Verordening tot wijziging van de APV gemeente Simpelveld 22 juli 2017

De raad van de gemeente Simpelveld:

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 januari 2019;

 

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

vast te stellen de :

 

Verordening tot wijziging van de APV gemeente Simpelveld 22 juli 2017

Artikel 1  

Artikel 2.2 van de verordening wordt gelezen als volgt:

Artikel 2.2. Melding betogingen en openbare plaatsen wordt gelezen als volgt:

  • 1.

    Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, meldt dit vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk aan de burgemeester.

  • 2.

    De melding bevat:

    • a.

      naam en adres van degene die de betoging houdt;

    • b.

      het doel van de betoging;

    • c.

      de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

    • d.

      de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

    • e.

      voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en

    • f.

      maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • 3.

    Iemand die schriftelijk meldt, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de melding is vermeld.

  • 4.

    Als het moment van de schriftelijke melding valt op een vrijdag na 12.00 uur, een melding plaats om uiterlijk 12.00 uur op de donderdag voorafgaand aan de genoemde dagen.

  • 5.

    De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid genoemde termijn verkorten en een mondelinge melding in behandeling nemen.

Artikel 2  

 

Artikel 2.5 van de verordening wordt gelezen als volgt:

Artikel 2:5 Voorwerpen op of aan de weg

  • 1.

    Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als het gebruik schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg.

  • 2.

    Het college kan in het belang van de openbare orde en veiligheid of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen, uitstallingen, steigers, containers en reclame(borden).

  • 3.

    Het bevoegde bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 5.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:18;

    • b.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:16; en

    • c.

      overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.

  • 6.

    Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 3  

 

Artikel 2.18 van de verordening wordt gelezen als volgt:

Artikel 2:18 Begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoopvoorstellingen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:19 van deze verordening;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in artikel 2:4 en 2:36 van deze verordening;

    • g.

      een voetbalwedstrijd als bedoeld in artikel 2:21 van deze verordening.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:2 van deze verordening, op de weg;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    • e.

      een straatfeest of buurtbarbecue op één dag (klein evenement).

    • f.

      een wielertoertocht vanaf 101 deelnemers;

    • g.

      een georganiseerde toertocht vanaf 50 gemotoriseerde voertuigen;

    • h.

      een vechtsportwedstrijd of -gala.

Artikel 4  

Artikel 2.24 van de verordening wordt gelezen als volgt:

Artikel 2:24 Sluitingstijd

  • 1.

    Openbare inrichtingen zijn gesloten op maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 07.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 07.00 uur (sluitingstijd).

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, is het de exploitant van een horecabedrijf verboden, een bij het horecabedrijf behorend terras geopend te hebben en daar bezoekers toe te laten van zondag tot en met donderdag tussen 23.00 uur en 10.00 uur en op vrijdag en zaterdag tussen 24.00 uur en 10.00 uur.

  • 3.

    Para-commerciële instellingen (afdeling 8A) moeten een half uur na einde van de schenktijd zijn gesloten waarbij in ieder geval de in het eerste lid genoemde tijden niet mogen worden overschreden.

  • 4.

    Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.

  • 5.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.

  • 6.

    Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:23, derde lid onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

  • 7.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 5  

Artikel 2.26 van de verordening wordt gelezen als volgt:

Artikel 2:26 Verboden gedragingen

Het is verboden in een openbare inrichting:

  • a.

    de orde te verstoren;

  • b.

    aanwezig te zijn na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten moet zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:25, eerste lid, tenzij het personeel betreft;

  • c.

    op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.

Artikel 6  

Artikel 2.30 van de verordening wordt gelezen als volgt:

Artikel 2:30 Bijeenkomsten bij para-commerciële rechtspersonen

  • 1.

    Het is aan para-commerciële rechtspersonen verboden om per kalenderjaar meer dan drie evenementen te (laten) houden.

  • 2.

    Het is aan para-commerciële rechtspersonen verboden om bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten te houden of laten houden die gericht zijn op personen die niet bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

Artikel 7  

Artikel 2.38 van de verordening wordt gelezen als volgt:

Artikel 2:38 Betreden gesloten woning of lokaal

  • 1.

    Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf, te betreden.

  • 2.

    Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf, te betreden.

  • 3.

    Deze verboden zijn niet van toepassing op personen waarvan de aanwezigheid in de woning, lokaal of daarbij behorend erf wegens een dringende reden noodzakelijk is.

Artikel 8  

Artikel 2.41 van de verordening wordt gelezen als volgt:

Artikel 2:41 Vervoer plakgereedschap e.d.

  • 1.

    Het is verboden op de weg enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing als de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:40.

Artikel 9  

Artikel 2.46 van de verordening wordt gelezen als volgt:

Artikel 2:46 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats:

    • a.

      te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, omheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair en;

    • b.

      zich op te houden op een wijze die aan andere gebruikers of aan bewoners van nabij die openbare plaats gelegen woningen onnodig overlast of hinder berokkent.

Artikel 10  

Artikel 2.58a van de verordening wordt gelezen als volgt:

Artikel 2:58a Gevaarlijke honden op eigen terrein

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester [een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid OF heeft meegedeeld dat hij de hond gevaarlijk acht], dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.

  • 2.

    Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:

    • a.

      op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;

    • b.

      het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en

    • c.

      het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.

Artikel 11  

Artikel 2.73 van de verordening wordt gelezen als volgt:

Artikel 2:73 Drugshandel op straat

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Artikel 12  

Artikel 4.1 van de verordening wordt gelezen als volgt:

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Besluit: Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • b.

    inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;

  • c.

    houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

  • d.

    collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

  • e.

    incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

  • f.

    geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van het Besluit worden aangemerkt als andere geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de desbetreffende inrichting;

  • g.

    geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van het Besluit aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de desbetreffende inrichting;

  • h.

    onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.

Artikel 13  

Artikel 4.2 van de verordening wordt gelezen als volgt:

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

  • 1.

    Het is op de voor door het college, per kalenderjaar, aan te wijzen collectieve festiviteiten, gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen, toegestaan de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening met maximaal 20 dB(A) te overschrijden.

  • 2.

    De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 3.

    Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

  • 4.

    Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

  • 5.

    De geluidsnormen als bedoeld in het eerste lid zijn inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 6.

    Op de dagen als bedoeld in het eerste lid en voor zover artikel 2:24 van deze verordening niet van toepassing is, wordt het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening - uiterlijk om 00.00 uur beëindigd.

Artikel 14  

Artikel 4.3 van de verordening wordt gelezen als volgt:

Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten

  • 1.

    Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening met maximaal 20 dB(A) te overschrijden, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 2.

    Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld;

  • 3.

    Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

  • 4.

    De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan als het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 5.

    De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan als het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, onmiddellijk toestaat.

  • 6.

    Op de dagen als bedoeld in het eerste lid en voor zover artikel 2:24 van deze verordening niet van toepassing is, wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening - uiterlijk om 00.00 uur beëindigd. De geluidsnorm is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) aftrek vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 7.

    De geluidsnorm als bedoeld in het zesde lid geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte.

  • 8.

    Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

Artikel 15  

Artikel 4.5 van de verordening wordt gelezen als volgt:

Artikel 4:5 Overige geluidhinder

  • 1.

    Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

    • 1.

      Bij de beoordeling of sprake is van geluidhinder gelden de geluidsnormen conform de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit. De beoordeling vindt verder plaats aan de hand van de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, 1999.

    • 2.

      Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat omwonenden geluidhinder van dit dier ondervinden.

    • 3.

      Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

    • 4.

      Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 16  

Artikel 5:9 van de verordening wordt gelezen als volgt:

Artikel 5:9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen

Vervallen

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treed in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Wijzigingsverordening APV gemeente Simpelveld 2019”.

     

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 14 maart 2019.

De Raad voornoemd,

De griffier,

Mw mr. M. Dupont

de voorzitter,

de heer mr. R. de Boer

Naar boven