Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2018

Aanleiding nieuwe beleidslijn Wet Bibob

De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna 'Wet Bibob') is op 1 juni 2003 in werking getreden. Op 1 juli 2013 is de Wet Bibob ingrijpend gewijzigd. Deze wijziging ziet toe op de verruiming van het toepassingsbereik van de Wet Bibob en daarnaast zijn er enkele verbeteringen aangebracht. Het geldende Bibob-beleid van de gemeente Hellevoetsluis is opgesteld in 2006 en geactualiseerd op 1 juli 2013 en 22 april 2016.

De gemeente Hellevoetsluis heeft haar Bibobbeleid met betrekking op het thema Vastgoed verder gespecificeerd en daarom dat dit beleid, opnieuw geactualiseerd wordt. Deze actualisatie vindt plaats door middel van deze algemene Beleidslijn Bibob. Per onderwerp waarop de Wet Bibob van toepassing is zullen specifieke beleidsregels Bibob worden opgesteld en vastgesteld. De gemeente Hellevoetsluis zal het Bibob-beleid actief gaan toepassen.

 

Doelstelling van de Wet Bibob

Het doel van de Wet Bibob is het beschermen van de integriteit van de overheid. De Wet Bibob heeft een preventief karakter en is bedoeld om te voorkomen dat de overheid ongewild criminele activiteiten faciliteert door bijvoorbeeld vergunningen of subsidies te verstrekken of vastgoedtransacties aan te gaan. Hiermee wordt tevens de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd. De toepassing van de Wet Bibob is een van de instrumenten die de gemeente in kan zetten binnen de bestuurlijke aanpak van ondermijnende criminaliteit als onderdeel van een integrale aanpak.

 

Werking van de Wet Bibob

Op grond van de Wet Bibob is het mogelijk diepgaand onderzoek te doen naar de achtergrond van een persoon of onderneming door middel van eigen onderzoek en/of het vragen van een advies aan het Landelijk Bureau Bibob. Het Bibob-instrument is van toepassing op in de wet aangewezen vergunningen, subsidies, bepaalde categorieën overheidsopdrachten en vastgoedtransacties. Tot op heden is de Wet Bibob vooral toegepast op vergunningen. Een vergunning kan worden geweigerd of ingetrokken indien er een ernstig gevaar bestaat dat deze wordt gebruikt om uit strafbare feiten verkregen vermogen te benutten (de zogenaamde a-grond) of om strafbare feiten te plegen (de zogenaamde b-grond). Dit is geregeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Vanaf 2016 wordt de Wet Bibob actief door de gemeente Hellevoetsluis toegepast op de overige categorieën die in de wet zijn aangewezen. Deze actievere toepassing zal stapsgewijs worden geïmplementeerd.

 

 

 

BELEIDSLIJN BIBOB GEMEENTE HELLEVOETSLUIS 2018

 

De Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hellevoetsluis, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

 

Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

 

Gelet op het bepaalde in de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet, artikel 30b van de Wet op de kansspelen, de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2:25, 2:28, 2:39 en 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening en de subsidieverordening

 

Besluiten vast te stellen de

 

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2018.

 

 

 

 

Paragraaf 1: Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2.

    In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Bibob);

    • b.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Hellevoetsluis;

    • c.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen van de gemeente Hellevoetsluis;

    • d.

      RIEC: het samenwerkingsverband Regionaal- Informatie en Expertise Centrum;

    • e.

      Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

    • f.

      overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de wet en waarop de wet kan worden toegepast;

    • g.

      vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • 1.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • 2.

        huur of verhuur;

      • 3.

        het verlenen van een gebruiksrecht; of

      • 4.

        de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

    • h.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

    • i.

      eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen. Eveneens is dit van toepassing op het eigen onderzoek bij aanbestedingen en vastgoedtransacties.

Artikel 1.2 Toepassingsbereik

Onderhavige beleidsregels zijn uitsluitend van toepassing op de toepassing van de Wet Bibob door de rechtspersoon met een overheidstaak en het bestuursorgaan. De beleidsregels laten dus onverlet dat binnen de grenzen van andere regelgeving op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij verdere besluitvorming worden betrokken.

Artikel 1.3 Toepassing beleidsregels

  • 1.

    De Bibob-toets zal niet worden toegepast bij beschikkingen voor of overeenkomsten met:

    • overheidsinstanties;

    • semi-overheidsinstanties;

    • toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning);

    • door het bestuursorgaan bij (specifiek) besluit aangewezen beschikkingen dan wel privaatrechtelijke transacties.

  • 2.

    Het bestuursorgaan dan wel de rechtspersoon met een overheidstaak handelt overeenkomstig de beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. In een dergelijk geval wordt toepassing gegeven aan de inherente afwijkingsbevoegdheid zoals neergelegd in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

PARAGRAAF 2: PUBLIEKRECHTELIJKE BESCHIKKINGEN

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen.

De toepassing van de wet zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden:

 

  • 1.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

    • a.

      artikel 3 Drank- en Horecawet;(Drank- en Horecavergunning);

      Para commerciële horeca-inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet (zoals dorpshuis, buurthuis, clubhuis of kantine van een sportvereniging) waarvan de horeca in eigen beheer is en niet is verpacht, vallen in beginsel niet onder dit Bibob-beleid)

    • b.

      artikel 30b van de Wet op de kansspelen;(speelautomatenvergunning)

    • c.

      artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening;(horecaexploitatie-vergunning)

    • d.

      artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening; (exploitatievergunning coffeeshop)

    • e.

      artikel 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (seksinrichting, escortbedrijf)

    • f.

      artikel 2:39 van de Algemene Plaatselijke Verordening (speelautomatenhal)

       

  • Uitzondering:

    De toepassing van de Wet Bibob zal niet standaard worden toegepast bij vergunningen als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet en vergunningen als bedoeld in artikel 2:28 van de APV Hellevoetsluis voor andere inrichtingen dan coffeeshops, indien:

    • het gaat om een wijziging/aanvulling van de leidinggevende op de DHW-vergunning.

  • 2.

    Uitvoering van de Bibob-toets kan bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaatsvinden als zij vallen onder de daartoe aangewezen branche en/ of gebied en de daarbij geldende risico-indicatoren of vastgesteld zijn in de specifieke Bibob-beleidsregels aangaande het specifieke deelonderwerp:

    • a.

      De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit). De toepassing blijft beperkt tot de aanvragen met een bouwsom hoger dan

      € 500.000,- of aanvragen die vallen onder de risicocategorieën:

      • horecabedrijven (inclusief coffeeshops, hotels, pensions etc.);

      • prostitutiebedrijven (inclusief seksbioscopen, sekswinkels, massagesalons, etc.);

      • escortbedrijven;

      • kamerverhuurbedrijven, alsmede omgevingsvergunningen voor kamerverhuur- en/of logiespanden waar bij sprake is van 5 of meer kamers;

      • wisselkantoren;

      • speelautomatenhallen;

      • smart-, head- en growshops;

      • transportondernemingen;

      • autohandel (verkoop en verhuur);

      • sloopbedrijven;

      • autodemontagebedrijven;

      • afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven;

      • vuurwerkbranche.

      • motorclubs, w.o. outlawmotorcycle gangs (OMG)

    • Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet limitatief. De toetsing kan in beginsel plaats vinden voor deze risicocategorieën.

       

      De Bibob-toets wordt ook uitgevoerd indien de aanvraag een locatie betreft die gelegen is in een door het College van B&W aangewezen risicogebied.

       

      Tot slot kan in bijzondere gevallen ook een Bibob-toets worden uitgevoerd bij een bouwactiviteit met een lagere bouwsom dan de gestelde norm en/of een andere gebruiksbestemming dan de genoemde risicocategorieën. De Bibob-toets is dan gebaseerd op specifieke informatie, afkomstig uit de eigen gemeentelijke organisatie dan wel vanuit andere overheidspartners.

       

    • b.

      De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht. Voor zover dat onderdeel betrekking heeft op de inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet, (omgevingsvergunningen inrichtingen Wet Milieubeheer).

       

      De toepassing blijft beperkt tot de inrichtingen, die behoren tot de branches: afval, metaal en vuurwerk en wordt in beginsel alleen uitgevoerd als:

      • vanuit eigen informatie en/of

      • vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

      • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

      • criteria zoals geformuleerd in de (indien vastgestelde) specifieke Bibob-beleidsregels met betrekking tot WABO-aanvragen.

    • c.

      De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).

      De Bibob-toets wordt in beginsel alleen uitgevoerd als bij de aanvraag:

      • vanuit eigen informatie en/of

      • vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

      • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

      • criteria zoals geformuleerd in de (indien vastgestelde) specifieke Bibob-beleidsregels met betrekking tot WABO-aanvragen.

    • d.

      De aanvraag als bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening. Het betreft hier de vergunning die nodig is voor de organisatie van een evenement. De toepassing blijft beperkt tot de aanvragen betreffende:

      • evenementen georganiseerd dan wel mede georganiseerd door zogeheten Outlaw Motorcycle Gangs (OMG’s);

      • de organisatie van vechtsportevenementen;

      • bij afzonderlijk besluit van de Burgemeester aangewezen evenementenvergunningen.

Artikel 2.1a Toepassing in bijzondere situaties bij aanvragen voor een beschikking genoemd in artikel 1

Naast de in artikel 2.1 lid 1 aangeduide gevallen, zal het bestuursorgaan bij een aanvraag voor de in artikel 2.1 lid 2 genoemde beschikkingen ook overgaan tot een Bibob-toets, als:

  • vanuit eigen informatie en/of

  • vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

  • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Bovendien zal een Bibob-toets plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob.

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

  • 1.

    de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

  • 2.

    de verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een generieke Bibob-toets;

  • 3.

    vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 4.

    informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet Bibob verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 5.

    bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies

Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleend subsidie als bedoeld in de gemeentelijke subsidieregeling.

 

Het besluit tot uitvoering van het Bibob-onderzoek zal gebaseerd zijn op:

  • 1.

    eigen ambtelijke informatie en/of;

  • 2.

    informatie verkregen van het Bureau en/of;

  • 3.

    informatie verkregen vanuit het Om conform artikel 26 van de wet(OM-tip) en/of;

  • 4.

    informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC;

  • 5.

    criteria zoals geformuleerd in de (indien vastgestelde) specifieke Bibob-beleidsregels omtrent subsidies.

PARAGRAAF 3: PRIVAATRECHTELIJKE TRANSACTIES

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

De rechtspersoon met een overheidstaak kande wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1 onder g, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.

 

In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

 

Bibob onderzoek zal in ieder geval worden uitgevoerd bij:

  • Hoge mate van financiële complexiteit;

  • Behorend tot een als zodanig door College van B&W benoemde risicobranche;

  • Behorend tot een als zodanig door College van B&W benoemd risicogebied;

  • Hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

  • Exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

  • Voldoet aan de criteria zoals geformuleerd in de (indien vastgestelde) specifieke Bibob-beleidsregels met betrekking tot vastgoedtransacties.

Het besluit tot uitvoering van het Bibob-onderzoek kan daarnaast ook gebaseerd zijn op:

  • 1.

    eigen ambtelijke informatie en/of

  • 2.

    informatie verkregen van het Bureau en/of

  • 3.

    informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de wet(OM-tip) en/of

  • 4.

    informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC.

Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

Artikel 3.2 Verhuur van onroerend goed en het verlenen van een gebruiksrecht

  • 1.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1 kan voorafgaand aan een vastgoedtransactie met als doel de verhuur van onroerend goed door de rechtspersoon met een overheidstaak dan wel het verlenen van een gebruiksrecht, in ieder geval aanleiding kunnen bestaan voor het uitvoeren van een Bibob-toets indien sprake is van verhuur in de risicocategorieën en/of risicogebieden als bedoeld in artikel 2.1 van deze beleidslijn.

     

  • 2.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1 kan de rechtspersoon met een overheidstaak in huur- en verhuurovereenkomsten met betrekking tot een onroerende zaak een beëindigingclausule opnemen als bedoeld in artikel 5a, sub b van de Wet Bibob. De rechtspersoon met een overheidstaak zal zo nodig in plaats van instemming met een contractovername, een nieuwe huurovereenkomst sluiten met een opvolgende huurder zodat bedoelde beëindigingclausule kan worden opgenomen.

Artikel 3.3 Verkoop van onroerend goed

  • 1.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1 kan voorafgaand aan een vastgoedtransactie met als doel de verkoop van vastgoed door de rechtspersoon met een overheidstaak, in ieder geval aanleiding kunnen bestaan voor het uitvoeren van een Bibob-toets indien:

    • a.

      de hoogte van de aankoopsom/bieding ongebruikelijk is vergeleken met de waardering van het vastgoedobject;

    • b.

      de partij die het vastgoedobject wil kopen beschikt over een snel groeiend vastgoedportfolio;

    • c.

      de partij die het vastgoedobject wil kopen recent is opgericht al dan niet met een opmerkelijke of verdachte exploitatie;

    • d.

      sprake is van de verkoop van bedrijfsmatig onroerend goed;

    • e.

      sprake is van de verkoop van meerdere objecten.

  • 2.

    Voor alle inschrijvingen en tenders geldt dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure. In aanvulling op deze bepaling zal de rechtspersoon met een overheidstaak dit ook bij de inschrijvingen en tenders vermelden.

Artikel 3.4 Gronduitgifte

  • 1.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1, kan voorafgaand aan een vastgoedtransactie met als doel de uitgifte van grond door de rechtspersoon met een overheidstaak, in ieder geval aanleiding kunnen bestaan voor het uitvoeren van een Bibob-toets indien vragen bestaan over onder meer:

    • a.

      de hoogte van de bieding in relatie tot de waardering van de grond en/of

    • b.

      de financiering van de vastgoedtransactie en/of de contractspartij.

  • 2.

    De omstandigheid dat een gronduitgifte betrekking heeft op een bedrijventerrein kan ertoe leiden dat de rechtspersoon met een overheidstaak eerder zal besluiten een Bibob-toets uit te voeren.

     

  • 3.

    Omstandigheden die kunnen maken dat de rechtspersoon met een overheidstaak afziet van het uitvoeren van een Bibob-toets zijn als de vastgoedtransactie betrekking heeft op de uitgifte van grond:

    • a.

      aan particulieren ten behoeve van tuinuitbreidingen;

    • b.

      aan verenigingen van eigenaren voor het gebruik als groenvoorzieningen;

    • c.

      ten behoeve van de aanleg van kabels en leidingen voor het transport van gas, (afvalwater, elektra en datacommunicatie;

    • d.

      ten behoeve van de realisatie van kleinschalige voorzieningen, zoals transformatorhuisjes en zendmasten.

Artikel 3.5 aanbestedingen

  • 1.

    De rechtspersoon met een overheidstaak kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot alle overheidsopdrachten in de zin van de Europese aanbestedingsrichtlijn of de Aanbestedingswet voor zover deze vallen binnen een krachtens artikel 5 Wet Bibob aangewezen sector.

     

  • 2.

    De rechtspersoon met een overheidstaak kan in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren indien op grond van:

    • Eigen ambtelijke informatie, en/of

    • Informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • Informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • Vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip)

    • Vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de gegadigde en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering. De rechtspersoon met een overheidstaak kan in dit verband in ieder geval actief navraag doen binnen haar organisatie of bij de hierboven vermelde partners.

  • 3.

    De rechtspersoon met een overheidstaak kan in iedere fase van een aanbesteding ter zake een overheidsopdracht als in het eerste lid van dit artikel bedoeld, een Bibob-toets uitvoeren. Derhalve kunnen aan een Bibob-toets worden onderworpen zowel degenen die de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is te selecteren tot een volgende fase van de aanbesteding, dan wel degene(n) aan wie de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is de betreffende overheidsopdracht te gunnen.

     

  • 4.

    De rechtspersoon met een overheidstaak kan ook na gunning van een overheidsopdracht als bedoeld in lid 1 van dit artikel besluiten een Bibob-toets uit te voeren. Daartoe zal in de betreffende aanbestede (concept)overeenkomst(en) een nadere bepaling kunnen worden opgenomen. Die bepaling heeft als strekking dat de overeenkomst zal kunnen worden ontbonden door het bestuursorgaan indien (alsnog) feiten of omstandigheden in relatie tot het bedrijf op de persoon van de opdrachtgever bekend zijn geworden die, ware deze bekend geweest vóór het tot stand komen van de overeenkomst, aanleiding zouden zijn geweest om de opdrachtnemer uitte sluiten van verdere deelname aan de aanbesteding. De rechtspersoon met een overheidstaak kan in het hiervoor bedoelde geval besluiten niet tot ontbinding over te gaan indien zij van oordeel is dat uit de Bibob-toets gebleken mate van gevaar in voldoende mate valt te reduceren door het stellen van (nadere) uitvoeringsvoorwaarden.

     

PARAGRAAF 4: UITVOERING

Artikel 4.1 Eigen onderzoek

In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen, zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en inleveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid van de Wet Bibob genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

 

In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor.

 

Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.

 

Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit een tweetal stappen:

 

Stap 1

Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • de door de aanvrager/houder van de vergunning aangereikte informatie/documenten bij de Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlagen) en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

  • open bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster etc).

De Bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.

Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van bestuursorganen versterkt worden vanuit het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC). Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de vergunning weigeren of intrekken.

 

Stap 2

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:

  • a.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd,

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en),

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten,

  • d.

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.

 

Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

 

De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

 

Bij een 'mindere mate van gevaar' dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden dienen Bibob-gerelateerd te zijn.

 

Artikel 4.2 Informatieplicht

  • 1.

    In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken of van een zakelijke overeenkomst af te zien dan wel ongedaan te maken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Artikel 4.3 Adviestermijn

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid 1 van de wet.

     

  • 2.

    Indien het Bureau het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 lid 3 van de wet.

     

  • 3.

    Het Bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

     

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15 lid 2 van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 4.4 Gevolgen Bibob-toets

  • 1.

    Het bestuursorgaan/ de rechtspersoon met een overheidstaak kan over gaan tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een minder of ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde mindere of ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

     

  • 2.

    Indien het bestuursorgaan/ de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen.

     

  • 3.

    Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking, is vatbaar voor beroep en bezwaar.

     

  • 4.

    Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak, die een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Artikel 4.5 Onvolledige retournering Bibob-formulieren

Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 jo 3 van de Wet Bibob. De verstrekte vergunning zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.

 

PARAGRAAF 5: INWERKINGTREDING EN CITEERREGEL

Artikel 5.1 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt met terugwerkende kracht in werking op 18 september 2018 met gelijktijdige intrekking van Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2016.

Artikel 5.2 Citeertitel

Deze beleidslijn kan worden aangehaald als: Beleidslijn Bibob Hellevoetsluis 2018.

 

Aldus besloten door de burgemeester van de gemeente Hellevoetsluis d.d. 21 augustus 2018.

De burgemeester,

Milène Junius

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellevoetsluis d.d. 21 augustus 2018.

De secretaris,

Jan Simons

De voorzitter,

Milène Junius

Naar boven