Gemeenteblad van Loon op Zand
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Loon op Zand | Gemeenteblad 2019, 72994 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Loon op Zand | Gemeenteblad 2019, 72994 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand houdende regels omtrent hinderlijke of schadelijke dieren Aanwijzingsbesluit inzake het houden van hinderlijke of schadelijke dieren in de gemeente Loon op Zand
Burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand,
het noodzakelijk wordt geacht nadere invulling te geven aan artikel 2:60 lid 1 Algemene Plaatselijke Verordening Loon op Zand, doordat zich situaties kunnen voordoen waarbij als gevolg van het houden van dieren op bepaalde plaats voor hun directe omgeving overlast of schade aan de openbare gezondheid kan ontstaan.
Als gedeelten van de gemeente, zoals bedoeld in artikel 2:60 lid 1 APV Loon op Zand, waarop het bepaalde van dit besluit van toepassing is, worden aangewezen de gebieden gelegen binnen de bebouwde kom van Kaatsheuvel, Loon op Zand en de Moer zoals bedoeld in artikel 1.1 van de APV Loon op Zand en voorts alle gebieden die zijn gelegen binnen een straal van 100 m uit de grens van deze bebouwde kommen.
Het is in ieder geval verboden om dieren zoals aangewezen in dit besluit binnen de bebouwde kom aanwezig te hebben, indien men:
verzuimt om een dier binnen te houden, te plaatsen in een geluidswerende ruimte of te plaatsen in een nachthok dat volkomen is afgesloten voor daglicht tussen 22.00 en 07.00 uur indien door het college middels een waarschuwingsbrief schriftelijk bekend is gemaakt aan de eigenaar/houder van het dier / de dieren dat er klachten zijn over de geluidsproductie van het dier gedurende die tijden;
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in die gevallen waarin de toepassing van dit aanwijzingsbesluit naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager daarvan af te wijken.
Dit besluit wordt aangehaald als ‘Aanwijzingsbesluit inzake het houden van hinderlijke of schadelijke dieren in de gemeente Loon op Zand’.
Vastgesteld in de vergadering van Burgemeester en wethouders van Loon op Zand
C. Derickx,
J. van Aart,
Bij de afweging tot het vaststellen van dit aanwijzingsbesluit is rekening gehouden met de volgende belangen:
Bescherming van de eigenaar van het dier
Het houden van (huis)dieren is een privé aangelegenheid van de bezitters hiervan. Het inperken van de mogelijkheden tot het houden van bepaalde dieren is een inbreuk op hun beschikkingsrecht. De vrijheid van de eigenaren van de dieren is hierbij in het geding. Zij zijn in zo’n geval immers afhankelijk van burgemeester en wethouders om bepaalde dieren op hun eigen perceel te mogen houden.
Het houden van (huis)dieren kan overlast veroorzaken voor derden. De kans op overlast wordt groter indien dit dieren zijn die veelal buiten gehuisvest worden of zich vaak buiten bevinden. Overlast voor derden moet zoveel mogelijk worden tegengegaan dan wel beperkt. Daarom vinden wij het noodzakelijk dat er regels worden gesteld.
Bij de afweging van deze belangen is een keuze gemaakt voor het uitgangspunt dat het houden van (huis)dieren een privé aangelegenheid is. Het is slechts verboden om de aangewezen dieren in de aangewezen gebieden te houden voor zover deze dieren schade aan de openbare gezondheid of overlast veroorzaken. Overlast moet aannemelijk worden gemaakt door klachten van buurtbewoners en/of een buurtonderzoek door een opsporingsambtenaar of toezichthoudend ambtenaar. Daarnaast zijn een aantal vormen van overlast in artikel 3 tweede lid opgenomen waarvan het college uit gaat van een vaststaand overlastgevend karakter.
In dit artikel worden de bebouwde kommen binnen de gemeente Loon op Zand aangewezen als plaatsen waar dit besluit van toepassing is (dit op grond van artikel 2:60 APV). Doel van dit aanwijzingsbesluit is het vinden van een balans tussen het belang van een eigenaar van een dier (of meerdere dieren) en het woongenot van derden. Het houden van dieren kan leiden tot bijvoorbeeld geur- of geluidsoverlast. In het buitengebied (grond buiten de bebouwde kom) heeft men hier in mindere mate last van omdat deze gebieden minder dichtbevolkt zijn dan een bebouwde kom. Bovendien kennen diverse plaatsen in het buitengebied een agrarische bestemming waardoor het niet bedrijfsmatig houden van dieren ook geen belemmering zal vormen voor omwonenden.
Om bovenstaande redenen is gekozen voor het aanwijzen van de bebouwde kommen van Kaatsheuvel, Loon op Zand en de Moer als plaatsen waar dit besluit van toepassing is. Daarnaast zijn ook alle gebieden die zich binnen een straal van 100 meter van een bebouwde kom bevinden aangewezen. Dit is gedaan om mensen die wonen in een ‘grensgebied’ tegemoet te komen.
In dit artikel worden de diersoorten waar dit besluit betrekking op heeft aangeduid. Er is gekozen voor de diersoorten waarover de meeste klachten zijn binnengekomen bij de gemeente in de afgelopen jaren. Het betreft honden, hanen en ander pluimvee als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren.
Dit besluit is uitsluitend van toepassing als geen sprake is van een bedrijfsmatige activiteit of van een activiteit in omvang alsof zij bedrijfsmatig is. In die situatie is namelijk de Wet milieubeheer van toepassing en geldt een ander wettelijk kader. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd andere diersoorten aan te wijzen dan hiervoor vermeld als de omstandigheden daartoe aanleiding geven en zulks in het belang van de openbare gezondheid is vereist of ter voorkoming van directe overlast aan omwonenden.
Het bevoegd gezag bepaald wanneer sprake van een bedrijfsmatige activiteit of van een activiteit in omvang alsof zij bedrijfsmatig is. Het voormalige Ministerie van Volkshuisvesting , Ruimtelijke Ordening en Milieu heeft op 8 oktober 1999 de brief "Kleinschalig houden van dieren" naar gemeenten gestuurd. De brief noemt een aantal factoren om te bepalen of sprake is van bedrijfsmatig houden van dieren:
In dit artikel is bepaald dat het slechts verboden is om de aangeduide dieren aanwezig te hebben binnen het aangewezen gebied indien deze dieren:
Het eerste lid vormt een kapstokbepaling waarin alle mogelijke vormen van overlast/ schadeveroorzakende gebeurtenissen onder de scharen zijn.
Er is niet gekozen voor een absoluut verbod op bepaalde dieren aangezien het houden van dieren een privéaangelegenheid is. Het inperken van de mogelijkheden tot het houden van bepaalde dieren is een inbreuk op hun beschikkingsrecht. Om die reden is gekozen voor een verbod voor zover de dieren overlast of schade aan de openbare gezondheid veroorzaken.
Omdat de begrippen overlast en schade aan de openbare gezondheid tamelijk subjectief van aard zijn wordt in deze toelichting omschreven wat in ieder geval onder ‘overlast’ en ‘schade aan de openbare gezondheid’ wordt verstaan.
De rechtspraak met betrekking tot dit APV artikel is erg casuïstisch. Om te bepalen of sprake is van overlast wordt gekeken naar:
Met overlast wordt hier in ieder geval bedoeld geluidsoverlast en geuroverlast. Andere vormen van overlast zijn ook denkbaar (denk hierbij aan stof- of lichtoverlast).
Om aan te nemen dat sprake is van geluidsoverlast moet naar bovengenoemde factoren worden gekeken. Indien bijvoorbeeld meerdere dieren aanwezig zijn, is het sneller aannemelijk dat sprake is van overlast. Daarnaast wordt sneller aangenomen dat dieren met een waaks karakter (bijvoorbeeld herdershonden) eerder voor overlast kunnen zorgen (zie ook ECLI:NL:RBROE:2007:BB8806). Voor wat betreft aard, ernst en duur wordt gekeken naar bijvoorbeeld het tijdstip waarop geluidsoverlast wordt veroorzaakt.
Indien een dier tussen 22.00 en 07.00 geluiden veroorzaakt zal dit sneller tot overlast leiden dan wanneer een dier gedurende de dag geluid maakt. Een dier dat overdag frequent geluid maakt kan in bepaalde gevallen ook als overlastgevend worden aangemerkt. Het is dus afhankelijk van de omstandigheden in een concreet geval om te bepalen of sprake is van geluidsoverlast. Bovenstaande criteria geven houvast om te bepalen of sprake is van overlast.
Om de geluidsoverlast te objectiveren kan de gemeente ervoor kiezen om:
Een buurtonderzoek te organiseren waarbij een toezichthoudend ambtenaar of een opsporingsambtenaar de geluidsoverlast kan constateren. Hierbij gaat hij na bij buurtbewoners in welke mate sprake is van overlast. Men moet dan denken aan hoe vaak en wanneer het dier geluid maakt (dit is voldoende objectief volgens ECLI:NL:RBOBR:2013:4431);
Het meten van geluidsoverlast met meetapparatuur (uitgaande van de normen uit de ‘handreiking industrielawaai’) is niet vereist maar kan wel gebruikt worden. Het belangrijkst is dat de overlast vast komt te staan, niet de overschrijding van een bepaald geluidsniveau (zie ook ECLI:NL:RBROE:2007:BB8806 , uit deze uitspraak blijkt dat verweerder in ieder geval vast moet stellen dat de onderliggende wettelijke bepaling feitelijk is overtreden. Aangezien het hier om een overlastbepaling gaat staat het voorop dat sprake is van overlast). Metingen kunnen ter ondersteuning van het aannemelijk maken van een overtreding worden gebruikt. Een onderliggende klacht (of meerdere klachten) in combinatie met buurtonderzoek is leidend om aan te nemen dat sprake is van geluidsoverlast. Indien uiteindelijk ook gekozen wordt voor het meten van geluidsoverlast kan het beste worden uitgegaan van het langtijdgemiddelde en niet van de piekwaarden. Indien een hond blaft komt dat zeer snel boven de piekwaarden uit zoals genoemd in de handreiking industrielawaai en vergunningverlening. Wanneer men van piekwaarden uitgaat zou men moeten voorkomen dat het dier geluid maakt. Het is redelijker om uit te gaan van een langtijdgemiddelde (zie ook ECLI:NL:RVS:2011:BU3716) ;
Als een toezichthoudende ambtenaar of opsporingsambtenaar constateert dat sprake is van overlast kan men ervoor kiezen om voor een strafrechtelijk of bestuursrechtelijke aanpak te kiezen
Om aan te nemen dat sprake is van geuroverlast wordt weer gekeken naar de algemene criteria zoals genoemd onder het kopje ‘overlast’. Aangezien er momenteel niet veel jurisprudentie bestaat over het objectiveren van geuroverlast, wordt aangehaakt bij de methode die wordt gehanteerd bij geluidsoverlast. Het houden van een buurtonderzoek, het constateren van de overlast door een opsporingsambtenaar/toezichthoudend ambtenaar en het inventariseren van klachten is afdoende om geuroverlast te objectiveren
Schade aan de openbare gezondheid
Schade aan de openbare gezondheid wordt aangenomen als men lichamelijke of psychische problemen ondervindt door de overlast. Men kan hierbij denken aan aandoeningen die worden veroorzaakt door de geur/stoffen afkomstig van het dier of die samenhangen met het houden van het dier. Ook kan men denken aan slaapproblemen die te wijten zijn aan de door het dier veroorzaakte overlast.
Specifieke gedragingen waarvan zonder nader onderzoek vast staat dat deze overlast veroorzaken
In het tweede lid van dit artikel wordt het door een dier laten veroorzaken (opzettelijk of niet opzettelijk) van bepaalde vormen van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden. In het tweede lid zijn specifieke vormen benoemd terwijl het eerste lid fungeert als ‘kapstokbepaling’.
Sub a ziet op de verplichting om dagelijks uitwerpselen en voedselresten op te ruimen. Zodat geuroverlast en/of schade aan de openbare gezondheid kan worden voorkomen.
Sub b ziet op het voorkomen van het ontstaan van of het verwijderen van andere schadelijke geuren/stoffen die afkomstig zijn van dieren. Zodat geuroverlast en/of schade aan de openbare gezondheid kan worden voorkomen.
Sub c ziet op het voorkomen van geluidsoverlast. Het verbod is slechts van toepassing indien uit klachten en/of een buurtonderzoek is gebleken dat sprake is van overlast. Het verbod is van kracht tussen 22.00 en 07.00. Door het verbod kan de nachtrust van omwonenden veilig worden gesteld.
Het ligt meer voor de hand om de verbodsbepalingen onder a tot en met c strafrechtelijk te handhaven vanwege het meer verwijtbare karakter van deze overtredingen.
Met nachthok wordt hier bedoeld het nachtverblijf dat bedoeld is voor een haan. Een nachthok moet ten minste voldoen aan de volgende eisen:
Met binnen houden danwel plaatsen in een geluidswerende ruimte wordt bedoeld dat het dier geplaatst wordt in een gebouw. Onder gebouw wordt verstaan elk bouwwerk dat een voor menselijke toegankelijke, overdekte geheel met wanden omsloten ruimte vormt. Eventuele aanwezige ramen en deuren dienen zoveel als mogelijk gesloten te blijven. Een hondenhok wordt in dit verband niet als gebouw gezien.
Indien geluidsoverlast wordt ondervonden anders dan tussen 22.00 en 07.00 kan dat op grond van lid 1 worden aangepakt. De eigenaar/houder van een dier dient zelf een manier te vinden waardoor de overlast wordt opgeheven danwel kan worden voorkomen. Denk hierbij aan het uit eigen initiatief binnenhouden van het dier of het laten dragen van ‘blafbanden’ bij overlastgevende honden. Het college schrijft hier niet voor welke maatregelen een eigenaar/houder van een dier moet nemen. Indien de eigenaar/houder geen maatregelen (of geen afdoende maatregelen) neemt blijft er sprake van overlast en kan worden opgetreden op grond van het eerste lid.
Het voorkomen en/of aanpakken van andere vormen van overlast of schade aan de openbare gezondheid zoals beschreven in het tweede lid dient te gebeuren op grond van het eerste lid.
Indien het college een brief heeft gestuurd zoals bedoeld in lid 2 onder c (brief waarin wordt aangegeven dat sprake is van geluidsoverlast) en het binnenhouden van een dier, het plaatsen in een nachthok of het plaatsen in een geluidswerende ruimte geen effect heeft gehad, wordt teruggevallen op het eerste lid. Op grond van het eerste lid zijn alle mogelijke vormen van overlast verboden.
Op grond van artikel 2:60 van de APV Loon op Zand kan het college een ontheffing, dat wil zeggen vrijstelling, verlenen voor één of meer verboden staande in het aanwijzingsbesluit. Een ontheffingsverzoek moet minimaal bestaan uit:
Om te voorkomen dat een ontheffing leidt tot onduldbare hinder kan het college voorschriften verbinden aan de ontheffing. Lid 3 omschrijft hetgeen staat beschreven onder (toelichting) artikel 3 ‘geluidsoverlast’.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-72994.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.