Eerste wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2018

Bekendmaking

 

Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat de gemeenteraad in zijn openbare vergadering van 28 februari 2019 de Eerste wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2018 heeft vastgesteld.

 

Inwerkingtreding

 

De verordening wordt van kracht met ingang van de dag na die van deze bekendmaking.

 

Rechtsmiddelen

 

Tegen het besluit tot vaststelling van de verordening is geen bezwaar of beroep mogelijk.

 

 

Tekst verordening

 

 

De raad van de gemeente Breda;

 

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 januari 2019;

 

Gelet op de artikelen 147 en 149 Gemeentewet;

 

Besluit vast te stellen:

 

De eerste wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2018

Artikel I  

 

A.

Artikel 1:2, derde lid wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:4A of artikel 2:5 of artikel 2:6.

 

B.

Artikel 2:4A Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Artikel 2:4A Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan een openbare plaats

 

  • 1.

    Het is verboden zonder voorafgaande vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

  • 2.

    Het bevoegde bestuursorgaan kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 3.

    De vergunning kan worden geweigerd:

    • a.

      indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de openbare plaats, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de openbare plaats of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare plaats;

    • b.

      indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • c.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

  • 4.

    Het bevoegde bestuursorgaan kan nadere regels stellen ten aanzien van de vergunningsplicht als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

 

C.

Artikel 2:4B Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Artikel 2:4B Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen

 

  • 1.

    Het verbod in het eerste lid van artikel 2:4 A is niet van toepassing op:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:10;

    • b.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:16;

    • c.

      overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de openbare plaats is verleend.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid van artikel 2:4 A is voorts niet van toepassing op voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid van artikel 2:4 A is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement, artikel 5 van de Wegenverkeerswet of een gemeentelijke verordening.

 

D.

Artikel 2:4C Vrijstellingen wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Artikel 2:4C Vrijstellingen

 

  • 1.

    Het verbod in het eerste lid van artikel 2:4 A is niet van toepassing op de volgende categorieën van voorwerpen, mits wordt voldaan aan het ingevolge het tweede en derde lid van artikel 2:4 C bepaalde:

    • a.

      Uitstallingen

    • b.

      Terrassen

    • c.

      Bouwobjecten

    • d.

      Reclameborden

    • e.

      Plantenbakken en banken

    • f.

      Door of in opdracht van de gemeente te plaatsen voorwerpen ten behoeve van infrastructurele of openbare voorzieningen;

    • g.

      Bouw- of projectborden, mits geplaatst op of in de onmiddellijke nabijheid van het terrein waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd en voor de duur van de werkzaamheden;

    • h.

      Nader door het college aan te wijzen categorieën van voorwerpen.

  • 2.

    Degene die voornemens is de in artikel 2:4 C onder c en g bedoelde voorwerpen te plaatsen, doet daarvan uiterlijk 7 dagen tevoren een digitale of schriftelijke melding aan het college.

  • 3.

    Het college kan in het belang van het bepaalde in het derde lid van artikel 2:4 A nadere regels stellen ten aanzien van de categorieën van voorwerpen als bedoeld in het eerste lid van artikel 2:4 C.

 

E.

Artikel 2:6 Maken, veranderen van een weg wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Artikel 2:6 (Omgevings)vergunning voor het maken, hebben of veranderen van een uitweg of het gebruik daarvan te veranderen

 

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen.

  • 2.

    Het college kan categorieën van uitwegen aanwijzen waarvoor het verbod van het eerste lid niet geldt.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daar geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement. Tevens geldt het bepaalde in het eerste lid niet indien het om een locatie gaat waarvan in een door het college vastgesteld definitief ontwerp de uitwegen (in- en uitritten) in zijn totaliteit zijn opgenomen.

  • 4.

    De vergunning kan worden geweigerd:

    • a.

      In het belang van de verkeersveiligheid.

    • b.

      In het belang van het uiterlijk aanzien van de omgeving.

    • c.

      Ter bescherming van openbare groenvoorzieningen.

    • d.

      In het belang van de veiligheid en het doelmatig gebruik van de weg.

 

F.

Artikel 2:18 wordt aangevuld en na het vierde lid wordt een vijfde lid ingevoegd

 

  • 5.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

G.

Artikel 2:24 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Het is verboden een inrichting voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting geen leidinggevende aanwezig is die op de vergunning staat vermeld.

 

H.

Artikel 2:25 wordt aangevuld en na sub f. wordt sub g. toegevoegd:

 

  • g.

    de exploitant of leidinggevende van de inrichting toestaat of gedoogt dat in zijn inrichting strafbare feiten worden gepleegd.

 

I.

Artikel 2:26 wordt aangevuld en na sub b. wordt sub c. toegevoegd:

 

  • c.

    er sprake is van wijziging in de exploitatie doordat de aard van de inrichting is gewijzigd, waarvoor geen nieuwe vergunning is aangevraagd.

 

J.

Artikel 2:60, tweede lid onder b. en c. wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • b.

    werkzaam zijn dan wel aldaar ingeschreven staan bij een onderwijsinstelling voor zover het betreft de looproute die de burgemeester heeft aangewezen in het door hem aangewezen gebied als bedoeld in het eerste lid;

  • c.

    volgens de bevolkingsadministratie aldaar woonachtig zijn voor zover het betreft de looproute die de burgemeester heeft aangewezen in het door hem aangewezen gebied als bedoeld in het eerste lid.

 

K.

Artikel 2:64, vijfde lid wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 5.

    De burgemeester kan nadere regels stellen ten aanzien van gevaarlijke honden en hoog risicohonden.

 

L.

Artikel 2:64A toevoegen

Artikel 2:64A Gevaarlijke honden op eigen terrein

 

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:64 tweede lid, of heeft meegedeeld dat hij de hond gevaarlijk acht, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.

  • 2.

    Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:

    • a.

      op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;

    • b.

      het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en

    • c.

      het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.

 

M.

Artikel 4:2 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Artikel 4:2: Overige geluidshinder (Algemeen)

 

Algemeen

1.

Het is verboden, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit, toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

2.

Het College van B&W kan van het verbod ontheffing verlenen.

3.

Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, overige gemeentelijke bepalingen, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant.

4.

Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

N.

Artikel 4:4, tweede lid wordt aangevuld en na b. wordt sub c. toegevoegd:

 

  • c.

    Truckparking Hazeldonk

 

O.

Artikel 5:15, zesde lid wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in het vijfde lid is het venten van gedrukte en geschreven stukken verboden op door het college in het belang van de openbare orde aangewezen openbare plaatsen, dagen of uren.

Artikel II  

De eerste wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2018 treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

 

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 28 februari 2019.

, voorzitter

, griffier

Naar boven