Treasurystatuut Olst-Wijhe 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Olst-Wijhe;

 

Gelet op de verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet en de Wet financiering decentrale overheden;

Besluit:

 

Vast te stellen het Treasurystatuut Olst-Wijhe 2019;

 

Inleiding

Onder treasury wordt verstaan het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen en de hieraan verbonden risico’s.

 

Het voorliggende statuut bevat de regels voor de uitvoering van de treasuryfunctie in de gemeente Olst-Wijhe. De uitvoeringsregels zijn gebaseerd op landelijke wetgeving en de kaders die zijn vastgelegd in de financiële verordening.

 

Landelijk wettelijk kader:

  • Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) en bijbehorende ministeriële regelingen:

    • Regeling uitzettingen derivaten decentrale overheden (Ruddo)

    • Besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden (Bldo)

    • Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo)

    • Regeling schatkistbankieren decentrale overheden (Skb)

  • Gemeentewet

  • Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV)

  • Wet Houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof)

  • Europese regelingen aangaande staatssteun

  • Wet Markt en Overheid

Wet fido

In de Wet fido staan de regels voor het financieringsbeleid voor decentrale overheden. De bepalingen in de Wet Fido zijn uitgewerkt in de onderliggende ministeriële regelingen

Gemeentewet

Regelt de bevoegdheden van raad en college. Tevens geeft artikel 212 aan dat gemeenten verplicht zijn een financiële verordening op te stellen. In deze verordening is o.a. vastgelegd dat regels met betrekking tot de financieringsfunctie zijn vastgelegd in het voorliggende treasurystatuut.

Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV)

Regels m.b.t. de inrichting van de financiële huishouding in relatie tot het financieringsbeleid. Artikel 9 bevat bijvoorbeeld het voorschrift dat gemeenten een paragraaf Financiering moeten opnemen in de begroting en het jaarverslag.

Wet Houdbare overheidsfinanciën

Wet met het doel het EMU-saldo en de EMU-schuld te beheersen.

Europese regelingen aangaande staatssteun

Regelingen met als doel het voorkomen van oneerlijke concurrentie tussen lidstaten. Het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak dient aan deze regels te worden getoetst.

Wet markt en overheid

In deze wet is vastgelegd dat de integrale kostprijs moet worden doorberekend voor economische activiteiten en dat overheden eigen bedrijven niet mogen bevoordelen ten opzichte van concurrerende bedrijven. Van belang bij het verstrekken van leningen of garanties.

 

Artikel 1. Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

Call-geld: Opname of uitzetting van geldmiddelen voor zeer korte termijn (van 1 dag tot 1 week), ook wel daggeld genoemd.

 

Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties, zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

 

Drempelbedrag: Maximale bedrag dat een decentrale overheid over een heel kwartaal gezien gemiddeld op dagbasis buiten de schatkist mag aanhouden.

 

DOWR FA: De Financiële Administratie (FA) is een onderdeel van werkorganisatie DOWR van de gemeenten Deventer, Olst-Wijhe en Raalte waarbij de dienstverlening bestaat uit het uitvoeren van de financiële administratie.

 

Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

 

Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

 

Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeiten-planning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

 

Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage ( 2018: 8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

 

Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

 

Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

 

Liquiditeitenbeheer: Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

 

Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid.

 

Medium term note (MTN): Verhandelbare schuldbekentenis als onderdeel van een obligatielening uitgegeven door een overheid of bedrijf.

 

Prudent karakter: uitzettingen hebben een prudent karakter wanneer in ieder geval aan twee aspecten is voldaan, te weten voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt marktrisico van de instrumenten van uitzetting.

 

Rating: De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.

 

Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.

 

Renterisiconorm: Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden.

 

Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

 

Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.

 

Rentevisie: Toekomstverwachting over de renteontwikkeling.

 

Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.

 

Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Artikel 2. Doelstellingen van de treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

Risicobeheer

Artikel 3. Uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan derde partijen als voldaan is aan de uitgangspunten van artikel 10 lid 3 en waarbij vooraf advies van het team BVO wordt ingewonnen over de financiële posities en kredietwaardigheid van de betreffende partijen;

  • 2.

    De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd door de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

  • 3.

    Er wordt geen gebruik gemaakt van derivaten.

Artikel 4. Renterisicobeheer

  • 1.

    De gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal van een openbaar lichaam overschrijdt de kasgeldlimiet niet;

  • 2.

    Indien voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet wordt overschreden, wordt de toezichthouder op de hoogte gesteld en wordt de kwartaalrapportage en een plan om binnen de kasgeldlimiet te blijven, ter goedkeuring voorgelegd aan de toezichthouder;

  • 3.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 4.

    Nieuwe leningen of uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 5.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening of uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestructuur, rentestand en de rentevisie;

Artikel 5. Koersrisicobeheer

  • 1.

    Het uitzetten van overtollige liquide middelen anders dan bij de Nederlandse Staat conform de wet fido (regeling schatkistbankieren decentrale overheden) kan alleen plaatsvinden onder de voorwaarde van garandering van de hoofdsom van de uitzetting en met vastrentende waarden.

  • 2.

    Beleggingen in aandelen of daaraan verwante producten worden uitsluitend gedaan voor de uitoefening van de publieke taak.

Artikel 6. Kredietrisicobeheer

Uitzettingen vinden uitsluitend plaats in het kader van de publieke taak of in het kader van de bedrijfsvoering. Uitzettingen in het kader van de bedrijfsvoering kunnen, sinds de invoering van het verplicht schatkistbankieren, enkel plaatsvinden bij de schatkist of bij andere decentrale overheden waarbij geen sprake is van een toezichtrelatie.

Artikel 7. Intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), evenals een meerjarige liquiditeitenplanning.

Artikel 8. Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de euro.

Gemeentefinanciering

Artikel 9. Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken om het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen en medium term notes (MTN);

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen, waaronder de BNG Bank, alvorens een financiering wordt aangetrokken.

Artikel 10. Uitzettingen en garanties

  • 1.

    Door de invoering van het verplicht schatkistbankieren, mogen overtollige liquide middelen (boven het drempelbedrag) alleen in rekening courant en via deposito’s bij de schatkist worden aangehouden. Wel is het mogelijk om gebruik te maken van uitzonderingen zolang we binnen de richtlijnen en grensbedragen van de wet fido blijven.

  • 2.

    Het drempelbedrag is gelijk aan 0,75% van het jaarlijkse begrotingstotaal. Het minimumbedrag is € 250.000.

  • 3.

    De volgende algemene uitgangspunten gelden voor het verstrekken van leningen en garanties aan derden:

    • a)

      de te financieren activiteit waarvoor een gemeentelening of gemeentegarantie wordt aangevraagd moet passen in het gemeentelijk beleid en dient ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders van voldoende openbaar belang te zijn;

    • b)

      er dient vastgesteld te zijn dat het project zonder gemeentelening of gemeentegarantie niet of niet exploitabel tot stand komt;

    • c)

      indien er landelijk opererende instellingen of andere overheidsinstanties zijn die bereid zijn onder overzienbare en aanvaardbare voorwaarden garanties of leningen te verstrekken dan garandeert of leent de gemeente niet of slechts gedeeltelijk;

    • d)

      het risico voor de gemeente dient overzienbaar en aanvaardbaar te zijn en zoveel mogelijk te worden beperkt;

    • e)

      een gemeentelening of gemeentegarantie moet passen binnen de hiervoor geldende nationale en internationale kaders, waaronder de wet fido en de bepalingen die van toepassing zijn op staatssteun.

Artikel 11. Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal een AA-rating te hebben in overeenstemming met de uitgangspunten van de wet fido;

  • 2.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of EER-toezicht (lidstaten Europese Unie en Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer;

  • 3.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen of een bewijs te kunnen overleggen van AFM dat zij niet onder artikel 2:80, eerste lid Wet op het financieel toezicht (Wft) vallen.

  • 4.

    Artikel 11 is niet van toepassing bij het aantrekken van financieringsmiddelen.

Kasbeheer

Artikel 12. Geldstromenbeheer

Om de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Artikel 13. Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s;

  • 5.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan.

Administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn in de tabellen van de artikelen 15 en 16 vastgelegd;

  • 2.

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn;

  • 3.

    Bevoegdheden dienen via delegatie en mandaat nader schriftelijk te worden vastgelegd;

  • 4.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen- principe);

    • de uitvoering en controle wordt door afzonderlijke functionarissen gedaan;

    • de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

  • 5.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie.

  • 6.

    De transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten.

Artikel 15 Verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

 

Functie

Verantwoordelijkheden

De gemeenteraad

➢ Vaststellen van de Financiële verordening op basis van artikel 212 Gemeentewet.

➢ Vaststellen van de paragraaf Financiering in de begroting en de jaarrekening.

➢ Houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan.

Het college van B&W

➢ Zorgdragen voor de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie.

➢ Uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid) binnen de kaders van het Treasurystatuut.

➢ Evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het Treasurybeleid.

De teamleiders

(budgethouders)

➢ Zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare informatie over toekomstige geldstromen binnen hun afdeling aan de medewerker Bedrijfsvoering (BVO) belast met treasury.

➢ Het (laten) fiatteren van betalingen en ontvangsten ten laste, c.q. ten gunste van hun budgetten.

Teamleider BVO

➢ Uitvoeren van het treasurybeleid (ambtelijke verantwoordelijkheid) binnen de kaders van het Treasurystatuut.

➢ Opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury.

➢ Verantwoording over de uitvoering van de treasuryfunctie aan het College in de vorm van een rapportage als onderdeel van de producten van de P&C-cyclus.

Medewerker team Bedrijfsvoering (BVO), belast met treasury / treasurer

➢ Uitvoeren van de treasurytaken (ambtelijke verantwoordelijkheid) binnen de kaders van het Treasurystatuut.

Kassier

➢ Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen.

➢ Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer.

➢ Het aanleveren van tijdige, volledige en juiste gegevens aan de financiële administratie van de DOWR FA.

DOWR FA

➢ Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële (sub)administraties.

De externe accountant

➢ Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren over en controleren van de feitelijke naleving van het Treasurystatuut.

Artikel 16 Bevoegdheden

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven evenals de daarbij benodigde fiattering.

 

Bevoegdheid

Bevoegde functionaris (eerste handtekening)

Autorisatie door (tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer (tot een jaar)

Het uitzetten van middelen via call-geld, deposito en spaarrekening

Medewerker BVO, belast met treasury / treasurer

Teamleider BVO

Het aantrekken van geld via call-geld of kasgeld

Medewerker BVO, belast met treasury / treasurer

Teamleider BVO

Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Kassier DOWR FA

Teammanager DOWR FA

Bankrelatiebeheer

Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Teamleider BVO

College van B en W

Bankcondities en tarieven afspreken

Medewerker BVO, belast met treasury / treasurer

Teamleider BVO

Financiering en uitzetting (langer dan 1 jaar)

Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen en MTN’s

Teamleider BVO

College van B en W

Het uitzetten van gelden bij de schatkist

Medewerker BVO, belast met treasury / treasurer

Teamleider BVO

Het verstrekken van leningen, garanties en kapitaalverstrekkingen aan derden uit hoofde van de publieke taak

College van B en W

Gemeenteraad

Artikel 17 Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

 

Informatie

Frequentie

Informatieverstrekker

Informatie-ontvanger

1. Gegevens met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Doorlopend

Budgetverantwoordelijken (Teamleiders/ budgethouders, projectleiders, financieel adviseurs)

Medewerker BVO, belast met treasury / treasurer

2. Liquiditeitenplanning

Jaarlijks

Medewerker BVO, belast met treasury / treasurer

Teamleider BVO

3. Prognose treasuryactiviteiten in de paragraaf Financiering van de programmabegroting

Jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

4. Evaluatie treasuryactiviteiten in de paragraaf Financiering van de jaarrekening

Jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

5. Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fido

Indien

vereist

Medewerker BVO, belast met treasury / treasurer, medewerkers DOWR FA en financieel adviseurs

Derden

Artikel 18 Intrekking oude treasurystatuut

Het treasurystatuut zoals vastgesteld door het college in de B & W vergadering van 18 januari 2011 wordt ingetrokken met ingang van de datum genoemd in artikel 19.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Dit treasurystatuut treedt in werking per 1 januari 2019. Indien het Gemeenteblad waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2019, dan treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad en werkt zij terug tot en met 1 januari 2019.

Vastgesteld in de vergadering van het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Olst-Wijhe d.d. 8 januari 2019.

De secretaris,

D.L.W. Zielhuis

De burgemeester,

A.G.J. Strien

Bijlage 1 Memorie van toelichting

 

In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelwijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Door de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

 

De paragraaf Financiering in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De paragraaf Financiering in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

 

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

 

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

 

Artikel 2 lid 2

Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 3 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

 

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

 

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijke rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers niet winstgericht. (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

 

Artikel 3 lid 1

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

 

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”.

 

In artikel 10 lid 3 staan de algemene uitgangspunten die gelden voor het verstrekken van leningen en garanties aan derden. Geadviseerd wordt dat het gemeentebestuur het advies van het team BVO inwint voordat zij een beslissing neemt t.a.v. het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak. Dit team adviseert over bijv. financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de organisatie. Daarnaast is het van belang dat het team BVO de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning.

 

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

 

In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

 

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben daarom géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.

 

Artikel 3 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de beperkte kennis binnen de organisatie over dergelijke instrumenten, worden derivaten niet gebruikt. In de financiële verordening Olst-Wijhe wordt in artikel 15 lid 1b dit ook aangegeven.

 

Artikel 4 lid 1 en 2

Tot het kasgeld behoren alle vlottende schulden met een looptijd korter dan 1 jaar, de contante gelden in kas, de uitstaande gelden < 1 jaar en de tegoeden / schulden in rekening-courant. Doel van de kasgeldlimiet is het beperken van de renterisico’s op de korte schuld. De korte schuld is bedoeld voor de lopende uitgaven en zodoende is de limiet gekoppeld aan het begrotingstotaal. De kasgeldlimiet is vastgesteld op 8,5% van het totaal van de jaarbegroting bij aanvang van het jaar. De kasgeldlimiet mag 2 kwartalen achtereenvolgens worden overschreden. De toezichthouder (i.c. de provincie) wordt geïnformeerd indien voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet is overschreden.

 

Artikel 4 lid 3

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal (zie artikel 6 van de Wet fido en artikel 2, lid 2a van de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

 

Artikel 4 lid 4

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

 

Artikel 4 lid 5

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.

 

Artikel 5, lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

 

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening).

 

Medium term notes (MTN) zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde worden uitgekeerd.

 

Artikel 5, lid 2

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.

 

Artikel 6

De kredietrisico’s worden beperkt doordat het voor de gemeente alleen mogelijk is geld uit te zetten bij de schatkist en bij andere decentrale overheden.

 

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

 

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat het team BVO juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige teams over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

 

Artikel 8

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente.

 

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

 

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

 

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geld gevende partij kunnen worden vastgesteld.

 

Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar. Deze maakt onderdeel uit van een medium term note programma.

 

Artikel 9 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete)-clausules bij vervroegde aflossing etc. Door het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt. In artikel 15 lid 1a van de Financiële Verordening Olst-Wijhe wordt dit ook specifiek aangegeven.

 

Artikel 10 lid 1

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 4 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

 

Artikel 10 lid 3

Voor het afgeven van leningen en garanties zoals genoemd in artikel 3, lid 1 dient te worden voldaan aan de in dit art. 10 lid 3 genoemde uitgangspunten.

 

Artikel 11 lid 1

Een AA-rating van een bankrelatie voor wat betreft de kredietwaardigheid moet voldoen aan de in de Wet Financiering decentrale overheden opgenomen regels en uitgangspunten. Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA.

 

 

 

Artikel 11 lid 2 en 3

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 3 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Om dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

 

Artikel 12 lid 1

Geldstromenbeheer omvat vooral het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) om de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

 

Artikel 12 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.

 

Artikel 13 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen(-courant) van de gemeente. Om de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet- en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

 

Artikel 13 lid 3 en 4

Hier worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel call-geld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening-courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening-courant.

 

Artikel 13 lid 5

Hier wordt verwezen naar artikel 6 waarin wordt aangegeven dat alleen bij de schatkist en andere decentrale overheden kan worden uitgezet.

 

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, is in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen om een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

 

Artikel 15

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

 

Artikel 16

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Om niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

 

Artikel 17

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4 en 5). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

Budgetverantwoordelijken (punt 1) dienen informatie te verschaffen op de momenten waarop zich significante wijzigingen voordoen in hun verwachtingen over tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).

 

Naar boven