MANDAATBESLUIT VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN GOOISE MEREN VOOR DE OFGV 2019

Het college van burgemeester en wethouders van Gooise Meren, Gelet op:

afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht;

de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid bestuur, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Waterwet, de Gemeentewet, de Woningwet, , de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Arbeidsomstandighedenwet 1998, de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Gooise Meren;

de bij bovengenoemde wetten behorende AMvB’s, circulaires en regelingen;

artikel 4, derde lid, van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek;

de op grond van artikel 10:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, verleende instemming van de directeur van de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek, nadat die zich ervan vergewist heeft dat het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst hiermee instemt;

BESLUITEN:

Vast te stellen het Mandaatbesluit van burgemeester en wethouders van Gooise Meren voor de OFGV 2019

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. mandaat: de bevoegdheid om in naam van het college van burgemeester en wethouders besluiten te nemen;

b. burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders gemeente Gooise Meren;

c. de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Gooise Meren;

d. OFGV: Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek;

e. directeur: de directeur van de OFGV bedoeld in artikel 20, derde lid van de Gemeenschappelijke Regeling OFGV;

f. machtiging: de bevoegdheid om namens burgemeester en wethouders handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

g. portefeuillehouder: het lid van het college van burgemeester en wethouders dat zich bezighoudt met vergunningverlening, toezicht en handhaving in de fysieke leefomgeving;

Artikel 2. Mandaatverlening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen aan de directeur mandaat om namens hen de in het tweede lid genoemde bevoegdheden uit te oefenen.

  • 2.

    De bevoegdheden waarop het mandaat betrekking heeft, zijn - ingedeeld naar categorie en voorzien van een mandaatnummer - vermeld in de bij dit besluit behorende bijlage, waarin ook de in acht te nemen randvoorwaarden zijn opgenomen.

  • 3.

    Het in het eerste lid verleende mandaat omvat zowel de bevoegdheid om de in het tweede lid bedoelde besluiten te nemen, als de bevoegdheid om de met deze besluiten samenhangende voorbereidende en uitvoerende besluiten te nemen en de met de voorbereiding en uitvoering samenhangende correspondentie te ondertekenen.

  • 4.

    De directeur neemt bij de aan hem in mandaat verleende bevoegdheden de algemene instructies en de instructies per geval van burgemeester en wethouders in acht, als bedoeld in artikel 10:6 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3. Vertegenwoordiging in rechte

Burgemeester en wethouders machtigen de directeur om in voorkomende gevallen, voor zover het de in artikel 2, eerste lid genoemde bevoegdheden betreft, medewerkers van de OFGV die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, aan te wijzen om burgemeester en wethouders in rechte te vertegenwoordigen.

Artikel 4. Machtiging

  • 1.

    Burgemeester en wethouders machtigen de directeur om namens en onder verantwoordelijkheid van hen feitelijke handelingen te verrichten, zijnde handelingen die geen rechtshandelingen zijn.

  • 2.

    De bevoegdheden waarop de machtiging betrekking heeft, zijn - ingedeeld naar categorie en voorzien van een nummer - vermeld in de bij dit besluit behorende bijlage, waarin ook de in acht te nemen randvoorwaarden zijn opgenomen.

  • 3.

    De directeur kan medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen machtigen om de in de vorige leden genoemde handelingen te verrichten. Wanneer de directeur hiertoe besluit, stuurt hij een afschrift van zijn besluit aan burgemeester en wethouders. Dit besluit wordt op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt.

Artikel 5. Voorwaarden mandaat en machtiging

  • 1.

    De directeur houdt zich bij de uitoefening van de aan hem opgedragen bevoegdheden aan de relevante wet- en regelgeving, de door de gemeenteraad vastgestelde kaders alsmede het door burgemeester en wethouders vastgestelde beleid.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen ervoor dat de directeur over alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid, kan beschikken.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders treden bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de directeur over uitvoeringsaspecten.

Artikel 6. Informatieplicht

  • 1.

    De directeur informeert burgemeester en wethouders indien de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de gemeente en/of burgemeester en wethouders aansprakelijk worden gesteld of anderszins aangesproken worden. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur tijdig alle benodigde informatie aan burgemeester en wethouders en voert hij overleg met burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De directeur en de portefeuillehouder overleggen regelmatig over de planning, de aantallen, de kwaliteit en de tijdigheid van de te nemen en reeds genomen besluiten door de directeur.

  • 3.

    Het bepaalde in het eerste lid en het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de aan de directeur verleende machtiging.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders laten zich bij het in het eerste lid bedoelde overleg vertegenwoordigen door de portefeuillehouder.

Artikel 7. Ondermandaat

  • 1.

    De directeur kan de bevoegdheden, genoemd in artikel 2 eenmaal in ondermandaat opdragen aan medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, tenzij dat met zoveel woorden ten aanzien van een concreet mandaat in de bijlage die behoort bij dit mandaatbesluit, uitdrukkelijk is uitgesloten.

  • 2.

    De directeur is verplicht om het in het eerste lid genoemde ondermandaatbesluit toe te sturen aan burgemeester en wethouders. Het ondermandaatbesluit wordt op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt.

  • 3.

    De artikelen 2, 5, 6 en 7 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat.

Artikel 8. Ondertekening

Uit de ondertekening van de in mandaat dan wel ondermandaat genomen besluiten moet blijken dat het betreffende besluit namens burgemeester en wethouders is genomen.

Artikel 9. Vervanging

In geval van afwezigheid van de directeur, kan het mandaat c.q. de machtiging worden uitgeoefend door diens formele plaatsvervanger. De vervanging is van overeenkomstige toepassing op het ondermandaat en het in artikel 4, derde lid genoemde besluit.

Artikel 10. Verantwoording aan burgemeester en wethouders

De directeur brengt periodiek schriftelijk verslag uit aan burgemeester en wethouders over het door hem uitgeoefende mandaat c.q. machtiging en het door hem verleende ondermandaat.

Artikel 11. Evaluatie

Dit besluit wordt vijf jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.

Artikel 12. Intrekking

Het Mandaatbesluit van gemeente Bussum aan de OFGV van 8 januari 2013, het Mandaatbesluit van gemeente Muiden aan de OFGV van 26 februari 2013 en het Mandaatbesluit van gemeente Naarden aan de OFGV van 4 februari 2013, bekrachtigd bij besluit van burgemeester en wethouders van Gooise Meren van 22 maart 2016, worden ingetrokken.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na publicatie.

Artikel 14. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit van burgemeester en wethouders van Gooise Meren voor de OFGV 2019

Aldus besloten in de vergadering van college van burgemeester en wethouders van Gooise Meren van  datum

Het college van burgemeester en wethouders van Gooise Meren, secretaris, A

ldus – gelet op het bepaalde in artikel 10:4, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht - mee ingestemd door:

mr. drs. P.M.R. Schuurmans

Directeur Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek

Bijlage bij het Mandaatbesluit van burgemeester en wethouders van Gooise Meren voor de OFGV 2019

De in de bijlage genoemde bevoegdheden hebben betrekking op de inde aanhef bij het mandaat/machtigingenbesluit genoemde wetten en daarbij behorende regelingen, AMvB’s en circulaires, te weten:

  • -

    de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid bestuur, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Waterwet, de Gemeentewet, de Woningwet, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Arbeidsomstandighedenwet 1998, de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Gooise Meren;

  • -

    de bij bovengenoemde wetten behorende circulaires en regelingen;

  • -

    en geldend binnen de reikwijdte van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek.

CA TE G O R IE A. A L G E M EEN

Nummer

Bevoegdheid

Bev o egd h ed e n

V oo rw a a r d en

A 1

Het voeren van verweer in het kader van bezwaarprocedures bij de gemeente, beroepsprocedures en hoger beroepsprocedures bij rechtbank en Raad van State

 

A 2

Instellen van bezwaar en beroep en hoger beroep door de gemeente en voeren rechtsgedingen waarbij de gemeente optreedt als eisende partij

Na overleg met B&W

A 3

Nemen van besluiten op bezwaar inhoudende (on)gegrondverklaring of niet-ontvankelijkheidsverklaring

Conform advies bezwaarschriftencommissie

A 4

Aanwijzen van ambtenaren belast met het onttrekken van persoonsgegevens uit de basisregistratie personen zoals die zijn opgenomen in de Gemeentelijke basisadministratie

 

A 5

Het beslissen op verzoeken om informatie als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur aangaande het werkterrein van de OFGV

 

A 6

Het geven van wettelijke en vrijwillige adviezen, inspraakreacties en/of commentaar op beleidsplannen, regelgeving van en vergunningverlening door andere overheden of externe partijen

 

CA TE G O R IE B. VERGUNNINGEN/ONTHEFFINGEN

N um m er

bevo e gd h e i d

B ev o egd h ed e n

V oo rw a a r d en

B 1

Procedurele correspondentie Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het sturen van een ontvangstbevestiging van een aanvraag, besluit om een aanvraag niet in behandeling te nemen omdat aanvraag onvolledig is, verzoek om aanvulling van de aanvraag, opschorten/verlengen van de beslistermijn op de aanvraag, vaststellen ontwerpbesluit en inwinnen en beoordelen van advies over de aanvraag en inwinnen van zienswijzen n.a.v. ontwerpbesluit

 

B 2

Beslissen op aanvragen om (het wijzigen van een) ontheffing

 

B 3

Beslissen op aanvragen om een omgevingsvergunning en beslissen op aanvragen om het wijzigen of intrekken van een omgevingsvergunning

Enkelvoudige milieuaanvraag

B 4

Ambtshalve wijzigen of intrekken van een omgevingsvergunning

 

B 5

Het afdoen van meldingen op grond van een algemene maatregel van bestuur

 

B 6

Vaststellen of wijzigen of intrekken van maatwerkvoorschriften op grond van een algemene maatregel van bestuur

 

B 7

In het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verstrekken van advies aan B&W

 

B 8

Nemen van uitvoerende besluiten die op grond van een aan een vergunning verbonden voorschrift moeten worden genomen

 

CA TE G O R IE C. TOEZICHT/HANDHAVING

N um m er bevo e gd h e i d

B ev o egd h ed e n

V oo rw a a r d en

C 1

Procedurele correspondentie

 

C 2

Besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom/bestuursdwang

 

C 3

Besluit tot intrekken of wijzigen van een last onder dwangsom/bestuursdwang

 

C 4

Het nemen van een besluit op een verzoek om handhaving (positief dan wel negatief)

 

C 5

Het invorderen van dwangsommen

 

C 6

Besluit nemen tot kostenverhaal bestuursdwang

Na afstemming B&W

C 7

Het tekenen van legitimatiebewijzen voor toezichthouders voor de gemeente

 

CA TE G O R IE D. OVERIG

N um m er bevo e gd h e i d

B ev o egd h ed e n

V oo rw a a r d en

D 1

Procedurele correspondentie

 

D 2

Vaststellen hogere grenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, op verzoek van het college van burgemeester en wethouders

 

D 3

Beslissen krachtens artikel 7.17 en 7.19 van de Wet milieubeheer omtrent de vraag of een milieueffectrapportage moet worden gemaakt

 

D 4

Goedkeuren plannen

 

D 5

Het afdoen van klachten, niet zijnde klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene Wet bestuursrecht, die het werkveld van de OFGV betreffen

 

TOELICHTING BIJ Mandaatbesluit van gemeentelijke partners voor de OFGV 2019

I n l e i d i n g

De Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (hierna: OFGV) is door onder meer de gemeenten in Flevoland en Gooi en Vechtstreek opgericht met als doel een robuuste uitvoeringsorganisatie te vormen ten behoeve van een adequate uitvoering van omgevingstaken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het is de bedoeling dat de OFGV in opdracht van de partners deze taken op een effectieve en slagvaardige manier gaat uitvoeren. De effectiviteit en slagvaardigheid wordt vergroot wanneer burgemeester en wethouders aan de directeur van de OFGV de bevoegdheid toekennen om namens hen de benodigde besluiten te nemen en handelingen te verrichten. Door vaststelling van het onderhavige Mandaatbesluit wordt aan de directeur deze bevoegdheid toegekend.

W at is m a n d aat

In de Algemene wet bestuursrecht is een algemene regeling opgenomen over mandaat, en wel in afdeling 10.1.1. In artikel 10.1 van deze Algemene wet bestuursrecht wordt onder mandaat verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan (lees in casu: burgemeester en wethouders) besluiten te nemen. Met andere woorden: degene aan wie mandaat wordt verleend (= de gemandateerde) krijgt de bevoegdheid om een besluit te nemen dat geldt als een besluit van het bestuursorgaan dat het mandaat heeft verleend. Het door de gemandateerde genomen besluit geldt dan ook als een besluit van het bestuursorgaan en heeft dezelfde juridische gevolgen als een door het bestuursorgaan zelf genomen besluit. Mandaat heeft alleen betrekking op het nemen van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In deze wet wordt onder besluit verstaan “een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling”. Het gaat hier om typische overheidsbeslissingen, zoals het verlenen van een vergunning/ontheffing. Het bestuursorgaan dat mandaat

heeft verleend (= de mandaatgever) blijft volledig verantwoordelijk voor het besluit dat in mandaat is genomen. Daarom is in de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid opgenomen dat de mandaatgever de gemandateerde instructies kan geven waarmee de gemandateerde bij het uitoefenen van het mandaat rekening moet houden. In de praktijk hangt een effectieve toepassing van het mandaatbesluit direct samen met : 1. Het vertrouwen dat het bestuursorgaan heeft in de gemandateerde. 2.de competentie van de gemandateerde om in te schatten wanneer een besluit – dat in principe in mandaat mag worden genomen – in verband met politieke gevoeligheid ter besluitvorming aan burgemeester en wethouders moet worden voorgelegd. Bij het schrijven van onderhavige mandaatregeling is ervan uitgegaan dat dit vertrouwen en de benodigde competentie aanwezig zijn.

W a t i s m a c ht i g i n g

In onderhavig besluit wordt niet alleen over mandaat gesproken maar ook over machtiging. De begrippen mandaat en machtiging hebben gemeen dat namens burgemeester en wethouders wordt gehandeld. Bij mandaat gaat het om het nemen van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het gaat daarbij om het verrichten van publiekrechtelijke rechtshandelingen. Dit zijn typische overheidshandelingen zoals bijvoorbeeld het nemen van een besluit op een aanvraag om een vergunning en het verlenen van een ontheffing. Het gaat hierbij om rechtshandelingen die een burger niet kan verrichten. Daarnaast is het ook mogelijk om andere handelingen te verrichten, zoals feitelijke handelingen en privaatrechtelijke rechtshandelingen (bijvoorbeeld het kopen van een boek). Dit zijn handelingen die ook burgers kunnen verrichten. Wanneer een ander namens burgemeester en wethouders deze handelingen verricht, is geen sprake van mandaat maar van machtiging.

G e h a n t ee r de u i t g a n g s pun t en b i j het o p s t e ll e n v a n o n de rh a v i g b e s l u i t

Bij het opstellen van een mandaatregeling moet een goede balans worden gevonden tussen rechtszekerheid en doelmatigheid. Uit een oogpunt van rechtszekerheid is het van belang dat zo scherp mogelijk omschreven wordt welke bevoegdheden in mandaat mogen worden uitgeoefend en welke handelingen op grond van een verleende machtiging mogen worden verricht. Doelmatigheid is echter juist meer gediend met ruimere en algemeen geformuleerde mandaten en machtigingen, zodat niet steeds afgevraagd moet worden of een bepaald besluit of handelen nu juist wel of juist niet onder het mandaat of de machtiging valt. In onderhavig besluit is geprobeerd deze balans te vinden door hierin een algemeen kader aan te geven waarbinnen kan worden beoordeeld of een besluit in mandaat kan worden genomen of een handeling op grond van een verleende machtiging kan worden verricht. In de bij dit besluit behorende bijlage wordt concreet aangegeven op welk soort besluiten het mandaat, betrekking heeft en op welk soort handelingen de machtiging.

A R T I K E L S G E W I J Z E T OE L I C HT I N G

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel worden veel gebruikte begrippen uitgelegd.

Artikel 2. Mandaatverlening

Dit artikel regelt de mandaatverlening aan de directeur van de OFGV. De bevoegdheden die door de directeur in mandaat mogen worden uitgeoefend zijn vermeld in de bijlage die bij dit mandaat/machtigingenbesluit behoort. Het verleende mandaat ziet zowel op het namens burgemeester en wethouders nemen van besluiten als op het namens burgemeester en wethouders ondertekenen van besluiten. De bijlage is ingedeeld in een aantal categorieën: categorie A: algemeen, categorie B: vergunningen/ontheffingen, categorie C: toezicht/handhaving en categorie D: overig. Zowel in de aanhef van het mandaat/machtigingenbesluit als in de bijlage zelf is aangeven dat de bevoegdheden waarvoor mandaat/machtiging is verleend, betrekking hebben op: de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid bestuur, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Waterwet, de Gemeentewet, de Woningwet, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Arbeidsomstandighedenwet 1998, de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente en de bij bovengenoemde wetten behorende algemene maatregelen van bestuur, circulaires en regelingen.

Met het noemen van de Woningwet, de Wet milieugevaarlijke stoffen en de Arbeidsomstandighedenwet 1998 worden de asbesttaken van de OFGV geregeld. Deze wettelijke regels zijn verder uitgewerkt in het Asbestverwijderingsbesluit.

Artikel 3. Vertegenwoordiging in rechte

In dit artikel is aangegeven dat de directeur medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, kan aanwijzen om burgemeester en wethouders in rechte te vertegenwoordigen. Dit artikel is algemeen geformuleerd. Het wordt aan de verantwoordelijkheid van de directeur overgelaten om er voor te zorgen dat de aan te wijzen medewerkers over de vereiste kennis en vaardigheden beschikken.

Artikel 4. Machtiging

In dit artikel wordt de directeur door burgemeester en wethouders gemachtigd om namens hen feitelijke handelingen te verrichten.

Artikel 5.Voorwaarden mandaat en machtiging

In dit artikel worden de voorwaarden genoemd waaraan de directeur zich bij het uitoefenen van het mandaat dan wel de machtiging dient te houden.

Artikel 6. Informatieplicht

In dit artikel is geregeld dat de directeur burgemeester en wethouders op de hoogte stelt van politiek gevoelige besluitvorming.

Artikel 7. Ondermandaat

Om een efficiënte besluitvorming bij de OFGV te bevorderen, is het de directeur toegestaan om eenmaal ondermandaat te verlenen aan medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen. Het wordt aan de verantwoordelijkheid van de directeur overgelaten om er voor te zorgen dat de aan te wijzen medewerkers over de vereiste kennis en vaardigheden beschikken.

Artikel 8. Ondertekening

In dit artikel is de wijze van ondertekening van de in mandaat genomen besluiten geregeld.

Artikel 9. Vervanging

Dit artikel regelt dat in geval van verhindering van de directeur zijn formele plaatsvervanger het mandaat dan wel de machtiging krijgt.

Artikel 10. Verantwoording aan burgemeester en wethouders

In dit artikel is geregeld dat de directeur verantwoording moet afleggen aan burgemeester en wethouders over de wijze waarop hij met het verleende mandaat c.q. de verleende machtiging is omgegaan. Door het opnemen van de verantwoordingsplicht kunnen burgemeester en wethouders nagaan of de directeur wel op een juiste wijze met het verleende mandaat c.q. de verleende machtiging omgaat.

Artikel 12 Intrekking

Dit artikel regelt de intrekking van de huidige mandaatbesluiten.

In de aanhef van de bijlage is voor de volledigheid aangegeven op welke wetten de in de bijlage genoemde bevoegdheden betrekking hebben. Hieronder is daar waar nodig een toelichting gegeven.

TOEL I CHT I N G C A T E G OR I EËN

Categorie A. Algemeen

In categorie A zijn zaken genoemd die een algemeen karakter hebben.

Categorie B. Vergunningen/ontheffingen

In deze categorie zijn werkzaamheden op grond van de in de aanhef genoemde wetten, en daarbij behorende regelingen, AMvB’s en circulaires opgenomen.

De omgevingsvergunning beperkte milieutoets (obm, op grond van artikel 2.1, eerste lid onder i van de Wabo en uitgewerkt in artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht) valt onder de algemene noemer omgevingsvergunning.

Onder ‘het afdoen van meldingen op grond van een algemene maatregel van bestuur’ (B5) wordt ieder geval wordt verstaan: meldingen op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Besluit lozen buiten inrichtingen en het Besluit bodemkwaliteit.

Met ‘het nemen van uitvoerende besluiten die op grond van aan een vergunning verbonden voorschrift moeten worden genomen’ (B8) worden met name goedkeuringsbesluiten bedoeld. Deze zijn veelal gebaseerd op vergunningvoorschriften waarin een eis tot goedkeuring is opgenomen.

Categorie C. Toezicht/handhaving

In deze categorie zijn werkzaamheden op het gebied van toezicht en handhaving vastgelegd. Ook hier geldt weer dat dit is op grond van de in de aanhef genoemde wetten, en daarbij behorende regelingen, AMvB’s en circulaires.

Categorie D. Overig

Deze categorie is een restcategorie.

Het in D4 opgenomen ‘goedkeuren plannen’ is bedoeld als vangnet. Hier worden in ieder geval onder verstaan bodemsaneringsplannen en nazorgplannen. Anders dan in categorie B8 is hiervoor niet altijd de basis in een vergunningvoorschrift gelegen.

Naar boven