Besluit tot wijziging van de Drank- en horecaverordening 2014

Artikel 1 Wijziging Verordening

De Drank- en horecaverordening 2014 wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 1 komt als volgt te luiden:

Artikel 1 Begripsbepalingen

De begripsbepalingen uit artikel 1 van de Drank- en Horecawet zijn op deze verordening van toepassing. Voor zover het de artikelen 7 tot en met 10 van deze verordening betreft, moet daarbij onder het verstrekken van dranken enkel alcoholvrije dranken worden verstaan.

 

Artikel 7 komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de Burgemeester in een inrichting bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholvrije drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken of daartoe aanwezig te hebben.

  • 2.

    Dit verbod geldt niet:

    • a.

      indien wordt gehandeld krachtens een vergunning ingevolge de Drank- en Horecawet tot het uitoefenen van een horecabedrijf;

    • b.

      voor legerplaatsen en aan het militair gezag onderworpen lokaliteiten;

    • c.

      voor middelen van vervoer tijdens hun gebruik als zodanig.

 

Na artikel 7 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 7a:

Aan de vergunning zijn de volgende voorschriften en beperkingen verbonden:

  • 1.

    Wanneer de inrichting voor publiek geopend is dient tenminste één van de personen die in de vergunning, bedoeld in artikel 7, eerste lid als leidinggevende staan vermeld, in de inrichting aanwezig te zijn.

  • 2.

    In de inrichting mag slechts alcoholvrije drank worden verstrekt gedurende activiteiten die op grond van het bestemmingsplan zijn toegestaan.

  • 3.

    De horecavergunning of een afschrift ervan dient in de inrichting aanwezig te zijn.

 

Artikel 8 komt als volgt te luiden:

  • 1.

    De vergunning, bedoeld in artikel 7, eerste lid, geldt uitsluitend voor een of meerde in deze vergunning vermelde lokaliteiten.

  • 2.

    Bij overlijden van een vergunninghouder kan het bedrijf waarop de vergunning betrekking heeft, door of namens een van zijn rechtsopvolgers worden voortgezet tot een maand na het overlijden of, indien binnen die termijn ter zake een nieuwe vergunning is aangevraagd, tot het tijdstip waarop op deze aanvraag is beslist.

 

Artikel 9 komt als volgt te luiden:

  • 1.

    De vergunning bedoeld in artikel 7 eerste lid, wordt geweigerd indien:

    • a.

      een op de aanvraag vermelde leidinggevende niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt en niet voldoet aan de eisen, gesteld bij of krachtens artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b en c, en tweede lid , van de Drank- en Horecawet;

    • b.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het aangevraagde in overeenstemming zal zijn;

    • c.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat in strijd zal worden gehandeld met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften als bedoeld in artikel 7a.

    • d.

      de lokaliteiten waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend niet voldoen aan de inrichtingseisen, gesteld krachtens artikel 10 van de Drank- en Horecawet.

  • 2.

    De Burgemeester kan ten behoeve van een lokaliteit als bedoeld in artikel 7 eerste lid, in verband met het beperkt beschikbare vloeroppervlak, ontheffing verlenen van een of meer van de eisen, gesteld krachtens artikel 10 van de Drank- en Horecawet.

  • 3.

    Een vergunning ten aanzien van een inrichting, waarvan de vergunning op grond van artikel 10 eerste lid onder b dan wel artikel 31, eerste lid, onder c van de Drank- en horecawet is ingetrokken, kan gedurende een bij die intrekking vastgestelde termijn van ten hoogste vijf jaar worden geweigerd.

 

Artikel 10 komt als volgt te luiden:

  • 1.

    De Burgemeester trekt de vergunning bedoeld in artikel 7, eerste lid, in indien:

    • a.

      niet langer wordt voldaan aan de in artikel 9 gestelde eisen;

    • b.

      zich in de inrichting feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

  • 2.

    De Burgemeester kan de vergunning bedoeld in artikel 7, eerste lid, intrekken indien de vergunninghouder de bij artikel 7a gestelde voorschriften en beperkingen, niet nakomt.

  • 3.

    De vergunning vervalt van rechtswege wanneer gedurende zes maanden geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

 

Artikel 11 komt als volgt te luiden:

Overtreding van het bepaalde in artikel 7 en op grond van artikel 7a daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

 

Artikel 2 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 11 maart 2019

De Griffier, de Voorzitter

R.M. Jongedijk dr. G.O. van Veldhuizen

Naar boven