Verordening rioolheffing Gemeente Zwartewaterland 2019

De raad van de gemeente Zwartewaterland;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 november 2018;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van Rioolheffing 2019

(Verordening rioolheffing 2019)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

 

  • 1.

    Perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan.

  • 2.

    Gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente.

  • 3.

    Verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft.

  • 4.

    Water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

 

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • 1.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater en

  • 2.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

 

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect ter nadere verwerking aan de gemeente wordt aangeboden.

  • 2.

    Als gebruiker wordt aangemerkt:

  • a.

    Degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt.

  • b.

    In geval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

 

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing

1.a. Voor percelen die in hoofdzaak dienen tot woning, wordt de belasting geheven naar het aantal personen dat van het perceel gebruik maakt.

1.b. Voor percelen die niet in hoofdzaak tot woning dienen, wordt de belasting geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

1.c. Voor percelen die enkel hemel- of grondwater afvoeren, wordt de belasting geheven naar een vast bedrag per perceel.

2. Het aantal kubieke meters wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

3. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen,

of

b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

4. De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of gepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet voor nadere verwerking aan de gemeente wordt aangeboden.

 

Artikel 6 Belastingtarieven

De belasting wordt geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

 

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar

 

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingdplicht met betrekking tot het perceel, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

 

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan € 50,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen of in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog aan kalendermaanden in het jaar overblijven, met een maximum van tien en minimum van twee termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan minder is dan € 50,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 4.

    In afwijking van het tweede en derde lid bestaat geen mogelijkheid tot automatische incasso voor niet-natuurlijke personen. Voor niet-natuurlijke personen gelden de betalingstermijnen zoals genoemd in het eerste lid.

  • 5.

    Indien de verschuldigde bedragen als genoemd in het tweede en derde lid, tweemaal achtereen niet kunnen worden geïncasseerd, vervalt voor het betreffende aanslagbiljet de mogelijkheid tot automatische incasso en gelden de betaaltermijnen zoals genoemd in het eerste lid.

  • 6.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 7.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

 

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.

 

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

  • 2.

    Met ingang van de in het eerste lid genoemde datum wordt de “Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2018” van de gemeente Zwartewaterland, vastgesteld bij raadsbesluit van 9 november 2017 ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

3. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing 2019”.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zwartewaterland van 29 november 2018. 

 

de griffier, de voorzitter,

   

ing. H.W. Schotanus – Schutte ing. E.J. Bilder

 

Tarieventabel 2019 behorende bij de “Verordening rioolheffing 2019”

 

  • 1.

    Voor percelen die in hoofdzaak tot woning dienen bedraagt de belasting

    per belastingjaar:

    a. indien het perceel wordt gebruikt door één persoon € 292,00

    b. indien het perceel wordt gebruikt door twee of meer personen € 353,00

     

  • 2.

    Voor percelen die niet in hoofdzaak tot woning dienen bedraagt de belasting

    per belastingjaar: € 2,67

    per kubieke meter water, met een minimum bedrag van € 353,00

     

  • 3.

    Voor percelen die enkel hemel- of grondwater afvoeren bedraagt de belasting

     per belastingjaar: € 353,00

     

Behorende bij raadsbesluit van 29 november 2018.

 

De griffier van de gemeente Zwartewaterland,

 

Naar boven