Besluit tot 3e wijziging van de Beleidsregels re-integratie Participatiewet

Burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom;

 

Overwegende dat het wenselijk is de regels ter uitvoering van de Re-integratieverordening Participatiewet aan te passen;

 

Gelet op het bepaalde in de Re-integratieverordening Participatiewet;

 

Besluiten:

 

Vast te stellen de volgende regeling: het Besluit tot 3e wijziging van de Beleidsregels re-integratie Participatiewet

Artikel I  

De beleidsregels re-integratie Participatiewet worden als volgt gewijzigd:

 

A

De titel van hoofdstuk 3 komt te luiden: Werkstage en leerwerktraject

 

Aa

Na artikel 3.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.2. Leerwerktraject

1. Een leerwerktraject heeft tot doel het ontwikkelen van relevante competenties die aansluiten bij zo regulier

mogelijk werk oftewel het job-ready maken van een kandidaat.

2. Een leerwerktraject wordt uitgevoerd in de vorm van werken met behoud van uitkering.

3. Een leerwerktraject duurt zo kort mogelijk en in beginsel maximaal 6 maanden. Voor zover noodzakelijk kan

deze periode eenmalig met maximaal 6 maanden worden verlengd.

 

B

Aan artikel 8.5 wordt na lid 3 een nieuw lid toegevoegd, luidende:

4. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 8.4, lid 4, van deze beleidsregels, gelden voor de jaren 3 en

verder de bedragen zoals genoemd in lid 1 bij ’jaar 2’.

 

C

Artikel 10.6, lid 1, onderdeel c, vervalt.

 

D

Artikel 10.7, lid 4, komt te luiden:

Hetgeen onverschuldigd is betaald, wordt op grond van artikel 4.57 van de Algemene wet bestuursrecht teruggevorderd.

 

E

Artikel 11.6, lid 3, komt te luiden:

De definitieve vaststelling van de loonkostensubsidie vindt achteraf per kwartaal plaats. Het college kan van de werkgever verlangen de hiervoor noodzakelijke bewijsstukken te overleggen.

 

F

Artikel 11.7 komt te luiden:

Vaststelling en terugvordering structurele loonkostensubsidie

1. Conform het bepaalde in artikel 11.6, lid 3, van deze beleidsregels vindt de definitieve vaststelling van de

subsidie periodiek achteraf plaats.

2. De hoogte van de subsidie wordt afgestemd op het werkelijke aantal maanden of gedeelten van maanden

waarover - op basis van het in de arbeidsovereenkomst opgenomen aantal uren - ook daadwerkelijk loon is

betaald en de werkgever hiervoor geen vergoeding in het kader van een no-riskpolis heeft ontvangen.

3. Indien de betaalde voorschotten als bedoeld in artikel 11.6, lid 1, van deze beleidsregels hoger zijn dan de

definitief vastgestelde subsidie, wordt hetgeen onverschuldigd is betaald op grond van artikel 4.57 van de

Algemene wet bestuursrecht teruggevorderd.

 

G

Aan artikel 12.4 wordt na lid 2 een nieuw lid toegevoegd, luidende:

3. Van de kosten voor een periodieke vervoersvoorziening komt een bedrag van maximaal € 2.700,00 per

periode van twaalf maanden voor vergoeding in aanmerking. Bij een periode korter dan 12 maanden wordt

de vergoeding naar evenredigheid vastgesteld.

 

H

Aan artikel 13.2 wordt, onder vernummering van lid 4 tot lid 5, een nieuw lid ingevoegd, luidende:

4. De vergoeding als genoemd in lid 1 tot en met lid 3 bedraagt maximaal € 2.700,00 per periode van twaalf

maanden. Bij een periode korter dan 12 maanden wordt de vergoeding naar evenredigheid vastgesteld.

 

Artikel II  

 

A

Overgangsbepaling

De belanghebbende die over de maand voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit een vergoeding ontvangt voor een periodieke vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 12.4 of voor reiskosten als bedoeld in artikel 13.2 van de Beleidsregels re-integratie Participatiewet en waarbij toepassing van dit wijzigingsbesluit leidt tot een lagere vergoeding, behoudt die hogere vergoeding bij voortduring van het dienstverband doch uiterlijk tot 1 oktober 2019.

 

B

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2019.

 

 

 

Vastgesteld bij B&W-besluit d.d. 26 maart, 2019.

Naar boven