kunnen worden of nog in goede staat verkeren, is niet toegestaan. Zijn onderdelen van een historisch venster, winkelpui of deurpartij slecht, dan wordt niet het gehele element maar alleen de slechte onderdelen vervangen. De detaillering en de afmetingen van de nieuwe onderdelen van historische vensters of deurpartijen moet worden aangepast aan de bestaande detaillering en afmetingen en uitgevoerd in dezelfde houtsoort.

  • Stalen vensters en deurpartijen mogen alleen worden vervangen indien herstel niet mogelijk is.

  • Voor de reparatie van historische vensters, deurpartijen en winkelpuien moeten oude, beproefde verbindingstechnieken worden toegepast. Het handhaven van een demontabele constructie heeft het voordeel dat de constructie voor reparatie altijd weer uit elkaar kan worden genomen.

  • In geval van herstel of vervanging van stalen elementen, zijn bouwtechnische verbeteringen toegestaan mits het oorspronkelijke uiterlijk gehandhaafd blijft. Detaillering en uitvoering moeten in overleg met de gemeente geschieden.

  • Het terugbrengen van een oudere roedenverdeling is toegestaan indien:

    • voor de vroegere aanwezigheid sporen of historische bewijzen aanwezig zijn;

    • de overige architectuur van het pand en de omgeving daarmee niet conflicteert;

    • geen authentieke, waardevolle, bij een latere fase behorende ramen daarvoor moeten

  • verdwijnen.

  • Het is niet toegestaan om openingen tussen kozijn en muur met kit af te dichten. De naden tussen kozijn en gevel moeten met een damp-open voeg van kalkspecie worden afgedicht. Door kit als materiaal te gebruiken op oude houten constructies kan de mogelijkheid tot uittreding van vocht worden geblokkeerd.

  • Voor schilderwerk moet men damp-open verfsystemen gebruiken. Omdat oudere houtconstructies vanwege de aard van de omliggende constructie vaak meer vochtbelast zijn dan de tegenwoordige constructies is het beter een damp-open verfsysteem toe te passen.

  • Wanneer het noodzakelijk is oude verflagen te verwijderen, moet eerst ter plekke een kleuronderzoek worden uitgevoerd door een gespecialiseerd bedrijf.

  • De te vervangen houten onderdelen moeten dezelfde zwaarte en profilering krijgen als de bestaande.

  • De toe te passen houtsoorten dienen overeenkomstig het bestaande werk te zijn.

  • Het plaatsen van roosters en suskasten in glasvlakken, kozijnen en ramen is in principe niet toegestaan. Doordat schuiframen op natuurlijke wijze ventileren door naden en kieren is het aanbrengen van ventilatievoorzieningen zelden nodig.

 

Toelichting

  • De oorspronkelijke vensters en deurpartijen zijn mede bepalend voor de verschijningsvorm van het monument. Bestaande historische vensters en deurpartijen dienen daarom gehandhaafd te worden.

  • Historische venster- en deurpartijen behoren tot de monumentale waarden van een pand. Het streven om deze onderdelen zoveel mogelijk aan de huidige normen te laten voldoen, mag nooit leiden tot aantasting van de monumentale waarden of integraal vervangen van de onderdelen. Indien een kozijn vanuit monumentaal oogpunt niet is aan te passen moet naar andere oplossingen gezocht worden.

  • Indien de technische staat van het venster (kozijnen, ramen, deuren en luiken) zo slecht is dat het volledig vervangen moet worden, geldt als regel dat het nieuwe onderdeel overeenkomstig het oorspronkelijke wordt gemaakt. Aan het vernieuwen van vensters en deurpartijen in oude vorm kleven in sommige situaties bezwaren.

  • De oude verflagen bevatten veel informatie over de geschiedenis van het pand en het betreffende bouwdeel.

6. BEGLAZING

 

Uitgangspunten

  • Historisch glas dient zoveel mogelijk gehandhaafd te blijven.

  • De beglazing vormt vaak een belangrijk element van de architectuur en de monumentale waarde van een pand.

  • Onder isolerende beglazing wordt zowel dubbel glas als gelaagd glas met isolerende eigenschappen verstaan.

  • Isolerende beglazing, waaronder dubbel glas, wordt soms onder voorwaarden toegestaan. Hiervoor bestaat tegenwoordig speciale stopverf waardoor het aanzicht meer ‘overeenkomstig het oorspronkelijke’ lijkt.

  • Dubbele beglazing is alleen toegestaan indien het geen onevenredige aantasting vormt van de monumentale waarden. Alleen dubbel glas met zwarte afstandprofielen ertussen is toegestaan.

  • In toenemende mate wordt isolerende beglazing ontwikkeld die in afmetingen en verschijningsvorm enkel glas benaderd.

  • Het plaatsen van roosters en suskasten in glasvlakken is niet toegestaan.

Vergunningplichtig :

  • Het aanbrengen van een andere soort beglazing.

  • Het aanbrengen van dubbel glas, voorzetbeglazing (buitenzijde).

  • Het plaatsen van beschermende voorzetbeglazing bij glas-in-loodramen.

  • Het aanbrengen van plakroeden.

  • Het vervangen van stopverf door glaslatten.

Vergunningvrij

  • Het vervangen van een kapotte ruit (in hetzelfde materiaal).

  • Het aanbrengen van achterzetbeglazing (binnenzijde), tenzij dit schade teweeg brengt aan bijzondere monumentale waarden van het venster en/of het interieur.

  • Werkzaamheden aan glas-in-loodramen zoals het herstel en plaatsen of vervangen van brugstaven.

Uitvoeringsrichtlijnen

  • Het glas dient op de oorspronkelijke wijze te worden vast gezet.

  • Het gebruik van siliconenkit bij glas in lood is niet toegestaan.

  • Bij gebrandschilderd glas mogen alkalische of ionogene reinigingsmiddelen niet worden gebruikt.

  • Getrokken glas heeft de voorkeur ten opzichte van floatglas, vooral in die gevallen dat er roeden in de ramen aanwezig zijn. Getrokken glas dient in de hele gevel verticaal geplaatst worden.

  • Indien de afmetingen van de sponningen van het bestaande raam/deur voldoende zijn om verantwoord isolatieglas aan te brengen, dan is dit toegestaan.

  • Indien de afmetingen van het raam onvoldoende zijn voor het aanbrengen van dubbele beglazing, mogen de ramen worden vervangen indien: de bestaande ramen geen monumentale waarden vertegenwoordigen en/of in die mate in slechte technische staat verkeren dat ze niet zijn te handhaven.

  • Indien een bestaand raam geen monumentale waarden vertegenwoordigt moet het nieuwe raam in detaillering en materialisatie aansluiten bij het monument, indien het bestaande raam in het verleden al eens ter vervanging van een historisch raam is aangebracht.

  • Indien een raam wel monumentale waarden vertegenwoordigt maar onherstelbaar is aangetast, mag het raam worden vervangen en kan dubbele beglazing worden toegepast, mits het uiterlijk en de detaillering van het nieuwe raam zoveel mogelijk het oude raam benaderen. Hierbij moet het aanzicht vanaf de buitenzijde ongewijzigd blijven en de profilering aan de binnenzijde exact worden nagemaakt.

  • Bij het toepassen van dubbele beglazing dienen de afstandsprofielen te worden uitgevoerd in zwart.

  • Schijnroeden, kunststof roeden en roedeverzwaringen zijn niet toegestaan.

  • De ruimte tussen het raam en het achterzetraam dient heel licht met buitenlucht geventileerd te worden.

7. DAKEN

 

Dakbedekkingen algemeen

Uitgangspunten

  • De bestaande historische dakbedekking dient te worden gehandhaafd.

  • De oorspronkelijke dakbedekking is vaak in samenhang met de architectonische uitdrukkingsvorm gekozen. Wanneer de dakbedekking in het verleden is vervangen door een product dat historisch gezien niet bij de architectuur past, kan deze dakbedekking zo mogelijk (bij voorkeur) bij een restauratie worden vervangen door de oorspronkelijke dakbedekking.

Vergunningplichtig

  • Het aanbrengen van een nieuwe dakbedekking die afwijkt van de bestaande dakbedekking. Let hierbij ook op kleur, type, fabrikant of natuursteengroeve.

  • Het aanbrengen van PV-panelen en zonnecollectoren.

  • Het aanbrengen van warmte-isolatie op een (plat)dak wanneer hierdoor de details van de randaansluitingen van het dak veranderd moeten worden.

  • Het aanbrengen van klimijzers en andere veiligheidsvoorzieningen.

Vergunningvrij

  • Het vervangen van gebroken of zeer slechte pannen voor minder dan 50% per dakvlak.

  • Het vervangen of bijsteken van riet.

  • Het vervangen van niet meer dan 20% van de leien.

  • Bitumineuze dakbedekking: het vervangen van de dakbedekking van een plat dak.

Timmerwerk algemeen

Uitgangspunten

  • De te vervangen houten onderdelen dienen op historisch verantwoorde wijze te worden uitgevoerd, waarbij de bestaande detaillering en vormgeving, indien juist, als uitgangspunt dient.

  • De te vervangen houten onderdelen moeten dezelfde zwaarte en profilering krijgen als de bestaande.

  • De toe te passen houtsoorten dienen overeenkomstig het bestaande werk te zijn.

  • Voor het herstel van houten elementen zoals dakgoten, windveren, dekplanken, gevel- en dakbeschoeiing, dient massief hout te worden gebruikt. Toepassing van multiplex, kunststof, kunststof-verlijmde vezelplaten, mdf en hiermee vergelijkbare plaatmaterialen is niet toegestaan.

  • Bij houtaantasting moet het uitvoerend bedrijf na uitvoering van de bestrijding een schriftelijke garantie van tenminste vijf jaar afgeven, dit in verband met de cyclustijd van de larven.

Houten kappen en balklagen

Vergunningplichtig

  • Het aanbrengen van dakvensters, dakkapellen en trappen.

  • Het maken of het wijzigen van een raveling.

  • Het vervangen van balken.

Uitvoeringsrichtlijnen

  • Onderdelen die zijn aangetast door insecten mogen pas vervangen worden als de onderdelen onvoldoende draagvermogen hebben en/of bestrijding niet mogelijk is. Dit dient in overleg met de gemeente te worden vastgesteld.

  • Door schimmel en zwam aangetaste onderdelen mogen geheel worden vervangen.

  • Nieuw aan te brengen dakvensters, dakkapellen en trappen tussen de bestaande balken plaatsen. Bij trappen bij voorkeur de oude trapgaten gebruiken.

  • Het verwijderen van balken is niet toegestaan. Ogenschijnlijk overbodige balken blijken na jaren vaak toch een constructieve functie te hebben (gehad). Deze balken hebben tevens een cultuurhistorische c.q. bouwhistorische waarde.

  • Het verlagen of verhogen van een historische balklaag is niet toegestaan.

  • Kapspanten mogen niet worden verwijderd of verzaagd.

Dakbeschot

Vergunningplichtig

  • Het aanbrengen van dakvensters, dakkapellen.

  • Het vervangen van dakbeschot.

  • Het wijzigen van bestaande balklagen en het toevoegen van constructiedelen.

  • Het wijzigen van historisch beschilderde balken en balken met historische verfrestanten.

  • Het gebruik van epoxyhars en fiberstaven.

  • Het dakbeschot voorzien van isolatie aan de buitenzijde.

  • Isolatie aanbrengen aan de binnenzijde tegen het dak.

  • Onbeschoten kappen voorzien van dakbeschot.

Vergunningvrij

  • De onderhoudswerkzaamheden aan de kappen en balklagen mits uitgevoerd conform deze UIMRH.

  • Het vervangen van alleen de slechte stukken van het dakbeschot tot een maximum van 25%.

  • Het herstellen van dakbeschot voor minder dan 50% van het dakvlak.

  • Het vervangen van de panlatten.

Uitvoeringsrichtlijnen

  • Het bestaande dakbeschot handhaven, tenzij dit asbesthoudende beplating betreft.

  • Onbeschoten kappen mogen worden beschoten.

  • Indien het bestaande dakbeschot aantoonbaar slecht is en vervangen moet worden, dienen de herstellingen te worden uitgevoerd in hout van dezelfde soort, profilering en afmetingen als in de bestaande toestand.

  • Isolatie aan de buitenzijde van de kap, om zodoende een warm-dak constructie te creëren, mag alleen worden toegepast indien de daklijn niet voorbij de gevellijn komt en de dakbedekking nog voldoende af kan wateren in de dakgoot. Ook mag er geen verandering optreden bij aansluitingen bij schoorstenen, gevels, daklijsten en dakkapellen.

  • In alle andere gevallen dient binnenisolatie te worden toegepast (koud-dak constructie), waarbij een goede ventilatie tussen isolatie en dakbeschot moet worden gewaarborgd en aan de warme zijde een dampremmende folie wordt toegepast.

  • Afdichtingsmiddelen als kit en PUR-schuim zijn niet toegestaan.

  • Historische kappen dienen voldoende te worden geventileerd.

Dakpannen

Uitvoeringsrichtlijnen

  • Bij het afnemen van de pannen dienen deze gesorteerd te worden en de bruikbare exemplaren, dat wil zeggen pannen waarvan de levensverwachting nog 15 jaar of langer is, te worden hergebruikt.

  • Indien mogelijk het voordakvlak dekken met oude pannen.

  • Bij inboeten en vernieuwen van panbedekking dienen nieuw aan te brengen pannen in vorm, type en kleur overeen te komen met de oorspronkelijke, historisch juiste pannen.

  • Dakpannen vervangen door betonpannen is niet toegestaan (tenzij ze al aanwezig zijn).

  • De nok- en hoekkepervorsten dienen met behulp van een gewapende kalkspecie te worden aangebracht. De kalkmortel kan, indien nodig, iets worden bijgekleurd.

  • Het toepassen van zogenaamde moderne ondervorsten is niet toegestaan.

  • De eventueel toe te passen panhaken en -klemmen dienen in roestvast staal te zijn uitgevoerd.

  • Indien een dak gedekt is met een niet meer verkrijgbare pan, wordt in overleg met de gemeente een oplossing gezocht. Meestal is het vergunningplichtig.

Leien

Uitvoeringsrichtlijnen

  • De toe te passen leien moeten vrij zijn van breuk, insluitingen, schadelijke verbindingen zoals kalk, ijzer, zwavel en bitumineuze verbindingen.

  • Kunstleien of andere producten ter vervanging van natuurleien zijn niet toegestaan, tenzij deze reeds aanwezig zijn op het dak.

  • Bij inboeten en vernieuwen van leibedekking dienen de nieuw aan te brengen leien in kleur, afmetingen en vorm, alsmede ten aanzien van de wijze waarop het dak wordt gedekt, overeen te komen met de bestaande leidekking.

  • Bij partieel herstel dient de bestaande leidekkingswijze te worden aangehouden. Bij gehele vernieuwing dient zo mogelijk en bekend de oorspronkelijke leidekkingswijze te worden aangehouden.

  • Indien er twijfel bestaat omtrent de kwaliteit van bestaande leien, kunnen ook oude leien worden gekeurd.

Riet

Uitvoeringsrichtlijnen

  • Voor zover er herstelwerk aan de dakconstructie plaatsvindt, waar rondhout zit of heeft gezeten, moet ook weer rondhout worden toegepast.

  • Bij killen mogen geen zinken goten worden toegepast, doch het riet moet steeds in de killen worden doorgedekt.

  • De wijze van nokafwerking dient in materiaal, vorm en kleur overeen te komen met de oorspronkelijke en historisch juiste nokafwerking.

Lood, koper en zink

Uitgangspunten

  • Naast de bekende toepassingen dient extra aandacht te worden geschonken aan bijzondere elementen en decoraties in lood, koper of zink.

  • Koper, lood en zink moeten bij restauraties op dezelfde wijze worden toegepast als in de bestaande situatie (mits deze goed is) met gebruikmaking van traditionele bevestigingsmethoden.

Vergunningplichtig

• Het vervangen van bijzondere koper-, lood- en zinkelementen.

Vergunningvrij

  • Het vervangen van koperen-, loden- en zinken goten, hemelwaterafvoeren, aansluitingen en afdekkingen.

  • Het plegen van onderhoud en herstel.

Uitvoeringsrichtlijnen

  • Voor aanvang van de werkzaamheden moeten een inventarisatie en een beschrijving worden gemaakt van bijzondere elementen zoals ornamenten, trotseerloodjes, pironen en gedecoreerde vergaarbakken.

  • Een platte kraal mag niet worden vervangen door een ronde kraal.

  • Metaalwerk mag niet worden gelijmd.

  • Toepassing van PVC is niet toegestaan.

  • Het loodwerk dient uitsluitend met koper vernageld te worden uitgevoerd. Het gebruik van gegalvaniseerde nagels is niet toegestaan.

  • Het loodwerk dient ter plaatse van muuraansluitingen door middel van loodproppen in voldoende diep uitgehakte of uitgeslepen voegen (30 millimeter diep) te worden vastgezet en daarna te worden afgevoegd.

  • Alle aansluitingen op schoorstenen e.d. dienen door middel van muurlood en loketten te worden uitgevoerd met loodproppen in voldoende diep uitgehakte of uitgeslepen voegen (30 millimeter) vastgezet en daarna te worden afgevoegd.

  • Bevestiging van lood- en zinkbekleding dient zodanig te geschieden dat het materiaal volledig vrij kan werken.

Aanwijzingen

• In overleg met de gemeente kan zink eventueel door lood of koper worden vervangen. Het gebruik van koper is toelaatbaar voorzover het water dat van het koper afloopt niet in een zinken goot of buis terecht kan komen.

 

Nieuwe dakkapellen en dakramen

Uitvoeringsrichtlijnen

  • De voorzieningen moeten tussen de spanten en gordingen worden aangebracht. Voor het aanbrengen van een daglichtopening in een sporenkap is geen richtlijn gegeven, dit moet apart worden beoordeeld.

  • Bij dakramen gaat de voorkeur uit naar het classico dakraam of gelijkwaardig.

 

8. SCHILDERWERK

 

Uitgangspunten

  • Oude verflagen die goed vastzitten dienen te worden gehandhaafd.

  • Er dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van hetzelfde type verf als waar overheen geschilderd wordt, tenzij dit verf is die niet meer mag worden gebruikt.

Vergunningplichtig

  • Het overschilderen in een andere kleur.

  • Het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de oude, historisch waardevolle verflagen.

Vergunningvrij

• Het overschilderen in dezelfde verfsoort en kleur als bestaand.

9. NATUUR- EN KUNSTSTEEN

 

Uitgangspunten

  • Natuursteen mag pas vervangen worden als herstel niet mogelijk is.

  • Vrijkomend natuursteen bij voorkeur hergebruiken binnen het pand of anders in een ander monument. Bijvoorbeeld het natuursteen van stoepen of gangen.

Vergunningplichtig

  • Vervangen van natuurstenen onderdelen.

  • Afwijkingen van de bestaande situatie.

Vergunningvrij

• Herstel en reparatie van maximaal 15% zonder dat vervanging nodig is.

Uitvoeringsrichtlijnen

  • Ernstig aangetaste natuurstenen elementen waarvan het materiaalverlies door verwering meer dan 50% is ten opzichte van het volume van het oorspronkelijke element, mogen vervangen worden door een kopie van dezelfde steensoort. Voor ornamenten kan, indien de expressie volledig verloren is gegaan, het element vervangen worden door een kopie in dezelfde steensoort.

  • Wanneer meer dan 15% van het oppervlak gerepareerd moet worden is inboeting van een nieuw stuk natuursteen van dezelfde soort, kleur en afwerking toegestaan.

  • De te vervangen natuursteen onderdelen of constructies dienen overeenkomstig de bestaande, historisch juiste soort en detaillering te worden uitgevoerd. Vervangen onderdelen dienen ter controle te worden bewaard.

  • Indien een natuursteensoort niet meer voorradig is kan in overleg met de gemeente (monumentenzorg) een alternatieve steensoort of reparatiemethode worden gezocht.

  • Nieuw aan te brengen natuursteen dient eenzelfde afwerking te krijgen als in de bestaande situatie.

  • Het toe te passen natuursteen dient op ambachtelijke wijze door middel van hakken, frijnen e.d. te zijn verwerkt.

10. TRAPPEN EN BALUSTRADEN

 

Uitgangspunten

  • Historische stoepen, bordessen en trappen inclusief de leuningen en hekken mogen alleen worden vervangen met een omgevingsvergunning.

  • Indien een natuurstenen trap slecht is moeten de natuurstenen elementen hergebruikt worden. Onderdelen mogen pas worden vervangen indien zij aantoonbaar slecht zijn en herstel niet mogelijk is.

  • Nieuw te vervaardigen onderdelen dienen op historisch verantwoorde wijze te worden uitgevoerd, waarbij de bestaande afwerking, detaillering en vormgeving, als uitgangspunt dienen.

Vergunningplichtig

  • Veranderingen van de bestaande situatie.

  • Vervanging.

Vergunningvrij

• Onderhoudswerkzaamheden. Niet het vervangen van trapdelen zoals treden en stootboorden.

Natuurstenen buitentrappen en balustraden

Uitvoeringsrichtlijnen

  • Indien mogelijk dienen de treden gelijmd te worden, bijvoorbeeld bij een klein aantal breuken.

  • De bevestiging van ijzeren onderdelen in natuursteen moet in lood gebeuren. Aan historische gietijzeren traphekken mag niet gelast worden.

  • Bij onderhoud of herstel van smeedijzeren onderdelen zoals tuinhekken, gevelankers en ander siersmeedwerk, dient al het ijzerwerk volledig van oude verflagen en roest te worden ontdaan.

Houten trappen en balustraden

Uitvoeringsrichtlijnen

  • Trappen die een monumentale waarde vertegenwoordigen, moeten zoveel mogelijk op de bestaande plek worden gehandhaafd.

  • Nieuw aan te brengen trappen moeten bij voorkeur tussen de bestaande balken worden geplaatst. Zo mogelijk dient het oude trapgat te worden gebruikt.

  • Onderdelen van historische trappen mogen pas worden vervangen, indien deze aantoonbaar slecht zijn en herstel niet meer mogelijk is.

  • Toepassing van multiplex, kunststof, kunststof-verlijmde vezelplaten, mdf en hiermee vergelijkbare plaatmaterialen is niet toegestaan.

11. BOUWKUNDIGE KANAALELEMENTEN

 

Schoorstenen en ventilatiekanalen

Uitgangspunten

  • Bestaande schoorstenen, schoorsteenkappen en schoorsteenkanalen moeten worden gehandhaafd.

  • Gebruik de bestaande rookgasafvoer- en ventilatiekanalen.

  • Een gemetselde schoorsteen heeft de voorkeur boven een andere schoorsteen.

  • Bestaande gemetselde historische schoorstenen mogen niet worden gesloopt.

  • Schoorsteenkappen dienen te worden gehandhaafd.

Vergunningplichtig

• Het plaatsen van nieuwe schoorstenen, ventilatie-uitmondingen en het aanbrengen van nieuwe rookgaskanalen.

Vergunningvrij

• Onderhouds- en restauratiewerkzaamheden.

Uitvoeringsrichtlijnen

  • Ten behoeve van nieuwe schoorstenen, rookgas- en ventilatiekanalen mogen geen monumentale waarden worden aangetast. De volgende wijzigingen zijn niet toegestaan:

  • balken doorzagen;

  • het doorbreken van historische plafonds, decoratief beschilderde plafonds, stucplafonds, vloerafwerkingen, wandafwerkingen en -bekledingen.

  • Bij hergebruik van een bestaand kanaal moet de luchtdichtheid worden gecontroleerd.

  • Nieuw aan te brengen rookgas- en ventilatiekanalen dienen van onbrandbaar materiaal te zijn gemaakt.

  • Bestaande rookkanalen en schoorstenen kunnen vaak gebruikt worden voor het wegwerken van moderne rookgasafvoeren, beluchtingskanalen, etc.

12. DUURZAAMHEID/ENERGIEBESPARENDE MAATREGELEN

 

Uitgangspunten

  • Dit betreft wanden, vloeren, daken.

  • De aanwezige monumentale waarden zijn samen met de technische en fysische condities van het monument bepalend voor de mogelijk te nemen energiebesparende maatregelen. Indien een maatregel of voorziening de monumentale waarden aantast of de technische conditie van het monument ondermijnt moet van de maatregel of voorziening worden afgezien of met een minder niveau genoegen worden genomen.

  • Omdat een monument door warmte-isolatie op termijn beschadigd kan worden is de regel in de praktijk: bij twijfel geen warmte-isolatie aanbrengen.

  • Aantasting van de monumentale waarden door na-isolatie moet zoveel mogelijk worden voorkomen.

  • Soms kan een bouwfysisch rapport vereist zijn om aan te tonen dat na-isoleren niet schadelijk is voor het monument.

Vergunningplicht

  • Aanbrengen van alle energiebesparende maatregelen, behalve op een plat dak wanneer hierdoor de details van de randaansluitingen van het dak niet veranderd behoeven te worden.

  • Het aanbrengen van zogenaamde 'groene daken'.

Vergunningvrij

• Het aanbrengen van warmte-isolatie op een plat dak, mits hierdoor de details van de randaansluitingen van het dak niet veranderd hoeven te worden.

Uitvoeringsrichtlijnen

  • Het is van belang dat de te nemen maatregelen op elkaar zijn afgestemd. Er zijn maatregelen denkbaar waarvan het doorvoeren vanuit monumentaal oogpunt niet bezwaarlijk zou zijn, maar die in combinatie met elkaar de thermische of fysische balans verstoren.

  • Het aanbrengen van dampremmende folies is essentieel voor het monument. Dit om condensatie van vocht in de constructie te voorkomen.

Toelichting

  • Het isoleren van monumenten leidt vaak tot problemen. Aangezien monumentale gebouwen thermisch lek zijn zullen koudebruggen, bijvoorbeeld bij vloeren en stabiliteitswanden, onvermijdelijk zijn. Hierdoor kan inwendige condensatie optreden vaak juist bij balkopleggingen en gevelankers wat tot ernstige schade leidt.

  • Een belangrijke combinatie is die van kierdichting en ventilatie. In oude gebouwen komen meer naden en kieren voor dan in nieuwe gebouwen. Hierdoor worden oude gebouwen van nature geventileerd en worden vochtproblemen voorkomen. Wanneer naden en kieren worden afgedicht middels strippen en kitten, vermindert de natuurlijke ventilatie. Het is tegenstrijdig, maar bij na-isolatie en kierdichting, moeten in alle kamers ventilatieroosters (ventilatietoevoer) worden aangebracht en is ook een goede afvoer noodzakelijk (via keuken, badkamer en toilet).

  • Naast de reguliere dubbele beglazing en isolatiematerialen komen steeds meer producten in de handel met redelijke of goede isolerende eigenschappen die, bijvoorbeeld door een geringere dikte, een oplossing kunnen bieden voor problemen die zich voordoen bij het na-isoleren van monumenten. Dubbele beglazing bijvoorbeeld is vaak te dik om in bestaande ramen aan te brengen en verstoort het uiterlijk van het monument. Sinds de opmars van isolerende beglazing in de jaren-1970 is Monumentenzorg zeer terughoudend geweest met het verstrekken van monumentenvergunningen voor dubbele beglazing. Inmiddels is isolerende beglazing verkrijgbaar met bijna dezelfde dikte als enkel glas (zie ook hoofdstuk beglazing).

 

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 8 januari 2019

A.C. van Eck, A.C. Hofland

Secretaris, griffier

Naar boven