Gemeenteblad van Olst-Wijhe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Olst-Wijhe | Gemeenteblad 2019, 75172 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Olst-Wijhe | Gemeenteblad 2019, 75172 | Beleidsregels |
Beleidsregels Alcohol- en horecasanctiebeleid Olst-Wijhe
Sinds 1 januari 2013 is de burgemeester verantwoordelijk voor het toezicht en handhaving van de Drank- en Horecawet (hierna: DHW). Deze wet beoogt het alcoholgebruik onder met name jongeren terug te dringen en alcohol gerelateerde overlast en verstoring van de openbare orde te voorkomen. De wet kent enkele voor de gemeente belangrijke wijzigingen.
Zo is het toezicht op naleving van vrijwel alle bepalingen van de Drank- en Horecawet overgegaan van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) naar de gemeente. Het toezicht op de Tabakswet is wel bij de NVWA gebleven. De DHW heeft de burgemeester verantwoordelijk gemaakt voor het toezicht op en de handhaving van de DHW. De burgemeester wijst toezichthouders aan. De burgemeester heeft de Buitengewoon Opsporingsambtenaren (hierna: BOA’s) van de gemeente Deventer aangewezen als toezichthouders op de naleving van de DHW, de Wet op de kansspelen en de Algemene plaatselijke verordening, nadere regels en beleidsregels in de zin van de APV en bijzondere wetten. Effectief toezicht heeft een preventieve en een repressieve functie en heeft tot doel om zowel feitelijke vormen van onveiligheid als gevoelens van onveiligheid te verminderen. Het is van belang dat bij de niet-naleving van de Drank- en Horecawet of de Algemene plaatselijke verordening (APV) sancties kunnen worden ingezet, om naleving af te dwingen.
Verder is de leeftijdsgrens voor alcohol van 16 naar 18 jaar verschoven en moeten gemeenten over een preventie- en handhavingsplan beschikken. Vanaf 2014 voert de gemeente Olst-Wijhe controles in het kader van preventie uit met betrekking tot het verkopen en schenken van alcohol onder de 18 jaar. Deze controles worden uitgevoerd door Bureau Horeca Bijzondere Wetten (hierna genoemd BHBW). Ook worden er horecacontroles uitgevoerd door de aangewezen BOA’s.
Het toezicht en de handhaving zijn opgenomen in verschillende documenten:
Het Preventie- en Handhavingsplan, Integrale Aanpak Drank- en Horecawet
Het nieuwe Preventie- en Handhavingsplan Drank- en Horecawet, vastgesteld op 25 februari 2019 is een uitvoeringsplan voor de integrale aanpak op het terrein van educatie, handhaving en regelgeving. Als uitvloeisel van dit plan is deze beleidsregel opgesteld. In de periode 2014-2018 heeft het accent op de preventie gelegen. Aangekondigd is dat in het nieuwe Preventie- en Handhavingsplan in 2019 ook de handhaving en het sanctiebeleid aandacht zullen krijgen. Het nieuwe plan is dan ook gebaseerd op een integrale beleidsvisie waarbij preventie- en handhavingsmaatregelen kunnen worden ingezet bij de aanpak van alcoholgebruik onder jongeren.
Het horecasanctiebeleid zal onderdeel gaan uitmaken van de nota gezondheidsbeleid vanwege de verplichting uit artikel 43a van de Drank- en Horecawet. Hierin is opgenomen dat het preventie- en handhavingsplan (na de eerste maal) elke vier jaar gelijktijdig met de vaststelling van de lokale nota gezondheidsbeleid wordt vastgesteld.
Landelijke handhavingstrategie
De landelijke handhavingstrategie (hierna: LHS) is ontwikkeld vanuit het milieurecht, met oog voor het bredere omgevingsrecht, en heeft in eerste instantie betrekking op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de in artikel 5.1 van de Wabo opgenomen wetten. Toepassing van de landelijke handhavingstrategie leidt tot afgestemd en effectief bestuurs- en/of strafrechtelijk handelen. Daarom is de landelijke handhavingstrategie breder toepasbaar dan alleen op het omgevingsrecht.
Uit het oogpunt van rechtsgelijkheid is het doel van de landelijke handhavingsstrategie ‘uitvoering geven aan de beginselplicht tot handhaven, passend interveniëren bij iedere bevinding, in vergelijkbare situaties vergelijkbare keuzes maken en interventies op vergelijkbare wijze kiezen en toepassen, Lands breed door het bestuurlijk bevoegd gezag / de Omgevingsdiensten, landelijke inspecties, politie en het OM.’
Hiertoe bevat de landelijke handhavingstrategie een duidelijke visie op handhaven en een uitgeschreven en geïnstrumenteerde aanpak. Onder de LHS kunnen specifieke handhavingstrategieën worden uitgewerkt en vastgesteld.
Uitvoeringsprogramma Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving
In het jaarlijks door het college verplicht vast te stellen Uitvoeringsprogramma Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving wordt omschreven hoe de gemeente Olst-Wijhe invulling geeft aan het toezicht en handhaving van de handhavingsopgaven op het gebied van de fysieke leefomgeving. Alle handhavingstaken worden beschreven en vervolgens afgezet tegen de voor uitvoering van de verschillende handhavingsopgaven beschikbare formatieve capaciteit. Daarnaast is dit uitvoeringsprogramma samen met de evaluatie een instrument voor het college en de raad om te sturen.
In dit hoofdstuk zijn algemene zaken met betrekking tot het opleggen van sancties uiteengezet.
Bestuurlijke boete: ook administratieve boete genoemd, is een punitieve (bestraffende) sanctie. De procedures last onder dwangsom (hierna ook genoemd: LOD) en last onder bestuursdwang (hierna ook genoemd: LOB) zijn gericht op het beëindigen van een illegale situatie. De bestuurlijke boete dus niet. Het achterliggende idee is dat het opleggen van een boete een afschrikwekkende werking heeft waardoor dezelfde overtreding in de toekomst niet meer zal worden begaan.
Recidive: Wanneer iemand ooit veroordeeld is en opnieuw een overtreding begaat en daarvoor een sanctiebeschikking krijgt, wordt dezelfde overtreding van de dezelfde overtreder binnen 2 jaar na de 1e sanctiebeschikking beschouwd als recidive.
Voor zover de periode van 2 jaar verstrijkt zonder overtreding door de alcoholverstrekker (exploitant) of alcoholgebruiker, vervalt deze termijn en wordt bij een nadien gepleegde overtreding in beginsel weer gestart met de eerste stap in de sanctiestrategie in de oorspronkelijke sanctiecategorie.
Als de aanbevolen sanctie niet effectief blijkt te zijn, ligt het voor de hand te kiezen voor een ander (effectief) sanctiemiddel;
In het horecasanctiebeleid zijn beleidsregels opgesteld met betrekking tot de wijze waarop door de gemeente handhaving plaatsvindt. Handhaving heeft tot doel bij een geconstateerde overtreding door een horecabedrijf een passende maatregel op te leggen die qua zwaarte zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding. Daarnaast is het een doel om de horecaondernemer duidelijkheid te verschaffen over de te volgen maatregel. Uitgangspunten bij dit beleid zijn en blijven het terugdringen en voorkomen van aantasting van de openbare orde en veiligheid en het woon- en leefklimaat. Daarnaast is één van de speerpunten in de Nota gezondheidsbeleid ‘Terugdringen (schadelijk) alcoholgebruik’, waarbij de focus ligt op de jeugd. De burgemeester is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid in de gemeente. Hij beschikt over een scala aan bestuurlijke middelen om de openbare orde en veiligheid te beschermen.
De sanctiestrategie bestaat uit:
Het doel van het toezicht-, handhavings- en sanctiebeleid is een goede naleving van de Drank- en Horecawet waarin wordt beoogd om schadelijk alcoholgebruik onder jongeren en alcoholgerelateerde openbare ordeproblemen als overlast, agressie en geweld te kunnen aanpakken, herhaling te voorkomen, doorschenken bij dronkenschap te voorkomen, oneerlijke concurrentie tegengaan en duidelijkheid te verschaffen hoe de gemeente omgaat met overtredingen van horecaondernemers. Toezicht en handhaving vinden plaats uit zowel een gezondheid- als een openbare orde perspectief.
Toezicht en handhaving zijn belangrijke instrumenten om naleving te bevorderen. Daarnaast worden ondernemers en paracommerciële rechtspersonen gestimuleerd om de naleving van de DHW te verbeteren. Een goed sanctiebeleid geeft voor alle partijen (inwoners, horecaondernemers, toezichthouders, politie en handhavers) duidelijkheid, dat er snel en consequent zal worden opgetreden bij overtreding van de geldende voorschriften. Ook kan met consequente handhaving de naleving door alcoholverstrekkers sterk worden bevorderd. Naast handhaving wordt ook ingezet op voorlichting en preventie overeenkomstig het preventie- en handhavingsplan.
Ter uitvoering van de DHW en het Preventie- en Handhavingsplan, Integrale Aanpak Drank- en Horecawet is deze sanctiestrategie opgesteld waarin wordt beschreven op welke manier gemeente Olst-Wijhe handelt wanneer er overtredingen van de DHW worden geconstateerd.
In de bijlage is een sanctietabel opgenomen. De tabel bevat een opsomming van eventuele overtredingen, het sanctiemiddel, een categorie-indeling die gelijk is aan de Handhavings- en Gedoogstrategie Fysieke Leefomgeving Overijssel, het sanctiebedrag, de begunstigingstermijn en het bedrag van de bestuurlijke boete die ontleend zijn aan het Besluit bestuurlijke boete DHW.
De in dit beleid genoemde sancties zijn een handreiking, een hulpmiddel bij het bepalen van de aanpak, de sanctiehoogte en de begunstigingstermijnen. Het blijft hierbij mogelijk om in individuele gevallen af te wijken. Zodoende kan het bevoegde gezag, afhankelijk van de specifieke situatie en objectieve gegevens, in bijzondere omstandigheden gemotiveerd afwijken van de zwaarte van sancties, de hoogte van dwangsommen en de duur van de termijnen.
In de DHW is bepaald aan welke regels een horecaonderneming of paracommerciële instelling moet voldoen en tevens wordt de strafbaarstelling bij overtreding geregeld. Ook wordt in de DHW de minimumleeftijd geregeld waarop alcohol mag worden genuttigd en de strafbaarstelling van de jongere en de verstrekker bij overtreding.
In de Gemeentewet is de wettelijke bevoegdheid tot het doen naleven van wetten en regels gelegen. Verder zijn in de Gemeentewet diverse bevoegdheden toegekend aan de burgemeester in het kader van handhaving van de openbare orde, het toezicht op openbare gelegenheden, ordeverstoring vanuit woningen, ongeregeldheden en dergelijke.
Toezicht kan worden onderscheiden in actief en passief toezicht. Actief toezicht vindt planmatig plaats. Passief toezicht vindt plaats naar aanleiding van klachten, meldingen, calamiteiten of verzoeken om handhaving. De aantallen controles op jaarbasis, verdeeld over de diverse vormen van toezicht zijn variabel. De gemeente Olst-Wijhe bepaalt per kwartaal welke controles worden ingepland.
Het toezicht richt zich op de volgende doelgroepen: horeca, sportverenigingen, paracommerciële horeca, detailhandel, evenementen en jeugd.
Controlebezoeken kunnen aangekondigd of onaangekondigd plaatsvinden. De controlefrequentie van het routinematige toezicht kan per inrichting verschillen. Inrichtingen met een hoger risico (kans op overtredingen en nadelige gevolgen) zullen in beginsel vaker worden gecontroleerd. Daarmee kan de beschikbare capaciteit zo effectief mogelijk worden ingezet. De controlefrequentie wordt bepaald aan de hand van: prioriteit, gebied en naleefgedrag.
Gemeente Olst-Wijhe, de Omgevingsdienst en de politie werken nauw samen waar het gaat om incidenten in het uitgaansleven. Binnen deze organisaties zijn functionarissen aangewezen die een handhavende en controlerende rol hebben. De vergunningverlening en de handhaving van de vergunningvoorschriften ligt bij de gemeente. Bij incidenten op gebied van drugs, geweldpleging en andere openbare overlast ligt de handhaving bij de politie. Tevens is de politie gericht op het opsporen van strafbare feiten. Beide partijen hebben zowel een repressieve als preventieve rol waar het gaat om veilig uitgaan.
3.5 Uitgangspunten sanctiebeleid
Bij het constateren van overtredingen van wet- en regelgeving wordt als algemeen uitgangspunt gesteld dat er in beginsel tegen overtredingen wordt opgetreden. Dit uiteraard voor zover de wettelijke bevoegdheden en de prioriteitenstelling dit toelaten.
Bij de opzet van het sanctiebeleid is uitgegaan van de LHS. Deze strategie loopt als een rode draad door het gehele beleid. Het toezicht- en handhavingsbeleid is er op gericht overtredingen en risicovolle situaties op te heffen en herhaling te voorkomen.
Bij het beoordelen van een overtreding en het bepalen van de juiste sanctie wordt rekening gehouden met:
Het subsidiariteit- en proportionaliteitsbeginsel:
De sanctie dient te worden toegepast die het minst ingrijpend is en het best passend is om het gestelde doel te bereiken. Dit betekent dat bij een overtreding niet standaard één bepaalde interventie mogelijk is, maar bepaald dient te worden welke interventie in de specifieke situatie de beste is.
De burgemeester kan gebruik maken van verschillende instrumenten bij de bestuursrechtelijke handhaving. Deze worden aangeduid als bestuursrechtelijke maatregelen. Afhankelijk van de ernst van de overtreding(en) wordt bepaald welk van de handhavingsinstrumenten wordt ingezet:
De last onder dwangsom is een herstelsanctie. Hiermee wordt beoogd om een overtreding ongedaan te maken of te herstellen. Bij het opleggen van een last onder dwangsom moet onder dreiging van het invorderen van een geldbedrag de overtreding ongedaan worden gemaakt en/of voortduring en herhaling moet worden voorkomen; de last kan ook preventief worden opgelegd (afd. 5.4 van de Awb en artikel 125 Gemeentewet);
De last onder bestuursdwang is ook een herstelsanctie. Door het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt door feitelijk handelen de overtreding door of namens de gemeente ongedaan gemaakt (artikel 125 van de Gemeentewet en afd. 5.3 van de Awb). Hieronder valt ook het sluiten en verzegelen van gebouwen en terreinen. De kosten van het toepassen van bestuursdwang kunnen worden verhaald op de overtreder. Artikel 19a (three strikes out maatregel) en artikel 44 (medewerking verlenen aan een toezichthouder) van de DHW geven de burgemeester specifieke bevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang;
Naast de hiervoor genoemde algemene instrumenten bieden de afzonderlijke wetten ook in sommige gevallen specifieke handhavingsinstrumenten, zoals:
Tijdelijk stilleggen van de alcoholverkoop in de detailhandel (three strikes out) (artikel 19a Drank- en Horecawet).
Op basis van artikel 19a kan de burgemeester de verkoop van zwak-alcoholhoudende drank stilleggen voor minimaal één week en maximaal 12 weken. Deze sanctie kan worden toegepast als artikel 20 (leeftijdgrenzen) drie keer wordt overtreden binnen een periode van 1 jaar (three-strikes-out).
Tijdelijke gewijzigde sluitingstijden en verblijfsperiode
Op grond van artikel 2:29 APV kan de burgemeester het sluitingsuur verlengen en/of de verblijfsperiode.
Bij een ontheffing sluitingsuur wordt de sluitingstijd verlengd. Echter, in de praktijk wordt feitelijk vaak verzocht om een langere verblijfsperiode van bezoekers in de inrichting en niet om het verlengen van de sluitingstijd (tot een later tijdstip bezoekers in de inrichting laten). Om de praktijk met de regelgeving in overeenstemming te brengen is het ook mogelijk om ontheffing van de verblijfsperiode aan te vragen. In de ontheffing wordt dan bepaald dat bijvoorbeeld een uur voor sluiting geen nieuwe bezoekers mogen worden toegelaten. Groot voordeel hiervan is dat er na sluitingstijd geen nieuwe bezoekers binnenkomen.
Indien een overtreding wordt geconstateerd, wordt een proces-verbaal opgemaakt. Het Openbaar Ministerie (OM) bepaalt de hoogte van de boete.
De volgende artikelen uit de DHW kunnen strafrechtelijk worden afgedaan:
In het belang van de openbare orde kan de burgemeester op verdenking van strafbare feiten tot al dan niet tijdelijke of gedeeltelijke sluiting van de inrichting over gaan. Overeenkomstig het stappenplan hoeft hier geen waarschuwing aan voor af te gaan.
In het belang van de openbare orde en veiligheid of om andere zwaarwichtige redenen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van de bepalingen in dit sanctiebeleid.
4. Uitgangspunten sanctiestrategie alcohol- en horecasanctiebeleid Olst-Wijhe
Hieronder is een uitgebreid stappenplan opgenomen waarin is omschreven hoe de burgemeester handelt bij verschillende soorten overtredingen. Er zijn hieronder uitgangspunten geformuleerd die gelden bij de toepassing van deze beleidsregels:
Voor elke overtreding geldt dat er wordt gehandeld op basis van een stappenplan zoals hieronder genoemd. Hierbij zullen geringe overtredingen in eerste instantie worden afgedaan met een waarschuwing en worden de sancties zwaarder bij herhaalde overtreding(en).
Het kan voorkomen dat er sprake is van meerdere overtredingen tegelijk waarbij er een combinatie van sancties kan worden opgelegd.
Niet alle hiervoor genoemde sancties mogen gelijktijdig worden toegepast. Hiervoor dient naar de wettelijke mogelijke samenloop van sancties gekeken te worden (onder andere Awb en DHW). Het toepassen van maatregelen ter handhaving van de openbare orde valt onder de Gemeentewet.
Bij samenloop van overtredingen van verschillende vergunningen of ontheffingen wordt integraal gehandhaafd en voor de bepaling van de te treffen maatregel wordt uitgegaan van de zwaarste overtreding.
Hierbij wordt opgemerkt dat het opleggen van een last onder dwangsom tegelijk met een last onder bestuursdwang niet mogelijk is voor dezelfde overtreding. Het opleggen van een bestuurlijke boete tezamen met een last onder dwangsom voor dezelfde overtreding is wel mogelijk. Een last onder dwangsom is namelijk gericht op herstel en de bestuurlijke boete is gericht op bestraffen.
Als een ondernemer binnen een periode van 13 maanden eenzelfde of een ander voorschrift overtreedt van een aan hem/haar verleende vergunning of ontheffing wordt deze overtreding opgevat als een herhaalde overtreding. Als een ondernemer handelt op een wijze die naar het oordeel van de burgemeester in het belang van de openbare orde en veiligheid niet getolereerd kan worden, wordt deze overtreding eveneens opgevat als een herhaalde overtreding.
Als bij een overtreding niet het gehele stappenplan (zie bijlage 2) is doorlopen wordt bij een herhaalde overtreding binnen één jaar de eerst volgende stap uit het stappenplan doorlopen.
Conform het Besluit bestuurlijke boete Drank- en Horecawet wordt bij een tweede overtreding van hetzelfde artikel binnen één jaar het boetebedrag met 50% verhoogd. Bij een derde of meerdere oplegging van een bestuurlijke boete wordt het boetebedrag verhoogd met 100%.
Om goed gedrag te belonen blijven eventuele overtredingen niet voor onbepaalde tijd meewegen bij het opleggen van een sanctie na een herhaalde overtreding. Elke overtreding uit de handhavingsmatrix geldt voor de duur van 13 maanden.
Handhaving vindt plaats per ondernemer of organisatie, per instelling en per locatie. Wanneer een nieuwe ondernemer het bedrijf overneemt, worden in beginsel de stappen in het handhavingsmodel ‘gereset’ teruggebracht naar de startsituatie.
De burgemeester weegt in zijn besluitvorming over een bestuurlijke maatregel het belang van de ondernemer af tegen dat van de openbare orde en veiligheid.
Er kunnen omstandigheden zijn om bij een bevinding van handhaven af te zien op basis van een vastgestelde gedoogstrategie. Onder gedogen wordt verstaan het expliciete besluit van een bestuursorgaan om tegen een bepaalde overtreding niet handhavend op te treden. De nota ‘Gedogen in Nederland’1 bevat het landelijke kader voor gedogen: een gedoogsituatie is van tijdelijke aard doordat het handelen binnen afziebare tijd ophoudt dan wel doordat waarschijnlijk een vergunning zal worden verleend. Ingeval tot gedogen wordt besloten dient het landelijke kader voor gedogen onverkort te worden gevolgd. Gedogen laat eventuele strafvervolging door het OM overigens onverlet.
5.1.1 Landelijke handhavingstrategie – stappenplan
In dit hoofdstuk wordt het stappenplan opgenomen behorende bij de Landelijke handhavingstrategie. Startpunt van het stappenplan is een tijdens het toezicht gedane bevinding.
Stap 1 – Positionering bevinding in de interventiematrix
Figuur 2: De interventiematrix
De handhaver bepaalt ten eerste in welk segment van de in figuur 2 opgenomen interventiematrix hij de bevinding positioneert2 door: (1) het beoordelen van de gevolgen van de bevinding voor openbare orde en veiligheid, gezondheid en/of maatschappelijke relevantie en (2) het typeren van degene voor wie een bepaalde norm of voorschrift geldt (hierna genoemd: normadressaat)3.
De gevolgen van bevindingen beoordeelt de handhaver als:
De handhaver typeert de normadressaat als:
Bij de typering van de normadressaat kijkt de handhaver dus verder dan de bevinding op zich en neemt hij diens gedrag en toezicht- en handhavinghistorie mee in beschouwing. Als de handhaver niet in staat is om de normadressaat te typeren, dan is typering B (onverschillig/reactief) het vertrekpunt.
De handhaver bepaalt tot slot of er sprake is van verzachtende of verzwarende argumenten. Bij verzachtende argumenten wordt de in de interventiematrix gepositioneerde bevinding één segment naar links en vervolgens één segment naar onder verplaatst. Bij verzwarende argumenten, waaronder recidive, is de verplaatsing één segment naar rechts en vervolgens één segment naar boven. Als er meer verzachtende of verzwarende argumenten zijn, levert dit toch maar één verplaatsing op.
Als legalisatie van de bevinding mogelijk is, is dat de aangewezen weg gelet op de hieruit voortvloeiende rechtszekerheid voor alle betrokkenen. Dit laat het toepassen van de landelijke handhavingstrategie en de interventiematrix onverlet, omdat er maatregelen nodig kunnen zijn om de overtreding te beëindigen en de gevolgen te beperken of weg te nemen. Bij het toepassen van de interventiematrix is de mogelijkheid van legalisatie een verzachtende omstandigheid.
Er kunnen tot slot omstandigheden zijn om bij een bevinding van handhaven af te zien en de situatie te gedogen, zoals hiervoor genoemd.
Stap 2 – Bepalen verzwarende aspecten
De handhaver bepaalt of er verzwarende aspecten zijn die moeten worden betrokken bij de afweging om het bestuurs- en/of strafrecht toe te passen. Hoe meer verzwarende aspecten, des te groter de reden om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk te handhaven. Vooral voor bevindingen die na stap 1 in de middensegmenten van de interventiematrix zijn gepositioneerd (A4, B3, B4, C2 en D2), kunnen de verzwarende aspecten reden zijn om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk op te treden. De volgende verzwarende aspecten worden afgewogen:
Medewerking van deskundige derden. De normadressaat is bij zijn handelen ondersteund door deskundige derden, zoals vergunningverlenende of certificerende instellingen, keuringinstanties en brancheorganisaties. De handhaver moet onderbouwen op grond van welke aanwijzingen hij het vermoeden heeft dat de deskundige derde op de hoogte was en/of medewerking heeft verleend aan de geconstateerde bevinding(en).
Normbevestiging. Bij dit aspect geldt dat het doel van de handhaving ligt in het onder de aandacht brengen van het belang van een bepaalde norm bij de branche of bij het bredere publiek. Strafrechtelijke handhaving vindt mede plaats in het kader van normhandhaving of normbevestiging met het oog op grotere achterliggende te beschermen rechtsbelangen. Hierbij speelt de openbaarheid van het strafproces een grote rol. Als in het openbaar, door middel van een onderzoek ter terechtzitting of de publicatie van een persbericht bij een transactie of strafbeschikking, verantwoording wordt afgelegd van gepleegde strafbare feiten krijgt de normhandhaving of normbevestiging het juiste effect.
Waarheidsvinding. Soms kan strafrechtelijk optreden met toepassing van opsporingsbevoegdheden met het oog op de strafrechtelijke waarheidsvinding en afdoening aangewezen zijn. Bijvoorbeeld als een controle of inspectie aanwijzingen aan het licht brengt dat er meer aan de hand is, maar de bestuursrechtelijke instrumenten ontoereikend zijn om de waarheid aan het licht te brengen.
Stap 3 – Bepalen of overleg van het bestuur met politie en OM, dan wel van politie en OM met het bestuur, over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is
De handhaver bepaalt of overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is op basis van de beoordeling van de bevinding met de interventiematrix (stap 1) en de afweging van verzwarende aspecten (stap 2). Dit overleg beoogt een weloverwogen inzet van het bestuursrecht, het bestuurs- én strafrecht of alleen het strafrecht. Dit overleg is derhalve tweerichtingsverkeer: bestuursrechtelijke handhavers zoeken indien noodzakelijk het overleg op met politie en OM en omgekeerd.
Overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht is altijd noodzakelijk als de handhaver de bevinding na stap 1 heeft gepositioneerd in de middensegmenten (A4, B3, B4, C2, D2 en D1) of zware segmenten (C3, C4, D3 en D4) van de interventiematrix. Overleg kan ook zinvol zijn bij bevindingen die de handhaver weliswaar heeft gepositioneerd in de lichte segmenten van de interventiematrix (A1, A2, A3, B1, B2 en C1), maar waarbij er op grond van stap 2 sprake is van één of meer verzwarende aspecten.
Als de handhaver concludeert dat overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is, wordt gehandeld op basis van vooraf tussen bestuursrechtelijke handhavinginstanties, politie en OM gemaakte algemene afspraken over hun samenspel. Alleen zo kan accuraat en effectief optreden in voorkomende gevallen worden gewaarborgd, in het bijzonder als er sprake is van spoed en heterdaad. Situaties waarin de vooraf gemaakte algemene afspraken niet voorzien, zullen apart door handhavingsinstantie, politie en OM worden beoordeeld, in een regulier overleg of door middel van ad hoc overleg als snelheid vereist is. Uit het overleg volgt hoe de betreffende bevinding wordt opgepakt: alleen bestuursrechtelijk, bestuurs- én strafrechtelijk of alleen strafrechtelijk. Het laatste veelal startend met een opsporingsonderzoek onder leiding van de Officier van Justitie.
Tenslotte is, afgezien van de interventiematrix, aangifte bij het OM standaard als toezichthouders de volgende ernstige bevindingen doen:
Stap 4 – Optreden met de interventiematrix
De landelijke handhavingstrategie gaat uit van het in principe zo licht mogelijk starten met interveniëren gericht op herstel en het vervolgens snel inzetten van zwaardere interventies als naleving uitblijft. De handhaver gebruikt de interventiematrix van figuur 3 daarbij als volgt:
De interventies in de (segmenten van de) matrix lopen van beneden naar boven op in zwaarte. In bijlage 2 staan alle interventies eveneens van licht naar zwaar toegelicht.
Waar in de matrix van figuur 3 ‘PV’ staat betreft het de middelzware en zware segmenten die in stap 3 zijn afgestemd tussen handhavingsinstantie en OM. Als in overleg is besloten dat het OM niet optreedt, zijn er in deze situaties de in figuur 3 aangegeven op herstel en/of op bestraffing gerichte bestuursrechtelijke interventies om te overwegen.
In de matrix worden de volgende afkortingen gebruikt:
Figuur 3: De interventiematrix voor het bepalen van de eerste interventie(s) – zie ook bijlage 2
De handhaver zet de betreffende (combinatie van) interventie(s) in totdat sprake is van naleving. Als naleving binnen de door de handhaver bepaalde termijn uitblijft, pakt de handhaver direct door, door middel van het inzetten van een zwaardere (combinatie van) interventie(s). In algemene zin geldt voor termijnen het volgende:
Het optreden in stap 4, zoals tot nu toe beschreven, heeft betrekking op gedane bevinding(en) die op grond van de interventiematrix worden aangepakt. Uiteraard kunnen handhavingsinstanties aanvullend ook hun toezichtstrategie bij het betreffende bedrijf als zodanig aanpassen, in de zin van bijvoorbeeld het verhogen/verlagen van de toezichtfrequentie, het initiëren van de herijking van de vergunningensituatie en dergelijke.
De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden verifieerbaar en transparant vastgelegd volgens de binnen de handhavingsinstantie geldende administratieprocedures en -systemen, zodanig dat hieruit kan worden afgeleid dat is voldaan aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder genoemd: het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod van misbruik van bevoegdheid.
Op basis van de (interventiematrix van de) LHS en de categorie-indeling in het Besluit bestuurlijke boete DHW is gekomen tot de volgende sanctiestrategie.
Lichte segmenten: bestuursrechtelijk optreden is aangewezen. Dit zijn de minder ernstige overtredingen, bijvoorbeeld administratieve vereisten, signaleringen en gedragingen.
Middensegmenten. Bestuursrechtelijk, bestuursrechtelijk én strafrechtelijk of strafrechtelijk is aangewezen. Strafrechtelijk optreden komt vooral in beeld, naarmate er (meer) verzwarende aspecten. De overtredingen in deze categorie zijn ernstige overtredingen, maar er is geen sprake van een acute (gevaar)situatie. Een overtreding kan ook als categorie 2 worden aangemerkt als er verzwarende omstandigheden met betrekking tot de overtreder aan de orde zijn voor overtredingen die normaliter onder categorie 1 zouden vallen.
Zware segmenten. Strafrechtelijk optreden is in elk geval aangewezen, terwijl in veel gevallen ook bestuursrechtelijk optreden is aangewezen. De overtredingen in deze categorie zijn zeer ernstige overtredingen waarbij het gaat om urgente zaken die direct dienen te worden beëindigd. Een ernstige overtreding is een handeling of gedraging in strijd met de daarop van toepassing zijnde wettelijke voorschriften en normen met een zodanig karakter, dat er een ernstig risico bestaat voor de gezondheid of veiligheid van de mens, en/of een ernstig risico is, dat snel ingrijpen van de overheid vereist, met inbegrip van risico’s waarvan de gevolgen zich niet onmiddellijk voordoen, waardoor direct of op lange termijn ernstig letsel / ernstige gezondheidsschade wordt veroorzaakt.
In onderstaande tabel zijn de stappen omschreven die de gemeente Olst-Wijhe zal ondernemen bij het handhaven van de DHW.
Als er een overtreding wordt geconstateerd wordt met inachtneming van de in 1.6 genoemde uitgangspunten het onderstaande stappenplan gevolgd. De te volgen stappen hangen samen met de ernst van de overtreding.
Indien de individuele situatie daarom vraagt, kan het bevoegde gezag gemotiveerd afwijken van het voor de overtreding geldende stappenplan. Wanneer op basis van het stappenplan een bestuurlijke boete wordt opgelegd, wordt uitgegaan van de wettelijke vastgestelde boetebedragen die zijn vastgelegd in het Besluit bestuurlijke boete Drank- en Horecawet.
De hoogte van de dwangsom dient proportioneel te zijn (in redelijke verhouding te staan) tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging. Voor het bepalen van de dwangsom kunnen bijvoorbeeld de kosten voor het ongedaan maken van de overtreding(en) als uitgangspunt worden genomen. De daardoor verkregen hoogte van de dwangsom mag in het kader van de beoogde werking worden verhoogd met een “toeslag”. Dit is volgens jurisprudentie toegestaan. De dwangsom mag immers niet worden gezien als een afkoopsom. Om die reden en om de beoogde werking van de dwangsomoplegging veilig te stellen, mag de dwangsom hoger zijn dan het bedrag voor het ongedaan maken van de overtreding. Leidraad voor Olst-Wijhe is een dwangsom op te leggen vergelijkbaar met driemaal de hoogte van de wettelijke bestuurlijke boetes. Hierdoor zal er naar alle waarschijnlijkheid voldoende prikkel uitgaan om de overtreding te beëindigen of herhaling te voorkomen. Voor een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete geldt van € 1.360,- wordt dan bijv. een last onder dwangsom opgelegd van € 4.080,-.
Het opleggen van sancties is geen doel op zich. Sancties zijn in eerste instantie bedoeld als pressiemiddel om de overtredingen ongedaan te maken. Ook gaat er van het hebben van sanctiemiddelen een preventieve werking uit. Blijft een ondernemer of burger echter volharden in zijn overtreding, dan wordt de sanctie ook daadwerkelijk toegepast of uitgevoerd.
Ook bij het inzetten van een last onder bestuursdwang dient de zwaarte van de dwangmaatregel in proportie te staan tot de aard, de gevaarzetting en de urgentie van de overtreding. Als de maatregel is gericht op een tijdelijke sluiting van een bedrijf, dan dient zowel de sluiting zelf, als de duur van de sluiting in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van de overtreding.
Zoals eerder gesteld, kan er in specifieke situaties worden afgeweken van de in deze beleidsnota voorgestelde sancties en termijnen. Hierbij is artikel 4:84 Awb van belang. Het bestuursorgaan handelt namelijk in overeenstemming met de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Geadviseerd wordt wel om de motivatie voor het afwijken in het besluit op te nemen. Enerzijds doet dit recht aan de transparantie van de handhaving en anderzijds wordt daarmee een motiveringsgebrek voorkomen in bezwaar- en beroepzaken.
Bij het opstellen van het dwangsombeleid is getracht aansluiting te zoeken bij omliggende gemeenten. Echter, zij hebben dit beleid nog niet opgesteld of zijn hier mee bezig. Er is derhalve aansluiting gezocht bij het dwangsombeleid van de Twentse gemeenten als opstart voor een uniforme en effectieve aanpak van overtredingen op grond van de Drank- en Horecawet binnen Overijssel dan wel de DOWR gemeenten. In het dwangsommenbeleid zijn ook de hoogtes van de bestuurlijke boetes opgenomen zoals deze zijn vastgelegd in het Besluit Bestuurlijke boete Drank- en Horecawet. Als de bedragen in dit Besluit veranderen wordt uitgegaan van deze gewijzigde bedragen.
Dit beleid is uitgewerkt in een sanctietabel alcohol- en horecasanctiebeleid Olst-Wijhe. De tabel bevat een opsomming van eventuele overtredingen, het sanctiemiddel, een categorie-indeling die gelijk is aan de Handhavings- en Gedoogstrategie, het sanctiebedrag, de begunstigingstermijn en het bedrag van de bestuurlijke boete die ontleend zijn aan het Besluit bestuurlijke boete DHW. Het betreft hier een apart document, dat als bijlage toegevoegd is aan dit beleid.
Dit beleid beperkt zich tot overtredingen en de daartegen te treffen aanbevolen sancties bij horeca-, alcohol gerelateerde en drugs gerelateerde zaken. Er wordt per overtreding een sanctiemiddel of- middelen aanbevolen. Bij drugs gerelateerde zaken wordt (ook) opgetreden conform het Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet gemeente Olst-Wijhe (het zogenaamde Damoclesbeleid), vastgesteld bij besluit van de burgemeester van 15 juli 2016. Daarnaast zijn natuurlijk nog andere sanctiemiddelen per overtreding mogelijk, dit ter beoordeling van de gemeente Olst-Wijhe zelf.
In de memorie van toelichting op de DHW heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zich uitdrukkelijk uitgesproken om bij de handhaving van de DHW primair de bestuursrechtelijke weg te volgen en in uiterste gevallen – wanneer de veiligheid en/of gezondheid van de mens in het geding is – strafrechtelijk op te treden. Dat is ook de strekking van artikel 44a, lid 3 DHW.
In de tabel is de bestuurlijke boete opgenomen in twee gescheiden kolommen met een onderscheid in ondernemingen met minder dan 50 werknemers (kleine bedrijven) en ondernemingen met meer dan 50 werknemers (grote bedrijven). Dit is in overeenstemming met de strekking van het Besluit bestuurlijke boete DHW en de daaraan verbonden bijlage. Dit onderscheid is in n artikel 3 van het Besluit bestuurlijke boete DHW gemaakt. Tot de kleine bedrijven worden volgens de nota van toelichting bedrijven gerekend die op de dag waarop de overtreding is begaan, 49 of minder werknemers telden. De grens van vijftig werknemers, genoemd in artikel 3, eerste en tweede lid, is dezelfde als die in het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten en sluit aan op de vrijstelling van de voorschriften over de balans en de toelichting daarop (Burgerlijk Wetboek, Boek 2, Artikel 396, eerste lid, onder c). Voor de vaststelling van het aantal werknemers zal in beginsel gebruik worden gemaakt van de in de registers van de Kamers van Koophandel ingeschreven gegevens van het bedrijf in kwestie. Uitzendkrachten en ingeleend personeel worden hierbij niet meegeteld, uitgeleend personeel wel. De ondernemers en hun meewerkende gezinsleden worden niet meegeteld. Bedrijven zonder werknemers maken dus deel uit van de groep bedrijven met minder dan vijftig werknemers.
Er dient rekening gehouden te worden met verhoging van de genoemde bestuurlijke boetebedragen in verband met recidive, zie hiertoe het genoemde Besluit, dat is aangekondigd in artikel 44b DHW. De bijlage van het Besluit bevat de overtredingen van de DHW en per overtreding het bedrag van de op te leggen bestuurlijke boete.
De ondernemer wordt in het voornemen enkel de kans geboden om een vergunning aan te vragen en/of de aanvraagprocedure af te wachten (legalisatie) (gedurende deze procedure is het bedrijf dus open) onder voorwaarde dat:
Bij het voornemen wordt daarom - voor zover al niet in het bezit van de ondernemer c.q. al aangevraagd - tevens een set aanvraagformulieren meegezonden. De indieningstermijn van de aanvraag en/of zienswijzen bedraagt 14 dagen.
Schorsen verkoop/Intrekken vergunning
Schorsen verkoop (slijterij en supermarkt)
Op grond van artikel 19a DHW heeft de burgemeester de bevoegdheid om de verkoop van zwak alcoholische dranken te staken voor een periode van ten minste 1 week en maximaal 12 weken. Het gaat in deze om 3 maal herhaalde overtreding van artikel 20, lid 1 DHW (verstrekken van alcoholhoudende drank aan personen die de leeftijd van 16 jaar (na 1 januari 2014: 18 jaar)) nog niet hebben bereikt of waarvan de leeftijd niet is vastgesteld binnen een periode van 12 maanden. De burgemeester is bevoegd hiertoe een last onder bestuursdwang in te zetten.
Een nadere verfijning heeft deze maatregel niet nodig. Artikel 19a DHW bevat een heldere maatstaf. Een duidelijke registratie van de constateringen is een noodzaak om correct te kunnen monitoren. Hiertoe wordt een bestand aangemaakt in een geautomatiseerd systeem (IJvi).
Schorsen van de vergunning (Horeca- en paracommercie)
De burgemeester heeft op grond van artikel 32, lid 1 DHW de bevoegdheid de vergunning in bepaalde gevallen te schorsen voor ten hoogste 12 weken. Het gaat om gevallen waarbij de regels van artikel 31, lid 2 en 3 worden overtreden. Het gaat dan om gevallen van waarbij de regels niet worden nageleefd of er een relatie is te leggen met de uitvoering van de Wet beoordeling integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). In die gevallen is het intrekken van de vergunning vaak een te drastisch middel.
Voor dit moment wordt het niet noodzakelijk geacht hier concreet vast te leggen wanneer wel tot schorsing wordt overgegaan en wanneer niet. De beslissing of de vergunning al of niet wordt geschorst hangt ook nauw samen met de omstandigheden waaronder de overtredingen zijn begaan. Bij een incident in samenhang met een goedwillende houding is er niet direct een reden om te schorsen. In gevallen waar sprake is van overtredingen die zijn begaan vanuit een „ach, wat mentaliteit‟ en/of calculerend gedrag is er daarentegen wel een reden om de vergunning te schorsen.
De praktijk kan hier op termijn een andere mening over doen laten ontstaan. Als de noodzaak daartoe zich voor doet zal het beleid conform de nieuwe ontwikkelingen worden aangepast.
Het intrekken van de Drank- en Horecavergunning is opgenomen in artikel 31 DHW. In lid 1 staan de verplichte (imperatieve) intrekkingsgronden en in lid 2 en 3 de niet verplichte (declaratieve) intrekkingsgronden.
Intrekken vergunning verplicht
De imperatieve intrekkingsgronden van artikel 31, lid 1 DHW kennen geen beleidsvrijheid, maar dienen onverkort te worden vertaald naar een intrekking van de vergunning. De burgemeester heeft daartoe de plicht. Dit is bijvoorbeeld het geval indien:
Als één of meer van de intrekkingsgronden van lid 1 zich voordoen dan doet de burgemeester daarvan bij brief een mededeling aan de vergunninghouder. Daarbij wordt opgemerkt dat na verloop van een maand tot intrekking van de vergunning wordt overgegaan, tenzij tijdig maatregelen worden genomen om aan de met de wet strijdige situatie een einde te maken en beëindigd te houden. In die gevallen, bijvoorbeeld dat de vergunninghouder niet langer voldoet aan de zedelijkheidseisen, kan de vergunning onmiddellijk worden ingetrokken.
Het intrekken van een drank- en horecavergunning betekent dat het horecabedrijf niet meer rechtmatig wordt uitgeoefend en dat bij het in bedrijf blijven van de onderneming sprake is van een overtreding. Het in werking zijn van de inrichting wordt immers niet meer gedekt door een vergunning.
Intrekken vergunning niet verplicht
In een aantal gevallen heeft de burgemeester wel beleidsvrijheid om een vergunning al dan niet in te trekken. Dit betreft de declaratieve intrekkingsgronden, zoals opgenomen in artikel 31, de leden 2 en 3.
Ter zake van deze overtredingen geldt in principe dat bij de eerste keer een bestuurlijke waarschuwing wordt gegeven en dat bij de tweede keer intrekking van de Drank- en Horecavergunning volgt. Gevallen waarbij als zodanig wordt gehandeld zijn de strijdigheden met de voorschriften of beperkingen van de vergunning, bepaalde verbodsbepalingen uit de DHW of, voor wat betreft de paracommerciële instellingen, wanneer het bestuursreglement niet wordt nageleefd. Ook is het mogelijk om de vergunning in te trekken in verband met de aanwezigheid van het gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt om geld wit te wassen of om strafbare feiten te plegen. Dit is nader geregeld in de Wet Bibob.
De beslissing of de vergunning al of niet wordt ingetrokken hangt nauw samen met de omstandigheden waaronder de overtredingen zijn begaan. Bij een incident in samenhang met een goedwillende houding is er niet direct een reden om tot intrekking over te gaan. In gevallen waar sprake is van overtredingen die zijn begaan vanuit een „ach wat mentaliteit‟ en/of calculerend gedrag is er daarentegen wel een reden om de vergunning in te trekken.
Een besluit tot intrekking van een vergunning is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Dat houdt in dat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open staat.
In afwachting van de beslissing op een bezwaarschrift bestaat er in spoedeisende zaken de mogelijkheid van het vragen van een voorlopige voorziening bij de rechtbank.
Bijlage: Inspraakreacties Alcohol en horecasanctiebeleid
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-75172.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.