Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder houdende regels omtrent het Regionaal beleidskader VTH 2019-2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder besluit:

  • 1.

    Het Regionaal Beleidskader VTH 2019-2022 vast te stellen voor de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) van de OFGV-taken.

  • 2.

    Het Regionaal Beleidskader VTH 2019-2022 na vaststelling te publiceren.

  • 3.

    Het Gemeenschappelijk kader Handhaving Flevoland in te trekken voor wat betreft de uitvoering van de taken die vallen onder het Regionaal Beleidskader VTH 2019- 2022.

Samenvatting

 

De overheid heeft een grondwettelijke zorgplicht voor de bewoonbaarheid van het land en voor de bescherming en verbetering van het leefmilieu. Gemeenten en provincies spelen hierbij een belangrijke rol. Zij zijn voor een groot deel verantwoordelijk voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving (hierna: VTH) van het omgevingsrecht.

 

De afgelopen jaren is er in Nederland veel discussie geweest over de kwaliteit van de vergunningverlening, toezicht en handhaving van het omgevingsrecht. Branden met ernstig gewonde en dodelijke slachtoffers, het vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij bedrijven, instortende balkons en parkeergarages hebben hier een grote rol bij gespeeld.

Enige jaren geleden hebben gemeenten en provincies dan ook besloten om in omgevingsdiensten te gaan samenwerken om zo de kwaliteit van de VTH-taken te vergroten.

De Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (hierna: OFGV) is in 2012 opgericht om vanaf 1 januari 2013 de door de betrokken gemeenten en provincies ingebrachte VTH-taken uit te voeren. De OFGV werkt voor 13 gemeenten en 2 provincies, bestaande uit de gemeenten Almere, Blaricum, Dronten, Gooise Meren, Hilversum, Huizen, Laren, Lelystad, Noordoostpolder, Urk, Weesp, Wijdemeren en Zeewolde en de provincies Flevoland en Noord-Holland.

Overigens is de samenwerking in een omgevingsdienst ondertussen een wettelijke verplichting geworden.

 

In 2017 is er ook een wettelijke verplichting voor gemeenten en provincies ingevoerd om ten aanzien van uitvoering (lees: vergunningen), toezicht en handhaving op het gebied van het omgevingsrecht uniform beleid op te stellen, ook dit weer met het doel om de kwaliteit van de vergunningverlening, toezicht en handhaving van het omgevingsrecht te vergroten.

 

Wij, de bevoegde gezagen en de OFGV, hebben intensief in een ontwikkelproject samengewerkt om te komen tot een gezamenlijk beleidskader voor de VTH taken. Enerzijds ingegeven door de gezamenlijke ambitie om te komen tot een gemeenschappelijk uniform en eenduidig beleid waarmee een gelijk speelveld naar burger en ondernemer wordt gecreëerd en anderzijds ingegeven door de wens om te voldoen aan de wettelijk gestelde eisen, de zgn. procesciteria, die gelden voor bestuursorganen die deelnemen in een omgevingsdienst en waarop getoetst wordt vanuit het interbestuurlijk toezicht. Het voorliggend document is het resultaat van deze samenwerking. Dit is het beleidskader voor de taken die door OFGV worden uitgevoerd.

 

Het verlenen van vergunningen, het houden van toezicht op en het handhaven van regels is geen doel op zich. Wij doen dit om bij te dragen aan een ‘hoger doel’. Zoals al eerder aangegeven, is in de Grondwet een grondrecht opgenomen over de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu. In de Omgevingswet is hieraan nader invulling gegeven door het opnemen van een maatschappelijk doel. Wij sluiten ons aan bij dit maatschappelijke doel en hanteren voor onszelf het volgende doel:

 

De OFGV draagt bij aan een gevoel van:

  • -

    gezondheid en veiligheid ten aanzien van de fysieke leefomgeving en

  • -

    een goede omgevingskwaliteit

 

De titel van dit beleidskader is “Samen sterk voor kwaliteit”, dat is niet zonder reden: kwaliteit staat centraal in dit kader. Met elkaar proberen wij aan dit woord inhoud te geven; dat is niet makkelijk en we zijn er ook nog niet, maar we hebben in ieder geval een kader gemaakt en doelen geformuleerd, zodat duidelijk is welke basiselementen we op het gebied van kwaliteit belangrijk vinden. We hebben ons hierbij laten leiden door de nieuwe manier van werken die in de nieuwe Omgevingswet centraal staat: snel, persoonlijk, betrokken, eenvoudig, relevant, transparant en consistent. Deze principes staan voor de kwaliteit die we met elkaar in dit VTH-beleid willen ondersteunen.

De kwalitatieve doelen die we onszelf gesteld hebben, zijn:

 

De OFGV draagt bij aan een gevoel van:

  • -

    vertrouwen in de overheid en

  • -

    klanttevredenheid.

 

Nu we deze doelen hebben opgenomen, is het de vraag hoe we deze gaan uitwerken. Gelet op de eis van meetbare doelstellingen is men al snel geneigd om doelstellingen te gaan formuleren die meetbaar zijn aan de hand van aantallen controles, aantallen juridische procedures etc.;

maar de praktijk leert dat kwantiteit niet alles zegt over kwaliteit en uiteindelijk gaat het er bij de uitvoering van wettelijke taken op dit gebied om wat het resultaat daarvan is in de buitenwereld; in managementtermen wordt dit ook wel outcome genoemd.

Voor ons houdt dit in dat wij niet zo zeer gaan sturen op aantallen en producten, maar meer op kwaliteit en effect. De outcomecriteria die wij hierbij zullen gaan hanteren zijn:

 

  • De OFGV is een betrouwbare dienst.

  • De medewerkers van de OFGV worden als deskundig op hun vakgebied getypeerd.

  • De OFGV is helder, direct en proactief in de communicatie en dienstverlening naar burgers, bedrijven en verbonden partijen.

  • De bereikbaarheid en reactiesnelheid van OFGV worden als zeer goed ervaren.

  • De afhandeling door de OFGV wordt als correct, duidelijk en rechtsgelijk ervaren.

 

Deze elementen en de invulling van de wettelijk verplichte VTH strategie, vormen de basis van manier waarop wij in Flevoland en de Gooi & Vechtstreek vorm willen geven aan de VTH-keten. De uitgangspunten die wij hierbij geformuleerd hebben, zijn:

 

voor vergunningverlening:

 

  • -

    het afhandelen van vergunningaanvragen binnen de wettelijke termijnen;

  • -

    het beoordelen van meldingen op juistheid en volledigheid binnen de met de partners afgesproken termijnen.

 

voor toezicht en handhaving:

 

  • -

    inzetten voor het behouden dan wel verhogen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving (veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid door het houden van toezicht op de naleving van wet- en regelgeving;

  • -

    daar waar nodig wordt handhavend opgetreden;

  • -

    alle controles uit de jaarprogramma’s van alle deelnemende partijen worden uitgevoerd;

  • -

    de afhandeling van klachten gebeurt binnen de met de deelnemers afgesproken termijn.

 

Hoewel het gebied waarbinnen de OFGV de taken uitvoert, zeer gevarieerd is, zijn er een aantal ‘overkoepelende’ milieuthema’s te weten:

  • externe veiligheid,

  • bodem

  • geluid,

  • geur, en

  • energie

Meer specifieke belangrijke onderwerpen op het gebied van milieu zijn:

  • windturbines;

  • asbest;

  • opslag gevaarlijke stoffen;

  • programmatische aanpak stikstofdepositie (PAS) en

  • grondverzet.

Om gericht een bijdrage te kunnen leveren aan een veilige, gezonde en duurzame

leefomgeving is inzicht nodig in de negatieve effecten die zich kunnen voordoen als voorschriften niet worden nageleefd en de kans dat deze handelswijze zich voordoet.

Dit inzicht wordt o.a. verkregen door het uitvoeren van een risico/probleemanalyse.

Bovendien zijn de capaciteit en middelen bij organisaties die werkzaam zijn op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving veelal beperkt.

Dit noodzaakt tot het stellen van prioriteiten in de taken en problemen die (met voorrang) opgepakt worden. Hierbij maken we ook gebruik van de risico/probleemanalyse.

 

Uit de risicoprobleemanalyse zijn de volgende 10-en van de hoogste risico’s op activiteitenniveau en brancheniveau:

Top 10 Milieuactiviteiten

Top 10 Branches

Opslaan van vaste kunstmeststoffen

Uitzonderingen

Gebruik of opslag van bepaalde organische peroxiden

Industrie 1 (Metaal gerelateerd)

Opslaan van gevaarlijke stoffen of bodembedreigende stoffen in verpakking niet zijnde vuurwerk, ontplofbare stoffen, bepaalde organische peroxiden, asbest, gedemonteerde airbags, gordelspanners of vaste kunstmeststoffen

Akkerbouw en overige landbouw

Op- en overslaan van verwijderd asbest

Industrie 3 (Voedingsmiddelen, Textiel, Hout)

In werking hebben van een koelinstallatie

Industrie 2 (Papier, Rubber, Kunststof, Chemie)

In werking hebben van een natte koeltoren

Handel in en reparatie van auto's, motorfietsen en aanhangers

Opslaan van vuurwerk, pyrotechnische artikelen voor theatergebruik of andere ontplofbare stoffen

Afval

Opslaan van stoffen in opslagtanks

Bouwnijverheid

Parkeren van vervoerseenheden met gevaarlijke stoffen

Overige

Installatie voor de productie van asfalt

Jachthavens

 

Het totaal van strategieën dat wordt gehanteerd om de naleving van wet- en regelgeving te bevorderen, noemen we de nalevingsstrategie. In hoeverre de gestelde regels ook daadwerkelijk worden nageleefd, wordt bepaald door een groot aantal factoren. Dit varieert van kennis van de regels, het nut en de noodzaak ervan inzien, tot het bewust overtreden ervan. Een aantal van deze factoren is te beïnvloeden door consequent te toetsen, toezicht te houden en handhavend op te treden. Onze nalevingsstrategie bestaat uit drie strategieën: een vergunningenstrategie, een preventiestrategie en een handhavingsstrategie. Deze laatste bestaat weer uit een toezichtstrategie, een sanctiestrategie en een gedoogstrategie.

 

Met dit beleidskader willen we gericht bijdragen aan een duurzame naleving van wet- en regelgeving, gericht op een schone, veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Dat is onze stip op de horizon. Maar onze reis naar die stip is net begonnen en de komende periode zullen we deze reis samen moeten voortzetten om de stip uiteindelijk te kunnen bereiken. Dat gaan we doen door samen een lerende organisatie te zijn en continu te leren en verbeteren. Een belangrijk element hierbij is om met elkaar te staan voor de kwaliteit en deze goed te borgen.

 

Dit kader is, gelet op de waarschijnlijke inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet, vastgesteld voor een periode van 3 jaar, maar zal tussentijds diverse malen worden geëvalueerd om te kijken of we nog steeds op de goede weg -naar die stip op de horizon- zijn. Mocht dit niet of niet volledig het geval zijn, dan zal het beleidskader worden bijgesteld/aangepast.

 

1. Inleiding

 

Voor u ligt het uniforme beleid voor de uitvoering van vergunningen, toezicht en handhaving (hierna: VTH) van alle gemeenten en de provincies die samen aan de OFGV deelnemen, zoals

bedoeld in artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor). Dit beleidskader voor de periode 2019 – 2022 is het resultaat van een intensief samenwerkingsproject.

 

Wij hebben een gemeenschappelijk belang en een gemeenschappelijke ambitie in het behouden van een duurzame, veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Door een kader voor gemeenschappelijke prioriteiten en beleidsdoelen met elkaar af te spreken, bevorderen we een duurzame naleving van wet- en regelgeving en kunnen we risico’s voor de leefomgeving beter beheersen. Met het creëren van een gelijk speelveld in ons gebied, bevorderen we een uniforme manier van taakuitvoering en een gelijke behandeling (en daarmee rechtsgelijkheid) van ondernemers en burgers. Met dit beleidskader leggen we hiervoor een basis.

 

Dit uitvoerings- en handhavingsbeleid is het beleid voor de taken die door de OFGV worden uitgevoerd. De focus ligt hierbij op het wettelijke basistakenpakket, zoals dat is vastgelegd in het Besluit Omgevingsrecht (hierna: Bor) maar richt zich eveneens op de plustaken van de provincies en gemeenten die bij de OFGV zijn ondergebracht.

 

Het beleid is onderdeel van de beleidscyclus zoals dat is beschreven in het Bor in en vormt het raamwerk voor de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s van de OFGV.

 

 

In dit beleidskader zijn de prioriteiten, doelstellingen en werkwijzen opgenomen voor vergunningverlening, toezicht, handhaving en de samenwerking met externe partners.

Het bevat dus zowel zgn. strategische, tactische als operationele elementen.

In dit eerste hoofdstuk zullen we ingaan op de aanleiding, het doel en de scope van dit kader èn op de ontwikkelingen die van invloed zijn op de VTH-keten. In het tweede hoofdstuk bespreken we de strategische uitgangspunten van dit beleidskader, zoals de missie, visie, strategische doelstellingen en de prioriteitenstelling. In het derde en vierde hoofdstuk behandelen we de tactische en operationele aspecten, te weten de VTH-strategieën die de OFGV gaat inzetten, de elementen van de inrichting van de organisatie en de kwaliteitsborging.

1.1 Aanleiding

Zorgplicht

Sinds 1983 is in de Grondwet een zgn. sociaal grondrecht over de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu opgenomen.

 

 De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu.” 

(artikel 21 Grondwet)

 

Dat de zorg voor en om het milieu in de Grondwet werd verankerd, kan vooral worden beschouwd als een intentieverklaring van de overheid om rekening te houden met het milieu in haar beleid.

Gemeenten en provincies spelen hierbij een belangrijke rol. Zij zijn voor een groot deel verantwoordelijk voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving (hierna: VTH) van het omgevingsrecht.

 

Het omgevingsrecht regelt de fysieke omgeving waarin wij leven. Daartoe behoren milieu, water, natuur en met name ruimtelijke ordening. Het omgevingsrecht is een rechtsgebied dat altijd in ontwikkeling is. In tegenstelling tot andere gebieden van het recht (zoals bijvoorbeeld het Burgerlijk wetboek) verandert het regelmatig. Vanuit de Hinderwet in de jaren zeventig van de vorige eeuw naar de Wet milieubeheer in de jaren negentig van de vorige eeuw is het deze eeuw geherstructureerd door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en is inmiddels alweer een nieuw wetgevingstraject gestart voor de Omgevingswet.

Naast dat het omgevingsrecht vaak aan veranderingen onderhevig is, is het ook complex. Ondanks dat er veel wetgeving wordt vereenvoudigd, blijft er altijd regelgeving nodig voor de technische aspecten, zoals geluid, lucht, licht, water, trilling, natuur, externe veiligheid.

 

Kwaliteit

De afgelopen jaren is er in Nederland veel discussie geweest over de kwaliteit van de vergunningverlening, toezicht en handhaving van het omgevingsrecht. Branden met ernstig gewonde en dodelijke slachtoffers, het vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij bedrijven, instortende balkons en parkeergarages hebben hier een grote rol bij gespeeld.

Een veel gehoord standpunt in deze discussies was dat de verspreiding van de toezicht- en handhavingstaak over meer dan 500 organisaties zorgde voor versnippering en het onmogelijk maakte om voldoende kritieke massa te organiseren voor de vereiste menskracht en deskundigheid. Ook was men van mening dat deze versnippering leidde tot grote en onrechtvaardige verschillen in de aanpak van de handhaving en in de behandeling van burgers en bedrijven. Bovendien maakte de versnippering het zeer lastig om problemen die de gemeente- en provinciegrenzen overstijgen, zoals grondtransporten, aan te pakken.

 

Door de deskundigen op dit gebied werd gepleit voor:

  • het instellen van regionale omgevingsdiensten om de kwaliteit van de uitvoering van omgevingsrecht te optimaliseren en de kwetsbaarheid te verminderen,

  • en uniform handhavingsspeelveld te creëren voor burgers en bedrijven;

  • de mobiliteit- en ketenproblematiek te verkleinen.

Samenwerking

Enige jaren geleden hebben gemeenten en provincies dan ook besloten om in omgevingsdiensten te gaan samenwerken om zo de kwaliteit van de VTH-taken te vergroten.

De Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (hierna: OFGV) is in 2012 opgericht om vanaf 1 januari 2013 de door de betrokken gemeenten en provincies ingebrachte VTH-taken uit te voeren.

De OFGV werkt voor 13 gemeenten en 2 provincies, bestaande uit de gemeenten Almere, Blaricum, Dronten, Gooise Meren, Hilversum, Huizen, Laren, Lelystad, Noordoostpolder, Urk, Weesp, Wijdemeren en Zeewolde en de provincies Flevoland en Noord-Holland.

 

Inmiddels is de samenwerking in een omgevingsdienst een wettelijke verplichting geworden.

 

Uniform beleid

In 2017 is er ook een wettelijke verplichting voor gemeenten en provincies ingevoerd om ten aanzien van VTH op het gebied van de wettelijke basistaken voor de OFGV uniform VTH-beleid op te stellen; ook dit weer met het doel om de kwaliteit van de vergunningverlening, toezicht en handhaving van het omgevingsrecht te vergroten.

 

Onder het pakket van basistaken worden, onder andere, de vergunningverlening (uitvoering), het toezicht en de handhaving van omgevingsvergunningen milieu, meldingen Activiteitenbesluit milieubeheer en beschikkingen in het kader van de Wet bodembescherming verstaan. Het wettelijke basistakenpakket verbindt alle opdrachtgevers van de OFGV.

 

Een aantal gemeenten heeft bij de oprichting van de OFGV behalve het wettelijke basistakenpakket ook de overige wettelijke milieutaken ondergebracht bij de OFGV. Naast de VTH-taken met betrekking tot de minder complexe bedrijvigheid voert de OFGV ook projecten

uit op het gebied van duurzaamheid en voert zij wettelijke taken uit op het gebied van

specialistische milieuregelgeving en adviseert zij op het gebied van ruimtelijke ordening en bouwplannen, bodem, geluid, externe veiligheid en natuur- en biodiversiteit.

 

Naast het basistakenpakket en de overige milieutaken heeft een aantal gemeenten ook nog andere taken op het gebied van de Wabo, de Wet ruimtelijke ordening en de APV bij de OFGV ondergebracht.

 

De provincies hebben naast de wettelijke basistaken, ook taken op het gebied van de groene wetten, wegen/vaarwegen en vergunningverlening ‘bodem’ bij de OFGV ondergebracht.

 

Dit beleidskader gaat over alle VTH-taken die door de deelnemers bij de OFGV zijn belegd.

 

Procescriteria

Het Bor geeft procescriteria voor het op te stellen uitvoerings- en handhavingsbeleid.

Zo is bepaald dat het bevoegd gezag het uitvoering- en handhavingsbeleid vastlegt in een of meer documenten waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen het zichzelf stelt bij vergunningverlening, toezicht en handhaving en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren.

Het Bor geeft daarnaast aan dat, waar nodig, afgestemd dient te worden met beleid dat is opgesteld door andere bestuursorganen, zoals waterschappen en andere omgevingsdiensten in aangrenzende regio’s (in geval van bijvoorbeeld ketentoezicht). Daarbij moet er inzicht gegeven worden in de afspraken die met de betreffende (bestuurs)organen over de samenwerking en de afstemming bij strafrechtelijke handhaving zijn gemaakt. Ook wordt de basis gelegd voor een gemeenschappelijk informatie- en inspectiesysteem (Inspectieview Milieu). In het Bor wordt bovendien aangegeven dat de kwaliteit van de uitvoering in een Verordening kwaliteit moet zijn vastgelegd.

1.2 Doel van het beleidskader

Dit VTH-beleidskader is een basisdocument dat zal worden doorontwikkeld.

Met dit beleidskader willen we gericht bijdragen aan een duurzame naleving van wet- en regelgeving, gericht op een schone, veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Dat is onze stip op de horizon. Maar onze reis naar die stip is net begonnen en de komende periode zullen we deze reis samen moeten voortzetten om de stip uiteindelijk te kunnen bereiken. Dat gaan we doen door samen lerende organisaties te zijn en continu te leren èn te verbeteren.

 

Een belangrijk element hierbij is om met elkaar te staan voor de kwaliteit en deze goed te borgen. Kwaliteit en samenwerking staan dan ook centraal in dit beleidskader; de titel is niet voor niets: “Samen sterk voor kwaliteit”,

Met elkaar gaan wij aan het woord kwaliteit inhoud geven; dat is niet makkelijk en we zijn ook nog niet, maar we hebben in ieder geval een kader gemaakt en doelen geformuleerd, zodat duidelijk is welke basiselementen we op het gebied van kwaliteit belangrijk vinden.

Wij hebben ons hierbij laten leiden door de nieuwe manier van werken die in de komende Omgevingswet centraal staat: participerend, snel, persoonlijk, betrokken, eenvoudig, relevant, transparant en consistent. Deze principes staan voor de kwaliteit die we met elkaar in dit VTH-beleid willen ondersteunen. Hierbij hanteren wij het Big-8 model als basis.

1.3 De reikwijdte van het beleidskader

Zoals we hiervoor al hebben aangegeven, is het takenpakket van de OFGV grofweg te verdelen in twee categorieën: het wettelijke basistakenpakket en het plustakenpakket.

De focus ligt in dit beleidskader op het wettelijke basispakket, maar er wordt ook aandacht besteed aan de elementen van het plustakenpakket.

Individueel kunnen de bevoegde gezagen ervoor kiezen om dit beleidsplan ook expliciet van toepassing te verklaren op de plustaken die bij de OFGV zijn ingebracht.

 

In dit beleidskader benoemen we alle elementen die belangrijk zijn voor het VTH-beleid en hoe we met alle elementen die de Omgevingswet straks van ons vraagt het VTH-beleid willen inrichten.

1.4 Ontwikkelingen

Het is voor dit beleidskader van belang om zicht te hebben op de ontwikkelingen binnen het VTH-terrein. Deze ontwikkelingen zijn afwisselend van invloed op het uit te voeren beleid en de mogelijke bijstelling ervan tijdens de jaarlijkse evaluatie. De belangrijkste ontwikkelingen op dit moment zijn:

 

W et VTH en verordening kwaliteit VTH

Gemeenten en provincies moeten een verordening kwaliteit VTH hebben.

De verordeningen verplichten de gemeenten en provincies en de in opdracht daarvan handelende omgevingsdiensten zoals de OFGV, op hoofdlijnen tot een uniforme ambitie voor kwaliteit.

Vertrekpunt voor het bepalen van de kwaliteit zijn de kwaliteitscriteria 2.1 die zijn ontwikkeld en worden toegepast met als doel de kwaliteit van de VTH-taken te waarborgen en te bevorderen. Of dat het geval is, wordt jaarlijks beoordeeld door de colleges van B&W en GS. Hiervoor is input nodig van de OFGV en van de interne gemeentelijke/provinciale organisatie. Uiteindelijk leggen de colleges hierover verantwoording af in de gemeenteraad en Provinciale Staten (horizontale verantwoording). De kaders die zij daarvoor hanteren zijn uiteindelijk de eigen politiek-bestuurlijke overwegingen van de leden van de gemeenteraad en Provinciale Staten.

 

De kwaliteitscriteria hebben zowel betrekking op de kwaliteit van de organisatie als de kwaliteit van de medewerkers. Voor de organisatie betekent dit dat er een sluitende beleidscyclus is, een inhoudelijke ondergrens en dat de taken belegd worden bij organisaties die continuïteit in de uitvoering kunnen garanderen. Op medewerker niveau betekent dit o.a. dat voldoende deskundigheid en ‘vlieguren’ (frequente uitvoering) gevraagd worden om de taken adequaat uit te kunnen voeren. Daarnaast zijn er spelregels opgesteld hoe er omgegaan moet worden met de kwaliteitscriteria 2.1, waardoor meer maatwerk mogelijk is om te voldoen aan de criteria. Nu de omgevingsdiensten in het land een aantal jaren draaien is er geconstateerd dat de kwaliteitscriteria toe zijn aan een revisie. Hiervoor is momenteel een werkgroep op landelijk niveau aan het werk. De resultaten hiervan worden in 2019 verwacht.

 

In 2016 is de kwaliteitsverordening voor de OFGV-taken door alle deelnemers uniform vastgesteld. De uitvoering ervan is echter nog een aandachtspunt. Zo is er destijds voor gekozen om, in afwijking van de modelverordening van de VNG, geen voorgeschreven inhoudelijke thema’s te formuleren waar de doelen van het beleid betrekking moeten hebben en om geen voorschriften te geven over de te gebruiken indicatoren. De afgelopen periode is echter gebleken dat het toch wel verstandig is om te werken de hand van inhoudelijke thema’s mede omdat deze thema’s ook zeer goed aansluiten bij de uitgangspunten van de nieuwe Omgevingswet. Het gaat dan om de navolgende onderwerpen:

  • Uitvoeringskwaliteit

  • Dienstverlening

  • Financiën

De uitwerking van deze doelen vormen dan ook een belangrijk element in dit VTH-beleidskader.

Omgevingswet

Op dit moment is het Omgevingsrecht verdeeld over 15 wetten en tientallen besluiten en regelingen. Deze versnippering leidt tot problemen, doordat de gebruikers de regels niet of niet goed kennen, onjuist toepassen en er geen dan wel onvoldoende afstemming plaatsvindt. De nieuwe Omgevingswet gaat al deze wetten, besluiten en regelingen vervangen.

 

Het doel van de nieuwe Omgevingswet is om de geldende regels voor burgers, bedrijven en overheden inzichtelijker te maken en de ontwikkeling en het beheer van de fysieke leefomgeving beter beheersbaar te maken. Deze wet gaat ook uit van de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven. De uitgangspunten van de Omgevingswet zijn: minder en overzichtelijke regels, meer ruimte voor initiatieven, lokaal maatwerk en vertrouwen. Het doel van een initiatief in de fysieke leefomgeving moet centraal staan in plaats van de vraag: ‘mag het wel?’ De Omgevingswet verplicht gemeenten en provincies integrale plannen te maken waarin de diverse belangen in onderlinge samenhang worden beschouwd.

De verwachte inwerkingtreding is 2021.

 

De impact van de Omgevingswet betekent voor ons, onder andere, het volgende:

  • alle vergunningprocedures, in principe, in acht weken;

  • het omgevingsplan vraagt om participatie en afweging bij de planvorming

  • door duidelijke plannen is inzichtelijker wat wel en niet kan en zijn mogelijk minder vergunningen nodig en verschuift de focus naar toezicht en handhaving;

  • meer maatwerk, immers bij minder regels vergen de besluiten een goede afweging en onderbouwing;

  • taakvelden worden integraal samengevoegd: meer (keten)samenwerking;

  • processen worden straks nog meer dan nu geïnitieerd door burgers en bedrijven en vragen om integrale afhandeling;

  • gedrag en cultuurverandering: competenties als oplossingsgericht denken, helicopterview en samenwerken worden belangrijker;

  • transparantie van informatievoorziening. Alle digitale informatie is straks op één plek te vinden, het nieuwe Omgevingsloket. Via dit loket kunnen initiatiefnemers, overheden en belanghebbenden snel zien wat mag in de fysieke leefomgeving. De inwoner, ondernemer beschikt daarmee over dezelfde informatie als de overheid.

Wij streven ernaar om, waar mogelijk, al in de geest van de Omgevingswet te werken. Ter voorbereiding op de invoering van de Omgevingswet ontstaan er, voor zowel de gemeentelijke VTH-afdelingen, als voor de OFGV de komende jaren extra werkzaamheden. De exacte invulling en consequenties zijn nog niet duidelijk en de komende jaren zullen benut moeten worden om VTH optimaal voor te bereiden. In ieder geval is zeker dat het capaciteit gaat kosten.

 

Wij zijn op dit moment al druk bezig met de voorbereidingen voor de invoering van de Omgevingswet. Met vijftien deelnemers samenwerken die allen in een ander tempo een eigen (en in detail afwijkend) plan van aanpak volgen is dat soms lastig. Daarom koesteren wij de samenwerking die zowel in Flevoland als de Gooi en Vechtstreek is ontstaan in twee regionale platforms over de Omgevingswet. Wij zijn van mening dat hierbij een actieve rol voor de OFGV is weggelegd, zoals actief mee denken in de voorbereidingen op de Omgevingswet en een bijdrage te leveren aan de gezamenlijke acties die hieruit voortvloeien. Tevens kan er gedacht worden aan het geven van advies over de opname van milieunormen (geluid, geur, lucht, bodem) in het omgevingsplan of de vormgeving van omgevingswaarden voor bijvoorbeeld geluid.

 

De werkprocessen van alle betrokkenen zullen de komende jaren ook ingericht moeten gaan worden op de komst van de Omgevingswet.

De afgelopen jaren is met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit en het brengen van steeds meer activiteiten onder algemene regels, reeds een proces gestart waarbij niet de inrichting als zodanig het vertrekpunt is voor regulering, maar de activiteiten die daarbinnen plaatsvinden.

Deze trend leidt straks tot het verdwijnen van het begrip ‘inrichting’ en een volledig activiteitengericht wetgevingskader. In het licht van de in te voeren Omgevingswet stellen wij ons, voor wat betreft de OFGV- taken, tot doel om in deze planperiode de systematiek van risicoanalyse, prioritering, het stellen van doelen en de planning- en control cyclus activiteitgericht in te vullen.

Het betekent dat een meer samenhangend en integraal kader uitgewerkt wordt.

 

Ook omgevingsfactoren, nalevingsgedrag en klachtenpatronen krijgen een plaats binnen dit kader waarbij de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven en inzet op risico’s expliciet tot uiting komt.

Klimaat en energie

Zowel op internationaal als op lokaal niveau, in provincie- en gemeentehuizen, is terecht veel aandacht voor klimaat en energie. Grote problemen zoals afname van de biodiversiteit, voedselschaarste, droogte, gebrek aan schoon drinkwater, afname van het areaal natuur, overbevolking en schaarste aan grondstoffen worden veroorzaakt door klimaatverandering en de huidige energievraag en wijze van opwekken speelt daarbij een belangrijk rol.

 

Iedereen dient zijn steentje bij te dragen aan de energietransitie die daarvoor nodig is. Het SER-energieakkoord legt de verantwoordelijkheid voor energiebesparing én voor het opwekken van duurzame energie bij gemeenten en provincies. Volgens het akkoord dienen ook omgevingsdiensten (OD’s) in stelling te worden gebracht om energiebesparing bij bedrijven te realiseren. In samenwerking ligt de oplossing.

 

De omgevingsdiensten en dus ook de OFGV, hebben al langer een rol bij energiebesparing bij bedrijven; ze toetsen bedrijven aan landelijk vastgestelde maatregelenlijsten.

Voor steeds meer branches worden deze lijsten ontwikkeld dus ook steeds meer bedrijven worden hierop gecontroleerd. Ook is er een rol bij het beoordelen van Energieaudits volgens de Europese energie efficiëntie richtlijn (EED) en is er een lidmaatschap van het Landelijke Kernteam EED. Tevens zijn er regionale energieagenda’s.

De volgende onderwerpen worden de komende periode op de agenda verwacht:

  • De lijsten met branchegerichte erkende energiebesparingsmaatregelen (EML) worden verplicht;

  • De bewijslast wordt omgekeerd bij het berekenen van de terugverdientijden en de manier waarop die berekend moeten worden, worden vastgelegd

  • Zeer waarschijnlijk komt er een energie registratiesysteem op regionaal niveau.

Als gevolg van het meer verplichtende karakter zal het toezicht op energiebesparing

intensiveren. Daarnaast wordt door deze mogelijke wetswijzigingen het verzamelen van energiegegevens steeds belangrijker. De OFGV kan hier een centrale taak in hebben. Met de lokale kennis, de centrale gegevens, de ontsluiting daarvan en de mogelijkheden om hiervan analyses te maken heeft de OFGV-informatie die voor de deelnemers van belang is bij het bepalen van het besparingspotentieel maar ook bij visie- en planvorming (onder de Omgevingswet) en ontwikkelingen in het ruimtelijk domein. Omgevingsdiensten zullen steeds vaker bij ambities als de circulaire economie een rol krijgen. Alleen al bij het mogelijk maken van allerhande energieopwekking (windmolens, windparken), energieopslag (waterstof, accu’s), energietransport (ondergrondse infrastructuur) en nieuwe ontwikkelingen die nog komen gaan, krijgt de OFGV een rol via vergunningverlening en ruimtelijk inpassing. Wij zullen ons hierop blijven voorbereiden zodat de OFGV die taken uit kan voeren en de geformuleerde ambities na kan streven.

Van Gas naar duurzaam/ Wet voortgang energietransitie (Wet Vet)

 

 

 

Een belangrijk en concreet aandachtspunt bij de voorgenoemde energietransitie is het overstappen van gas naar duurzame warmtebronnen. Aardgas heeft ons veel gebracht. Vijftig jaar geleden is Nederland begonnen met het grootschalig gebruik van aardgas in woningen en gebouwen.

 

Omdat aardgas een fossiele brandstof is, zorgt het ook voor klimaatverandering, specifiek gaat het om 11% van de Nederlandse CO2-uitstoot. Om de klimaatdoelstellingen te halen moet Nederland dus van het gas af en overstappen op duurzame warmtebronnen voor onder meer verwarmen, koken en douchen.

 

De transitie van verwarmen met aardgas naar duurzame verwarmingsalternatieven wordt de warmtetransitie genoemd. Om de warmtetransitie goed te laten voorlopen is het belangrijk dat wij op tijd starten met de voorbereidingen en ook bewoners meer betrekken en informeren over de ontwikkelingen.

Deze ontwikkeling is in een stroomversnelling gekomen omdat per 1 juli de gasaansluitingsplicht voor nieuwbouw komt te vervallen. Dit volgt uit het nieuwe lid 7 van artikel 10 van de Gaswet waarin is bepaald dat de aansluittaak van de netbeheerders niet van toepassing is op het aansluiten van nieuwbouwwoningen. Omdat netbeheerders slechts wettelijke taken mogen uitvoeren en hun wettelijke gasaansluitplicht voor genoemde uitzonderingen komt te vervallen, betekent dit feitelijk een verbod om nieuwbouwwoningen waarvoor de vergunning is aangevraagd na 1 juli 2018 aan te sluiten op het gasnet. De Wet Vet heeft ook gevolgen voor aanvragen van omgevingsvergunningen voor nieuwbouwwoningen van na 1 juli 2018. Deze aanvragen moeten voldoen aan het Bouwbesluit 2012 en dus ook het daarin bepaalde over de energieprestatiecoëfficiënt (EPC-norm). Als de EPC-norm niet wordt gehaald zal de vergunning wegens strijd met het Bouwbesluit geweigerd moeten worden. Ook dit onderwerp zal de komende tijd regelmatig op de agenda moeten terugkeren om over concrete acties te (kunnen) komen.

Asbestdaken 2025

 

 

Elk jaar overlijden ongeveer 1000 mensen aan de gevolgen van asbest. De overheid wil in 2040 geen nieuwe asbestslachtoffers meer. Daarom stelt de Rijksoverheid regels die het gevaar van asbest zo klein mogelijk houden. Asbestdaken raken na verloop van tijd beschadigd door weer en wind. Bijvoorbeeld na hagelschade. Vroeg of laat komt er een moment dat asbestvezels vrijkomen. Vanaf 2025 zijn asbestdaken in Nederland verboden. Dit betekent dat eigenaren van gebouwen met asbesthoudende dakbedekking deze voor die tijd moeten verwijderen. Het verbod beschermt mens en milieu tegen de gezondheidsrisico’s die blootstelling aan asbest met zich mee kan brengen. Wij willen de komende periode vooral meer gaan inzetten op (verdere) inventarisatie van de omvang en voorlichting.

Economische ontwikkelingen

 

Het Centraal Planbureau (CPB) heeft op 27 oktober 2017 de notitie ‘Actualisatie

Middellangetermijnverkenning 2018-2021’ gepubliceerd. In deze notitie zijn de uitkomsten van het Regeerakkoord verwerkt, is de prognose van de economische groei bijgesteld en is het scenario voor de overheidsfinanciën op middellange termijn geschetst. De te verwachten potentiële economische groei in de periode 2018-2021 bedraagt gemiddeld 2,0% per jaar. Dit percentage is lager dan de groei van de wereldeconomie van gemiddeld 3,9% per jaar en hoger dan die in het eurogebied van 1,8% per jaar.

De beleidsmaatregelen van het nieuwe kabinet dragen bij aan een afname van de werkloosheid van 4,9% in 2017 naar 4,1% in 2021. We zien daarbovenop dat de arbeidsmarkt voor specialistisch werk krapper wordt. Door de combinatie van lastig te vervullen vacatures en de daling van de werkloosheid kan de loondruk toenemen. De rente en inflatie lopen licht op, maar blijven laag.

Een ander te verwachten effect van deze economische ontwikkelingen is een mogelijke toename van het aantal bedrijven in Flevoland en in Gooi en Vechtstreek. Daarbij kan een toename van vergunningaanvragen dan wel meldingen of, bij meer algemene regels, toename van toezicht en handhaving worden verwacht. Als gevolg van de economische ontwikkelingen kan ook het aantal vragen om zowel juridisch als specialistisch advies over verschillende milieuonderwerpen (bodem, water, energie, asbest, stortplaatsen, geluid, lucht, externe veiligheid en zwemwater) stijgen.

 

 

2. Doel en samenwerking

2.1 Doel

Het verlenen van vergunningen, het houden van toezicht op en het handhaven van regels is geen doel op zich. Wij doen dit om bij te dragen aan een ‘hoger doel’. Zoals al eerder aangegeven, is in de Grondwet een grondrecht opgenomen over de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu. In de Omgevingswet is hieraan nader invulling gegeven door het opnemen van een maatschappelijk doel.

 

Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, gericht op het in onderlinge samenhang:

bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en het doelmatig beheren, gebruiken en ontwik­kelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies.”

(Artikel 1.3. Omgevingswet)

 

In het Bor is opgenomen dat in het beleid “gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen de omgevingsdienst moet behalen bij de uitvoering en handhaving en welke activiteiten daartoe door de omgevingsdienst worden uitgevoerd” en dat het beleid inzicht geeft in “de methodiek die de bestuursorganen gebruiken om te bepalen of de krachtens de in het eerste en tweede lid gestelde doelen worden bereikt”.

 

In de praktijk wordt dit ‘vertaald’ als: er moeten meetbare doelstellingen in het beleid staan.

Er is echter in den lande nogal wat discussie over wat in het concrete geval dan onder meetbare doelstellingen moet worden verstaan.

 

Uitgangspunten

Wij hebben er voor gekozen om het maatschappelijke doel uit de Omgevingswet nader uit te werken aan de hand van vier uitgangspunten, waarbij ook aangesloten wordt bij de doelen die in de Modelverordening Kwaliteit van de VNG opgenomen zijn:

  • Veiligheid:

    het objectieve én subjectieve gevoel van gezondheid en veiligheid in relatie tot de omgevingstaken (effecten van toepassing van wet- en regelgeving)

  • Uitvoeringskwaliteit:

    de mate waarin een product voldoet aan de juridische doelen (zoals geformuleerd in de relevante wet- en regelgeving) én bijdraagt aan de omgevingsdoelen.

  • Dienstverlening:

    de manier waarop (in communicatie, snelheid en service) de organisatie met belanghebbenden (aanvragers, omgeving, klagers etc.) omgaat

  • Financiën:

    de inzet van middelen in relatie tot de hoeveelheid afgeleverde diensten/producten.

Dit heeft geleid tot een tweetal doelstellingen; een concreet doel voor de leefomgeving, te weten:

 

De OFGV draagt bij aan een gevoel van:

  • -

    gezondheid en veiligheid ten aanzien van de fysieke leefomgeving en

  • -

    een goede omgevingskwaliteit

 

In de risico/ probleemanalyse die in het volgende hoofdstuk aan bod komt, werken we deze doelstelling uit aan de hand van 7 leefomgevingsthema’s. De probleemanalyse heeft speerpunten aan het licht gebracht waar we via vergunningverlening, toezicht en handhaving specifiek aandacht aan gaan geven om een bijdrage te leveren aan bovenstaande, algemene doelstelling.

 

Lokale situatie en de bestuurlijke visie

In het uitvoeringsprogramma of andere documenten worden deze speerpunten uitgewerkt tot concrete, meetbare doelen. Voor de selectie van onderwerpen waar meetbare doelen over worden geformuleerd, speelt de lokale situatie en de bestuurlijke visie een belangrijke rol. Zie hiervoor bijlage 2, “toelichting doelstellingen”.

 

Meetbare doelen

Een meetbaar doel is in de meeste gevallen gericht op het bereiken van “duurzaam naleefgedrag”. Om doelen te stellen in termen van naleefgedrag is het nodig om te weten hoe het feitelijk gesteld is met het naleefgedrag. Zodra naleefgedrag inzichtelijk is kan een doel gesteld worden voor verbetering van het naleefgedrag ten opzichte van een peiljaar.

 

Een voorbeeld van een meetbaar doel kan zijn: 100 propaantanks bij akkerbouwbedrijven controleren op de naleving van de NPR 2578, PGS 19, en Activiteitenbesluit zodat er inzicht komt in veel voorkomende gebreken. Op basis van de verkregen inzichten kan er een gerichte strategie worden bepaald voor het verminderen van overtredingen en daarmee het verkleinen van risico’s.

 

Het bepalen van meetbare doelen is een van de grootste uitdagingen voor deelnemers in de OFGV. Dit omdat niet alles wat gemeten kan worden iets zegt over de effectiviteit of stuurbaarheid van de uitvoering. Ook over de causaliteit tussen uitvoering en gemeenten effect/uitkomst is nog weinig bekend c.q. vastgesteld in objectieve vorm.

 

Tevens hebben we onszelf een kwalitatief doel gesteld, te weten:

 

De OFGV draagt bij aan een gevoel van:

  • -

    vertrouwen in de overheid en

  • -

    klanttevredenheid.

 

Outcome en Output

Nu we deze doelen hebben opgenomen, is het de vraag hoe we deze gaan uitwerken. Gelet op de eis van meetbare doelstellingen is men al snel geneigd om doelstellingen te gaan formuleren die meetbaar zijn aan de hand van aantallen controles, aantallen juridische procedures etc.;

maar de praktijk leert dat kwantiteit niet alles zegt over kwaliteit en uiteindelijk gaat het er bij de uitvoering van wettelijke taken op dit gebied om wat het resultaat daarvan is in de buitenwereld; in managementtermen wordt dit ook wel outcome genoemd.

 

Voor ons houdt dit in dat wij niet zo zeer gaan sturen op aantallen en producten, maar meer

op kwaliteit en effect. Om dit meetbaar te maken dienen de concrete prestaties die geleverd worden om de gewenste resultaten te realiseren duidelijk gemaakt te worden. Deze prestaties worden in managementtermen outputcriteria genoemd. De term ‘criteria’ kan doen vermoeden dat er sprake is van harde of afrekenbare eisen. Dat is echter bij output- en outcomecriteria niet aan de orde. Output- en outcomecriteria moeten gezien worden als concretisering van ambities en uitkomsten van te voeren beleid.

 

Er is dan ook een scheiding tussen de begrippen input, throughput, output en outcome. Voor

de input en throughput zijn al criteria beschreven in de wet en in de kwaliteitscriteria VTH. Deze criteria hebben betrekking op de bedrijfsvoering. De criteria voor de output en outcome hebben een andere grondslag en een ander karakter. De output- en outcomecriteria zijn gericht op de diensten en producten die vooraf buiten de organisatie merkbaar en zichtbaar zijn.

 

Samenvattend:

  • Input = mensen, middelen en tijd;

  • Throughput = processen die moeten leiden tot producten zoals vergunningen, toezicht (rapporten) en handhaving (beschikkingen);

  • Output = aantal vergunningen, aantal toezichtsacties, aantal handhavingsbeschikkingen, subsidies, voorlichting, etc.;

  • Outcome = omgevingskwaliteit, beleving van veiligheid, etc.

Het gaat er bij het formuleren van outcomecriteria om criteria op te stellen die helpen een beweging op gang te brengen en in stand te houden die gericht is op beheersing en continue verbetering van de kwaliteit van de uitvoering van het omgevingsrecht en verbetering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Met de outcomecriteria leggen we vast welke doelen we willen bereiken, in de periode waarvoor dit beleid geldt.

De criteria geven tevens de gewenste opvattingen van de buitenwereld weer over het optreden van de betreffende instantie. Het handelen van de overheid wordt voor de burgers en het bedrijfsleven zichtbaar via inzicht in behandeltermijnen, de mate van helderheid en transparantie, de communicatie en de efficiëntie van processen. De mate waarin die doelen worden bereikt in de outcomecriteria levert input op voor de inzet van mensen middelen en tijd. Daarmee wordt de beleidscyclus gesloten.

De opdracht aan ons is dit te realiseren voor de aan de OFGV opgedragen taken.

 

Hieronder staat, ter illustratie, een voorbeeldmodel voor toezicht/handhaving.

 

Zoals al eerder aangegeven, is dit beleid een groeidocument; wij hebben bij de totstandkoming van dit beleid geprobeerd om voor de hoofdtaken van de OFGV outcomecriteria op te stellen,

maar deze zijn nog niet volledig en wij zullen het komende jaar gaan gebruiken om deze verder uit te werken en te verfijnen. Voor het hiervoor gestelde kwalitatieve doel, zijn, vooralsnog de volgende outcomecriteria opgesteld:

 

  • De OFGV is een betrouwbare dienst.

  • De medewerkers van de OFGV worden als deskundig op hun vakgebied getypeerd.

  • De OFGV is helder, direct en proactief in de communicatie en dienstverlening naar burgers, bedrijven en verbonden partijen.

  • De bereikbaarheid en reactiesnelheid van OFGV worden als zeer goed ervaren.

  • De afhandeling door de OFGV wordt als correct, duidelijk en rechtsgelijk ervaren.

 

Het werken met outcome- en outputcriteria is een continu proces. Er dient steeds gekeken te worden of de geformuleerde doelstellingen behaald worden en aan de hand van de resultaten bijgestuurd kan worden. Na de periode waarvoor de doelstellingen gesteld zijn ,worden nieuwe, ambitieuzer doelstellingen geformuleerd, ervan uitgaande dat de geformuleerde doelstellingen gerealiseerd zijn en leiden tot een hogere kwaliteit van de fysieke leefomgeving. De doelstellingen in dit beleidskader zijn dus een startpunt.

 

Planning en control

Op grond van de Big-8 wordt een beleidskader, normaal gesproken, mede bepaald door meetbare ervaringen uit het verleden. De geschiedenis van de OFGV is echter nog te jong om het beleid voor de komende jaren op deze wijze te bepalen.

 

Ervaringen en rapportages uit het verleden (o.m. begroting, rapportages en jaarverslagen) hebben weliswaar wel aan de basis gelegen van de huidige doelstellingen, maar de huidige doelstellingen zijn vooral de uitkomst van de intensieve samenwerking bij het opstellen van dit beleid. De komende periode zullen wij ons ook richten op verdere verfijning van de methodiek en de wijze van rapporteren hierover.

 

In beginsel vormen de rapportages en het jaarverslag het kader waarbinnen verantwoording over de doelstellingen richting het bestuur en de colleges plaatsvindt. Op basis hiervan kunnen het bestuur en de colleges regie blijven voeren op de doelen in dit kader. Hierover worden individueel nog afspraken gemaakt.

2.2 Samenwerking

In hoofdstuk 1 hebben we al even aangestipt dat tijdens de discussie over de kwaliteit van de uitvoering van toezicht en handhaving van het omgevingsrecht de versnippering van de uitvoering en vrijblijvendheid in de samenwerking van handhavingspartners als een van de grootste knelpunten werd gezien. Sinds de Wet VTH is samenwerking niet vrijblijvend meer.

In artikel 7.2. van het Bor zijn verplichtingen over de samenwerking en de afstemming opgenomen.

 

Binnen Flevoland en Gooi en Vechtstreek komen de partners in verschillende overlegvormen op strategisch, tactisch en operationeel niveau bij elkaar. Deze overlegvormen hebben de volgende doelen:

  • onderlinge afstemming van de bevoegde gezagen over uniformiteit en een gelijk speelveld;

  • afstemming van activiteiten en afspraken met strafrechtelijke organen aan de hand van landelijke en regionale prioriteiten;

  • afstemming van uitvoeringsprogramma’s en evaluaties daarvan met strafrechtelijke partners;

  • externe afstemming van vergunningverlening en toezicht en handhaving;

  • ter voorbereiding van beleidsbeslissingen.

De veiligheidsregio’s en de waterschappen van de regio’s Flevoland en Gooi & Vechtstreek, de politie, het Openbaar Ministerie (hierna: OM), andere omgevingsdiensten en de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) zijn de belangrijkste samenwerkingspartners van de OFGV in Flevoland. In Gooi & Vechtstreek komen daar nog een paar organisaties bij, zoals de GAD, Natuurmonumenten, GNR en het Recreatieschap. In de bijlagen is een overzicht van de bestaande overlegvormen te vinden.

 

Dit beleidsdocument is een co-creatie van de betrokken gemeenten, provincies en de OFGV.

Op onderdelen is er ook inhoudelijk samengewerkt met de veiligheidsregio’s, de waterschappen en de politie, zoals voor de input van de expertsessies voor de risico/probleemanalyse.

 

Dit beleidskader is ook ter kennisname naar alle externe samenwerkingspartners gestuurd.

3. Risico/probleemanalyse en prioritering

3.1 Risico/probleemanalyse

Om gericht een bijdrage te kunnen leveren aan een veilige, gezonde en duurzame leefomgeving is inzicht nodig in de negatieve effecten die zich kunnen voordoen als voorschriften niet worden nageleefd en de kans dat deze handelswijze zich voordoet.

Dit inzicht wordt o.a. verkregen door het uitvoeren van een risico/probleemanalyse.

Bovendien zijn de capaciteit en middelen bij organisaties die werkzaam zijn op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving veelal beperkt.

Dit noodzaakt tot het stellen van prioriteiten in de taken en problemen die (met voorrang) opgepakt worden. De confrontatie tussen de beschikbaarheid, de risico’s en de doelen leveren de prioritering op van de uit te voeren taken.

 

Om de uitkomsten van de risico/probleemanalyse in een geografische context te kunnen plaatsen is het van belang om het gebied waar dit beleidskader op van toepassing is te beschrijven.

 

Gebiedsbeschrijving

Het werkgebied van de OFGV omvat de regio’s Flevoland en Gooi & Vechtstreek. De regio Flevoland omvat de gehele provincie Flevoland; (Flevopolder en de Noordoostpolder).

Flevoland is de thuishaven voor 401.200 inwoners op een oppervlakte van 2.412 km2 aan land en water. Met in totaal 6 gemeenten is Flevoland een open ruimte met strakke indeling. De 6 gemeenten zijn: Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde. De gemeenten Almere en Lelystad hebben een overwegend stedelijk karakter.

De overige gemeenten hebben een meer agrarisch karakter. In Flevoland is ruim 89 duizend hectare aan grote en efficiënt ingerichte landbouwpercelen. De provincie zet ook al jaren in om ruimte te geven aan het bedrijfsleven: deze krijgt volop ruimte om initiatieven te nemen die dromen en ambities waar kunnen maken, zoals recent bijvoorbeeld de ontwikkeling van de Flevokusthaven. Maar ook natuur is een belangrijk speerpunt in Flevoland. Flevoland heeft sinds kort een ook Nationaal Park: Nieuw Land. Flevoland is ook ‘nieuw land’; gemaakt in de jaren veertig tot en met zestig van de twintigste eeuw. Het kent een aantal risico’s, die daaraan verbonden zijn, zoals het veel toepassen van asbest in de opbouw jaren. Ook de aanwezigheid in zuidelijk Flevoland van een drinkwatergebied behoeft de nodige bescherming tegen diverse activiteiten waarbij bijvoorbeeld grondboringen (perforaties) plaatsvinden.

 

De regio Gooi & Vechtstreek behoort tot de provincie Noord-Holland. De regio omvat 7 gemeenten, Blaricum, Gooise meren, Hilversum, Huizen, Laren, Weesp en Wijdemeren. Gooi & Vechtstreek heeft een zeer gevarieerd landschap en lange geschiedenis.

Er is een breed scala aan risico’s die zich hier in meer of mindere mate voordoen. In dit gebied is meer bedrijvigheid aanwezig en een hogere bevolkingsdichtheid dan in Flevoland. Risicovolle activiteiten kunnen hierdoor een grotere impact op de directe omgeving hebben. Daarbij beperken risico’s zich niet tot gebiedsgrenzen en dient er voor de beheersing hiervan oog te blijven voor de gehele regio. Natuur is ook een kenmerkend element voor deze regio.

 

In het werkgebied van de OFGV liggen ruim 16.000 bedrijven, waarvan plusminus 7% vergunningplichtig is. De overige bedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit of zijn activiteiten waarvoor geen rechtstreeks werkende wet- en regelgeving van toepassing is.

 

De belangrijkste algemene milieuthema’s in de regio zijn;

  • externe veiligheid,

  • bodem

  • geluid,

  • geur, en

  • energie

Meer specifieke belangrijke onderwerpen op het gebied van milieu zijn:

  • windturbines;

  • asbest;

  • opslag gevaarlijke stoffen;

  • programmatische aanpak stikstofdepositie (PAS) en

  • grondverzet.

3.2 Toelichting methodiek risico/probleemanalyse

In de risico/probleemanalyse is een relatie gelegd tussen de kans dat een regel of voorschrift niet wordt nageleefd en de negatieve effecten die daarvan het gevolg kunnen zijn (kans x effect). Bij de negatieve effecten gaat het om de effecten op 7 omgevingsthema’s. Het volgende schema laat de opzet van de risico- en probleemanalyse zien en wat het oplevert.

Opzet van de risico- en probleemanalyse

 

Omgevingsthema’s

De 7 omgevingsthema’s zijn gerelateerd aan de landelijke risicobeoordelingsmethode die door veel overheidsdiensten wordt toegepast en is aanbevolen door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). De 7 omgevingsthema’s zijn:

 

De risicobeoordeling is uitgevoerd middels zgn. expertsessies.

 

Expertsessies

Voor het beoordelen van risico’s en voor het toekennen van een score aan activiteiten wordt een beroep gedaan op ervaringsdeskundigen. Jaarlijks worden door de OFGV expertsessies georganiseerd met de specialisten uit het betreffende werkveld. Elke specialist buigt zich over de activiteiten en geeft aan bij welke activiteiten zich risico’s bevinden en in welke mate de kans op niet naleving aanwezig is. Hierbij wordt landelijke, regionale en lokale informatie over risico’s meegenomen.

 

Ook wordt gekeken naar de waarschijnlijkheid dat een regel of voorschrift niet wordt nageleefd en wat de kans is op een overtreding. Bij de beoordeling van de waarschijnlijkheid wordt de methode van het Programma Nationale Veiligheid gevolgd. Per scenario met bijhorende impact is de waarschijnlijkheid dat dit incident zich voordoet bepaald.

 

Hierbij zijn bestaande, proactieve, preventieve en preparatieve maatregelen, die de waarschijnlijkheid verkleinen, meegenomen. Bij het bepalen van de waarschijnlijkheid wordt voor zover mogelijk gebruik gemaakt van een of meerdere van onderstaande informatiebronnen:

  • casuïstiek en historische (vergelijkbare) gebeurtenissen;

  • expertmeningen, scenario en trendanalyses;

  • statistieken en netwerkanalyses, bijvoorbeeld analyses van het Landelijk Meldpunt Afval (LMA);

  • regionale en landelijke strategieën, bijvoorbeeld de Strategische Milieukamer (SMK).

De waarschijnlijkheid is meetbaar gemaakt op basis van een omschrijving van het gevaar of een omschrijving van de dreiging en wordt vastgelegd in specifieke branche- en activiteitenprofielen.

 

Bij expertsessies worden voor de risicoanalyse ook externe (keten)partners betrokken zoals o.a. veiligheidsregio’s, politie, GGD, waterschappen, omgevingsdiensten en inspectiediensten. Door het betrekken van meerdere disciplines wordt beoogd een zo’n werkelijk mogelijk beeld van de potentiele risico’s en problemen in de leefomgeving te realiseren en hier de partners over te adviseren bij het prioriteren.

 

Activiteitengerichte aanpak

Voor de uitwerking van deze landelijke methodiek zijn twee groepen milieurelevante activiteiten geïnventariseerd:

  • Bedrijfsactiviteiten: Activiteitenbesluit aangevuld met verwante regelgeving

  • Overige leefomgevingsthema’s

Deze activiteitgerichte aanpak is in lijn met de nadruk op activiteiten in de nieuwe Omgevingswet en het Activiteitenbesluit. Van iedere activiteit is beoordeeld wat het effect op de 7 leefomgevingsthema’s is. Deze scores zijn gesommeerd. Op basis van de kans op niet naleving van de voorschriften die van toepassing zijn op die activiteit is een correctie toegepast op deze score.

 

Bij de risicobeoordeling is ook rekening gehouden met landelijke en regionale prioriteiten van de handhavingspartners, zoals verwoord in: Strategische milieukamer, Nationaal dreigingsbeeld, regionale risicoprofielen van de veiligheidsregio’s waterschappen, Inspectie sociale zaken en werkgelegenheid, Inspectie leefomgeving en transport, NVWA, LMA en de GGD. Als op een activiteit ook door een partner wordt toegezien, wordt de score verhoogd met 1 of 2.

In de bijlagen is een lijst met de activiteiten en de bijbehorende score te vinden.

 

Per activiteit zijn in een expertsessie een of meer risicoscenario’s opgesteld. Van de scores per scenario is het gemiddelde genomen van de scores van de betrokken experts. Vervolgens is per activiteit het scenario met de hoogste score bepaald en deze score is toegekend aan de activiteit.

 

Branchegerichte verdiepingsslag bedrijfsactiviteiten

In een afzonderlijke expertsessie is een inventarisatie gemaakt van de activiteiten die doorgaans binnen een branche aan de orde zijn. Per branche zijn de activiteitenscores opgeteld. Op basis hiervan zijn de branches geprioriteerd.

 

De branche-indeling is gebaseerd op de SBI-indeling die wordt gebruikt in de basisregistratie ‘Handelsregister’. Deze indeling in meer dan 1000 economische activiteiten is voor de risico/probleemanalyse teruggebracht tot een werkbare indeling in 20 standaard branchegroepen.

 

Uitzonderingen

Bij een aantal van de branchegroepen zijn uitzonderingen benoemd, dit zijn bedrijven die qua risico’s sterk afwijken van het gemiddelde bedrijf in die branche.

Uitzonderingen binnen een branche zijn het gevolg van een specifieke risicovolle activiteit. Deze activiteiten zijn niet meegenomen in de risicoanalyse. De uitzonderingen worden verzameld onder de noemer “Uitzondering” en geprioriteerd boven de standaard branchegroepen. (Voorbeeld: de branche “Nutsbedrijven” scoort laag, een elektriciteitscentrale wordt echter als uitzondering hoog geprioriteerd).

 

Provinciale bedrijven Flevoland

Voor provinciale bedrijven worden op bedrijfsniveau prioriteiten gesteld op specifieke milieuthema’s. Hiervoor wordt een aparte bedrijfsgebonden risico-module gebruikt. Vooralsnog blijft deze module in gebruik.

 

Richtinggevende principes voor toekomstige probleemanalyses

  • Het type gebied waar de activiteiten plaatsvinden en de specifieke problematiek waar sprake van is in de gemeente verwerken meenemen in de probleemanalyse.

  • In de komende jaren trachten om provinciale bedrijven in de integrale risico/probleemanalyse op te nemen. Daarbij de provinciale bedrijven en de uitzonderingsbedrijven met dezelfde methodiek prioriteren.

  • Komende periode de systematiek van risicoanalyse, prioritering, het stellen van doelen en de planning en control cyclus nog meer activiteitgericht invullen.

Top 10 Activiteiten en branches

De expertsessies hebben geleid tot een rangorde van activiteiten en branches, waarbij activiteiten en branches met een hogere risico score boven aan staan. Hieronder staat de top 10 van Activiteiten en branches:

Top 10 Milieuactiviteiten

Activiteiten

Besluit

Opslaan van vaste kunstmeststoffen

4.1.7

Gebruik of opslag van bepaalde organische peroxiden

4.1.5

Opslaan van gevaarlijke stoffen of bodembedreigende stoffen in verpakking niet zijnde vuurwerk, ontplofbare stoffen, bepaalde organische peroxiden, asbest, gedemonteerde airbags, gordelspanners of vaste kunstmeststoffen

4.1.1

Op- en overslaan van verwijderd asbest

3.4.11

In werking hebben van een koelinstallatie

3.2.6

In werking hebben van een natte koeltoren

3.2.5

Opslaan van vuurwerk, pyrotechnische artikelen voor theatergebruik of andere ontplofbare stoffen

4.1.2

Opslaan van stoffen in opslagtanks

4.1.3

Parkeren van vervoerseenheden met gevaarlijke stoffen

4.1.4

Installatie voor de productie van asfalt

5.1.6

 

Top 10 Branches

1

Uitzonderingen

2

Industrie 1 (Metaal gerelateerd)

3

Akkerbouw en overige landbouw

4

Industrie 3 (Voedingsmiddelen, Textiel, Hout)

5

Industrie 2 (Papier, Rubber, Kunststof, Chemie)

6

Handel in en reparatie van auto's, motorfietsen en aanhangers

7

Afval

8

Bouwnijverheid

9

Overige

10

Jachthavens

 

De risico/probleemanalyse is geen statisch gegeven. Als bij de uitvoering nieuwe inzichten ontstaan, zullen deze meegenomen worden in, o.a., de jaarlijkse evaluatie. Bovendien gaat het hier om een brede analyse, waarin nog geen gebiedsspecifieke elementen zijn betrokken. In de toekomst zal er nog een vertalingsslag gemaakt dienen te worden naar de lokale situatie.

 

Daarbij zal dan in detail ingegaan dienen te worden op de activiteiten die plaatsvinden, het type gebied waar de activiteiten plaatsvinden, het naleefgedrag en de specifieke problematiek waar sprake van is in de gemeente. Over de exacte wijze waarop dit vormgegeven dient te worden, zullen wij ons nog nader moeten beraden.

3.3 Prioriteiten

Met het stellen van prioriteiten maken we inzichtelijk op welke terreinen we de beschikbare capaciteit kunnen inzetten om de risico’s in het werkgebied zo klein mogelijk te houden. Daarnaast bevordert het een gelijk speelveld voor bedrijven in het hele werkgebied van de omgevingsdienst. De prioriteiten worden, in hoofdzaak, vastgesteld op basis van de uitkomst van de uitgevoerde risico/probleemanalyse. De prioritering van branches en activiteiten dient als richtinggevend kader voor het programmeren van VTH-taken in de uitvoeringsprogramma’s. Door naast de branchegerichte prioritering ook een activiteitgerichte prioritering te hanteren wordt voorkomen dat sporadisch voorkomende hoge risico’s in branches met een laag risicoprofiel buiten beeld raken.

 

Onderstaande figuur maakt duidelijk hoe de prioriteiten tot stand zijn komen.

Kortom: de top 10 van milieuactiviteiten en de top 10 van branches hebben de hoogste prioriteit in de komende jaren.

 

In de figuur wordt ook gesproken over landelijke prioriteiten. Voorheen werden voor handhavingssamenwerking jaarlijks meerjarige landelijke handhavingsprioriteiten vastgesteld, die men verplicht diende mee te nemen in het beleid. Het verschijnsel “landelijke handhavingsprioriteiten” bestaat nog steeds, maar heeft binnen de landelijke herziening van het gehele VTH-stelsel nog niet geleid tot concrete landelijke prioriteiten. Alle betrokkenen hanteren in de praktijk echter nog steeds de prioriteiten die door de toenmalige VROM-inspectie als landelijke prioriteiten zijn aangeduid. Als richtinggevend uitgangspunt hanteren wij dat deze landelijke prioriteiten, naast de resultaten van onze probleemanalyse, prioriteit krijgen in de uitvoering. Het gaat om de volgende onderwerpen:

 

Asbest en bodem

Deze onderwerpen komen, deels, al terug in de risicobeoordeling maar aanvullend daarop wordt hiervoor een aparte prioriteitstelling aangehouden waardoor er op deze aspecten altijd een hoge prioriteit gewaarborgd blijft.

 

Opslag gevaarlijke stoffen

Uit de risicobeoordeling blijkt dat het hoogste risico waargenomen wordt voor deze activiteit. De inrichtingen die deze activiteit uitvoeren, zullen hier dan ook hoog op scoren en daardoor een hoge prioriteit verkrijgen. Op deze manier wordt er extra aandacht besteed aan deze landelijke prioriteit.

 

Overigens: wanneer het BRZO van toepassing is, dan ligt de uitvoering van het VTH-beleid bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.

 

Risicovolle inrichtingen

Aangezien de risicobeoordeling op activiteitenniveau is uitgevoerd en deze activiteiten gekoppeld zijn aan de inrichtingen, ontstaat er een overzicht van inrichtingen met een hoog risico. Deze inrichtingen krijgen daardoor ook een hoge prioriteit.

Met het SER-energieakkoord hebben de onderwerpen C02 uitstoot en energiebesparing/transitie landelijke prioriteit gekregen. Deze onderwerpen komen echter niet naar voren in de risicobeoordeling. Omdat dit onderwerp ook hoog op de politieke agenda’s van de betrokken partijen staat, zal hieraan, naast de prioriteiten genoemd in de risico/probleemanalyse met betrekking tot de uitvoering van het bestaande takenpakket, aandacht wordt besteed.

 

CO2-Energie

De enige ‘echte’ recente landelijke afspraak tussen Rijk en koepels is, dat alle betrokken instanties ook in hun VTH-taakuitvoering uitvoering gaan geven aan de afspraken van het SER Energie Akkoord. De Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED) is in 2012 door de Europese Commissie vastgesteld en in 2015 vertaald naar landelijke regelgeving. De EED betreft een wettelijke verplichting voor grote ondernemingen om een keer per vier jaar een energieaudit uit te voeren en de rapportage voor toetsing aan het bevoegd gezag aan te bieden. Met het SER-energieakkoord heeft C02 uitstoot en energiebesparing dus landelijke prioriteit gekregen. Dit onderwerp komt echter niet uit de uitgevoerde risico/probleemanalyse naar voren. Omdat dit onderwerp ook in gemeentelijk klimaat-en duurzaamheidsbeleid hoge prioriteit krijgt, zullen we nagaan wat er voor nodig is om de nieuwe VTH-taken op het vlak van energiebesparing op een adequaat niveau uit te voeren.

 

Zo’n onderwerp als energie, dat niet voortvloeit uit de risico/probleemanalyse, maar waarvan wel gevonden wordt dat het prioriteit heeft, is een van de redenen waarom wij hiervoor hebben aangegeven dat de prioriteiten ‘in hoofdzaak’ worden vastgesteld op basis van de uitkomst van de uitgevoerde risico/probleemanalyse. Aanvulling en afwijking van de prioriteiten uit de risico/probleemanalyse blijven mogelijk, ook op regionaal en gemeentelijk niveau. Over de concrete invulling van toekomstige landelijke, regionale of lokale prioriteiten zal nader overlegd moeten worden, maar, vooralsnog, hieraan in de uitvoeringsprogramma’s aandacht aan besteed worden.

 

Leefomgevingsthema’s provincie Flevoland

Afwijkend van de methodiek voor de inrichtings- en activiteiten gebonden prioriteiten stelt de provincie Flevoland jaarlijkse prioriteiten voor doelgroepen waarop de natuurtoezichttaken gericht zijn. Deze worden afgestemd met diverse handhavingspartners in het natuurtoezicht. Op basis hiervan kan de verdeling van de inzet binnen de thema’s vastgesteld worden.

3.4 Toekomst: nog meer activiteitgericht

Zoals al eerder aangegeven, zijn we ons al volop voor aan het bereiden op de nieuwe Omgevingswet. De komende jaren zullen de werkprocessen bij de OFGV ook meer en meer hierop ingericht gaan worden.

De afgelopen jaren is met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit en het brengen van steeds meer activiteiten onder algemene regels reeds een proces gaande waarbij steeds minder de inrichting als zodanig het aangrijpingspunt is voor regulering, als wel de activiteiten die daarbinnen plaatsvinden.

Deze trend eindigt straks met het verdwijnen van het begrip ‘inrichting’ en met, in plaats daarvan, een volledig activiteitengericht wetgevingskader.

 

Wij stellen ons de komende periode tot doel de systematiek van risicoanalyse, prioritering, het stellen van doelen en de planning en controlcyclus activiteitgericht invulling te geven.

Dit betekent dat straks een meer samenhangend en integraal kader uitgewerkt kan worden, waarbinnen niet alleen de milieubelastende activiteiten in brede zin (dus zowel locatiegebonden als niet locatiegebonden) kunnen worden meegenomen, maar ook andere activiteiten, voor zover het toezicht en de handhaving hierop zijn ingebracht door de verbonden partijen. Ook omgevingsfactoren, nalevingsgedrag en klachtenpatronen worden een plaats gegeven binnen dit kader.

Met behulp van de methodiek van programmatisch en informatiegestuurd handhaven kan dan vanuit een breed perspectief bepaald worden welke interventies op welke momenten en bij welke doelgroepen noodzakelijk zijn. Dit dient uiteindelijk te leiden tot een maximale effectiviteit en efficiëntie van het toezicht- en handhavingsapparaat en een optimale bescherming van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.

 

4. Handhavingsstrategie

4.1 VTH strategie

Het Bor bepaalt dat het beleid inzicht moet geven in de manier waarop wij vergunningen verlenen en toezicht en handhaving uitvoeren om de gestelde doelen te bereiken. Hiervoor hebben we strategieën uitgewerkt. Voor de meeste mensen is ‘strategie’ een vaag begrip.

Wat wordt nu met strategie bedoeld en hoe formuleer je een strategie?

Een strategie is het plan waarmee de doelstellingen worden bereikt. Hoe ga je je doel bereiken? Hoe zorg je ervoor dat de kansen optimaal worden benut en dat je je kunt verdedigen tegen de bedreigingen? Welke middelen staan er tot de beschikking? Bij een strategie ga je dus keuzes maken. Een strategie is bedoeld voor de lange termijn.

 

De uitgangspunten voor de VTH-strategie zijn:

  • Burgers, bedrijven en instellingen zijn in eerste aanleg zelf verantwoordelijk voor het naleven van wet- en regelgeving.

  • Overtredingen vinden meestal niet opzettelijk plaats. Ze doen zich ook voor door onwetendheid over wet- en regelgeving, of over de risico’s van het gedrag, of over praktische punten die naleefgedrag belemmeren.

  • Een uniforme uitvoering van de VTH-taken voor alle partners zoals gelijke behandeling in beoordeling van een aanvraag, de aanpak van een probleem met toezicht- en handhavingsinterventies (bijvoorbeeld een sanctieoplegging).

De focus van de VTH-strategie is gericht op de effectiviteit van het optreden met als doel een duurzame naleving. Dit betekent niet alleen het herstellen, compenseren en bestraffen van ongewenste situaties, maar ook het bevorderen van spontaan naleefgedrag en dus het voorkomen van overtredingen.

 

Naast de ernst en aard van de (potentiële) overtreding spelen ook het algemene (naleef)gedrag en het motief van de overtreder een rol. Overtredingen door onwetendheid vragen om een andere benadering dan overtredingen door calculerend en trainerend gedrag.

 

De VTH-strategie wordt niet alleen afgestemd op de risico’s en overtredingen maar ook afgestemd op het gedrag van de persoon of onderneming.

De OFGV verkrijgt informatie over risico’s en (naleef)gedrag door gebruik te maken van diverse methodieken zoals de risico- en probleemanalyse en het zgn. Interventie Kompas. Ook zijn er in ontwikkeling zijnde externe databronnen, zoals Inspectieview en het LMA (landelijk Meldpunt Afvalstoffen) waar naleefgedrag raadpleegbaar is en wordt.

 

In de uitvoering betekent dit dat er meer inzet gaat naar het aanpakken van de risicobedrijven, -branches of -thema’s (activiteiten), de hardnekkige gevallen en complexe handhavingsdossiers. In deze gevallen zal veel meer sprake zijn van intensief toezicht en sanctionering. In de overige situaties kan het aantal controles worden beperkt door gebruik te maken van gericht effectieve methoden om zicht en grip te houden.

Denk bijvoorbeeld aan het meer gebruik maken van digitale gegevens uit diverse bronnen, signalering door handhavingspartners of preventieve maatregelen en vormen van zelfregulering. De partners worden over de uitvoering van taken jaarlijks geadviseerd.

Er wordt periodiek afgestemd over de inzet per partner met de partner en dit vastgelegd in een uitvoeringsprogramma.

4.2 Nalevingsstrategie

Het totaal van strategieën om naleving van wet- en regelgeving te bevorderen, noemen we de nalevingsstrategie. In hoeverre de gestelde regels ook daadwerkelijk worden nageleefd, wordt bepaald door een groot aantal factoren. Dit varieert van kennis van de regels, het nut en de noodzaak ervan inzien, tot het bewust overtreden ervan. Een aantal van deze factoren is door ons te beïnvloeden door consequent te toetsen, toezicht te houden en handhavend op te treden. Onze nalevingsstrategie bestaat uit drie onderdelen: een vergunningenstrategie, een preventiestrategie en een handhavingsstrategie. Deze laatste bestaat weer uit een toezichtstrategie, een sanctiestrategie en een gedoogstrategie.

 

De belangrijkste uitgangspunten voor de nalevingsstrategie-strategie in ons gebied zijn:

  • Ongewenste situaties op een effectieve manier herstellen, compenseren en bestraffen.

  • Eigen verantwoordelijkheid voor het naleven van wet- en regelgeving.

  • Interventies afstemmen op het gedrag: overtredingen door onwetendheid vragen om een andere benadering dan overtredingen door calculerend gedrag.

  • Uniforme uitvoering van de VTH-taken voor alle partners: gelijke behandeling in de beoordeling van een aanvraag en de aanpak van een probleem met toezicht- en handhavingsinterventies.

  • Spontaan naleefgedrag bevorderen.

  • Meer inzet naar het aanpakken van de risicobedrijven, -branches of -thema’s (activiteiten), de hardnekkige gevallen en complexe handhavingsdossiers.

Schematisch is de nalevingsstrategie als volgt samen te vatten:

 

4.3 Vergunningenstrategie

Uit een inventarisatie (eind 2016) blijkt dat de OFGV ruim 150 te onderscheiden vergunning- en adviestaken uitvoert. De diversiteit hiervan is groot. Het behelst o.a. besluiten in het kader van de Wabo, Waterwet en overige wet- en regelgeving, meldingen, adviezen en beoordelingen en toetsingen.

 

Voor vergunningverlening zijn door ons de volgende uitgangspunten geformuleerd:

 

  • -

    het afhandelen van vergunningaanvragen binnen de wettelijke termijnen;

  • -

    het beoordelen van meldingen op juistheid en volledigheid binnen de met de partners afgesproken termijnen.

 

De belangrijkste aandachtspunten hierbij zijn:

  • uitvoeren afspraken opdrachtgevers;

  • tijdige en geïntegreerde vergunningen;

  • voldoen aan inhoudelijke kwaliteit;

  • bestuurlijke sturing op strategie en afstemming op ruimtelijke mogelijkheden/ambities.

Met de vergunningenstrategie streven we er naar te komen tot een integrale vergunningverlening die op een efficiënte en gestructureerde wijze vorm wordt gegeven. In de toekomst wordt aangesloten bij de landelijk in ontwikkeling zijnde standaardisering voor vergunningteksten en –formuleringen.

 

De vergunningenstrategie verstaat onder vergunningverlening:

  • Het verlenen, (gedeeltelijk) weigeren, wijzigen of (gedeeltelijk) intrekken van een omgevingsvergunning (mogelijk als onderdeel van een legalisatietraject);

  • Het verlenen van een ontheffing;

  • Het behandelen van een melding;

  • Het opstellen en/of het instellen van een maatwerkvoorschrift en/of gelijkwaardigheid;

  • Het opstellen van een gedoogbeschikking (zie hiervoor de gedoogstrategie);

  • Het afgeven van een verklaring van geen bedenkingen (vvgb);

  • Het besluit nemen over het al dan niet vereisen van een MER (m.e.r.-beoordeling);

  • Het actualiseren van een vergunning.

De strategie heeft betrekking op alle wet- en regelgeving waarvoor de provincie en de gemeenten binnen het domein van het omgevingsrecht bevoegd gezag zijn.

De uitvoering is gericht op een integrale benadering van wetten en besluiten die vallen onder de Wabo, de Waterwet en de Wet natuurbescherming.

De vergunningenstrategie is een beslissingsondersteunend model bij het komen tot een bij de omgeving passend kader bij elk besluit. De vergunningenstrategie heeft de volgende doelen:

  • vaststellen van gezamenlijke uitgangspunten die het bevoegd gezag kan toepassen in de zorg voor de leefomgeving;

  • mogelijk maken van ruimtelijk-economische initiatieven met acceptabele gevolgen voor de fysieke leefomgeving;

  • maximale inzet van mogelijkheden voor innovatie; onder meer op het gebied van veiligheid, gezondheid en duurzaamheid;

  • uniformeren van het proces van vergunningverlening ter vermindering van regeldruk;

  • bieden van uitgangspunten voor het werken als één overheid;

  • signaleren en verkleinen van het risico op latere omgevingsproblemen.

Met het vaststellen van de vergunningenstrategie wordt voldaan aan de eis uit de Wabo om een strategie voor vergunningverlening toe te passen. De uitvoering van vergunningverlening aan de hand van een strategie past in een cyclisch proces waarvoor de BIG 8 wordt gebruikt.

 

Uitvoeren vergunningenstrategie

Het speelveld van de vergunningenstrategie wordt gevormd door twee assen. Deze assen zijn de technisch-inhoudelijke complexiteit en de sociaal-maatschappelijke complexiteit van de situatie, die klein of groot kunnen zijn. De assen worden als volgt beschreven:

 

Technisch-inhoudelijke complexiteit

In het geval de aanvraag of de actualisatie een technisch-inhoudelijk complexe situatie betreft en/of de activiteit daarvan binnen een gebied ligt of komt te liggen dat een grote dynamiek kent en/of gevoelige functies herbergt, zal bij toekenning van de vergunning zorgvuldig worden overwogen of er naast standaard voorschriften (ook) specifieke voorschriften moeten

worden opgenomen. Vaak gaat het om uitgebreide procedures. Wordt de aanvraag in een beperkte of niet technisch-inhoudelijke complexe situatie behandeld, dan volstaan vooral standaard-voorschriften en is er sprake van een reguliere procedure (omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM), milieuneutraal veranderen).

 

Sociaal-maatschappelijke complexiteit

Als de sociaal-maatschappelijke complexiteit van de situatie echter groot is, ligt het totstandkomingsproces gecompliceerder. Bijvoorbeeld vanwege de voorgeschiedenis of het economisch belang van de betrokken inrichting of initiatiefnemer en/of aanwezige belangenorganisaties die zich roeren.

In dat geval moet er bestuurlijke afwegingsruimte worden ingevuld en is het proces minstens zo belangrijk als de inhoud. Afstemming, overleg en/of samenwerking zijn noodzakelijk tussen de OFGV, het bevoegd gezag (ambtelijk en bestuurlijk), de inrichting of initiatiefnemer in kwestie en belanghebbenden derden.

 

Het kan zijn dat er veel klachten uit de omgeving komen of dat er een actieclub actief is. Bij een geringe of afwezige sociaal-maatschappelijke complexiteit kan het proces dat leidt tot een vergunning betrekking gemakkelijk worden doorlopen. Indien de sociaal-maatschappelijke complexiteit echter groot is, dan is ook het proces van totstandbrenging gecompliceerder. In dat geval moet de beschikbare bestuurlijke afwegingsruimte (ten volle) worden benut en waar mogelijk in overleg, afstemming en samenwerking met de betrokken belanghebbenden.

In combinatie leiden beide assen tot vier typen vergunningen en meldingen.

 

  • 1.

    Vergunning eenvoudig

    De vergunning is technisch-inhoudelijk noch sociaal-maatschappelijk complex. De vergunning bestaat vooral uit standaardvoorschriften. De vergunning kan zelfstandig door de OFGV worden voorbereid.

  • 2.

    Vergunning specifiek

    De situatie is technisch-inhoudelijk complex, maar de sociaal-maatschappelijke complexiteit is klein. De vergunning kan zelfstandig door de OFGV worden voorbereid. De relatief grote technisch-inhoudelijke complexiteit maakt dat de vergunning vooral bestaat uit specifieke voorschriften.

  • 3.

    Vergunning eenvoudig +

    De situatie is technisch-inhoudelijk gezien niet complex, maar de sociaal-maatschappelijke impact is groot. Vanwege de relatief kleine technisch-inhoudelijke complexiteit kan er een vergunning worden opgesteld die hoofdzakelijk bestaat uit standaardvoorschriften. De sociaal- maatschappelijke complexiteit gebiedt dat dit gebeurt met extra aandacht voor zorgvuldige afstemming, overleg en/of samenwerking tussen de OFGV, het bevoegd gezag (ambtelijk en bestuurlijk), de inrichting of initiatiefnemer in kwestie en belanghebbenden derden.

  • 4.

    Vergunning specifiek +

    De situatie is zowel technisch-inhoudelijk als sociaal-maatschappelijk complex. De technisch-inhoudelijke complexiteit maakt dat er een vergunning moet worden opgesteld die vooral bestaat uit specifieke voorschriften. De sociaal-maatschappelijke complexiteit gebiedt dat dit gebeurt met extra aandacht voor zorgvuldige afstemming, overleg, en/of samenwerking tussen de OFGV, het bevoegd gezag (ambtelijk en bestuurlijk), de inrichting of initiatiefnemer in kwestie en belang

Werkwijze bij meldingen, maatwerkvoorschriften en/of gelijkwaardigheid

Bovenstaande typering is breder bruikbaar dan vergunningen en kan ook worden toegepast voor het behandelen van meldingen en het opstellen van maatwerkvoorschriften en/of gelijkwaardigheid in het kader van algemene maatregelen van bestuur.

 

  • 1.

    Melding eenvoudig

    Melding beoordelen en in beginsel geen actieve opvolging geven.

  • 2.

    Melding specifiek

    Melding beoordelen en waar nodig actief opvolging geven door het stellen van maatwerkvoorschriften en/of gelijkwaardigheid.

  • 3.

    Melding eenvoudig+

    Melding beoordelen en actief opvolgen met extra aandacht voor het informeren van belanghebbenden (bevoegd gezag ambtelijk/bestuurlijk, belanghebbende derden).

  • 4.

    Melding specifiek+

    Melding beoordelen en actief opvolgen door het waar nodig stellen van maatwerkvoorschriften en/of gelijkwaardigheid met extra aandacht voor het informeren en betrekken van belanghebbenden (bevoegd gezag ambtelijk/ bestuurlijk, belanghebbende derden).

Samenwerken op basis van de vergunningenstrategie

Met de toepassing van de vergunningenstrategie is het instrument vergunningverlening maximaal in te zetten voor het bereiken van bestuurlijke ambities en beleidsdoelen voor de omgeving. Hiervoor is het noodzakelijk dat de omgevingsdienst en de betrokken bevoegde gezagen gericht met elkaar samenwerken. Uitgangspunt is dat met een efficiënte werkwijze een kwalitatief hoogwaardig product wordt geleverd. Aan de voorkant is dit klantgericht en waar mogelijk flexibel georganiseerd. Aan de achterkant zijn de processen duidelijk en uniform vorm gegeven en worden aanvragen/meldingen behandeld op basis van het uitvoeringskader dat wordt toegelicht in de volgende paragraaf.

 

Casemanagement

Omgevingsvergunningen kunnen enkelvoudig of meervoudig zijn. Een procedure is meervoudig wanneer naast het onderdeel milieu, onder andere één van de volgende onderdelen van toepassing is:

  • (strijdigheid met het) bestemmingsplan;

  • bouwactiviteiten;

  • aanleg in/uitrit;

  • kappen van (aangewezen) bomen.

Er is sprake van casemanagement wanneer er sprake is van een meervoudige procedure. Het gaat dan om de procedurele coördinatie, het vragen van adviezen aan andere bevoegd gezagen en adviseurs en deze adviezen samenvoegen tot één omgevingsvergunning.

 

Wanneer alleen voor het onderdeel milieu een vergunning of een melding nodig is, behandelt de OFGV deze zelfstandig (zgn. enkelvoudige vergunning of melding).

 

Casemanagement bij gemeentelijke bedrijven

Wanneer de gemeente bevoegd gezag is voor een vergunningplichtige activiteit voert zij bij meervoudige procedures het casemanagement uit. Daarmee ligt de procedurele coördinatie bij de gemeente. De OFGV beoordeelt en adviseert over het milieudeel en stelt hiervoor de consideranstekst en de voorschriften op. De gemeente kan het casemanagement uitbesteden aan de OFGV.

 

Casemanagement bij provinciale bedrijven

Voor die bedrijven waar de provincie Flevoland bevoegd gezag is, is de OFGV de casemanager. Er vindt afstemming plaats met de gemeente, het drinkwaterbedrijf, het waterschap, de water(kwaliteits)beheerder en overige voor die vergunning relevante adviseurs.

Indien de coördinatieregeling van de Wet milieubeheer en Waterwet van toepassing is, wordt, na een geconstateerde samenhang, met de bevoegde waterkwaliteitsbeheerder per geval afgesproken wie de procedurele coördinatie voert.

 

Voor bijzondere door het Bor aangewezen categorieën (BRZO-activiteiten en Categorie 4 RIE-activiteiten) ligt het casemanagement bij een van de daartoe aangewezen omgevingsdiensten. Voor het werkgebied van de OFGV is dit Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (ODNZKG).

Voor de ontheffingen in het kader van de Verordening Fysieke Leefomgeving van de provincie Flevoland, hoofdstuk vier, is de afspraak dat wanneer er bezwaren zijn te verwachten van Vitens en/of de gemeente de Provincie Flevoland zelf de ontheffing aanvraagt en het besluit neemt. De OFGV doet voor de Provincie Flevoland de gehele voorbereiding.

 

Het casemanagement met betrekking tot besluiten op grond van de Wet bodembescherming en voor (gesloten) stortplaatsen op grond van de Wet Milieubeheer ligt voor de provincie Flevoland bij de OFGV. De provincie Noord-Holland heeft geen bedrijven ondergebracht bij de OFGV.

 

Organiseren/begeleiden van het overleg met de aanvrager (vooroverleg)

Om kwaliteit te leveren, beoordelen de gemeenten/provincies en de OFGV zo vroeg mogelijk plannen en initiatieven integraal, mede op basis van de vergunningenstrategie. Daarbij worden partners, adviseurs en belanghebbende derden betrokken. Het betekent dat de OFGV deelneemt aan een gemeentelijk en/of regionaal overleg, deelneemt aan een vooroverleg bij een initiatief, in het behandelteam van de gemeente wordt opgenomen én inzage heeft in het volledige dossier in verband met milieurisico’s in relatie tot politieke en/of maatschappelijke gevoeligheden. Elke deelnemer bepaalt zelf in hoeverre de mogelijkheid wordt geboden tot vooroverleg. Dit wordt afgestemd met de OFGV.

Behandelen vergunningaanvragen en meldingen

Voor een kwalitatief goede beoordeling wordt bij het behandelen van een aanvraag om een vergunning of een melding een lijn gevolgd op basis van vijf elementen, die een directe link naar ons doel en de dienstverleningsprincipes van de Omgevingswet hebben: omgevingsgerichtheid, transparantie, differentiatie, professionaliteit en samenwerking

 

Omgevingsgerichtheid

  • toetsen van de (nieuwe) activiteit aan de belasting op het milieu;

  • inhoudelijk beoordelen van de aanvraag na een integrale beoordeling en toetsing van de weigeringsgronden;

  • voorkomen van onaanvaardbare belasting voor de omgeving (natuur, milieu, mens en dier);

  • toetsen aan het model van technisch-inhoudelijke en sociaalmaatschappelijke complexiteit;

  • adresseren van (mogelijk) politiek-bestuurlijke aandachtspunten;

  • adresseren van (mogelijk) aanwezige maatschappelijke onrust in de omgeving van de (nieuwe) activiteit, het werken conform een communicatiestrategie: vroegtijdig verbinding zoeken met partners, versterken relaties in- als extern;

  • bepalen van mogelijkheden tot innovatie en duurzaamheid in de voorschriften behorende tot de vergunning;

  • werken vanuit de kernthema’s integraliteit, uniformiteit, gelijke procedures en gelijke voorschriften bij vergelijkbare aanvragen.

Transparantie

  • afstemmen van de vergunningverlening op landelijke algemene regelgeving en landelijke standaarden en op het gemeentelijk en/of het provinciaal beleid;

  • zorgdragen voor een vergunning die op maat is opgesteld, helder, transparant, openbaar en digitaal beschikbaar is, begrijpelijk is voor burger en bedrijf en die handhaafbaar is;

  • baseren van voorschriften op Best Bestaande Technieken (BBT) met waar nodig en mogelijk toepassen van zogenoemde doelvoorschriften;

  • overzichtelijk vastleggen van alle verleende/niet geaccepteerde en geweigerde vergunningen/meldingen per bedrijf, zodat alle wettelijke verplichtingen van een bedrijf op ieder moment inzichtelijk zijn voor de OFGV en het bevoegd gezag;

  • toestemming voor meerdere activiteiten van één vergunning moeten op elkaar zijn afgestemd.

Differentiatie

  • intensief behandelen van aanvragen om een vergunning voor activiteiten die bij niet-naleven schade kunnen veroorzaken aan natuur, milieu, mens en dier met aandacht voor mogelijk maatregelvoorschriften. Aanvraag (activiteit), besluit (vergunning) en voorschriften (exacte condities) worden in detail geformuleerd;

  • toepassen van maatregel(middel)voorschriften wanneer landelijke voorschriften onvoldoende helder zijn in de toepassing op een specifieke situatie of als er sprake is van slecht naleefgedrag.

Professionaliteit en samenwerking

  • het toetsen of vergunning handhaafbaar is (4-ogen principe en tegenlezen);

  • publiceren (ontwerp-)vergunning;

  • het behandelen van zienswijzen;

  • deelnemen aan de geborgde (landelijke) kennisinfrastructuur, die verbonden is aan de taakuitvoering door het bevoegd gezag of de OFGV;

  • uitwisselen van kennis en goede voorbeelden.

Risicoanalyse

Aan de hand van de risicoanalyse en andere beschikbare informatie worden in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s prioriteiten voor regulering vastgesteld. Vergunningaanvragen en meldingen waarbij het niet naleven van de voorschriften leidt (of kan leiden) tot grote schade aan de leefomgeving, de volksgezondheid, de veiligheid en natuur worden intensiever behandeld dan vergunningaanvragen en meldingen waarbij dit minder is.

 

Actualisatie van vergunningen

Wij hebben de taak een bijdrage te leveren aan het terugdringen van de milieudruk met het instrument vergunningen.

Het is om die reden noodzakelijk de actualiteit van de vergunningen te bewaken. De planning van te actualiseren vergunningen wordt jaarlijks uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma. De vergunningaanvragen en meldingen die door een initiatiefnemer worden ingediend moeten in behandeling worden genomen. In de capaciteitsraming gaan deze aanvragen in principe vóór actualisatie. Daarnaast worden verleende vergunningen regelmatig getoetst op actualiteit. Dit gebeurt planmatig op een regionaal uniforme wijze op brancheniveau. Voor IPPC-bedrijven is in de RIE vastgelegd dat deze toets elke 4 jaar plaats vindt. Voor niet IPPC-bedrijven is dit eens in de 7 tot 10 jaar. Over het resultaat van deze toetsing vindt ambtelijk afstemming plaats voor verdere prioritering.

 

Door ontwikkelen vergunningenstrategie

Evenals de rest van dit beleidskader is deze vergunningenstrategie vrij algemeen van opzet en bevat het geen inhoudelijke kwaliteitsnormen ten aanzien van verschillende milieuthema’s.

Wij sluiten echter niet uit dat in de toekomst alsnog zal worden besloten om deze vergunningenstrategie aan te vullen met kwalitatieve beoordelingskaders voor de verschillende milieuthema’s.

4.4 Preventiestrategie

Een van de uitgangspunten van dit beleid is dat burgers, bedrijven en instellingen allereerst zelf verantwoordelijk zijn voor het naleven van wet- en regelgeving. Wij willen de bewustwording bij hen vergroten. Voorkomen is tenslotte beter dan genezen. Belangrijke elementen bij bewustwording zijn voorlichting en de wijze van toezicht. Via voorlichting en goed vooroverleg proberen we te bereiken dat burgers, bedrijven en instellingen regels (spontaan) gaan naleven.

 

Voorlichting en communicatie

Wanneer burgers, bedrijven en instellingen niet op de hoogte zijn van het beleid en de wet- en regelgeving is het ook moeilijk om ze na te leven. Vaak is onwetendheid en onbekendheid met de regels de oorzaak van niet naleving. Uitleggen wat de regels zijn, waarom ze er zijn en op welke wijze we toezicht houden, vinden we daarom belangrijk.

In deze beleidsperiode gaan we na wat er voor nodig is om het gebruik van communicatie als nalevingsinstrument in te voeren.

We gaan na welke organisatorische randvoorwaarden daarvoor ingevuld moeten worden en welke investering daarvoor nodig is. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om communicatie over nieuwe wet- en regelgeving, het uitvoeren van handhavingsacties en over het bekend maken van de resultaten van deze acties. Dit kan bijvoorbeeld via de website van de OFGV, sociale media, extra informatie in brieven, mondeling tijdens klantcontacten. Ook voorlichtingsbijeenkomsten zouden meer ingezet kunnen worden om een specifieke doelgroep te bereiken.

 

De preventiestrategie en vergunningverlening

Bij vergunningverlening is de preventiestrategie er op gericht om het opvragen van aanvullende gegevens en het buiten behandeling laten van een aanvraag of melding zo veel mogelijk te voorkomen. Ook het voorkomen van het onnodig indienen van een aanvraag of melding wordt als een onderdeel van de preventiestrategie beschouwd. Via onder meer voorlichting en vooroverleg wordt dit bereikt.

 

De preventiestrategie en toezicht/ handhaving

Om inzicht te krijgen in de redenen waarom mensen de regels overtreden maken we gebruik van ‘de tafel van Elf’ en diens opvolger, het ‘Interventiekompas’ van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV).

Deze methodieken sluiten aan bij de Landelijke Handhaving Strategie (LHS), waar we in een van de volgende paragrafen uitgebreider op in zullen gaan.

 

Gedurende deze beleidsperiode gaan we, zodra de organisatorische randvoorwaarden daarvoor ingevuld zijn, een pilotproject, gericht op de inzet van nalevingscommunicatie, uitvoeren. Naast het informeren en stimuleren van onbewuste overtreders gaan we ook specifieke communicatieacties richten op bewuste overtreders. De volgende tabel maakt de benadering per doelgroep zichtbaar:

 

 

Doelgroep

Toelichting type nalever/overtreder

Benadering en inzet instrumenten

 

Spontane en bewuste nalever

 

Kent de regels en leeft die ook spontaan of bewust na, ongeacht wel of geen toezicht van toezicht en handhaving.

 

Informeren over nieuwe regels, waarbij de focus ligt op argumenten en feiten, en hen begeleiden in regelgeving (makkelijker maken bij de uitvoering van de geldende regels).

 

Goedwillende en onbewuste overtreder

 

 

Overtreedt per ongeluk de regels en is in de basis goedwillend, proactief en geneigd om de regels te volgen.

 

Motiveren om de regels op te volgen waarbij de focus ligt op gewenst gedrag en bewustwording van eigen gedrag. Bekendmaken met geldende regels en inzet van positieve handhavingsacties, zoals belonen van bij goed gedrag.

 

Afgedwongen nalever

   

 

Leeft de regels na omdat hij afgeschrikt wordt door controles en sancties. Heeft vaak een ‘moet kunnen’/ onverschillige houding en neemt het niet zo nauw met het algemeen belang.

 

Bekendmaken met het nut van geldende regels.

Informeren over de pakkans en sanctiedreiging.

Benadrukken van de nadelen van niet-naleving.

 

 

Calculerende en bewuste (structurele) overtreder

 

 

Iemand die willens en wetens de regels overtreedt en daarbij bewust het risico neemt om gepakt te worden.

 

Inzetten van handhavingsinstrumenten.

 

 

Doelgroepsanalyses

We werken toe naar een situatie waarbij we periodiek doelgroepsanalyses uitvoeren. Daarbij analyseren we toezicht- en handhavingsinformatie om grip te houden op de omvang van de doelgroep en inzicht te houden in het naleefgedrag en ontwikkelingen daar in. Een doelgroep kan een bedrijfsbranche of bijvoorbeeld een groep die je kunt koppelen aan een beleidsthema zoals asbest, bodem of natuur. Doelgroepsanalyses dragen bij aan een reëel beeld van de werkelijkheid in de leefomgeving en worden gebruikt in de kansberekening voor een risico- en probleemanalyse en het eventueel bijstellen van de toezichtmatrix.

 

In het kader van preventie zullen in ieder geval de volgende activiteiten plaats gaan vinden:

 

Vergroten van de acceptatie van regelgeving

Wij stimuleren in deze beleidsperiode burgers, bedrijven en instellingen met het nemen van hun eigen verantwoordelijkheid.

Daarvoor is het van belang dat zij de regels kennen en er bij hen ook bereidheid is om de regels na te leven; dan helpt het als hen het nut en het doel van de regels duidelijk zijn.

Dit gebeurt via de website van de OFGV, door het opnemen van extra informatie in brieven, en waar mogelijk, ook mondeling tijdens klantcontacten. Ook voorlichtingsbijeenkomsten worden meer ingezet om een specifieke doelgroep te bereiken.

Op de website zullen ook het beleidsplan, de uitvoeringsprogramma’s en jaarverslagen worden gepubliceerd. In deze beleidsperiode zullen wij, meer dan voorheen gebruik maken van sociale media.

 

Voorlichting tijdens toezicht

Het drijven van een inrichting is gebonden aan wet- en regelgeving en gaat veelal gepaard met complexe voorschriften. Het is daarom van belang dat personen die een inrichting drijven op de hoogte zijn van de voorschriften. Enerzijds betreft dit een eigen verantwoordelijkheid, anderzijds is het van belang dat vanuit de overheid goede voorlichting worden gegeven.

Tijdens milieucontroles worden ondernemers die een inrichting drijven door toezichthouders voorgelicht over de voor hen geldende voorschriften, alsmede over toekomstige wetswijzigingen die het bedrijf aangaan. Daarnaast wordt voorlichting gegeven op de website van de OFGV. Voor alle handhavingsvelden geldt overigens dat toezichthouders tijdens het uitvoeren van toezicht, voor zover, dat in betreffende situaties passend is, proactief burgers, bedrijven en instellingen voorlichting geven. Dit gebeurt zowel gevraagd als ongevraagd.

 

Mediation

Onderdeel van de preventiestrategie is verder het inschakelen van mediation. Mediation is een alternatieve wijze van geschillenbeslechting om conflicten te voorkomen of op te lossen door het inzetten van onafhankelijke derden, zoals een mediator of buurtbemiddelaar. In geval van klachten kan mediation een sterkere oplossingskracht hebben dan de inzet van toezicht en handhaving. Wanneer het zinvol is, wordt deze vorm van preventie ingezet. Vooralsnog gaan we het instrument niet toepassen wanneer we al een bestuursrechtelijke interventie hebben ingezet. We gaan in de planperiode onderzoeken welke investering in termen van capaciteit en opleiding nodig is om mediation in te voeren als middel om conflicten te voorkomen of op te lossen.

4.5 Handhavingsstrategie

Het vaststellen van wet- en regelgeving heeft alleen zin als deze naleving van deze regels ook afgedwongen kan worden bij de niet naleving ervan. Wij hebben, in beginsel, dan ook een handhavingsplicht. Als wordt vastgesteld dat niet aan de regels wordt voldaan, dan moet hiertegen, in principe, worden opgetreden.

 

Voor toezicht en handhaving hebben wij de volgende uitgangspunten geformuleerd:

 

  • -

    inzetten voor het behouden dan wel verhogen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving (veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid door het houden van toezicht op de naleving van wet- en regelgeving;

  • -

    daar waar nodig wordt handhavend opgetreden;

  • -

    alle controles uit de jaarprogramma’s van alle deelnemende partijen worden uitgevoerd;

  • -

    de afhandeling van klachten gebeurt binnen de met de deelnemers afgesproken termijn.”

 

De belangrijkste aandachtspunten hierbij zijn:

  • uitvoeren jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s deelnemers;

  • optimaal proces van toezicht en handhaving;

  • verbeteren professionaliteit medewerkers;

  • vergroten effectiviteit door risico- en informatiegestuurd handhaven;

  • effectieve piketdienst.

Door het vaststellen van een handhavingsstrategie weet iedere betrokkene wat hij kan verwachten, niet alleen de overtreder, maar ook de toezichthouder. Het ‘wegkijken’ bij een overtreding tast de geloofwaardigheid en de integriteit van de gemeente aan. Door consequent op te treden wordt elke schijn van willekeur vermeden. Consequent optreden betekent in dit kader het aanpakken van overtredingen van gelijke orde en op eenzelfde manier.

Afwijken van de strategie is weliswaar mogelijk, maar alleen in uitzonderlijke omstandigheden, zoals verzachtende of verzwarende omstandigheden. Dit moet dan altijd wel worden gemotiveerd.

De handhavingsstrategie is primair ingericht op het herstellen van de situatie, op het ontmoedigen van de overtreder of om recidive te voorkomen.

Kortom het beëindigen van de illegale situatie. De handhavingsstrategie bestaat uit een toezicht-, sanctie-, en gedoogstrategie.

 

Toezichtstrategie

Toezicht houdt in: controleren op naleving van wet- en regelgeving, overtredingen ongedaan maken of voorkomen gemaakt worden of worden voorkomen door het maken van afspraken, door te motiveren en door te overtuigen. In deze strategie is beschreven hoe we het toezicht uitvoeren en wanneer welke toezichtmethodiek wordt ingezet bij een specifieke doelgroep. Hieronder valt ook de inzet van preventieve middelen ter bevordering van een duurzame naleving.

 

Het houden van toezicht heeft het volgende doel: het beperken, ongedaan maken en voorkomen van schade aan de leefomgeving door overreding, verleiding, stimulering en het maken van afspraken over beëindiging van overtredingen.

 

Voor de ons betekent dit dat er inzicht is in naleefgedrag en de naleefmotieven per doelgroep of branche door het samenbrengen van specifieke gegevens, ter bepaling van de effectiviteit van de uitvoering of het zichtbaar maken van trends en ontwikkelingen die mogelijk vragen om een bijstelling van het ingezette toezichtinstrument.

 

Voor de onder toezicht staande betekent dit dat ze:

  • inzicht krijgen in de punten waarop het naleefgedrag onvoldoende is, wat daarvan de consequenties zijn voor de omgeving en voor henzelf;

  • inzicht krijgen in de mogelijkheden om het gedrag of situatie te verbeteren en voorzieningen te treffen;

  • het ervaren van een kans op een inspectie en risico’s op sancties bij niet naleving;

  • de algemene preventieve werking door de kans op een inspectie.

Voor de omgeving houdt dit in: bijdragen aan het vertrouwen dat de veiligheid, gezondheid en leefbaarheid voldoende gewaarborgd is.

 

Toezichtstaken

We spreken in deze strategie bedrijfsgebonden toezicht en toezicht overige leefomgevingstaken. Gelet op de Omgevingswet komt in deze strategie het begrip “inrichting” alvast te vervallen en spreken we verder over “bedrijven” en “bedrijfsgebonden milieuactiviteiten”.

 

Het toezicht op bedrijfsgebonden en niet bedrijfsgebonden activiteiten, richt zich op het toezicht van de milieuwetgeving waarvoor de toezichthouders conform hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht door het bevoegde gezag zijn aangewezen.

 

Als er sprake is van een overtreding, dan is de handhavingsstrategie van toepassing. Afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding wordt gekozen voor een handhavingstraject. Deze toezichtstrategie eindigt bij een overtreding bij een hercontrole.

 

Uitvoering toezicht bedrijfsgebonden taken

Het toezicht op bedrijven richt zich op bij wet aangewezen activiteiten en installaties. Bijvoorbeeld toezicht op administratieve verplichtingen, opslag gevaarlijke stoffen, bodem beschermende voorzieningen, WKO-installaties, stookinstallaties maar ook de controle op de productie van emissies en geluid.

 

Hieronder volgt een puntsgewijze beschrijving van de uitvoering bij toezicht op bedrijven.

Toezicht op bedrijven, milieu.

 

Voorbereiding;

  • Dossieronderzoek: bekijken toezichthistorie, kans recidive, het raadplegen van beschikbare toezichtsystemen.

  • Bepalen welke activiteiten en installaties aanwezig zijn binnen een bedrijf met bijbehorende meldingen en/of vergunning.

  • Controle op ontvangen verplichte jaarrapportages, voortkomende uit vergunningvoorschriften.

  • Raadplegen van toezichtsystemen zoals bijvoorbeeld Amice van het Landelijke Meldpunt Afvalstoffen (LMA).

  • Gebruikmaking van landelijk in ontwikkeling zijnde checklists (bij voldoende functionaliteit).

  • Zo nodig worden andere handhavingspartner of specialist erbij betrokken, bijvoorbeeld bij een meting.

Uitvoering;

  • Toezicht van bedrijven vindt op afspraak plaatst.

  • De toezichthouder meldt zich op de locatie, legitimeert zich (indien noodzakelijk of gewenst).

  • De toezichthouder wordt op de locatie begeleid door een verantwoordelijk persoon die op de hoogte is van de relevante regelgeving van de te controleren locatie en beslissingen mag nemen.

  • Op de locatie worden relevante zaken geïnspecteerd en administratie doorgenomen waarbij een checklist kan worden ingevuld.

  • Er kunnen zo nodig metingen worden uitgevoerd en monsters genomen.

  • De toezichthouder maakt foto’s van situaties die bij de afhandeling kunnen worden gebruikt om zaken te verduidelijken of voor bewijslast.

  • De toezichthouder geeft aan wat zijn bevindingen zijn en welke eventuele overtredingen zijn aangetroffen. Indien mogelijk geeft hij aan welke stappen moeten worden ondernomen om de overtreding weg te nemen, binnen welk termijn dit moet en welke sancties er kunnen volgen.

  • De toezichthouder vertelt dat hij een brief en bezoekverslag toestuurt naar aanleiding van de uitgevoerde controle.

  • Deze brief bevat alle officiële informatie over eventuele overtredingen, te ondernemen acties, hersteltermijnen en sancties.

Afhandeling en nazorg na regulier toezicht

Deze fase begint op het moment dat het toezicht is uitgevoerd. Afhankelijk van het feit of er wel of geen overtreding is geconstateerd, worden de volgende stappen gezet:

  • In alle gevallen wordt over de bevindingen gerapporteerd aan degene op wie het toezicht zich richt.

  • Bevindingen worden per brief met een bezoekverslag zo spoedig mogelijk verzonden.

  • Afschriften worden gearchiveerd en verzonden aan de bestuurlijke partner.

  • Wijzigingen op een locatie of bij een bedrijf worden bijgewerkt in het dossier en relevante documenten en correspondentie worden aan het registratiesysteem Squit gekoppeld.

  • In het bezoekverslag wordt aangegeven of een melding moet worden gedaan of een vergunning aangevraagd, gewijzigd of een ontheffing of vrijstelling nodig is.

  • Handhavingspartners worden, gelet op een aanvraag en risico’s, geïnformeerd.

Ernstige milieuschade

De mogelijkheid bestaat dat tijdens een bezoek een situatie wordt aangetroffen die, als hij niet wordt hersteld, leidt of kan leiden tot ernstige milieuschade. In dit geval wordt:

  • Direct opgetreden en contact gelegd met de bestuurlijke verantwoordelijke partner.

  • De beheerder of eigenaar van de locatie wordt geadviseerd om de situatie direct te beëindigen.

  • Indien aan dit verzoek niet direct gehoor wordt gegeven, door de toezichthouder in samenspraak met een jurist actie ondernomen om de situatie te beëindigen conform de handhavingsstrategie.

 

 

Toezicht op IPPC - bedrijven

 

In tegenstelling tot bedrijven waarbij regulier toezicht plaatsvindt door middel van prioritering op risico, is dit bij de IPPC bedrijven afwijkend.

IPPC-bedrijven krijgen ten minste één controlebezoek per drie jaar bij beperkte milieurisico’s en ten minste één controlebezoek per jaar bij grote milieurisico’s.

Voorbereiding

De voorbereiding van IPPC bedrijven is soortgelijk aan die van de reguliere (gangbare) bedrijven.

Uitvoering

De uitvoering vindt plaats zoals bij reguliere bedrijven, maar met het volgende verschil:

  • Toezicht vindt plaats voorafgaande aan de verlening of verandering van een vergunning en samen met de vergunningverlener.

  • Deze bedrijven worden bij het ontvangen van meldingen zo spoedig mogelijk bezocht bij ernstige klachten, ongewone voorvallen of om overtredingen te onderzoeken.

Afhandeling en nazorg

Soortgelijk als bij regulier toezicht, maar met het volgende verschil:

  • Bij een ernstige geconstateerde overtreding vindt de hercontrole binnen zes maanden plaats.

  • Het verslag wordt binnen enkele werkdagen na het controlebezoek verzonden.

  • Het verslag is binnen vier maanden, op verzoek, voor een ieder beschikbaar.

 

Uitvoering toezicht overige leefomgevingstaken en klachten

Het toezicht op overige leefomgevingstaken richt zich op bodem, zwemwater, natuurbescherming en bijvoorbeeld asbest en drinkwater. Daarnaast worden er klachten, meldingen en calamiteiten onderzocht en vindt er zo nodig toezicht plaats. Hieronder volgt een beschrijving van het toezicht op deze leefomgevingsactiviteiten.

 

Natuur

 

De nieuwe Wet Natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De provincie is bevoegd gezag voor de haar toegewezen taken voor de Wet Natuurbescherming en zijn hieraan verbonden taken voor met name de provincie Flevoland bij de OFGV belegd. Er wordt hierbij toezicht gehouden in met name Natura2000 gebieden op basis van beheersplannen. Het toezicht is onderverdeeld in:

  • Controle op ontheffingen van de Wet Natuurbescherming (o.a. natuurontwikkeling, zandwinning en bouwwerken etc.);

  • Controle op de in het beheerplan gemaakte afspraken voor beheer, visserij, betreding afgesloten gebied, recreatief gebruik, etc.;

  • Controle op kapmeldingen en herplantverplichtingen en surveillance op illegale boskap;

  • Controle op beheer en schadebestrijding op de door de provincie verleende ontheffingen (o.a. ganzen, vossen en hazen);

  • Controle op activiteiten/werkzaamheden zoals maaien, aanleg natuurvriendelijke oevers en boskap waarbij tijdens het broedseizoen getroffen voorzorgsmaatregelen en het gedragscodegebruik wordt gecontroleerd.

  • Controles met een projectmatige aanpak zoals; snoekbaarsvisserij, roofvogelvervolging en stroperij op ganzen.

Op dit moment is onduidelijk of ook het toezicht op bouw- en sloopactiviteiten voor het natuuronderdeel (quickscan flora en fauna) een uitvoeringstaak wordt.

Voorbereiding

Toezicht wordt gehouden op naleving van de natuurwetgeving en voorwaarden uit vergunningen en ontheffingen middels locatiegebonden controles en gebiedsgerichte controles. Hierbij wordt;

  • Afgestemd met diverse handhavingspartners over de jaarlijkse prioriteiten en doelen;

  • Informatie opgehaald van geregistreerde constateringen en overtredingen in het BOA-registratiesysteem (BRS);

  • Op voorhand, waar nodig, afgestemd met handhavingspartners.

Uitvoering:

  • Afstemming en samenwerking met handhavingspartners zoals de Politie Midden-Nederland in watergebieden.

  • Samenwerking met groene partners (o.a. Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten) waarbij er afspraken worden gemaakt tijdens een maandelijkse “groen-café” overleg. Waarbij groene (natuurtoezicht) boa’s o.a. kennis uitwisselen en gezamenlijke activiteiten afspreken.

  • Bij de uitvoering van taken wordt geconformeerd aan diverse convenanten in het kader van toezicht op natuurwetgeving.

Afhandeling en nazorg

Bij overtredingen wordt er met name strafrechtelijk opgetreden waarbij er proces-verbaal of een bestuurlijke strafbeschikking (Bsb)milieu wordt opgemaakt. Overtredingen kunnen ook bestuursrechtelijk worden afgehandeld, bijvoorbeeld met gebruikmaking van een last onder dwangsom. Er vindt registratie plaats van constateringen en overtredingen in het Boa-registratiesysteem (BRS). Van maandelijkse watervogeltellingen worden de resultaten geregistreerd bij SOVON Vogelonderzoek Nederland.

 

Bodem- en grondstromen en ontgrondingen

 

Op de uitvoering van een bodemsanering of de nazorg daarvan wordt toegezien, evenals op grondtoepassingen en ontgravingen. Hierbij wordt toegezien op de toepassing van herbruikbare schone of verontreinigde grond en bouwstoffen. Bij ontgravingen (Ontgrondingenwet) kunnen bepaalde belangen een rol spelen, bijvoorbeeld archeologie, grondwaterbeschermingsgebieden, flora en fauna. Grondstromen zijn vaak onderdeel van ketentoezicht.

Voorbereiding

Bij ontvangst van een melding bij start van werkzaamheden of een rapportage over de stand van zaken hieromtrent, wordt dossieronderzoek gedaan en een beschikking of melding nagekeken. Dit geldt in het geval waarbij de Wet bodembescherming (WBB), de Ontgrondingenwet (OGW) en het Besluit bodemkwaliteit (BBK) van toepassing zijn. Er vindt een risicocheck plaats waarbij er wordt gekeken naar o.a.: wie is de saneerder, wat is de locatie en grondsoort. Dit bepaalt of er een fysieke controle noodzakelijk is.

Uitvoering

Wanneer er sprake is van een beschikking of een melding, vindt er een termijnbewaking plaats op het proces bij deze activiteit en wordt er toegezien of er wordt gewerkt conform de verplichtingen die in de beschikking zijn opgelegd. Toezicht vindt veelal fysiek plaats zoals bijvoorbeeld een surveillance (vrijeveldtoezicht) waarbij er ook sprake is van opsporing van illegale activiteiten. In sommige situaties, zoals bij het nakomen van verplichtingen, vindt administratief toezicht plaats. Bijkomende werkzaamheden zijn het beoordelen van bodemonderzoeksrapportages, toetsing aan de wet, rapporteren hieromtrent en het toezenden van de beoordeling aan de indiener.

 

Afhandeling en nazorg

De nazorg omvat opstellen van de controlerapportage en het sturen van een bezoekbevestiging per e-mail en zo nodig een brief met geconstateerde overtredingen.

 

Zwemwater (alleen in provincie Flevoland)

 

De Europese zwemwaterrichtlijn en de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Whvbz) bepaalt dat de provincie toezicht houdt op veilig en hygiënisch zwemmen in oppervlaktewater bij de officieel aangewezen locaties en badinrichtingen. Zowel een jaarlijkse aanwijzing van locaties in oppervlaktewater als actuele en duidelijke informatie voor de zwemmers ter plekke en via media is verplicht. De provincie is bevoegd om te waarschuwen of een zwemverbod in te stellen. Voor Flevoland zijn de locaties opgenomen in het Omgevingsplan Flevoland.

Voorbereiding en uitvoering

De uitvoering van toezicht, advisering naar de partner en informatieverstrekking naar de burger ligt bij de OFGV en voert hierbij de volgende werkzaamheden uit:

  • inzet bestuursrechtelijke bevoegdheden.

  • inventarisatie van plekken waar door een aanzienlijk aantal mensen wordt gezwommen.

  • overleg en beoordeling van potentiele zwemwaterlocaties op waterkwaliteit en veiligheid om officiële zwemwaterlocaties te worden;

  • jaarlijks beoordeling van badinrichtingen op waterkwaliteit en veiligheid;

  • maandelijks beoordelen van rapportages over waterkwaliteit met betrekking tot badinrichtingen;

  • aannemen van klachten/meldingen en beantwoorden van vragen van derden (burgers, pers);

  • beheer OFGV-website en Landelijke zwemwaterkaart (zwemwater.nl) voor publieksinformatie;

  • ontwikkeling en plaatsing van informatieborden op alle stranden met de actuele informatie over voorzieningen en waterkwaliteit ter plekke;

  • bereikbaarheidsdienst 24/7 het gehele jaar.

Afhandeling en afstemming

  • Beheer waterkwaliteitsgegevens.

  • Uitvoer en beheer “Draaiboek calamiteiten bij zwemmen in oppervlaktewater”.

  • Uitvoeren van reguliere en bijzondere vormen van controles bij oppervlaktewaterlocaties.

  • Jaarlijks veiligheidsonderzoek stranden en onderwaterbodems.

  • Afstemming met strandbeheerders en waterbeheerders (Rijkswaterstaat en Waterschap Zuiderzeeland) bij waterkwaliteitsproblemen.

  • Afhandelen en terugkoppelen van gezondheidsklachten met de GGD en RIVM.

  • Het plaatsen van mediaberichten.

  • Toezicht op een badinrichting wordt met een periodieke milieucontrole gecombineerd wanneer beide controles in de planning staan.

 

Asbest

 

Bij het toezicht op asbest gaat het om incidenteel uitgevoerde activiteiten binnen of buiten bedrijven waarvoor een vergunning is verleend of een melding is geaccepteerd in het geval van asbestsloop. Hierbij kan ook opsporing van illegale activiteiten aan de orde zijn, bijvoorbeeld naar aanleiding van een klacht of melding, of door administratief onderzoek.

 

 

Voorbereiding

In de voorbereidingsfase ontvangt de OFGV per mail van de Inspectie SZW een melding van de start van saneringswerkzaamheden. De OFGV bepaalt op basis van deze melding welke prioriteit hieraan gegeven moet worden door een beoordeling van de betreffende saneerder en in welke omgeving dit gaat plaatsvinden.

Uitvoering

Het uitvoeren van een dergelijke controle omvat het:

  • indien nodig uitvoeren van een fysieke controle;

  • doornemen van een (indien aanwezig) asbestinventarisatierapport;

  • een bij de melding behorende werkmap doornemen;

  • afstemmen met ketenpartners (eventueel);

  • opstellen van de controlerapportage en invullen van een checklist;

  • eventueel, indien gewenst, versturen van deze rapportage.

Afhandeling en nazorg

In deze afhandelingsfase wordt de rapportage in het registratiesysteem gezet. In het geval van overtredingen wordt een brief opgesteld en verzonden naar de overtreder en treedt een handhavingstraject in werking. In dit laatste geval vindt er een registratie plaats in het systeem Inspectie Asbest Alert (I.A.A.) en kan ook melding worden gedaan naar een certificerende instantie.Na de uitvoering van de saneringswerkzaamheden ontvangt de toezichthouder een vrijgave van de saneerder met stortbonnen. Deze informatie wordt gecontroleerd en gecheckt bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA). Blijkt de toegestuurde informatie niet te kloppen wordt het handhavingstraject ingezet. Dit gebeurt ook bij het niet insturen van de betreffende gegevens na een sanering. Hierna wordt de toezichtzaak gesloten.

 

Drinkwaterbescherming

 

In zuidelijk Flevoland bevindt zich een unieke en waardevolle drinkwatervoorraad. Deze is afgeschermd door een meters dikke kleilaag. Deze kleilaag is niet overal van dezelfde dikte en ook verschillen de dieptes per gebied. Door grootschalige woningbouw in het gebied (met name in Almere in de te realiserende woonwijken  Nobelhorst, Vogelhorst, Overgooi en Oosterwolde) wordt deze kleilaag vele duizenden keren doorboord (o.a. sonderingen) met alle risico’s van dien. Toezicht in dit gebied vindt o.a. plaats door surveillance met de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland (VFL) als wettelijke basis.

Voorbereiding

Om basis van ontvangen meldingen van onder andere boorbedrijven, het waterschap en eigen waarneming wordt dit toezicht gestart. Op basis van een toezichtplan worden illegale onttrekkingen hiermee zo effectief mogelijk op gespoord.

Uitvoering

Het uitvoeren omvat het:

  • houden van vrije veld toezicht;

  • inwinnen van eventueel juridisch advies;

  • afstemmen met (handhavings)partners zoals politie;

  • advisering naar boorbedrijven

Afhandeling en nazorg

  • opstellen van de controlerapportage;

  • verzenden van een bezoekbevestigingsbrief met rapportage (eventueel);

  • informeren bevoegd gezag met afschrift en advisering over risico’s;

  • Bij overtredingen wordt er bestuurs- en strafrechtelijk opgetreden. 

 

Toezicht bij klachten, meldingen en calamiteiten

 

De OFGV behandelt klachten of meldingen binnen en buiten kantoortijden. Hiervoor is er een klachtentelefoon die 24 uur per dag bereikbaar is. Op elke klacht reageert de OFGV binnen vijf werkdagen. De klager of melder informeren we over de afhandeling. De afhandeling van klachten en meldingen buiten kantoortijden gebeurt conform de piketregeling.

 

Bij calamiteiten bij bedrijven en/of met gevolgen voor het milieu, geeft de OFGV advies op een aantal milieuaspecten met het oog op het beperken van de schade voor het milieu. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld dumpingen van gevaarlijke stoffen in de openbare ruimte.

Voorbereiding

Op basis van een binnengekomen klacht of melding, zijnde een signaal van een (mogelijk) illegale situatie of overlast wordt in eerste instantie bepaald of de OFGV het juiste bevoegde gezag is voor de afhandeling van het signaal. Zodra dit niet het geval is wordt het signaal doorgegeven aan het juiste bevoegde gezag. Dit wordt doorgegeven aan de indiener. Indien de OFGV het bevoegde gezag is vindt (eventueel) een eerste contact plaats met de indiener en wordt indien beschikbaar dossieronderzoek verricht. Daarna wordt bepaald of een ongepland toezichtbezoek plaats moet vinden (al dan niet met partners).

Uitvoering

Signalen kunnen zowel locatie- of installatie gebonden zijn als in het vrije veld plaatsvinden. Op basis van de situatie ter plaatse wordt een vervolgaanpak bepaald.

Afhandeling en nazorg

Signalen worden afgehandeld in het registratiesysteem van de OFGV. Terugkoppeling over de afhandeling van het signaal vindt plaats met de indiener.

 

 

Toezichtmatrix

De toezichtmatrix geeft aan welke toezichtmethodiek en controlesystematiek van toepassing is op een taakveld of doelgroep. We willen toegroeien naar een werkwijze waarbij we jaarlijks naleefgegevens analyseren. Hierbij kijken we naar de ernst van overtredingen en het gedrag van de overtreder. Zo beoordelen we per doelgroep de geldende toezichtmethodiek en stellen we deze zo nodig bij. Uit de naleefanalyses moet blijken welke doelgroep in welke mate de wet- en regelgeving naleeft en wat dit zegt over het behalen van afgesproken beleidsdoelen. Bij het bijstellen van de toezichtmatrix kunnen we er bijvoorbeeld voor kiezen om meer verantwoordelijkheid bij een bedrijf te leggen door een zelfcontrole uit te laten voeren of juist de toezichtfrequentie van een fysieke controle te verhogen. Bij de beoordeling gebruiken we het Interventie Kompas van het CCV. De toezichtmatrix is te vinden in bijlage 5.

 

Onderstaande figuur verduidelijkt de toezichtmatrix.

 

Toezichtinstrumentarium

Er zijn verschillende toezichtinstrumenten te onderscheiden in bedrijfsgebonden toezicht en voor leefomgevingstoezicht zoals natuur, water, bodem. Deze instrumenten worden in verschillende fases ingezet, afhankelijk van gemaakte keuzes over de aanpak van een doelgroep. In het volgende schema is dit weergegeven.

 

In bijlage 6 is een nadere toelichting op de toezichtinstrumenten terug te vinden.

 

Integraliteit

We willen ondernemers zo min mogelijk belasten met afzonderlijke controles van meerdere toezichthoudende instanties. Daar waar raakvlakken aanwezig zijn overleggen we, bijvoorbeeld in het AOO of het LHO, over mogelijkheden voor integraal toezicht. Afgestemd toezicht vindt plaats zodra bij handhavingspartners meerdere gezamenlijke (milieu of veiligheid)belangen spelen en gezamenlijk optrekken daarbij baat heeft. Naast deze afstemming blijven we alert op situaties waarbij signaaltoezicht voordelen biedt en maken we daar afspraken over.

 

Rouleren toezichthouders

 

In de planningssystematiek, waarbij toezichthouders jaarlijks worden toegewezen aan bedrijven, is geborgd dat de toezichthouders regelmatig rouleren van inrichting.

 

Toekomst

De komende jaren willen we voor doelgroepen met een goed naleefgedrag het idee van zelfcontroles met behulp van controlelijsten en bijvoorbeeld de hercontrolekaart nader uitwerken. Steekproefsgewijs, of als hier aanleiding voor is, vindt er alsnog een fysieke controle plaats.

 

Sanctiestrategie

Onderdeel van onze sanctiestrategie is een landelijk ontwikkelde strategie, de landelijke handhavingsstrategie (LHS) en een afwegingsmodel voor de toepassing van bestuursrechtelijke instrumenten die voortkomt uit het Gemeenschappelijk Kader.

 

Landelijke handhavingsstrategie

Wij passen de landelijke handhavingsstrategie (LHS), toe. De LHS bevordert een onafhankelijke, sterke en slagkrachtige handhavingsinstantie met professionele en betrouwbare handhaving waarbij eenvoud in interventiekeuze en gezamenlijk optreden is geborgd.

 

Het invoeren van de LHS is onderdeel van de VTH-kwaliteitscriteria. Bij vaststelling van dit Beleidskader VTH wordt de LHS van toepassing verklaard op de handhavingstaken die de OFGV uitvoert. Het verdient de aanbeveling om ook voor de zogenaamde thuistaken de LHS vast te stellen. Hiermee wordt een uniform beleid vastgesteld in het gehele werkgebied van de OFGV. Door de LHS toe te passen krijgt iedere bevinding een passende interventie en verloopt het proces om te komen tot een passende interventie hetzelfde.

 

De onderdelen waar de LHS niet in voorziet, zijn uit het Gemeenschappelijk Kader handhaving Wabo van Flevoland 2013 (GK) overgenomen en geactualiseerd. Het GK is opgesteld en wordt gehanteerd door de provincie Flevoland, de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek en de zes gemeenten in Flevoland. In de toekomst wordt de LHS mogelijk verder ontwikkeld, dan zal dit Beleidskader daarop worden aangepast.

 

De LHS biedt een stappenplan waarbij de handhaver twee oordelen moet vellen over de bevinding. Het eerste oordeel ziet op het gedrag van de overtreder, het tweede oordeel op de aard van de overtreding (hoe zwaar zijn de gevolgen van de overtreding). Toepassing van de LHS bestaat uit de volgende 5 stappen:

  • 1.

    Plaats de bevinding in de interventiematrix;

  • 2.

    Bepalen verzwarende aspecten;

  • 3.

    Onderzoek samenwerking bestuur, politie en Openbaar Ministerie

  • 4.

    Optreden met toepassing van de interventiematrix;

  • 5.

    Vastlegging.

Hieronder wordt het stappenplan ‘in vogelvlucht’ uitgelegd.

  • Stap 1: positioneren bevindingen in de interventiematrix.

De handhaver bepaalt ten eerste in welk segment van onderstaand figuur opgenomen interventiematrix hij de bevinding positioneert door:

het beoordelen van de gevolgen van de bevinding voor milieu, natuur, water, veiligheid, gezondheid en/of maatschappelijke relevantie en het typeren van de overtreder.

 

  • Stap 2: bepalen verzwarende aspecten

De handhaver bepaalt of er verzwarende aspecten zijn die moeten worden betrokken bij de afweging om het bestuurs- en/of strafrecht toe te passen.

Hoe meer verzwarende aspecten, des te groter de reden om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk te handhaven.

 

  • Stap 3: onderzoek naar samenwerking bestuur, politie en Openbaar Ministerie

De handhaver bepaalt of overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht nodig is op basis van de beoordeling van de bevinding met de interventiematrix (stap 1) en de afweging van verzwarende aspecten (stap 2).

Dit overleg beoogt een weloverwogen inzet van het bestuursrecht, het bestuurs- én strafrecht of alleen het strafrecht. Dit overleg is derhalve tweerichtingsverkeer: bestuursrechtelijke handhavers zoeken indien noodzakelijk het overleg op met politie en OM en omgekeerd.

 

  • Stap 4: optreden met de interventiematrix

Op basis van stap 3 wordt de overtreding definitief in de matrix geplaatst. De landelijke handhavingstrategie gaat uit van het in principe zo licht mogelijk starten met interveniëren gericht op herstel en het vervolgens snel inzetten van zwaardere interventies als naleving uitblijft.

 

  • Stap 5: vastlegging

De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden verifieerbaar en transparant vastgelegd in het dossier volgens de geldende administratieprocedures en -systemen, zodanig dat hieruit kan worden afgeleid dat is voldaan aan: het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod van misbruik van bevoegdheid.

 

Afwijken handhavingsmatrix/handhavingsstrategie

De situatie of omstandigheden kunnen vragen om afwijking van de strategie op basis van de handhavingsmatrix. Als wordt geoordeeld dat het ten behoeve van het bereiken van het doel, het beëindigen van de overtreding, het niet gewenst is dat de vastgestelde strategie wordt gevolgd, moet hiervan kunnen worden afgeweken.

Afwijken van strategieën kan bij uitzondering; het mag geen regel worden en moet altijd schriftelijk gemotiveerd worden, zodat na te gaan is waarom van de vastgestelde strategie is afgeweken.

 

Afwijkredenen milder optreden

Milder optreden kan:

  • als de maatschappelijke en sociale omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd hierom vragen;

  • als bij een controle meerdere overtredingen worden geconstateerd en waarbij aan de meeste punten van de aanschrijving wordt voldaan, maar aan een enkel punt niet (geheel). Het kan dan gewenst zijn om de laatst genomen handhavingsstap te herhalen. De overtreder is kennelijk van goede wil, een volgende stap is dan niet gewenst en kan zelfs een averechts effect hebben.

Afwijkredenen strenger optreden

Andersom kan ook besloten worden om handhavingsstappen over te slaan. Dit kan:

  • als direct optreden gewenst is, zonder dat sprake is van een direct gevaar.

  • Dit kan bijvoorbeeld als het voortzetten van de overtreding lijdt tot een onomkeerbare situatie, of dat het omkeren grote financiële/economische gevolgen heeft. Voorbeelden hiervan zijn het opleggen van een bouw- of sloopstop of een verbod om te kappen. De strategie van “direct gevaar” kan dan worden gevolgd.

  • bij kortdurende overtredingen. Denk hierbij om evenementen, waarbij niet aan de voorwaarden uit de evenementenvergunning wordt voldaan, of waarvoor geen evenementenvergunning is verleend. Een tweede voorbeeld is het illegaal branden. Een lange procedure kan hier niet worden toegepast, er moet direct worden gehandeld.

  • bij een ingetrokken gedoogbeschikking. Als in gedoogsituaties (zie hoofdstuk) niet aan de voorwaarden in de gedoogbeschikking wordt voldaan, dan kan deze beschikking worden ingetrokken. Er moet dan worden gehandhaafd op grond van de achterliggende (wettelijke) regels ten aanzien waarvan werd gedoogd. Het is in dergelijke situaties niet reëel de basisstrategie of de strategie voor overtreding van kernbepalingen vanaf het begin te volgen. Een kortere procedure is dan vaak gewenst (afhankelijk van de omstandigheden).

  • als bij het volgen van een lange(re) procedure het een reëel risico is dat direct gevaar/spoedeisend belang ontstaat of de gevolgen van de overtredingen toenemen.

  • andere niet genoemde specifieke situaties waarbij wordt geoordeeld dat strenger optreden in die situatie gewenst is. (bv bij handhavingsverzoeken)

    Bij overtredingen waarbij de te stellen termijn kort is, is het niet mogelijk/gewenst dit vast te leggen in een brief. De kans is groot dat de termijn verstreken is voordat de brief is verstuurd. De gemaakte mondelinge afspraken worden dan in een verslag (en het dossier) vastgelegd. Er kan dan altijd worden achterhaald wat de afspraken zijn.

Afwegingsmodel bestuurlijke maatregelen

Om transparant te zijn en uniformiteit te bereiken hanteren we bij het nemen van bestuursrechtelijke maatregelen een afwegingsmodel. Het afwegingsmodel wordt hier onder beschreven.

 

Bestuursdwang of dwangsom

Op grond van artikel 122 van de Provinciewet, artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 61 van de Waterschapswet wordt de bevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang neergelegd bij het provinciale bestuur (GS) en gemeentebestuur (B&W) en het dagelijks bestuur van het waterschap.

Op grond van artikel 5.32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is aangegeven dat een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen in plaats daarvan een last onder dwangsom kan opleggen.

 

Er is derhalve keuzevrijheid. De wet laat aan het bestuursorgaan een discretionaire bevoegdheid om te kiezen voor een dwangsom of bestuursdwang. Per geval vraagt het bevoegde gezag zich af welke sanctie het meest geschikt is. Bij deze keuze geldt een beperking. Artikel 5.32 Awb regelt dat niet voor een dwangsom wordt gekozen indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogd te beschermen, zich daartegen verzet.

 

Bestuursdwang of dwangsom

Voor het alternatief van de dwangsom in plaats van bestuursdwang wordt niet gekozen als (gelet op het belang dat geschonden wordt door de overtreding van een wettelijk voorschrift) het risico dat de overtreding ondanks de last onder dwangsom wordt voortgezet of wordt herhaald niet mag bestaan of te hoog is.

Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij ernstige overtredingen met acuut gevaar voor milieu en/of volksgezondheid, onomkeerbaarheid of dreigende onherstelbare ernstige gevolgen.

Bij de keuze tussen bestuursdwang en een last onder dwangsom is vooral de proportionaliteit en de effectiviteit van belang. Het proportionaliteitsbeginsel (de zwaarte van het middel moet in redelijke verhouding staan tot het geschonden belang) kan ertoe leiden dat voor het opleggen van een dwangsom moet worden gekozen. Een dwangsom is echter niet effectief in die gevallen waarin voorzienbaar is dat de dwangsom niet inbaar zal zijn, of waarin de overtreding - in verband met het aanbrengen van voorzieningen - te lang zou voortduren. Als het opleggen van een (eerste) dwangsom niet leidt tot beëindiging van de overtreding, kan de dwangsom worden verhoogd. Indien de verwachting is dat de verhoging niet zal werken, kan bestuursdwang worden ingezet. Met name bij ernstige overtredingen mag niet het risico worden gelopen dat een overtreding ondanks de last onder dwangsom voortduurt. Voordat het bevoegde gezag een dwangsom oplegt zal het zich dus moeten afvragen of dit middel geschikter is dan een ander middel om de overtreding op te heffen.

Over het algemeen kan worden gesteld dat in werkelijk spoedeisende gevallen of gevallen met (acuut) dreigende schade, het belang de keuze voor de last onder dwangsom, in de weg staat. De Algemene wet bestuursrecht geeft aan dat bestuursdwang kan worden toegepast bij geconstateerde overtredingen en in de plaats van bestuursdwang kan een last onder dwangsom worden opgelegd. Bij het inzetten van het bestuursrechtelijke handhavingsinstrument moet eerst worden beoordeeld of de last onder bestuursdwang een geschikt en efficiënt instrument is om de geconstateerde overtreding te beëindigen.

 

Intrekken vergunning

Het bevoegde gezag kan ook de vergunning intrekken. De wettelijke grondslag voor het intrekken van de omgevingsvergunning is te vinden in artikel 5.19 lid 1 sub b en sub c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Deze sanctie passen we toe als een dwangsom of bestuursdwang niet helpt. We zien dit als een uiterste redmiddel. Naast het intrekken van de vergunning kan met een dwangsom of bestuursdwang voorkomen worden dat de ex-vergunninghouder zijn activiteiten voortzet.

 

Richtlijn voor het stellen van dwangsombedragen en begunstigingstermijnen

De “Richtlijn voor het stellen van dwangsombedragen en begunstigingstermijnen” bestaat uit een tabel met overtredingen met standaard dwangsomhoogten en begunstigingstermijnen (zie de bijlage 8). Met deze richtlijn willen we uniformiteit bereiken bij het stellen van sancties en inzicht geven hoe deze wordt berekend (transparantie). Door gemeenschappelijke punten te benoemen en te gebruiken en deze met enige regelmaat te herzien en uit te breiden is het een zich ontwikkelende richtlijn. In dit Beleidskader wordt de werkwijze met de Richtlijn uiteengezet. De hoogte van de bedragen en duur van de termijnen kunnen door het bevoegde gezag in individuele situaties, om haar moverende redenen, worden aangepast.

 

Werkwijze vaststellen begunstigingstermijn en dwangsomhoogte

  • 1.

    De maximaal te verbeuren dwangsom en de begunstigingstermijn bepalen we aan de hand van de tabel in de bijlage: “tabel overtredingen met standaard begunstigingstermijnen en dwangsomhoogten”. Hierbij doorlopen we de volgende stappen:

  • 2.

    Nagaan of de overtreding in de tabellen per compartiment genoemd staat.

  • 3.

    Hoogte van de dwangsom bepalen binnen de marge van de minimaal te verbeuren dwangsom en de maximaal te verbeuren dwangsom. Bij uitzondering kan gemotiveerd worden afgeweken van de maximaal te verbeuren dwangsom.

  • 4.

    Begunstigingstermijn baseren op de termijn zoals weergegeven in kolom 5. Indien er een marge is voor de begunstigingstermijn, op grond van de specifieke omstandigheden, binnen deze marge, de begunstigingstermijn vaststellen. Deze termijn opnemen in de aanschrijving waarin het bevoegd gezag haar voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom kenbaar maakt;

  • 5.

    Indien de overtreding niet in de tabel staat, de begunstigingstermijnen en de dwangsomhoogten vaststellen volgens de uitgangspunten zoals hieronder beschreven in de onderdelen “Berekening dwangsomhoogte” en “Bepaling herstel- en/of begunstigingstermijn”.

Bepaling herstel- en/of begunstigingstermijn

Voor het bepalen van een redelijke begunstigingstermijn is het uitgangspunt dat de overtreder de tekortkoming binnen de gestelde termijn ongedaan kan maken. Daarbij kijken we bijvoorbeeld naar de ingreep in de bedrijfsvoering. Ieder individueel geval beoordelen we afzonderlijk.

 

Verkorte termijn

De te stellen herstel- of begunstigingstermijn kan korter indien zich één of meerdere van de volgende situaties voordoen:

  • recidive;

  • acuut gevaar;

  • het niet nakomen van afspraken;

  • gelegenheid die reeds geboden is om de overtreding ongedaan te maken;

  • klachten.

Langere termijn

De herstel- of begunstigingstermijn kan langer indien sprake is van een van de volgende situaties:

  • aanpassen van de procedures en bedrijfsprocessen;

  • lange(re) levertijd van technische en/of facilitaire voorzieningen.

Dwangsomhoogte

Per overtreding wordt de minimum en maximum te verbeuren dwangsom aangegeven.

Per overtreding wordt op basis van deze bedragen en met in acht neming van de uitgangspunten bij de onderdelen “Berekening dwangsomhoogte” en “Bepaling herstel- en/of begunstigingstermijn” een dwangsom opgelegd. Uitgangspunt is dat het maximumbedrag wordt bereikt nadat 2 tot hooguit 4 overtredingen zijn geconstateerd of 2 tot 4 termijnen zijn verstreken. De dwangsom is dan “volgelopen”.

Vervolgens kan er een tweede last onder dwangsom worden opgelegd met hogere bedragen. Het bevoegd gezag hanteert de voorgestelde dwangsomhoogten uit de tabel en vermeldt dat in de dwangsombeschikking.

 

Uitgangspunt is dat we de verbeurde dwangsommen ook daadwerkelijk innen. Dit vinden we belangrijk om de gewenste effecten op het naleefgedrag (ook bij derden) te bewerkstelligen. Hiermee wordt ook bereikt dat het instrument last onder dwangsom een effectief handhavingsinstrument blijft. Bovendien is er een beginselplicht tot invordering.

 

Berekening dwangsomhoogte

Voor het berekenen van de dwangsomhoogte worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • a.

    aard van de overtreding;

  • b.

    (bedrijfs)economische omstandigheden (economisch voordeel, (uitsparen) kosten van technische voorziening);

  • c.

    afschrikeffect;

  • d.

    redelijke verhouding tot de overtreding;

  • e.

    potentiële (milieu)belasting.

 

De aard van de overtreding is van belang voor het bepalen van de dwangsomhoogte. Voor de aard van de overtredingen kan grofweg, de volgende indeling worden gemaakt, waaraan wordt getoetst:

Licht:

  • overtreding gemakkelijk ongedaan te maken;

  • (milieu)schade ten aanzien van water, bodem, lucht, hinder of gevaar is gering.

Middelzwaar:

  • overtreding moeilijk(er) ongedaan te maken;

  • schade (aan het milieu) dan wel ernstig gevaar of hinder is aanzienlijk, maar wel herstelbaar;

  • onveiligheid, bijvoorbeeld constructieve veiligheid, is aanzienlijk maar beheersbaar, herstelbaar en er is geen gevaar voor derden;

  • risico op beperkte verstoring openbare orde, maar beheersbaar, herstelbaar en er is geen gevaar voor derden.

Zwaar:

  • overtredingssituatie niet of zeer moeilijk ongedaan te maken;

  • blijvende (milieu) schade (onomkeerbaarheid);

  • onveiligheid, bijvoorbeeld constructieve veiligheid, onbeheersbaar, onherstelbaar en/of er is gevaar voor derden;

  • (risico op) verstoring openbare orde, onbeheersbaar, onherstelbaar en/of er is gevaar voor derden.

 

N.B. Voor zware overtredingen, en in elk geval wanneer er gevaar voor openbare orde en veiligheid is of andere zaken waar een snel ingrijpen noodzakelijk is, moet altijd worden afgewogen of het instrument bestuursdwang dient te worden ingezet.

 

Bij bestuursdwang grijpt het bevoegde gezag (OFGV in mandaat) zelf in om het gevaar, de schade, af te wenden of te beperken. De kosten die voortvloeien uit de bestuursdwang en de ongewenste veroorzaker kan het bevoegde gezag (OFGV in mandaat) verhalen op de veroorzaker.

 

Afwijken standaard begunstigingstermijnen en dwangsomhoogten

Het bevoegd gezag kan in bijzondere situaties altijd afwijken van de standaard begunstigingstermijnen en dwangsomhoogten. Afwijkingen worden gemotiveerd.

 

Recidive

De genoemde dwangsomhoogten zijn van toepassing voor het opstellen van een eerste dwangsombeschikking. Indien sprake is van een herhaling van een overtreding waarvoor al een dwangsombeschikking is afgegeven of het ‘vollopen’ van een eerder opgelegde last onder dwangsom, wordt de dwangsom verhoogd met minimaal 50 %.

Wanneer aan het gestelde in de last onder dwangsom is voldaan, kunnen we de last onder dwangsom trekken. Dit doen we wanneer we verwachten dat de overtreding zich in de nabije toekomst niet weer voordoet.

 

De overtreder kan het bevoegd gezag ook verzoeken om de last onder dwangsom in te trekken. De wettelijke grondslag hiervoor staat in artikel 5.34, lid 2, Awb. Vereist hierbij is dat de last onder dwangsom een jaar lang van kracht is geweest en er in die tijd geen dwangsommen zijn verbeurd op grond van de last onder dwangsom.

 

Bestuursdwang

Bij volharding in de overtreding (bijvoorbeeld nadat de maximaal te verbeuren dwangsom ook daadwerkelijk is verbeurd) wordt bij gevaar voor het milieu, ernstige overlast of bedreiging van de openbare orde bestuursdwang toegepast in plaats van een dwangsom.

Het bevoegd gezag (OFGV in mandaat) grijpt dan zelf in. De kosten van het opleggen en uitvoeren van bestuursdwang teneinde de overtreding te beëindigen worden verhaald op de overtreder. Dit staat los van eventuele andere strafrechtelijke en bestuursrechtelijke stappen die kunnen worden ondernomen.

 

Strafrecht

Boetes respectievelijk processen-verbaal op basis van het strafrecht, kennen eigen, vastgestelde normen die op een andere basis worden berekend (punitief). Dit is de bevoegdheid van de minister van justitie en het toepassen ervan is voorbehouden aan de buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA) en de officier van justitie (OM).

 

Optreden tegen overheden

Het uitgangspunt is dat we tegen overtredingen van de eigen organisatie en andere overheden op gelijke wijze optreden als tegen overtredingen van derden.

 

De OFGV treedt conform de wettelijke eis namens een bepaalde gemeente of de provincie handhavend op tegen dezelfde gemeente of tegen de provincie. Ook treedt de OFGV namens een bepaalde gemeente of de provincie handhavend op tegen een andere gemeente. Denkbaar is dat naleving van bovenstaand uitgangspunt voor de Omgevingsdienst minder gecompliceerd is, omdat de OFGV meerdere en voor een groot deel dezelfde handhavingstaken voor alle gemeenten en provincie uit Flevoland uitvoert. Als het gaat om handhavend optreden tegen de eigen organisatie bestaat er bovendien minder kans op een loyaliteitsconflict dan dat de betreffende ambtenaar van de gemeente of provincie een handhavingstraject moet opstarten. Deze twee punten komen de uniformiteit en de objectiviteit van bestuursrechtelijk optreden (handhaving) binnen de regio ten goede.

 

Om de naleving van de regelgeving open te stellen voor democratische controle brengt het overtredende bestuursorgaan zijn algemeen bestuur op de hoogte van overtredingen en de afhandeling daarvan. Het bevoegd gezag stuurt daartoe afschriften van de correspondentie (controlebrieven, beschikkingen e.d.) aan het algemeen bestuur van de overtredende overheidsorganisatie.

 

Bij het optreden tegen de eigen organisatie gaan de kosten van bestuursdwang of de te innen dwangsommen ten koste van het budget van het organisatieonderdeel dat verantwoordelijk is voor het naleven van de regelgeving die is overtreden. Deze kosten dienen vervolgens ten gunste te komen van het organisatieonderdeel dat verantwoordelijk is voor de handhaving.

 

Gedoogstrategie

In de regio’s Flevoland & Gooi en Vechtstreek wordt niet gedoogd, tenzij zich een bijzondere omstandigheid voordoet die gedogen van bepaalde handelingen in strijd met de toepasselijke wet- en regelgeving rechtvaardigt. Bij de uitvoering van taken door de OFGV gebruiken we het landelijk beleid ter voorkoming van passief gedogen van het niet naleven van milieuregels als kader.

Dit uitgangspunt sluit aan bij de standaard jurisprudentie inzake handhavingsbesluiten op het terrein van het ruimtelijk bestuursrecht, het milieurecht en de Algemene Plaatselijke Verordening. Het gaat hier om de beginselplicht tot handhaving.

Conform deze jurisprudentie is een bestuursorgaan niet alleen bevoegd, maar in beginsel ook verplicht om handhavend op te treden in geval van overtreding van wet- en regelgeving die tot de bevoegdheid van dat bestuursorgaan behoren. Van deze beginselplicht tot handhaving kan slechts onder bijzondere omstandigheden (tijdelijk) worden afgeweken. Als er zich een bijzondere omstandigheid voordoet dan kan het bestuursorgaan derhalve besluiten tijdelijke van handhaving af te zien (te gedogen). In de alinea’s hieronder wordt aangeven welke bijzondere situaties en omstandigheden zich lenen voor gedogen en vervolgens op welke manieren en onder welke voorwaarden er dan wordt gedoogd.

 

Bijzondere omstandigheden

Als een overtreding wordt geconstateerd die om bepaalde redenen niet ongedaan kan of zal worden gemaakt, moet overwogen worden of in deze situatie gedogen mogelijk en wenselijk is. Gedogen is mogelijk als er zich een bijzondere omstandigheid voordoet. Van een bijzondere omstandigheid is sprake als:

  • concreet zicht op legalisatie bestaat, of

  • vergelijkbare gevallen bestaan waarin niet wordt gehandhaafd (gelijkheidsbeginsel), of

  • bij de overtreder zodanige – gerechtvaardigde – verwachtingen zijn gewekt dat een bepaalde situatie of bepaalde handelingen zijn toegestaan (vertrouwensbeginsel), of

  • handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen (evenredigheidsbeginsel).

Het evenredigheidsbeginsel kan verder nog als volgt worden uitgesplitst:

  • Nood-, overmacht-, of overgangssituaties.

  • Het doel van de regelgeving evident beter gediend is met gedogen, bijvoorbeeld in het geval een persoon of rechtspersoon een tijdelijke proef wil doen met een milieuvriendelijker product of productiewijze.

  • Een ander, zwaarwegend, belang gedogen rechtvaardigt, bijvoorbeeld indien de ongewenste neveneffecten van handhaving dusdanig groot zijn dat ze niet opwegen tegen het feit dat de overtreding eigenlijk beëindigd moet worden.

Er is daarnaast in ieder geval sprake van een overgangssituatie, als volgt:

  • Bij nieuwe wet- en regelgeving, die op korte termijn inwerking treedt.

  • Bij het uitvoeren van activiteiten zonder vergunning, omdat door omstandigheden die buiten de macht van de vergunninghouder liggen, de nieuwe vergunning niet aansluitend op de oude (verlopen) vergunning is verleend.

  • Door het starten van een activiteit, vooruitlopend op de vergunningverlening, een ongewenste situatie wordt beëindigd of verbeterd.

  • Een vergunning op formele gronden is vernietigd en een nieuwe vergunning met herstel van formele gebreken verleend kan worden.

  • Een éénmalige activiteit plaatsvindt naast de bestaande vergunde of gemelde activiteiten waarbij aannemelijk is gemaakt dat deze activiteit voor een korte periode wordt uitgevoerd, deze periode korter is dan de procedure voor het opstellen en vaststellen van een vergunning of melding en deze vergunning of melding daarna niet (meer) nodig is.

  • Bij overtreding van één voorschrift waarbij aannemelijk is gemaakt dat deze overtreding binnen afzienbare tijd wordt beëindigd door bijvoorbeeld een ingrijpende verbouwing of andere investering.

In bovenstaande situaties kan het betreffende bestuursorgaan besluiten om tot gedogen van een bepaalde omstandigheid of bepaalde handelingen over te gaan eventueel onder het stellen van voorwaarden.

 

Gedogen is in de volgende situaties in ieder geval niet (meer) mogelijk:

  • Acuut gevaar voor milieu, volksgezondheid en/of openbare veiligheid.

  • Dreigend gevaar voor of onomkeerbare schade aan natuur, milieu, monumenten, volksgezondheid en/of openbare veiligheid.

  • Onaanvaardbare hinder voor derden.

  • Bij herhaling van dezelfde overtreding.

  • Als niet wordt voldaan aan de voorwaarden verbonden aan het gedoogbesluit.

  • Als er reeds een handhavingsbesluit is genomen en er een verzoek tot verlenging van de begunstigingstermijn wordt ontvangen.

Voorwaarden

Als in een concrete situatie is vastgesteld dat er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die gedogen rechtvaardigen, moet er daarnaast nog voldaan worden aan een aantal (rand)voorwaarden.

Er mag door het gedogen geen onevenredige schade of hinder ontstaan bij derden. Het gedogen moet beperkt zijn in omvang en tijd. Ten slotte moet de overtreder/betrokkene zelf tijdig alle redelijkerwijs mogelijke stappen hebben ondernomen om de overtreding te voorkomen dan wel om die bepaalde handeling of activiteit op een legale wijze uit te voeren.

 

Wijze van gedogen en uitvoering

Het uitgangspunt bij de wijze van gedogen is dat het gedogen uitdrukkelijk, schriftelijk en openbaar moet plaatsvinden. Gedogen vindt niet passief plaats, maar actief.

 

Voorbereiding

Er moet een schriftelijk verzoek tot gedogen worden ingediend bij het betreffende bevoegd gezag. Dit verzoek bevat alle relevante informatie die nodig is om tot een goed besluit te kunnen komen. Als de overtreding naar verwachting kan worden gelegaliseerd en voor deze legalisatie een vergunning moet worden aangevraagd, gaat het verzoek tot gedogen altijd vergezeld van een ontvankelijke vergunningaanvraag.

Door het bevoegd gezag wordt vervolgens getoetst welke wet- en regelgeving op alle aspecten van het verzoek van toepassing zijn en kunnen zijn, alsmede op welke regelgeving precies zou moeten worden gedoogd. Daarnaast worden alle handhavingspartners (zowel bestuurs- als strafrechtelijk) voor zover betrokken geraadpleegd.

 

Beoordeling en gedoogbesluit

Gedogen vindt - na een zorgvuldige belangenafweging - actief plaats door het opstellen van een gedoogbeschikking met motivering waarin de belangenafweging is terug te zien. Hierdoor is het gedogen openbaar en transparant. Een gedoogbeschikking is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en moet voldoen aan de eisen die daarbij gesteld zijn. Aan de gedoogbeschikking worden voorschriften verbonden ter bescherming van derden en/of het milieubelang en ook moet in de gedoogbeschikking zijn aangeven voor welke periode (tijdsduur) het gedoogbesluit geldt.

 

Risico’s en aansprakelijkheid

De risico’s die het gedogen met zich meebrengt (bijvoorbeeld dat de situatie achteraf toch niet gelegaliseerd kan worden) blijven voor rekening van de verzoeker (overtreder). Gedogen legaliseert namelijk niet. De risico’s die voortvloeien uit het niet legaal handelen respectievelijk een illegale situatie zijn voor rekening van degene die deze handeling verricht of in wiens opdracht deze worden verricht. Het besluit om de strijdige situatie met de geldende wet- en regelgeving te gedogen, verandert deze aansprakelijkheid niet.

Het is belangrijk om in de gedoogbeschikking te vermelden dat derde belanghebbenden ook na verlening van de gedoogbeschikking een verzoek tot handhaving kunnen indienen bij het bestuursorgaan. In dat geval zal er opnieuw een belangenafweging moeten plaatsvinden. Ook kan het OM in bepaalde situaties alsnog besluiten om strafrechtelijk op te treden.

In de gedoogbeschikking moet daarom worden opgenomen dat het besluit om te gedogen niets af doet aan de verantwoordelijkheid en mogelijkheid van het OM om stafrechtelijk op te treden. Dit geldt ook voor andere overheidsorganen die ook bevoegd zijn om in dat bepaalde geval handhavend op te treden.

De risico’s en de aansprakelijkheid rondom het gedogen van een bepaalde omstandigheid moeten duidelijk in de gedoogbeschikking worden opgenomen.

 

Rechtsmiddelen

Tegen een gedoogbeschikking kunnen belanghebbenden bezwaar maken bij de onafhankelijke bezwaarschriftencommissie en later eventueel beroep instellen bij de rechtbank. Als het verzoek om gedogen wordt afgewezen, dan staat hiertegen geen bezwaar of beroep open. Volgens vaste jurisprudentie is de schriftelijke weigering om te gedogen immers geen besluit in de zin van de Awb.

 

Publicatie

Gedoogbeschikkingen worden door het bevoegd gezag op de gebruikelijke wijze gepubliceerd, zodat belanghebbenden kennis kunnen nemen van het besluit en weten dat bepaalde activiteiten of handelingen al dan niet op een bepaalde locatie worden gedoogd.

 

Uitvoering

De gedoogbeschikking wordt, zoals hierboven aangegeven, onder bepaalde voorwaarden en tijdsduur verleend. Daarom moet periodiek op naleving van de gedoogbeschikking gecontroleerd worden. Als niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de gedoogbeschikking moet de gedoogbeschikking komen te vervallen.

Dit kan door een voorwaarde op te nemen dat de gedoogbeschikking van rechtswege komt te vervallen bij niet naleving van de voorwaarden waaronder wordt gedoogd of door de gedoogbeschikking in te trekken. Daarna kunnen nadere bestuursrechtelijke sancties volgen. Het betreffende bestuursorgaan behoudt dus het recht om te handhaven als de houder van de gedoogbeschikking zich niet aan de gestelde voorwaarden in deze beschikking houdt.

In bijlage 6 staat een toelichting op de handhavingsinterventies van licht naar zwaar.

4.6 Inrichting van de organisatie

Er gelden voor de uitvoering van taken voorwaarden. Deze voorwaarden zijn er ten aanzien van de organisatie, de inrichting en de informatievoorziening van een omgevingsdienst. Deze paragraaf is een weergave van de onderdelen die belangrijk zijn voor het VTH-beleid maar die slechts deelelementen bevatten van vastgestelde documenten zoals het mandaatbesluit, het bedrijfsplan en bijvoorbeeld de DVO’s waar het geheel is uitgewerkt.

 

Organisatorische condities

De directeur van de omgevingsdienst draagt er, vanuit de wettelijke verplichting, zorg voor dat taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de interne functies worden vastgelegd. Daarnaast wordt voorzien in een beschrijving van de werkprocessen waarin wordt vastgelegd op welke wijze vergunningverleners en toezichthouders de werkzaamheden uitvoeren. Inzichtelijk dient te zijn of aan de gestelde eisen van de Verordening kwaliteit VTH wordt voldaan. Het gaat hier om de vakbekwaamheid van de medewerkers zoals de vlieguren, opleidingsniveau e.d.

 

Capaciteit en financiën

De beschikbare en benodigde capaciteit wordt in de begrotingen vastgelegd. Ook wordt hieraan in de uitvoeringsprogramma’s en jaarverslagen aandacht besteed.

 

Scheiding vergunningverlening, toezicht en handhaving

Vergunningverlening en toezicht & handhaving zijn organisatorisch van elkaar gescheiden. Er geldt een functiescheiding op persoonsniveau tussen vergunningen enerzijds en toezicht en handhaving anderzijds. Voor de specialistische en juridische deskundigheden geldt een scheiding op objectniveau. Een specialist die advies uitbrengt in het vergunningenproces stelt voor hetzelfde dossier geen advies op voor het toezichts- en handhavingsproces.

 

Roulatiesysteem

Om te voorkomen dat er een te nauwe band ontstaat tussen toezichthouder en personen werkzaam bij de te controleren inrichtingen/branches en geografische gebieden (vaste handhavingsrelatie), moet een handhavingsorganisatie bij grotere en omvangrijke controles een roulatiesysteem hebben. Dit is ook opgenomen in de kwaliteitscriteria VTH. De OFGV zorgt voor een roulatiesysteem bij objecten, partijen en inrichtingen waar frequent en intensief controles worden uitgevoerd.

 

Bereikbaarheids- en beschikbaarheidsregeling

Uitgangspunt is dat we voor spoedeisende klachten en/of meldingen buiten kantoortijd bereikbaar zijn. Dit is ook een eis uit het Bor. De OFGV heeft hiervoor een bereikbaarheids- en beschikbaarheidsregeling.

 

Monitoring en Registratie

Om te kunnen beoordelen of de beleidsdoelstellingen en de geplande werkzaamheden uit het uitvoeringsprogramma gehaald en uitgevoerd zijn, is het belangrijk dat de activiteiten geregistreerd worden. Monitoring is het stelselmatig en systematisch verzamelen, bewerken en verstrekken van gegevens om na te gaan of en in hoeverre het gevoerde beleid slaagt en of de gestelde doel- en taakstellingen behaald zijn of gaan worden. Om verantwoording te kunnen afleggen over de inspanningen en resultaten zijn verschillende gegevens nodig. Deze gegevens moeten periodiek opvraagbaar zijn voor zowel management doeleinden (voortgang van de uitvoering) als voor periodieke verantwoording aan het college en de gemeenteraad. De komende jaren willen wij het monitoringssysteem verder door ontwikkelen.

 

Planning, evaluatie en rapportage

Met een goede verantwoording over de uitvoering van de activiteiten kan zowel de effectiviteit als de efficiëntie van de uitgevoerde taken worden beoordeeld en kan tijdig worden bijgestuurd. Hiervoor is het belangrijk om te evalueren en te rapporteren. Zoals al eerder in dit document aangegeven is, is dit beleidskader de eerste stap naar een verdere verdieping van de Big 8.

We rapporteren periodiek over het bereiken van de gestelde doelen, de uitvoering van de voorgenomen activiteiten en de uitvoering van afspraken met bestuursorganen onderling en het OM. Jaarlijks evalueren en rapporteren we of de activiteiten uit het uitvoeringsprogramma zijn uitgevoerd en in welke mate deze hebben bijgedragen aan de gestelde doelen. Hierover leggen de colleges verantwoording af in het jaarverslag VTH. Het jaarverslag VTH bieden de colleges ter kennisname aan de gemeenteraden. Dit is in lijn met de structuur van de horizontale verantwoording die de Rijksoverheid nastreeft. Het jaarverslag gaat ter kennisname naar interne en externe partners.

 

Integraal werken

Met integraal wordt benadrukt dat een aanvrager één vergunning kan aanvragen voor alle activiteiten en dat deze integraal wordt beoordeeld. Bij handhaving wordt er niet alleen per deelaspect gehandhaafd, maar bij geconstateerde overtredingen worden alle van belang zijnde aspecten meegewogen en zo nodig wordt ook op basis van verschillende wet- en regelgeving samen opgetreden. De vergunningverleners, toezichthouders en juristen werken bij vergunningen, toezicht en handhaving zoveel mogelijk samen met (externe) partners zoals de gemeenten en provincie, de Veiligheidsregio, Politie, GGD, woningbouwverenigingen, NVWA, waterschappen, OM, sociale recherche, douane en de Inspectie Leefomgeving en Transport.

 

Inspectieview milieu

De wet VTH gaat uit van verplichte samenwerking en informatie-uitwisseling door de betrokken bestuursorganen. Het gaat hierbij onder meer over informatie-uitwisseling met betrekking tot gemeentegrensoverschrijdende handhaving (ketentoezicht op grondstromen en asbestafval). De verplichting om handhavingsinformatie uit te wisselen en handhavingsinformatie te verstrekken beperkt zich tot het basistakenpakket. Om dit te realiseren wordt aansluiting op de Inspectieview Milieu voor omgevingsdiensten verplicht. Inspectieview milieu is een virtueel dossier waarin inspecteurs over informatie over inspectieobjecten kunnen raadplegen. Deze informatie is voor toezichthouders en handhavers toegankelijk via een beveiligde website. De informatie, zoals de resultaten van inspecties, is afkomstig van inspectiediensten die hun data hiervoor beschikbaar stellen. Het is de planning dat er voor het in werking treden van de Omgevingswet een landsdekkend functionerend systeem van informatieuitwisseling bestaat.

Bijlage 1, overleg/samenwerkingsvormen

Bijlage 2, toelichting doelstellingen

Op basis van de probleem- en risicoanalyse zijn onderwerpen geselecteerd die richtinggevend zijn voor het formuleren van nadere meetbare beleidsdoelen op branche- of doelgroepsniveau in de uitvoeringsprogramma’s. De onderwerpen zijn verbonden met de 7 leefomgevingsthema’s (par.3.2). Hetzelfde is gedaan voor de overige leefomgevingsactiviteiten per doelgroep en het milieuthema energie.

 

In de volgende 3 tabellen worden de speerpunten en daarmee de kaders voor het stellen van beleidsdoelen per bedrijfsbranches en overige leefomgevingsdoelgroepen en milieuthema energie aangegeven.

Speerpunten / kader voor het stellen van beleidsdoelen branches

Branche

Richting voor meetbare beleidsdoelen

Omgevingsthema’s

Afval

Klachten over geur terugbrengen (op basis van een peiljaar) door:

  • adequaat onderhoud ontgeurinstallaties en afvoer dampen conform regelgeving te controleren;

  • aanwezigheid lokaal geurbeleid (artikel 2.7.a. Barim) bewerkstelligen voor effectieve aanpak geuroverlast.

Hinder / leefbaarheid

 

Bescherming van de luchtkwaliteit door toezicht uit te voeren op grote afvalopslagen met als doel:

  • inzicht te verkrijgen in vuurbelasting;

  • brandrisico’s bij steeds groter wordende afval-opslagen te beheersen.

Volksgezondheid,

Financiële / econ. veiligheid, Fysieke veiligheid

Industrie 3 (Voedingsmiddelen, Textiel, Hout)

Klachten over geur terugbrengen door:

  • adequaat onderhoud ontgeurinstallaties en afvoer dampen conform regelgeving te controleren;

  • aanwezigheid lokaal geurbeleid (artikel 2.7.a. Barim) bewerkstelligen voor effectieve aanpak geuroverlast.

Hinder/ leefbaarheid

 

Ter bescherming van, dan wel vergroten van de luchtkwaliteit, veiligheid en volksgezondheid wordt er gecontroleerd op:

  • de uitvoering van periodieke keuringen ammoniak-, CO2 koelinstallaties en stookinstallaties en de toevoeging van rapportages aan het logboek;

  • doorgevoerde herstelpunten naar aanleiding van periodieke keuringen;

  • de wijze van opslag van gevaarlijke stoffen en het actief informeren over om het aantal onverenigbare combinaties van gevaarlijke stoffen bij hercontroles niet meer voor te laten komen;

  • de aanwezigheid van natte koeltorens en registratie van deze koeltorens in een register. Tevens inzicht ontwikkelen in naleefgedrag van deze activiteiten en zo nodig een aanpak aan verbinden.

Klimaatbescherming, Fysieke veiligheid,

Volksgezondheid

 

Ter bescherming van de afvalwatervoorzieningen en het doelmatig beheer van het riool te waarborgen, wordt controle uitgevoerd op het op orde zijn van het onderhoud van vetafscheiders.

Financiële / econ. veiligheid

Industrie 2 (Papier, Rubber, Kunststof, Chemie)

Ter bescherming en bevordering van de veiligheid en volksgezondheid wordt er controle uitgevoerd op:

  • bedrijven (in ieder geval Bevi-bedrijven) die werken met gevaarlijke stoffen om inzicht te krijgen in de naleving van regels;

  • de wijze van opslag van gevaarlijke stoffen en het actief informeren over om het aantal onverenigbare combinaties van gevaarlijke stoffen bij hercontroles niet meer voor te laten komen.

Fysieke veiligheid,

Volksgezondheid

 

Vervuiling naar bodem, riolering en lucht en geurklachten verminderen door controle op:

  • norm overschrijdende emissies van (chemische) stoffen (zware metalen, zuren/basen, VOS, etc.);

  • het op orde houden van onderhoud aan filterinstallaties.

Volksgezondheid,

Hinder / leefbaarheid

Bouwnijverheid

Overlast in de leefomgeving beperken door het verminderen van geluidsklachten door controle op de naleving regelgeving bronnering en mobiele puinbreekactiviteiten.

Hinder/ leefbaarheid

 

Bescherming van de lucht door controle op naleving asbestregelgeving

Volksgezondheid

 

Bescherming tegen ontploffingen bij opslag van gevaarlijke stoffen op de bouwplaats door toezicht op naleving van afstanden en afscherming propaantanks.

Fysieke veiligheid

Handel in en reparatie van auto's, motorfietsen en aanhangers

Bescherming van de bodem door controle op bodemaspecten als:

  • tekortkomingen met betrekking tot de staat van onderhoud van lekbakken en olievlekken op de werkvloer;

  • de aanwezigheid van bedrijfsinterne procedures voor het opruimen van morsingen e.d.;

  • afgiftebonnen van gevaarlijk afval.

Financiële / econ. veiligheid, Natuur / eco veiligheid

 

Ter bescherming van de luchtkwaliteit wordt er controle uitgevoerd op:

  • geen onaanvaardbare emissies van VOS;

  • het op orde zijn van onderhoud van filterinstallaties.

Volksgezondheid

Industrie 1 (Metaal gerelateerd)

Vervuiling naar bodem, riolering en lucht en geurklachten verminderen door controle op:

  • norm overschrijdende emissies van (chemische) stoffen (zware metalen, zuren/basen, VOS, etc.);

  • Het illegaal gebruik van chroom VI;

  • het op orde zijnde onderhoud van filterinstallaties zodat er geen stofnormen worden overschreden.

Volksgezondheid,

Hinder / leefbaarheid

Transport en opslag

Ter bescherming van de luchtkwaliteit wordt er controle uitgevoerd op stookinstallaties en grote koelingen.

Klimaatbescherming,

Hinder / leefbaarheid

Jachthavens

 

 

Horeca sport recreatie

Overlast in de leefomgeving beperken door het aantal gegronde geluidsklachten terugbrengen ten opzichte van een peiljaar.

Hinder / leefbaarheid

 

Ter bescherming van de afvalwatervoorzieningen en het doelmatig beheer van het riool te waarborgen, wordt controle uitgevoerd op het op orde zijn van het onderhoud van vetafscheiders wordt gecontroleerd op het onderhoud volgens de normen van vetafscheiders op orde is.

Financiële / econ. veiligheid

Akkerbouw en overige landbouw

Explosiegevaar voor de omgeving bij propaantanks en grote kunstmest op- en overslag (PGS7) beperken door controle op:

  • het doorvoeren van herstelpunten naar aanleiding van periodieke keuringen bij tanks;

  • het voldoen van leidingen (van en naar) propaantanks aan NPR 2578 en PGS 19, en Activiteitenbesluit;

  • de uitvoering van periodieke keuringen en rapportages worden toegevoegd aan het logboek.

En het inzicht krijgen in:

  • veel voorkomende gebreken m.b.t. propaantanks en overtredingen;

  • de naleving van bedrijven met grote kunstmest op- en overslag (PGS 7) en het zo nodig meer inzetten van toezicht en handhaving.

Fysieke veiligheid

 

Ter bescherming van de bodem en grondwaterkwaliteit wordt bij dieseltanks gecontroleerd op:

  • het uitvoeren van keuringen van bovengrondse dieseltanks zodat deze veilig blijven;

  • geen ontbrekende of verkeerd gebruikte lekbakken van tanks, zodat deze voldoen aan de geldende normen;

  • het lozen van olieachtige vloeistoffen door afspoelen voertuigen op wasplaats;

  • het voldoen aan geldende normen en dat bij overtreden hiervan direct wordt gehandhaafd.

Financiële / econ. veiligheid,

Natuur / eco veiligheid

 

Ter bescherming van het klimaat wordt er gecontroleerd op grote koelinstallaties met gebruik van R22.

Klimaatbescherming

 

Risico’s op incidenten bij opslag bestrijdingsmiddelen verkleinen door controle op:

  • het voldoet aan de wettelijke eisen;

  • onverenigbare combinaties;

  • deskundig gebruik.

Volksgezondheid

Overige

Bescherming van de luchtkwaliteit door:

  • uniforme vergunningverlening voor co-vergisters;

  • toezicht op warmtekrachtkoppeling (WKK), ook bij co-vergisters.

Klimaatbescherming,

Hinder / leefbaarheid

Detailhandel

 

 

Fokken en houden van dieren

Ter bescherming van de luchtkwaliteit is bekend op welke varkenshouderijen de stoppersregeling van toepassing is of kan zijn om zo nodig ter naleving van deze regeling hier acties aan te verbinden.

Klimaatbescherming,

Hinder / leefbaarheid

 

Het beheersen van brandrisico’s bij grote veeteeltbedrijven door met toezichtinstrumenten inzicht te krijgen in de aanwezige risico’s en mogelijke aanpak.

Financiële / econ. Veiligheid,Fysieke veiligheid

Reparatie en installatie machines en apparatuur

 

 

Tankstations (met/zonder LPG)

 

 

Groothandel

 

 

Glastuinbouw

Inzicht krijgen in naleefgedrag met betrekking tot het voor 1 mei inleveren van UO-rapportages en zo nodig hier een aanpak aan verbinden.

Financiële / econ. veiligheid

Kantoren/

verblijfs-gebouwen

Ter bescherming van de luchtkwaliteit wordt geïnventariseerd op de aanwezigheid van natte koeltorens en vindt registratie van deze koeltorens plaats in een register. Tevens inzicht ontwikkelen in naleefgedrag van deze activiteiten en zo nodig een aanpak aan verbinden.

Volksgezondheid

 

Ter bescherming van de luchtkwaliteit en het beperken van de emissie-uitstoot wordt er gecontroleerd op dat:

  • periodieke keuringen stookinstallaties worden uitgevoerd en de rapportages toegevoegd aan het logboek;

  • herstelpunten naar aanleiding van periodieke keuringen worden doorgevoerd;

  • energieregeling wordt nageleefd (terugverdienmaatregelen, etc.)

Klimaatbescherming

Nutsbedrijven

 

 

 

Bijlage 3, resultaat risico- en probleemanalyse

 

 

 

 

Bijlage 4, prioriteitenoverzicht branches op basis van risicoanalyse

 

Bijlage 5, toezichtmatrix

Bijlage 6, toezichtinstrumentarium

Preventie

 

Bevorderen van duurzaam naleefgedrag en daarmee op het voorkomen van overtredingen. Vroegtijdig bijsturen in ontwikkelingen die problematisch kunnen worden.

Voorkomen van onnodige overtredingen of klachten doordat burgers en bedrijven onvoldoende op de hoogte zijn van risico’s en regelgeving.

Opleveringscontrole

Een controle door de vergunningverlener én de toezichthouder na afronding van een melding, ontheffing of vergunning. Het is een controle waarbij de overdracht tussen vergunningverlening en toezicht centraal staat. Toezichthouder kan tijdens controle ruggespraak houden met de vergunningverlener.

Periodiek toezicht

 

Is bedoeld om zicht te houden op de naleving van wetgeving en vindt plaats op basis van een controlefrequentie. Er wordt voorlichting gegeven over hoe overtredingen ongedaan gemaakt kunnen worden en er wordt een termijn voor herstel aangegeven.

Hercontrole

Is bedoeld om te bekijken of de overtreding na de hersteltermijn is opgeheven. Kan gecombineerd worden met een nieuwe periodieke controle waarbij ook nieuwe aspecten worden bekeken.

Sanctiecontrole

Verifiëren of overtreding nog steeds voort duurt. Wanneer overtreding voortduurt wordt bestuurlijke en/of strafrechtelijke sanctie opgelegd (verbeuring last onder dwangsom, uitvoeren bestuursdwang, boete opleggen of inbeslagname). Een sanctiecontrole kan plaatsvinden op afstand (administratieve controle) of op de locatie.

Themacontrole of branchegericht toezicht

 

Controle gericht op een bepaald aspect of een bepaalde branche om inzicht te krijgen in naleefgedrag. Gebeurt vaak in projectvorm in samenwerking met andere (keten)partijen. Voorbeelden: toezicht op vuurwerk opslag en verkoop, natte koeltorens, vergisting installaties of een warmte/koude opslaginstallatie (WKO).

Uitvoeren van metingen

Metingen ten aanzien van licht, geur, stoffen, trillingen, warmte of geluid, om te controleren of vastgestelde normen worden gehaald. Het kan gaan om zelfstandige controlemetingen, een aanvullende meting of een controle op de metingen die het bedrijf zelf al uitvoert. Het gaat in het laatste geval niet alleen om de behaalde resultaten maar ook of de wijze van meten conform de geldende voorschriften en normen plaatsvindt. Metingen vinden plaats op basis van klachten, jaarlijkse planning, ad-hoc, transportcontroles, hercontroles of door themagericht of preventief toezicht.

Transportcontroles

Controles van transporten van grond, afval en vuurwerk. De controles richten zich op de fysieke lading en formulieren bij de lading om vast te leggen welke stoffen worden vervoerd, waar deze vandaan komen en waar ze heen gaan. Deze controles worden in het vrije veld toegepast maar ook bij bedrijven zelf (poortcontroles). Ze passen binnen het ketentoezicht waarbij de verschillende stappen in een keten (ontstaan - transport – gebruik) worden gevolgd.

Administratieve controle

 

Richt zich op de juiste administratieve vastlegging van wettelijke verplichtingen. Op grond van schriftelijke informatie (achteraf) controleren of op correcte wijze is gewerkt, of installaties tijdig gekeurd zijn en formulieren juist worden gebruikt en opgeborgen. Dit type onderdeel kan onderdeel zijn van een reguliere controle. Voorbeelden: energiebesparingsonderzoeken, meetrapporten, transportformulieren en keuringsbewijzen, EPRTR bedrijven en de MJA (Milieujaarverslag-plichtige bedrijven).

Concerntoezicht

Richt zich op de Borging van de naleving van milieuvoorschriften in de organisatie van een bedrijf, bijvoorbeeld via een systeem voor kwaliteitszorg en/of milieuzorg. Wordt ook wel systeemtoezicht genoemd. Door te beoordelen of het systeem functioneert, wordt een oordeel gevormd over de kans dat overtredingen zijn/worden voorkomen.

Surveillance (vrije veld)

Surveillance is het doelgericht controleren op de aanwezigheid van activiteiten die in het vrije veld kunnen voorkomen, bijvoorbeeld in natuurgebieden of bij zwemstranden. Surveillance heeft twee effecten: ten eerste om overtredingen op te sporen en ten tweede om de aanwezigheid in het beheersgebied kenbaar te maken en daarmee mogelijke overtreders af te schrikken.

Ketentoezicht

 

Ketentoezicht richt zich op thematisch toezicht, transportcontroles of branchegericht toezicht. Hierbij wordt een keten (bijvoorbeeld CO-vergisters, afval, asbest of grondstromen) van begin tot eind gevolgd om te onderzoeken of er in de keten van ontstaan tot eindverwerking overtredingen plaatsvinden. Dit soort toezicht vindt veelal plaats in samenwerking met ketenpartners.

Gevelcontrole / beheer bedrijvenbestand

 

Is bedoelt om het bedrijvenbestand actueel te houden. Controleren of een bedrijf nog op de desbetreffende locatie aanwezig en actief is. Kan via een fysieke controle of via een administratieve controle door locatieadressen te vergelijken met de basisregistratie van het handelsregister van de Kamer van Koophandel, Basisadministratie Gebouwen (BAG), internet, gemeentelijke belastingen, enzovoort. Als na sluiting van een bedrijf er resterende verplichtingen uit de milieuwetgeving van kracht zijn (bijvoorbeeld het doen van een bodemonderzoek) gaan we na of de nieuwe locatie van het bedrijf te achterhalen is. Indien een nieuw bedrijf op de locatie aanwezig is, controleren of deze een melding moet indienen dan wel een milieuvergunning moet aanvragen.

Signaaltoezicht

De toezichthouder heeft bij de uitvoering van zijn taak een oog- en oorfunctie. Dit betekent dat de toezichthouder bij het ontvangen van verdachte signalen of bij eigen bevindingen van misstanden buiten zijn taak, deze doorgeeft aan de verantwoordelijke instantie. Ook worden er vanuit handhavingspartners verzoeken gedaan om tijdens de uitvoering van toezicht extra alert te zijn op specifieke situaties.

 

Bijlage 7, toelichting handhavingsinterventies van licht naar zwaar

Bestuursrecht herstellend

Aanspreken/informeren

Aanspreken/informeren is een informele interventie (geen wettelijke basis) naar aanleiding van een inspectie die ertoe moet leiden dat de normadressaat naleeft of in staat is na te leven. Aanspreken/informeren gebeurt mondeling, door het verstrekken van schriftelijke informatie of door verwijzing naar websites. Aanspreken/informeren is vooral aan de orde bij goedwillende normadressaten die onbedoeld niet naleven en die gemotiveerd zijn de niet naleving zo snel mogelijk zelf op te lossen.

 

Waarschuwen – brief met hersteltermijn

Waarschuwen betekent dat de normadressaat naar aanleiding van een inspectie een waarschuwingsbrief ontvangt. Daarin is opgenomen welke maatregelen of voorzieningen getroffen moeten worden om na te leven en binnen welke (redelijke) termijn. In de brief staat ook dat de handhavingsinstantie verdergaande bestuursrechtelijke interventies zal nemen (LOB, LOD), als blijkt dat de in de waarschuwingsbrief opgenomen maatregelen of voorzieningen niet zijn getroffen na het verstrijken van de termijn.

 

Bestuurlijk gesprek

Een bestuurlijk gesprek met (de leiding van) de normadressaat in kwestie is een aanvullende escalerende interventie op waarschuwen.

 

Verscherpt toezicht

Verscherpt toezicht als interventie betreft het naar aanleiding van een inspectie meer of intensiever toezicht houden op de normadressaat. Een bestuurlijk gesprek zal hier vaak aan vooraf gaan. Verscherpt toezicht moet worden aangekondigd, als ook onder welke voorwaarden het verscherpt toezicht weer zal worden opgeheven.

 

Last onder dwangsom – LOD

Een last onder dwangsom is een op herstel gerichte interventie voor het ongedaan maken van overtredingen en/of het voorkomen van verdere/herhaalde overtreding. De normadressaat krijgt een verplichting (een last) opgelegd om binnen een gegeven termijn de overtreding te beëindigen door iets te doen of na te laten op straffe van het verbeuren van een dwangsom wanneer de last niet tijdig wordt uitgevoerd. De op te leggen dwangsom moet voldoende hoog zijn om de overtreding te beëindigen. Een last onder dwangsom kan alleen worden opgelegd als hiervoor een wettelijke bevoegdheid bestaat.

 

Het opleggen van een last onder dwangsom gebeurt volgens zorgvuldig te volgen stappen. In het algemeen worden de volgende stappen doorlopen:

Stap 1. Bestuurlijke waarschuwing,

dat wil zeggen: het bekend maken van het voornemen om een last onder dwangsom op te leggen met een hersteltermijn plus de termijn om zienswijzen bekend te maken. Indien niet tijdig hersteld:

Stap 2. Sanctiebeschikking,

dat wil zeggen: het opleggen van een last onder dwangsom met een hersteltermijn. Indien niet tijdig hersteld:

Stap 3. Verbeuren en innen dwangsom.

 

Last onder bestuursdwang – LOB

Een last onder bestuursdwang is een op herstel gerichte interventie voor het ongedaan maken van een overtreding waarbij de handhavingsinstantie, wanneer de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, op kosten van de overtreder, een overtreding beëindigt door zelf daadwerkelijk in te (laten) grijpen. Een last onder bestuursdwang kan alleen worden toegepast als hiervoor een wettelijke bevoegdheid bestaat. Voor de last onder bestuursdwang gelden dezelfde zorgvuldig te doorlopen stappen als voor de last onder dwangsom. Ook hier kan, bijvoorbeeld in spoedeisende situaties, van deze stappen worden afgeweken:

Stap 1. Bestuurlijke waarschuwing:

dat wil zeggen: het bekend maken van het voornemen om een last onder bestuursdwang op te leggen met een hersteltermijn plus de termijn om zienswijzen bekend te maken.

Indien niet tijdig hersteld:

Stap 2. Sanctiebeschikking:

dat wil zeggen: het opleggen van een last onder bestuursdwang met een hersteltermijn. Indien niet tijdig hersteld:

Stap 3. Uitvoeren bestuursdwang:

In spoedeisende situaties en bij ernstige overtredingen is de last onder bestuursdwang de meest geschikte bestuursrechtelijke interventie. De handhavingsinstantie kan verzoeken om onmiddellijke beëindiging van de overtreding. Als blijkt dat de normadressaat niet bereid is aan dit verzoek te voldoen, kan de handhavingsinstantie zelf en in spoedeisende gevallen zonder voorafgaande last feitelijk optreden. Wel moet de handhavingsinstantie zo spoedig mogelijk nadien alsnog een formele sanctiebeschikking uitvaardigen.

 

Tijdelijk stilleggen

Tijdelijk stilleggen betekent dat activiteiten of voertuigen als gevolg van de overtreding tijdelijk worden stilgelegd, tot de overtreding is hersteld en van naleving sprake is. Er kan aanleiding zijn om bij tijdelijk stilleggen beleid en/of politiek te informeren. Tijdelijk stilleggen kan onder de LOB vallen.

 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijke boete

Een bestuurlijke boete is een bestuurlijke bestraffende sanctie die door een daartoe bevoegde overheidsdienst zonder tussenkomst van het OM of een rechter kan worden opgelegd. Het CJIB verzorgt de inning en incasso van bestuurlijke boetes van diverse overheidsdiensten, waaronder de NVWA, de Inspectie SZW en de Inspectie Leefomgeving en Transport.

Een bestuurlijke boete houdt de onvoorwaardelijke verplichting in tot betaling van een geldsom en kan naast een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Het opstellen van het boeterapport gebeurt door de toezichthouder/handhaver, maar de kennisgeving, beschikking en inning gebeuren door het boetebureau (o.a. CJIB). De maxima en bandbreedtes van boetebedragen zijn veelal vastgelegd in de wetgeving. Een belangrijk verschil met de BSBm is dat bezwaar en beroep bij het bestuursorgaan dienen te worden aangetekend, terwijl de normadressaat tegen de BSBm in verzet kan komen bij het OM.

 

Schorsen of intrekken vergunning, certificaat of erkenning

Als de normadressaat houder is van een begunstigend besluit (vergunning of ontheffing), dan kan het geheel of gedeeltelijk intrekken van dat besluit een passende interventie zijn. Deze interventie is met name passend als de normadressaat niet in actie komt naar aanleiding van eerdere correctieve interventies, zoals een last onder dwangsom. Het geheel of gedeeltelijk intrekken van een begunstigend besluit is een vergaande interventie die zorgvuldig moet worden voorbereid.

 

Exploitatieverbod, sluiting

Voor niet vergunningplichtige normadressaten bestaat de mogelijkheid op basis van de Fraudewet om het bedrijf te sluiten of de exploitatie ervan te verbieden. Ook dit zijn vergaande interventies die zorgvuldig moeten worden voorbereid en waarbij het informeren van beleid en politiek noodzakelijk is.

 

Strafrecht

Bestuurlijke strafbeschikking milieu – BSBm

De bestuurlijke strafbeschikking milieu is een op het strafrecht (artikel 257ba Wetboek van Strafvordering) gebaseerde interventie die daartoe bevoegde handhavingsinstanties zonder tussenkomst van het OM kunnen opleggen. Voor feiten uit het zogenoemde ‘Feitenboekje Bestuurlijke Strafbeschikking Milieu- en Keurfeiten’ wordt een combibon uitgeschreven (geldboete) die ter afdoening wordt gezonden aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De BSBm kan los van (óf óf), parallel met (én én) of volgtijdelijk aan (eerst…dan…) op herstel gerichte interventies worden ingezet. De BSBm is bedoeld voor relatief eenvoudige overtredingen, waarbij er over de schuldvraag geen twijfel bestaat. De ‘Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingbevoegdheid milieu- en keurfeiten’ geeft in paragraaf 2.7 de beleidsvrijheid binnen gestelde grenzen aan en in paragraaf 2.8 de contra-indicaties voor het uitvaardigen van een BSBm. Als geen BSBm kan worden uitgevaardigd is in veel gevallen overleg met het OM noodzakelijk.

 

Proces-verbaal (PV)

BOA’s die een strafbaar feit vermoeden of constateren, kunnen een PV opmaken. Dit optreden valt onder het strafrechtelijk optreden dat in deze landelijke handhavingsstrategie is geregeld. Een PV is de basis voor het verdere optreden van het OM dat kan leiden tot sancties als: een geldboete, een werkstraf, een gevangenisstraf, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, publicatie van het vonnis, stillegging van de onderneming en verbeurdverklaring. 

Bijlage 8, tabel overtredingen met standaard dwangsomhoogten en begunstigingstermijnen

Milieu

Compartiment

Overtreding

Minimaal te verbeuren dwangsom

Maximaal te verbeuren dwangsom

Begunstigings-termijn (bandbreedte)

Bodem

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(15)jaarlijkse keuring bovengrondse tank niet uitgevoerd

€ 100

€ 1.000

1-3 maanden

(15)jaarlijkse keuring ondergrondse tank niet uitgevoerd

€ 2.500

€ 25.000

1-3 maanden

Geen vloeistofdichte vloer, vloeistofkerende vloer of (lek)bak

De geschatte kosten v.d. voorziening + 50%

10x de geschatte kosten v.d. voorziening + 50%

1-3 maanden

Vloeistofdichte vloer of (lek)bak niet in orde

De geschatte kosten v.h. herstellen + 50%

10x de geschatte kosten v.h. herstellen + 50%

1-3 maanden

Werkzaamheden op een niet vloeistofdichte of vloeistofkerende vloer

€ 2.500

€ 45.000

1-2 weken

Vloeistoffen in de bodem brengen

€ 250

€ 50.000

1-2 weken

Geen vloeistofdichte of vloeistofkerende vloer rondom afleverzuil

De geschatte kosten v.h. herstellen + 50%

10x de geschatte kosten v.h. herstellen + 50%

1-3 maanden

Geen controle/certificaat van vloeistofdichte of vloeistofkerende vloer

€ 125

€ 2.500

2 maanden

Vaatwerk (gevuld zowel als ongevuld)/accu’s niet in lekbakken

€ 250

€ 5.000

1 maand

Tank niet tegen aanrijden beschermd

(als dit 1 week gevaar oplevert: bestuursdwang)

De geschatte kosten v.h. herstellen + 50%

10x de geschatte kosten v.h. herstellen + 50%

1 maand

Geen bodemonderzoek nulsituatie/BOOT

€ 500

€ 5.000

1 maand

Tank niet boven lekbak

€ 1.000

€ 15.000

2 maanden

Slechte opslag van afval

€ 250

€ 5.000

1 maand

Niet saneren/verwijderen van ondergrondse tank die buiten gebruik is

€ 1.500

€ 15.000

3 maanden

Opslag vaste mest niet op mestdichte plaat

€ 125

€ 5.000

3 maanden

Geen water/sludge ondezoek uitgevoerd

€ 450

€ 4.500

1 maand

Lekke leidingen

(als dit 1 week gevaar oplevert: bestuursdwang)

€ 500

€ 50.000

1-2 weken

Besluit bodem

kwaliteit

 

 

 

Niet verstrekken van kwaliteitsgegevens van schone grond of cat. 1 grond

€ 1.000

€ 10.000

1 maand

Niet melden start en beëindiging werkzaamheden op grond van het Besluit bodemkwaliteit

€ 1.500

€ 4.500

1-2 weken

Toepassen steenachtige bouwstof, grond en/of bagger zonder melding dan wel erkenning

€ 5.000

€ 50.000

1-2 weken

Toepassen steenachtige bouwstof, grond en/of bagger met melding, maar zonder kwaliteitsgegevens

€ 3.000

€ 30.000

1-2 weken

Lucht en geur

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overschrijding emissie-eisen

€ 500

€ 50.000

2 weken

Metingen niet (correct) uitgevoerd

€ 250

€ 15.000

1 maand

Gasafvoer niet conform BEES

€ 250

€ 25.000

1 maand

Schoorsteen niet op hoogte

€ 750

€ 25.000

2 maanden

Onderzoek emissiebeperkingen niet uitgevoerd

€ 250

€ 25.000

2 maanden

Voorschriften stankhinder niet naleven

€ 250

€ 25.000

1 maand

Stofoverlast veroorzaken

€ 250

€ 25.000

1-2 weken

Ontbreken filter/ontgeuringsinstallatie

€ 250

€ 25.000

2 maanden

Ontbreken dampretour stage II

€ 1.250

€ 20.000

2 maanden

Ontbreken CFK-logboek

€ 150

€ 3.000

1 maand

Slechte opslag dierlijk afval

€ 500

€ 15.000

2 maanden

Water en lozingen

 

 

 

 

 

 

 

Olie/water/vet/benzine afscheider niet (tijdig) legen

€ 250

€ 10.000

1-2 weken

Ontbreken afscheider installatie

€ 1.500

€ 30.000

3 maanden

Niet meten of niet aanleveren van de analyses

€ 2.500

€ 50.000

1 maand

Geen peilbuizen plaatsen

€ 750

€ 15.000

2 maanden

Bemonstering grondwater niet uitgevoerd

€ 500

€ 10.000

2 maanden

Overschrijding van “algemene” emissie-eisen

€ 500

€ 50.000

2 weken

Overschrijding lozingseisen bedrijfsafvalwater op riolering (vergunning, maatwerkvoorschrift en/of besluit)

€ 2.000

€ 20.000

1 maand

Ontbreken dan wel onjuiste constructie van een controle-/monsternamevoorziening

€ 1.000

€ 20.000

2 maanden

Geluid en trillingen

 

 

 

 

 

 

Overschrijding geluidswaarden/-voorschriften per keer

€ 2.500

€ 25.000

1-2 weken

Overlast, in werking buiten vergunde/gemelde uren (gedrag)

€ 2.500

€ 25.000

1-2 weken

Niet meten

€ 250

€ 1.250

1 maand

Voorzieningen niet aangebracht

€ 250

€ 25.000

2 maanden

Muziekbegrenzer niet aangebracht

€ 2.500

€ 25.000

1 maand

Voorschriften m.b.t. gedrag niet naleven

€ 2.500

€ 25.000

1- weken

Niet voldoen aan voorschriften m.b.t. trilling

€ 250

€ 25.000

2 maanden

Afval

 

 

 

 

 

 

Opslag niet overeenkomstig voorschriften

€ 250

€ 25.000

2 maanden

BA (=bedrijfsafvalstoffen) niet regelmatig afvoeren

€ 250

€ 25.000

2 maanden

GA (=gevaarlijk afvalstoffen) niet correct afvoeren

€ 500

€ 50.000

1 maand

Niet registreren verwijdering GA

€ 250

€ 25.000

1 maand

Niet vergunde/gemelde opslag BA

€ 250

€ 25.000

1 maand

Niet vergunde/gemelde opslag GA

€ 500

€ 50.000

2 weken

Verbranden afval

€ 500

€ 25.000

2 weken

Risico (brand)

 

 

 

 

 

Geen blusmiddelen of onjuist/niet aangesloten per stuk

€ 150

€ 1. 500

2 weken

Opslag gevaarlijke stoffen niet conform voorschriften

€ 250

€ 50.000

1 maand

Bordjes (roken en vuur verboden) ontbreken

€ 50

€ 1.500

2 weken

Keuring blusmiddelen niet juist

€ 100

€ 1.000

2 weken

Onvoldoende brandwerend

€ 250

€ 25.000

2 maanden

Onveilige opstelling gasflessen

€ 25 per fles

€ 50.000 (voorziening)

1 week tot 3 maanden

Algemeen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Niet melden/geen gegevens overleggen van calamiteiten/meldingen ongewone voorvallen (H17 Wet milieubeheer)

€ 250

€ 25.000

1-2 weken

Niet indienen of tijdig indienen van rapporten (geluid, e-MJV en dergelijke)

€ 750

€ 7.500

1-2 weken

Wijzigingen t.a.v. vergunning niet gemeld

€ 125

€ 1.250

1 maand

Inrichting in werking zonder vergunning respectievelijk melding Activiteitenbesluit (geen ontvankelijke aanvraag/melding ingediend, maar geen sprake van opzet) dan wel milieuactiviteit uitvoeren zonder omgevingsvergunning milieu

€ 500

€ 50.000

2-8 weken

Handelingen dan wel activiteiten uitvoeren in strijd met voorschrift

€ 250

€ 25.000

2-6 weken

 

Grondwater en warmte- en koude opslag

Compartiment

Overtreding

Minimaal te verbeuren dwangsom/ boete

Maximaal te verbeuren dwangsom/ boete

Begunstigings-termijn (bandbreedte)

Waterwet (artikelen 6.4, 6.20 en 8.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overschrijding van het maximaal vergunde debiet

€ 5.000

€ 25.000

3 maanden

Ontbreken registratie maximale retourtemperatuur

€ 5.000

€ 25.000

1 maand

Ontbreken registratie spuiwater

€ 1.000

€ 5.000

1 maand

Ontbreken / niet bijhouden logboek met maandelijkse waterstanden

€ 5.000

€ 25.000

1 maand

Ontbreken / niet bijhouden logboek met maandelijkse energieverplaatsing

€ 5.000

€ 25.000

1 maand

Ontbreken metingen stijghoogten

€ 2.000

€ 6.000

1 maand

Ontbreken grondwateranalyse

€ 2.000

€ 6.000

1 maand

Ontbreken bodemtemperatuurprofielen

€ 5.000

€ 25.000

2 maanden

Verzuimen verzenden jaarlijkse rapportage

€ 5.000

€ 25.000

1 maand

Energetische onbalans

€ 20.000

€ 100.000

1 jaar

Lozing grondwater zonder debietmeter

€ 2.000

€ 20.000

1- 2 weken

Lozing grondwater zonder goedwerkende debietmeter

€ 1.500

€ 7.500

1-2 weken

 

Zweminrichtingen

Compartiment

Overtreding

Minimaal te verbeuren dwangsom/ boete

Maximaal te verbeuren dwangsom/ boete

Begunstigings-termijn

Whvbz (wet)

 

Geen kennisgeving aan GS doen, bij veranderingen en wijzigingen van een badinrichting (artikel 10)

€ 500

€ 2.000

2 weken

Bhvbz (Besluit)

 

 

 

 

 

Onderzoek parameters zwemwaterkwaliteit (artikel 9)

€ 250

€ 2.000

1 maand

Zwemwater voldoet aan de normen( jaartoetsing, artikel 2 lid 1)

€ 2.000

€ 10.000

3 maanden

Voldoende toezicht (artikel 25)

€ 1.000

€ 5.000

2 weken

Voldoende staat van onderhoud en reinheid (artikel 47)

€ 600

€ 3.000

1- weken

Reinigen van kleedruimten e.d. en luchtverversing (artikel 17 lid 1 en 2)

€ 1.000

€ 5.000

1- weken

 

Brandveiligheid en asbest

Compartiment

Overtreding

Minimaal te verbeuren dwangsom

Maximaal te verbeuren dwangsom

Begunstigings-termijn

(bandbreedte)

Asbest

 

Slopen zonder volledige melding, incl. asbestinventarisatierapport (sloopstop, artikel 1.26 Bouwbesluit)

1x geschatte sloopkosten

2 x geschatte sloopkosten

direct- 1 week

Handelen in strijd met nadere voorwaarden na sloopmelding (artikel 1.29 lid 3 Bouwbesluit)

1x geschatte

Sloopkosten

2 x geschatte sloopkosten

2 maanden

Brandveilig heid

 

 

 

 

 

 

Ontbreken vergunning met het oog op de brandveiligheid (gebruiksstop, artikel 2.1 lid 1 onder d Wabo)

1 x geschatte maandelijkse opbrengst bij doorgaand gebruik

2x geschatte maandelijkse opbrengst bij doorgaand gebruik

direct- 1 week

Handelen in strijd met vergunningvoorschrift (brandveilig gebruik, artikel 2.3 Wabo)

Gerelateerd aan ernst overtreding

Gerelateerd aan ernst overtreding

12 maanden

Ontbreken adequate brandmeldinstallatie en rookmelders of ontbreken certificaat hiervan (artikelen 6.20 en 6.21 Bouwbesluit)

1x geschatte kosten aanleg

€ 100

2 x geschatte kosten aanleg

€ 1000

Direct- 6 maanden

Ontbreken adequate noodverlichting en vluchtrouteaanduidingen (artikelen 6.3 en 6.24 Bouwbesluit)

1x geschatte kosten aanleg

2x geschatte kosten aanleg

Direct- 4 maanden

Ontbreken of inadequate vluchtdeuren en niet goed werkende zelfsluitende deuren (artikelen 6.25, 6.26 en 7.3 Bouwbesluit)

€ 100 per deur

€ 1000 per deur

Direct- 1 maand

Ontbreken of inadequate brandslanghaspels, droge blusleiding, bluswatervoorziening, blustoestellen, inspectiecertificaat automatisch brandblusinstallatie en rookbeheersingssysteem en aanduiding blusmiddelen (afdeling 6.7 Bouwbesluit)

€ 100 per haspel, blusleiding, bluswatervoorziening, blustoestel, inspectiecertificaat of aanduiding blusmiddelen

2 x geschatte kosten aanbrengen systeem

Direct- 4 maanden

Voorschriften inzake het veilig gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen (artikelen 7.4 t/m 7.16 Bouwbesluit)

€ 100 per individueel onderdeel

2x geschatte herstelkosten of voldoende financiële prikkel

1 maand

 

Naar boven