Gemeenteblad van Haarlem
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haarlem | Gemeenteblad 2019, 43430 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haarlem | Gemeenteblad 2019, 43430 | Overige besluiten van algemene strekking |
Beleidskader VTH milieu 2019-2022 Omgevingsdienst IJmond en VTH strategie milieu 2019-2022 Omgevingsdienst IJmond
Een uniform Beleidskader VTH milieu 2019-2022 is het resultaat van een zorgvuldig proces waarin veel aandacht was voor de betrokkenheid van onze partners. Hiermee voldoet Omgevingsdienst IJmond aan de wettelijke plicht, maar nog belangrijker, het geeft invulling aan de wens om de uitvoering van vergunningen, het houden van toezicht en het handhaven van de regelgeving meer gezamenlijk vorm te geven en eenduidiger te maken voor inwoners en bedrijven.
Het Beleidskader VTH 2019-2022 legt de ambitie, prioriteiten en kaders neer voor de uitvoering van de VTH-taken op het gebied van milieu voor de komende jaren. Hiermee wordt beoogd het level playing field binnen en buiten de regio verder te vergroten. Het beleidskader noemt daarnaast ook de andere toezicht- en handhavingstaken die door enkele gemeenten bij ODIJ zijn ingebracht, onder meer op het gebied van brandveiligheid, bouw- en woningtoezicht, Drank- en Horecawet en de Havenverordening. Vanuit het streven naar integraliteit en vermindering van de toezichtlast bij bedrijven en instellingen is het gewenst de wijze waarop de uitvoering van deze taken wordt ingevuld eveneens mee te nemen in dit beleidskader
In dit beleidskader zijn de volgende doelstellingen en prioriteiten opgenomen:
Omgevingsdienst IJmond wil met de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving in het werkgebied bijdragen aan het bereiken en in standhouden van een veilige en duurzame fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit.
Voor vergunningverlening wordt dit bereikt door vergunningen en maatwerk te leveren van hoog (adequaat) niveau, op basis van een zorgvuldige en transparante afweging van belangen met als resultaat beperking - en waar mogelijk terugdringing, van de milieudruk op de omgeving.
Voor toezicht en handhaving wordt dit bereikt door bewustwording van de geldende regelgeving met als effect een verhoogde mate van naleving van die regelgeving en vermindering van het aantal incidenten, klachten en handhavingsverzoeken.
Voor samenwerking en data wordt dit bereikt door een toonaangevende dienst te zijn op het gebied van informatie-uitwisseling, samenwerking met de handhavingspartners en afgestemd handelen op zowel strategisch, tactisch en operationeel niveau. Daarmee draagt Omgevingsdienst IJmond bij aan ‘level playing field’ op regionaal en landelijk niveau, ontwikkelt Omgevingsdienst IJmond een volledig beeld van de problematiek die speelt en realiseert Omgevingsdienst IJmond een efficiënte inzet van toezichthouders en handhavers.
Om dit te realiseren is uit de globale gebieds- en risicoanalyse, de landelijke, regionale en lokale prioriteiten en doelstellingen en de geschetste ontwikkelingen, zijn een aantal hoofdprioriteiten ontwikkeld, waar Omgevingsdienst IJmond zich de komende jaren op inzet. Deze hoofdprioriteiten zijn als volgt:
Deze doelstellingen en prioriteiten worden behaald door branche- en activiteitengericht te werken. Dit vormt de basis voor het beleid. De gebiedsgerichte aanpak wordt verder ontwikkeld, in samenwerking met de partners in een gebied. Op deze wijze wordt gecoördineerd en gericht ingezet op behalen van omgevingsdoelen in de breedte. Echter, specifieke risicovolle activiteiten blijven periodiek en met vaste frequentie onderwerp van aandacht en inspectie. Bij branches en bedrijven waar het naleefgedrag als goed bestempeld kan worden en die ook overigens geen aanleiding geven tot reguliere inspectie, kan worden gekozen over te gaan op het zogenaamde ‘piepsysteem’ ten bate van de inzet op onder meer activiteiten die bijdragen aan de duurzaamheidsambities van gemeenten en de verbrede aanpak van omgevingsproblematiek.
Bij de verzameling van data en inspectiegegevens wordt mede gedacht over en gericht op gebruikt daarvan binnen een breder kader onder de Omgevingswet en de visies en plannen van gemeenten. Bij handhaving blijft de driestappenhandhaving het uitgangspunt, tenzij de aard of ernst van de overtreding, dan wel de mate van hufterigheid van een overtreder aanleiding geeft tot directer ingrijpen.
In de brede zin krijgen duurzaamheid en energietransitie een grotere prioriteit binnen VTH en wordt gekeken naar slimme samenwerkingen met partners. Hiermee wordt ook de aanpak asbestdaken gekoppeld aan duurzaamheid en krijgt dit prioriteit. In samenspraak met onder meer gemeenten, brancheorganisaties en andere partijen wordt bekeken hoe de aanpak vorm kan krijgen.
Omgevingsdienst IJmond (ODIJ) is een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Bij de dienst zijn aangesloten de gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest, Velsen, Haarlem, Beemster, Purmerend, Bloemendaal, Edam-Volendam, Heemstede, Landsmeer, Oostzaan, Waterland, Wormerland en Zandvoort en provincie Noord-Holland.
ODIJ draagt namens haar deelnemers bij aan het bereiken en in stand houden van een veilige en duurzame fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit binnen het werkgebied. Daarbinnen inspireert ODIJ burgers en bedrijven tot het nemen van eigen verantwoordelijkheid. ODIJ voert voor de 15 gemeenten in de regio’s Zuid-Kennemerland, Zaanstreek-Waterland en IJmond en voor Provincie Noord-Holland diverse taken uit op het gebied van de fysieke leefomgeving. Denk hierbij aan thema’s als energie, duurzaamheid, luchtkwaliteit, kwaliteit van de bodem, geluid, veiligheid en flora & fauna. Daarnaast voert ODIJ voor een aantal gemeenten ook taken uit op het gebied van bouw- en woningtoezicht, brandveiligheid, drank en horeca en Algemene Plaatselijke Verordening. Kern van de taken van ODIJ is vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) op het gebied van milieu. Op drie gemeenten na1, hebben alle eigenaren van ODIJ deze taak volledig bij ODIJ belegd.
1.3 Beleidskader VTH 2019-2022
Het Beleidskader VTH 2019-2022 legt de ambitie, prioriteiten en kaders neer voor de uitvoering van de VTH-taken op het gebied van milieu voor de komende jaren. Hiermee wordt beoogd het level playing field binnen en buiten de regio verder te vergroten. Het beleidskader noemt daarnaast ook de andere toezicht- en handhavingstaken die door enkele gemeenten bij ODIJ zijn ingebracht, onder meer op het gebied van brandveiligheid, bouw- en woningtoezicht, Drank- en Horecawet en de Havenverordening. Vanuit het streven naar integraliteit en vermindering van de toezichtlast bij bedrijven en instellingen is het gewenst de wijze waarop de uitvoering van deze taken wordt ingevuld eveneens mee te nemen in dit kader.
Het Beleidskader VTH 2019-2022 actualiseert het Uitvoeringskader 2015-2018 Omgevingsdienst IJmond en het Handhavingsbeleid 2014 Milieudienst IJmond. Het stuk ziet daarmee op twee onderdelen uit de beleidscyclus VTH zoals beschreven in artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor):
Het Beleidskader VTH 2019-2022 is afgestemd met en wordt vastgesteld door de colleges van de deelnemende gemeenten en provincie. Hiermee wordt vastgelegd hoe ODIJ vergunningprocedures, toezicht en handhaving op een adequate, uniforme, professionele en transparante wijze uitvoert. Het beleidskader past binnen het beleid van de deelnemers of kan daar als onderdeel in worden vervat.
Dit stuk start in hoofdstuk 2 met een evaluatie op hoofdlijnen van het Uitvoeringskader 2015-2018 Omgevingsdienst IJmond. In de bijlage is een specifieke evaluatie toegevoegd.
In hoofdstuk 3 wordt toegelicht welke plaats dit stuk in de beleidscyclus heeft, welke wettelijke kaders van toepassing zijn en wordt een schets gegeven van de voor vergunningverlening, toezicht en handhaving relevante ontwikkelingen voor de komende jaren.
In hoofdstuk 4 wordt een gebiedsanalyse gegeven en de wijze waarop middels risicoanalyses uitvoering wordt gegeven uitgewerkt.
De samenwerking met andere toezichtpartners wordt in hoofdstuk 5 toegelicht.
Hoofdstuk 6 tenslotte bevat de kern van dit stuk, namelijk de doelen en prioriteiten waarop de uitvoering van Omgevingsdienst IJmond zich de komende vier jaar op toespitst.
In 2014 is het vigerende Handhavingsbeleid 2014 Milieudienst IJmond en in 2015 is het vigerende Uitvoeringskader 2015-2018 Omgevingsdienst IJmond in werking getreden. Voordat nieuw beleid wordt geformuleerd, dient het vigerende/aflopende beleid te worden geëvalueerd, mede als input voor het nieuw te formuleren beleid.
In het vigerende uitvoeringskader zijn per domein (algemeen, VTH, samenwerking, plustaken) doelen geformuleerd met daarbij een aantal indicatoren. Sinds de inwerkingtreding van het uitvoeringskader zijn deze doelen en indicatoren jaarlijks gemonitord en gerapporteerd in de jaarverslagen. Deze jaarlijkse evaluaties hebben tot op heden geen reden gegeven het geformuleerde beleid, de prioriteiten of de strategieën bij te stellen.
Over het geheel bezien kan gesteld worden dat de afgelopen vier jaar met succes hard is gewerkt aan de realisatie van de gestelde doelen met gebruikmaking van de vastgestelde strategieën. Gesteld kan worden dat ODIJ grip heeft op het bedrijvenbestand waar wij op toezien, dat er geen sprake is geweest van grove overtredingen van wetgeving waar wij op toezien en dat grote incidenten of calamiteiten ten gevolge daarvan ook niet hebben plaatsgevonden. Bedrijven en inwoners zijn zich in groeiende mate bewust van het belang van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en daarmee stijgt ook het begrip voor naleving van de regelgeving in dat kader.
De wijze waarop gebruik wordt gemaakt van de beschikbare en vergaarde data maakt dat analyses daarop steeds accurater kunnen worden uitgevoerd en de focus steeds meer op daadwerkelijke naleefrisico’s komt te liggen. Het samenspel en de informatie-uitwisseling met partners in toezicht
en handhaving begint meer en meer vorm te krijgen, wat maakt dat ook bredere omgevings-problematiek, in sommige gevallen gerelateerd aan criminaliteit en ondermijning, steeds beter aangepakt kan worden.
Duurzaamheid en sinds kort de energietransitie nemen een steeds belangrijker plaats in binnen de uitvoering van ODIJ. Ook VTH is een middel om de doelen op die thema’s te bereiken.
3. Beleidscyclus, wettelijke kaders en ontwikkelingen
3.1 Belang gezamenlijk regionaal uitvoeringsbeleid
De deelnemers van ODIJ hebben een belang bij een gezamenlijk vastgesteld uitvoeringsbeleid. Voorwaarde voor een succesvolle en integrale aanpak van problemen in de fysieke leefomgeving is dat prioriteiten zowel lokaal, regionaal als landelijk voldoende samenhang vertonen. Ook het verstevigen van een “level playing field”, ook bovenregionaal, is een belangrijke opgave. Hiermee wordt bedoeld dat er in de uitvoering van taken in het hele werkgebied van ODIJ een gelijke behandeling van ondernemers en burgers plaatsvindt (rechtsgelijkheid).
Met het Beleidsplan VTH milieu 2019-2022 stellen de gemeenten en provincie waar Omgevingsdienst IJmond voor werkt, de meerjarige doelen en prioriteiten op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving milieu vast. Met de VTH-strategie 2019-2022 wordt vastgelegd welke strategie daarbij gehanteerd wordt. Tezamen vormen deze documenten het uitvoerings- en handhavingsbeleid, zoals bedoeld in artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht.
3.2 Bestuurlijke afwegingsruimte
Partners behouden met de vaststelling van dit beleidskader hun bestuurlijke afwegingsruimte. Zo blijft er, naast de samen overeengekomen gemeenschappelijke prioriteiten voor het werkgebied van ODIJ, (jaarlijkse) bijstelling mogelijk naar lokale (politieke) inzichten en voorkeuren, onder meer via de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s. Tegelijk zien we dat er steeds vaker op landelijk niveau prioriteiten worden gesteld op taken waar gemeente bevoegd gezag voor is en die tot een uitvoeringslast bij omgevingsdiensten leiden. Een goed voorbeeld zijn de omgekeerde bewijslast en 2.15 Wet milieubeheer ten aanzien van energiebesparende maatregelen. Hiervoor worden via het Rijk rechtstreeks middelen gelabeld aan de gemeenten doorgezet ter uitvoering van die taken.
Paragraaf 3.3 Procescriteria VTH
Met de vaststelling van dit beleidskader voldoen de partners aan de procescriteria uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het gaat dan om het opstellen van uniforme uitvoeringsregels op het niveau van de omgevingsdienst en proceseisen ten aanzien van de beleidscyclus. In Bijlage 1 is dit verder uitgewerkt. De kwaliteitscriteria worden nog steeds doorontwikkeld. ODIJ is direct betrokken bij de ontwikkeling hiervan.
De zorg voor de omgeving vindt zijn wettelijke basis in de Grondwet en de Wabo. In artikel 21 van de Grondwet staat beschreven; “De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu”. Dit artikel bevat de zorgplicht van de overheid voor het milieu en de leefomgeving. De (gezamenlijke) overheden hebben hier een belangrijke taak te vervullen. Met behulp van o.a. uitvoerings- en handhavingsbeleid (dit beleidskader) kunnen overheden hieraan doelgericht invulling geven.
Het doel van de Wabo is een veilige en gezonde leefomgeving, door het bevorderen van de kwaliteit en samenwerking bij de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht. In deze Wet is ook de wettelijke basis van het nieuwe VTH-stelsel van 29 landelijk dekkende omgevingsdiensten verankerd. De Wabo regelt de randvoorwaarden voor gemeenten en provincies om tot een hogere kwaliteit van handhaving te komen. Het basistakenpakket van de omgevingsdiensten is hiermee wettelijk vastgelegd en gemeenten worden verplicht een verordening kwaliteit VTH te hebben. De grondslag voor handhaving is gelegen in de Wabo hoofdstuk 5.
Het omgevingsrecht blijft de komende jaren in beweging onder invloed van een aantal ontwikkelingen. De belangrijkste daarvan voor ODIJ en haar gemeenten zijn:
Ook de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving worden geraakt door deze ontwikkelingen. Tegelijkertijd kan via de uitvoering van deze taken bijgedragen worden aan realisatie van de doelstellingen van gemeenten en provincie op deze vlakken. Dat vraagt om keuzes in de ontwikkelrichting van VTH bij ODIJ.
De afgelopen jaren is ODIJ gestart met een gebiedsgerichte aanpak bij de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving. De uitvoering is daarbij ingericht naar de regio’s
Zuid-Kennemerland (Bloemendaal, Haarlem, Heemstede, Zandvoort), IJmond (Beverwijk, Heemskerk, Velsen, Uitgeest) en Zaanstreek-Waterland (Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland). Door de uitvoering van VTH in de regio’s te beleggen wordt gerealiseerd dat een scherper beeld ontstaat van de problematiek in een gebied,
zijn de lijnen met partners in toezicht en van andere domeinen korter en kan effectiever ingezet worden op gewenste resultaten. De gebiedsgerichte aanpak kan daarnaast ook een goede basis vormen voor de realisatie van beleidsdoelstellingen van de gemeente op andere vlakken dan sec toezicht en handhaving. Daarbij kan bijvoorbeeld ook gedacht worden aan het mobiliteitsvraagstuk. Een integrale aanpak waarbij bestaande programma’s zoals IJmond Bereikbaar op grotere schaal uitgerold en geïntegreerd kunnen worden.
Vooropgesteld wordt dat de actualiteit van vergunningen en het regelgevend kader bij bedrijven, alsook een stringente handhaving van geconstateerde overtredingen, tot de kernopdracht bij de uitvoering van VTH behoort. De programmatische en risicogerichte aanpak op de klassieke milieuthema’s lucht, geluid, bodem en externe veiligheid die de afgelopen jaren is gestart, laat resultaat zien en wordt doorontwikkeld. Hoewel er op basis van deze aanpak meer tijd wordt gestoken in het uitvoeren van een goede analyse van de doelgroepen en afstemming met partners aan de voorzijde, ten koste van aantallen inspecties die worden uitgevoerd, is het resultaat dat bij de inspecties die worden uitgevoerd veelal ook een daadwerkelijk probleem moet worden opgelost.
Activiteitengericht werken wordt verder uitgerold. Richting de Omgevingswet worden clusters van activiteiten (branches) benoemd waarvoor een uniforme aanpak vanuit vergunningverlening, toezicht en handhaving wordt bepaald. Het doel hiervan is efficiënter te kunnen optreden, waarbij gelijke inrichtingen op een uniforme wijze worden gecontroleerd, maar biedt tevens de mogelijkheid regionaal bepaalde aspecten te prioriteren. Binnen ODIJ zijn branches vastgesteld op basis van veelvoorkomende bedrijven binnen haar complete werkgebied. Op basis van analyses van het gebied, de clusters van activiteiten die daar plaatsvinden en de specifieke risico's die hiermee samenhangen wordt een aanpak gekozen die aansluit bij de geïdentificeerde doelgroepen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van verschillende datasets en gegevensbronnen, zoals de eigen GIS-viewer waarin een groot aantal bronnen samenkomen, het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen en het Landelijk Asbestvolgsysteem. Waar dat toegevoegde waarde biedt worden gezamenlijk projecten gedraaid met onder meer politie, justitie, douane, marechaussee, ILT, ISZW, gemeenten, waterschappen en andere omgevingsdiensten.
Bij een groot deel van het bedrijvenbestand is het naleefgedrag goed, waarbij de methode van zelfcontrole via digitale checklisten die door ondernemers zelf kunnen worden ingevuld, aangevuld met een steekproefsgewijze fysieke inspectie, een effectieve blijkt. Dit past in de lijn van het terugleggen van verantwoordelijkheden bij degene die de activiteiten verricht. Bij een aantal risicovolle activiteiten blijven we met een vaste frequentie vinger aan de pols houden. Dit betreffen onder meer (net niet-) Bevi-inrichtingen, activiteiten met gevaarlijke stoffen en vuurwerk, LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties, natte koeltorens en bedrijven waar wettelijk een vaste controlefrequentie voor geldt.
Afval- en grondstromen vormen landelijk en daarmee ook in het werkgebied van ODIJ een prioritaire activiteit. In de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat hier stelselmatig overtredingen plaatsvinden. Onzorgvuldige omgang op deze thema’s levert milieurisico’s op. Met (administratief) toezicht en digitale recherche komen steeds vaker onzorgvuldig en in sommige gevallen frauduleus handelen aan het licht. Het financieel gewin dat te behalen valt in deze sector is immers groot.
3.5.4 Verbrede aanpak omgevingsproblematiek
De openbare ruimte en het fysieke domein schuiven steeds meer ineen. In toenemende mate wordt samengewerkt met de gemeente, politie, OM, douane, ILT, ISZW en andere partners aan de aanpak van omgevingsproblematiek en bestrijding van criminaliteit en ondermijnende activiteiten. Hiermee wordt invulling gegeven aan de opdracht aan omgevingsdiensten tot een geïntegreerde aanpak in samenwerking met partners te komen. Via casusoverleggen en het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) vinden afstemming en gecoördineerde acties plaats door de samenwerkende instanties, ieder vanuit zijn of haar bevoegdheden. Uiteraard met een scherp oog op het verbod van détournement de pouvoir. De multidisciplinaire aanpak werpt zijn vruchten af. Door het actief delen en koppelen van informatie (oog- en oorfunctie) ontstaat sneller een beter beeld van niet-normconforme situaties en kan de juiste inzet bepaald worden.
In voorbereiding op het aanstaande verbod op asbestdaken heeft ODIJ de afgelopen periode voor haar gemeenten de asbestverdachte daken in kaart gebracht. In de vergadering van het algemeen bestuur van juli 2018 is dit gepresenteerd en is de vervolgaanpak besproken. De komende vier jaar wordt in nauwe samenwerking met gemeenten, veiligheidsregio’s, verzekeraars en brancheorganisaties toegewerkt naar volledige verwijdering, in eerste instantie verleidend, maar richting 2024 wellicht ook preventief handhavend. De focus bij de aanpak ligt op slimme combinaties met verduurzaming. Per gemeente wordt een aanpak uitgewerkt, passend bij de opgave op het gebied van asbestdaken die per gemeente kan verschilt.
3.5.6 Energietransitie en circulaire economie
Zonder uitzondering hebben de gemeenten en provincie waar ODIJ voor werkt een opgave op het gebied van de energietransitie en circulaire economie. 50% CO2-reductie in 2030, 95% CO2-reductie in 2050 en een volledig circulaire economie in 2050 zijn de doelen waar naar gestreefd wordt. Energiebesparing en inzichtelijk maken van grondstoffen- en afvalstromen zijn twee elementen waar de afgelopen jaren al vanuit VTH op werd ingezet om een bijdrage te leveren aan de realisatie van deze doelen. Vanuit ODIJ zien we hier de mogelijkheid tot een verdere verbreding van de rol van vergunningverleners en toezichthouders naar besparingsadviseurs, zowel op energie- als afval- en grondstoffengebied. Tegelijkertijd voert ODIJ deze taken voor het grootste deel van haar eigenaren beide uit, hetgeen tot synergie leidt. Dit zorgt op sommige vlakken voor een vermenging van beleids- en uitvoeringstaken. Programma’s als IJmond Bereikbaar en GreenBiz zijn hier voorbeelden van.
Met de ontwikkeling van een (dynamische) potentieelscan wordt gewerkt aan een inschatting van het potentieel aan te nemen energiemaatregelen voor volledige bedrijventerreinen en individuele bedrijven. Op die manier kan toegewerkt worden naar energiepositieve bedrijventerreinen. De eerste ervaringen op de Kagerweg stemmen daarbij hoopvol. De insteek is er daarbij op gericht vanuit een positieve framing en goede businesscase de ondernemers op een bedrijventerrein te bewegen tot de vergroening van hun terrein. Daarnaast blijft inzet op 2.15 Wet milieubeheer, omgekeerde bewijslast en erkende maatregelen staande uitvoering. Op landelijk en regionaal niveau levert ODIJ input aan verschillende beleidsontwikkelingen op dit vlak, zoals recent de klimaattafels onder het Klimaatakkoord (o.a. industrie en energie) en de klimaattafel industrie NZKG.
Inwerkingtreding van de Omgevingswet is voorzien in 2021. Met de Omgevingswet wordt beoogd een integraal afwegingskader voor de fysieke leefomgeving en gezondheid neer te zetten. Eenvoudige, duidelijke en inzichtelijke regels, procedures en informatie voor zowel inwoners als bedrijven.
De Omgevingswet beoogt een verandering in de manier van denken en werken. Vertrouwen is daarbij het credo, met als uitgangspunt een duurzame ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Het lokale bestuur krijgt op een aantal (milieu)onderdelen een grotere afwegingsruimte, waarbij zij strenger of losser met de indeling van de milieunormen kan omgaan, bijvoorbeeld ten aanzien van geluid. Dit kan leiden tot verschillen tussen gemeenten, die overigens wel verplicht zijn hun eigen visie en plan af te stemmen met de buurgemeenten. Het streven bestaat in de advisering omtrent deze regels richting gemeenten tot een zo uniform mogelijke aanpak en wijze van regulering te komen. Dit bevordert het level playing field, houdt toezicht en handhaving eenduidig en voorkomt ‘shoppen’ door bedrijven.
Voor de overgangsfase van de huidige regelgeving naar de omgevingsplannen met daarin het lokaal regelgevend kader, wordt gewerkt met de zogenoemde bruidsschat. Hierin is een groot deel van het huidig regelgevend kader opgenomen, om te voorkomen dat een vacuüm ontstaat in de periode tot de inwerkingtreding van de lokale omgevingsplannen. De wijze waarop het omgevingsplan en de omgevingswaarden daarin worden geformuleerd bepalen in belangrijke mate de rol en werklast voor toezicht en handhaving achteraf. Het aantal meldingen zal onder de Omgevingswet verder toenemen en daarmee ook de behoefte aan toezicht, gegeven het verleggen van het toetsingsmoment aan de voorzijde naar de achterkant van de start van een activiteit.
Participatie en afstemming aan de voorkant zijn kernelementen in het werken onder de Omgevingswet. Alleen op die wijze kan de beoogde verkorting van procedures (uitgangspunt 8 weken) realiteit worden. Dit vereist van vergunningverleners en adviseurs een andere rol en het denken in scenario’s.
VTH biedt een schat aan informatie die, zeker na verrijking met andere (openbare) gegevens, bruikbaar is bij de vorming van omgevingsvisies en -plannen onder de Omgevingswet en kan ook gericht worden ingezet om de daarin gestelde doelen met betrekking tot de leefomgeving te bereiken. Bodeminformatie, energie, hindercirkels, vervoers- en grondstoffenstromen zijn enkele van de datasets die vergaard en gebruikt kunnen worden. Daarnaast laat de Omgevingswet op een aantal vlakken straks de gemeente ‘vrij’ in het stellen van strengere of lossere normen op bijvoorbeeld het aspect geluid. Het is dan aan de gemeente om hierover in het omgevingsplan een kader op te nemen. Input vanuit VTH is daarbij onontbeerlijk. Uitwisseling en datadeling moet op uitvoeringsniveau de primaire processen van de partners ondersteunen. Wij ontwikkelen datasets die onze basisprocessen ondersteunen. Denk daarbij aan de recent in samenspraak met Velsen ontwikkelde bodem-/ondergrondkaart waarop inzichtelijke wordt gemaakt welke activiteiten er in de bodem plaatsvinden, zodat ook hierop beleid geformuleerd kan worden. Bij de ontwikkeling op het gebied van dataverzameling, -verrijking en -gebruik wordt de samenwerking en afstemming gezocht met onder meer andere omgevingsdiensten, gemeenten en provincie, zodat de meerwaarde daarvan zo groot mogelijk is. Informatisering en automatisering vinden plaats op een no-nonsens wijze, vormgegeven met respect voor privacy en AVG.
3.5.9 Landelijke prioriteiten/thema's/NIA
Meer en meer vindt tussen handhavingspartners over verschillende niveaus (strategisch, tactisch, operationeel) gericht overleg en samenwerking plaats in verschillende gremia. Daarbij wordt gericht vormgegeven aan landelijk en regionaal geprioriteerde thema’s en activiteiten. Landelijke en regionale dreigingsbeelden (milieu)criminaliteit vormen hiervoor input en worden geoperationaliseerd via het RIEC en selectie- en milieu-informatie-overleggen.
Op landelijk niveau is Omgevingsdienst IJmond aangesloten bij OD.nl, waar alle OD's in Nederland over de uitvoering van hun taken spreken. In dit gremium wordt landelijk afstemming gezocht over de uitvoering van deze taken, best practices te delen en een gelijk speelveld te realiseren. Andere zaken op landelijk en regionaal niveau die van invloed zijn op de wijze waarop projecten worden ingericht, zijn het Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit (DMC) en de Focus50. Het DMC levert een beeld van de dreigingen op het gebied van georganiseerde criminaliteit in Nederland en vormt de basis voor het vaststellen van aandachtsgebieden voor de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit. De Focus50 is een belangrijke stap richting risicogericht samenwerken door 9 organisaties in het Noordzeekanaalgebied. Deze lijst brengt 50 items in kaart waarbij gezamenlijk is geconstateerd dat er één of meerdere risico’s aanleiding geven tot extra aandacht, én samenwerking mogelijkheden biedt wat betreft voorkomen of beperken van incidenten.
Enkele thema’s die de komende jaren terugkomen zijn:
Gewerkt wordt aan de ontwikkeling van een integraal communicatieplatform (GIS-applicatie) voor zowel bestuurders als de operatiën (contactgegevens). Het doel hiervan is het zicht op risico’s in de regio op een eenduidige wijze inzichtelijk te maken en hierop gericht te kunnen acteren.
De Landelijke Handhavingsstrategie is het kader waarbinnen de handhaving door ODIJ plaatsvindt. Volgens de LHS bepaalt de combinatie van de ernst van de overtreding en de intentie van de overtreder het handhavingsinstrument dat gekozen wordt. Dat kan variëren van een waarschuwing tot stillegging of een strafrechtelijke maatregel.
Het gedragsaspect van de bedrijven die onder toezicht staan wordt in steeds belangrijker mate een aspect dat meegenomen wordt bij toezicht en handhaving. De mate van ‘hufterigheid’, gedrag waarbij de grenzen van het betamelijke worden opgezocht, maar net niet overschreden, vormt één van de indicatoren in het geactualiseerde handhavingsbeleid en om onder meer ondermijnende activiteiten op te sporen en aan te pakken.
Het vorige handhavingsbeleid kende relatief lage dwangsombedragen die zich niet meer verhielden tot de ernst van de overtreding en het financieel voordeel dat daarmee behaald wordt. In het nieuwe beleid is daarom gekozen voor een aanzienlijke verhoging van de bedragen, waarbij aansluiting is gezocht bij het handhavingsbeleid in den lande.
Tegelijk wordt erkend dat handhaving niet altijd de aangewezen route is om naleving te bewerkstelligen. Een goed gesprek, mediation en in uitzonderlijke situaties bestuurlijke interventie kan in die gevallen beter werken en voor gekozen worden.
3.5.11 Rol medewerker omgevingsrecht
De verschillende ontwikkelingen in het fysieke domein maken ook dat een andere invulling van de rol van vergunningverleners en inspecteurs wordt gevraagd. Naast een stuk verbreding in kennis op ‘nieuwe’ onderwerpen, zal ook verdieping nodig zijn op onder meer het thema verduurzaming en energietransitie en hoe dit geoperationaliseerd kan worden bij de uitvoering van VTH.
Vergunningverlening zal steeds vaker aan de voorkant bij omgevingsplanvorming gevraagd worden input te leveren om een goed regelgevend kader neer te zetten, om op die manier te voorkomen dat in de toezichtsfase een onbedwingbare werklast ontstaat. Scenariodenken en een bredere belangenafweging kunnen maken zijn daarbij essentiële vaardigheden. Ook voor de toezichthouder, waarvan straks niet wordt gevraagd sec op regels te toetsen, maar die ook in staat moet zijn met losser geformuleerde regels en afwegingsruimte om te gaan.
De capaciteit en middelen bij organisaties die werkzaam zijn op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn beperkt. Dit noodzaakt tot het stellen van prioriteiten in de taken en problemen die (met voorrang) opgepakt worden. Mede in het kader van de prioritering is een analyse van het samenwerkingsgebied opgesteld. De gebiedsanalyse richt zich onder meer op de aanwezige bedrijvigheid in het gebied waar Omgevingsdienst IJmond haar taken uitvoert, de vergunning- en meldingplichtige bedrijven en de sectoren waarbinnen die bedrijven opereren en het vigerend beleid van de gemeenten en provincie.
In het Uitvoeringskader 2015-2018 was een uitgebreide risicoanalyse opgenomen. In dit beleidskader is ervoor gekozen landelijke en regionale prioriteiten en ontwikkelingen te schetsen en daarnaast de wijze waarop het risicogericht werken eruit ziet te beschrijven. Dit sluit beter aan bij de gewenste manier van werken, waarin kortcyclischer branchegerichte risico-analyses worden gemaakt en toezichtstrajecten worden opgestart. In de uitgevoerde analyse zijn voor vergunningverlening meegenomen de te verwachten aanvragen/meldingen en de aard en complexiteit van de aanvragen.
Ten aanzien van toezicht en handhaving is in de analyse meegenomen het naleefgedrag, de mogelijke effecten van potentiële en feitelijke overtredingen, de kansen op overtredingen, klachten en signalen, alsmede landelijke prioriteiten. Daarnaast is met de partners en gemeenten besproken welke activiteiten of zaken mogelijk een risico kunnen vormen en aandacht behoeven. Een lage prioritering betekent overigens niet dat bepaalde taken of branches niet aan bod komen bij toezicht en handhaving. De intensiteit waarmee dit echter plaats vindt is minder hoog dan bij geprioriteerde taken/branches.
Het samenwerkingsgebied van Omgevingsdienst IJmond beslaat het grondgebied van 15 gemeenten in provincie Noord-Holland, verspreid over twee bijna volledige veiligheidsregio’s: Zaanstreek-Waterland (exclusief gemeente Zaanstad) en Kennemerland (exclusief gemeente Haarlemmermeer). Het gebied laat zich niet in één zin omschrijven en kenmerkt zich door een grote verscheidenheid in zowel fysiologische zin als in bedrijfsmatige activiteiten die plaats hebben.
Het werkgebied van Omgevingsdienst IJmond is ingedeeld in drie regio’s, te weten IJmond, Zaanstreek-Waterland en Zuid-Kennemerland. Voor elk van deze regio’s is een portefeuillehoudersoverleg ingesteld waarin de verantwoordelijk portefeuillehouders milieu onder meer de ontwikkelingen met betrekking tot Omgevingsdienst IJmond bespreken. De gemeenten binnen de verschillende regio’s kennen over het geheel bezien in mindere of meerdere mate dezelfde problematiek, uiteraard ieder met de eigen specifieke kenmerken en aandachtsgebieden.
De regio IJmond omvat de gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen. Het gebied kenmerkt zich voornamelijk door de spanning die bestaat tussen de aanwezige (zwaardere) industrie, wonen en recreatie. Daarnaast vinden er nog diverse agrarische activiteiten plaats, zoals (glas)tuinbouw, het houden van paarden en veeteelt. Lucht en geluid zijn belangrijke kernthema’s waar vergunningverlening, toezicht en handhaving zich op richten.
De regio Zaanstreek-Waterland omvat de gemeenten Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland en Wormerland. Het gebied kenmerkt zich door de vele agrarische bedrijven die hier gevestigd zijn. Daarnaast zijn er enkele kleinere bedrijventerreinen gevestigd in de verschillende kernen. De stad Purmerend heeft een centrumfunctie binnen de regio Zaanstreek-Waterland en onderscheidt zich (mede hierdoor) ook in bedrijvigheid van de andere gemeenten binnen de regio.
De regio Zuid-Kennemerland heeft bepaald een ander karakter dan de regio’s IJmond en Zaanstreek-Waterland. In deze regio zijn de gemeenten Bloemendaal, Haarlem, Heemstede, en Zandvoort gelegen. Horeca vormt een aanzienlijk deel van het inrichtingenbestand. Daarnaast vinden gemiddeld meer evenementen plaats binnen deze gemeenten dan bij de andere gemeenten, waarbij ODIJ ook een taak heeft.
In Bijlage 3 is een uitgebreide beschrijving opgenomen van de gemeenten in het werkgebied.
De uiteindelijke prioritering bij de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving prioriteitenstelling is gebaseerd op een inschatting van het risico op negatieve effecten bij overtreding van de verschillende handhavingsthema’s. Om die risico’s te kunnen inschatten wordt een risicoanalyse gemaakt met betrekking tot de verschillende inrichtingbranches. De risicoanalyse brengt het risico in beeld dat aan elk van de handhavingsthema’s is verbonden. Risico is daarbij gedefinieerd als het negatief effect maal de kans dat die zich voordoet, of risico = negatief effect x kans. Schematisch ziet dat er uit als de matrix hiernaast.
Negatieve effecten op beschermingsdoelen worden verdeeld in zeven omgevingsthema’s:
Voor de kans wordt een inschatting gemaakt hoe vaak het niet naleven van een regel of voorschrift voor zal komen. Het inschatten van de kans gebeurt op basis van naleefgegevens en een expertoordeel. Uit het toezicht komt deze naleefinformatie vrij. Deze informatie wordt bij de omgevingsdienst geregistreerd. Voor het registreren overtredingsgegevens wordt gebruik gemaakt van het keuzemodel in de sanctie- of beoordelingsmatrix van de Landelijke handhavingsstrategie(LHS). Door deze registratievorm komt komende jaren meer data voorhanden waarmee naleefanalyses worden gegenereerd. Deze leveren een bijdrage aan de kansberekening in de risico- en probleemanalyse en gaan het naleefbeeld optimaliseren.
De risico- en probleemanalyse is geen statisch geheel. De basis ligt echter vast gedurende de looptijd van dit beleidskader VTH. Indien bij de uitvoering van handhaving nieuwe inzichten ontstaan, door bijvoorbeeld afwijkende naleefgegevens, een verhoogd aantal klachten of incidenten, kunnen deze bij het opstellen van de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s als prioriteit worden meegenomen.
Sprekender dan een tekstuele beschrijving van het gebied waar ODIJ werkt en de activiteiten die er plaatsvinden, is de visuele weergave daarvan. Hierna is daarom per regio weergegeven welke activiteiten er plaatshebben en de invloedssfeer die met die activiteiten samenhangt. Uiteraard is dit een momentopname en wijzigen de gegevens dagelijks, mede op grond van de inspectie- en vergunninggegevens die vergaard en gegenereerd worden.
De regio IJmond kent een aanzienlijke maakindustrie en verschillende risicovolle activiteiten. Om die reden is een viertal kaarten opgenomen die een beeld geven van de risicovolle activiteiten en de activiteiten die een hindercirkel op geur, geluid of veiligheid kennen.
Figuur 4 - Hindercirkels bedrijven
Figuur 5 - Ammoniakkoelinstallaties
In de uitvoering van onze taken werken wij samen met betrokken collega’s van provincie en gemeenten, andere omgevingsdiensten en instanties als de politie, Rijkswaterstaat, brandweer, de veiligheidsregio’s en GGD’s, waterschappen, douane, Inspectie Leefomgeving en Transport, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Openbaar Ministerie, ed. Door bundeling van kennis, taken en ervaring zorgen we voor een kwalitatieve en betrouwbare dienstverlening. Ook de ondernemers en de inwoners profiteren hiervan. De kwaliteit van de leefomgeving verbetert, de administratieve lasten voor bedrijven en inwoners verminderen, procedures verkorten en voorschriften zijn op elkaar afgestemd. Hierdoor ontstaat een gelijk speelveld voor onze klanten.
5.1 Niveaus van samenwerking en partners in samenwerking
Met verschillende partners werken we thema- of procesgericht samen, met sommigen structureel, met anderen op incidentele basis. Deze samenwerking kan worden onderverdeeld op strategisch, tactisch en operationeel niveau:
Hieronder is weergegeven met welke partners we op welke thema’s samenwerken.
Het landelijk stelsel zoals dat werd voorzien bij de oprichting van omgevingsdiensten begint steeds beter te functioneren. Na een aanloopperiode waarin de omgevingsdiensten hun plek nog moesten vinden, hebben de meeste omgevingsdiensten inmiddels hun toegevoegde waarde bewezen.
Op landelijk niveau hebben de omgevingsdiensten zich verenigd in OD.nl. Onder OD.nl zijn verschillende programma’s, vakberaden en een kennisnetwerken uitgerold. Dit zorgt voor een versteviging van het stelsel en het beoogde landelijke level playing field. Daarnaast worden verschillende landelijke projecten gecoördineerd vanuit OD.nl, waaronder toezicht op (LPG-)tankstations.
Als koepel kan OD.nl afstemmen en adviseren richting de gemeentelijke en provinciale koepels (VNG, IPO) en het Rijk. Steeds vaker komen er vragen vanuit Rijk, IPO of VNG aan OD.nl over met name inhoudelijke onderwerpen die bij haar rusten. Op die manier fungeert OD.nl, naar analogie van de omgevingsdiensten ook op koepelniveau als verlengd lokaal bestuur. Voorbeelden daarvan zijn:
De komende jaren blijven de omgevingsdiensten werken aan verdere professionalisering en kwaliteit in het VTH-domein. Ook onder de Omgevingswet wordt voor de omgevingsdiensten een rol voorzien, zowel in de uitvoering als in de advisering rondom visie- en planvorming.
In het Besluit omgevingsrecht (Bor) is opgenomen dat het bevoegd gezag aangeeft welke doelen het zichzelf stelt bij de uitvoerings- en handhavingstaken en welke activiteiten het daartoe uitvoert (artikel 7.2, lid 1 Bor). In dit hoofdstuk worden de doelen bij de uitvoering van VTH-taken beschreven. In de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s wordt vervolgens beschreven welke activiteiten worden uitgevoerd om de gestelde doelen te bereiken. Jaarlijks vindt in het jaarverslag rapportage plaats over de voortgang ten aanzien van de gestelde doelen.
Vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn geen doelen op zich, maar middelen tot een doel. Uiteindelijk gaat het er bij de uitvoering van wettelijke taken op dit gebied om wat het resultaat daarvan is in de buitenwereld (outcome). Dit betekent sturing op kwaliteit en effect. Om dit meetbaar te maken dienen de concrete prestaties die geleverd worden om de gewenste resultaten te realiseren geduid te worden (outputcriteria). Doelen worden meetbaar gemaakt door indicatoren op te nemen, zoals een aantal, een percentage of een streefwaarde. Ook kan een tijdsduur aan een doel verbonden worden. Indicatoren kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op aantallen klachten, of het percentage bedrijven dat na een hercontrole nog in overtreding is met betrekking tot een bepaald onderwerp.
Voor de uitvoering van de VTH-taken formuleert Omgevingsdienst IJmond een aantal doelen met indicatoren daarbij. Voor een deel betreft dit een herformulering van de doelen uit het aflopende uitvoeringskader, voor een deel zijn dit nieuwe doelen.
Uit de globale gebieds- en risicoanalyse, de landelijke, regionale en lokale prioriteiten en doelstellingen en de geschetste ontwikkelingen volgt een aantal hoofdprioriteiten waar Omgevingsdienst IJmond de komende vier jaar op inzet. Jaarlijks, bij het opstellen van de uitvoeringsprogramma’s wordt aangegeven hoe hieraan invulling wordt gegeven en waar eventueel bijstelling noodzakelijk is.
Bij de uitvoering van het VTH-takenpakket worden in de periode 2019-2022 de volgende kaders gehanteerd:
Branche- en activiteitengericht werken vormt de basis voor VTH. Een grondige analyse van een branche of activiteit en de doelgroepen daarbij aan de voorzijde zorgen voor een duidelijke identificatie van de problemen en naleefrisico’s, waardoor gericht toezicht en handhaving wordt gefaciliteerd. Stelselmatig niet-naleven leidt tot een verhoogde tot zeer-intensieve toezichtlast bij bedrijven (tactiek van tegenhouden);
De gebiedsgerichte aanpak wordt gecontinueerd en verder ontwikkeld, in samenwerking met de partners in een gebied. Op deze wijze wordt gecoördineerd en gericht ingezet op behalen van omgevingsdoelen in de breedte. Dat kan breder gaan dan de traditionele thema’s, bijvoorbeeld met mobiliteit. De balans tussen wonen, werken en recreëren is in een aantal gebieden kwetsbaar en verdient meer dan gemiddelde aandacht. Een goed samenspel tussen beleid, uitvoering en verzameling van data is hier essentieel om de balans goed te houden;
Bij branches en bedrijven waar het naleefgedrag als goed bestempeld kan worden en die ook overigens geen aanleiding geven tot reguliere inspectie, kan worden gekozen over te gaan op het zogenoemde ‘piepsysteem’ ten bate van de inzet op onder meer activiteiten die bijdragen aan de duurzaamheidsambities van gemeenten en de verbrede aanpak van omgevingsproblematiek;
Bij de verzameling van data en inspectiegegevens wordt mede gedacht over en gericht op gebruik daarvan binnen een breder kader onder de Omgevingswet en de visies en plannen van gemeenten. Verzameling en gebruik van deze gegevens voldoet aan de wettelijke eisen hieraan in het kader van privacy- en gegevensbescherming.
Het Beleidskader VTH 2019-2022 beslaat een aantal onderdelen van de beleidscyclus zoals beschreven in het Besluit omgevingsrecht (Bor). Dit zijn het strategische en operationele beleidskader. In het Bor zijn eisen vastgelegd (procescriteria) waaraan elke professionele VTH-organisatie moet voldoen. Deze eisen hebben tot doel om de uitvoering van de VTH-taken op een adequate, herkenbare en structurele wijze te laten verlopen. De beleidscyclus bestaat uit een model met een logische aaneenschakeling van diverse bestuurlijke en uitvoerende werkprocessen. Dit model onderscheidt de volgende zeven stappen in het beleidsproces:
Dit beleidskader gaat over twee onderdelen van de beleidscyclus: het strategische en operationele beleidskader. De andere onderdelen van de beleidscyclus worden wel hieronder beschreven, maar niet in detail uitgewerkt.
Om tot een strategisch beleidskader te komen maken we een analyse op risico’s en problemen. Dit is een onderdeel van de stap “rapportage en evaluatie”. In deze risico- en probleemanalyse beoordelen we het effect van niet-naleving en de kans dat niet-naleving zich voordoet. De resultaten van stap 7: Rapportage & Evaluatie worden in deze analyse meegenomen. Deze analyse geeft inzicht in de grootste risico’s voor de leefomgeving.
Het strategische beleidskader is de tweede stap van de beleidscyclus en bestaat uit de volgende onderdelen:
Het operationeel (tactisch)beleidskader is de derde stap van de beleidscyclus. Dit kader bestaat uit een strategie voor vergunningen, toezicht en handhaving oftewel de VTH-strategie. De VTH-strategie bestaat uit de volgende onderdelen:
Hierin staat beschreven hoe de uitvoering van de VTH-taken plaatsvindt.
Het “Uitvoeringsprogramma Omgevingsdienst IJmond” vormt het hart van de beleidscyclus. Een voorstel voor het uitvoeringsprogramma wordt jaarlijks door ODIJ opgesteld. Het college van iedere deelnemer stelt het uitvoeringsprogramma vast.
“Voorbereiden” betekent dat de organisatorische randvoorwaarden aanwezig zijn om taken uit te kunnen voeren. De organisatie werkt op basis van vooraf vastgestelde procedures, processen, protocollen en strategieën. Het personeelsbeleid is, evenals het financieel beleid, gericht op het voldoen aan de Kwaliteitsverordeningen (op basis van de kwaliteitscriteria 2.1) van de partners. Denk hierbij aan kennis en opleidingseisen die aan medewerkers worden gesteld.
Dit betreft de daadwerkelijke uitvoering, dus het verlenen van vergunningen, het houden van toezicht en het handhavend optreden. De uitvoeringsorganisatie hanteert hierbij o.a. de volgende uitgangspunten:
De uitvoeringsorganisatie heeft een systematiek voor het monitoren van processen, resultaten en effecten. De resultaten en de voortgang van de uitvoering zijn op die manier inzichtelijk. De bestuursrapportages en het jaarverslag geeft inzicht in de monitoringsresultaten. Deze resultaten vormen de input voor de rapportage en evaluatie. Voor het monitoren van het effect van vergunningverlening, toezicht en handhavingstaken gebruiken we indicatoren.
De monitoringsresultaten zijn belangrijke bouwstenen voor de rapportage en evaluatie. Onderdelen van de rapportage en evaluatie voor de uitvoeringstaken zijn:
Ter verduidelijking staat hieronder een schema met een nadere uitwerking van de beleidscyclus. Het schema geeft per onderdeel aan hoe rollen en verantwoordelijkheden verdeeld zijn en welke taken en producten aan de orde zijn. Tevens blijkt uit het schema hoe de verschillende onderdelen gekoppeld zijn aan de wettelijke eisen uit het Bor.
Bijlage 2 – Evaluatie Uitvoeringskader 2015-2018 Omgevingsdienst IJmond
Doelstellingen, output en doorrekening
Vergunningverlening: continu adequaat
Toezicht: informatiegestuurd en risicogericht
Handhaving: eenduidig en voortvarend
Samenwerking: constructief en resultaatgericht
Plustaken: synergie door integraliteit
Bijlage 3 – Gemeente- en provinciespecifieke gebieds- en risicoanalyse
Naast de beschrijving van het werkgebied en de risico’s op hoofdlijnen, is ook per gemeente een grove analyse gemaakt van het gebied en de aanwezige risico’s en prioriteiten. Bij het opstellen van het jaarlijkse uitvoeringsprogramma het beleidskader als basis gebruikt, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke problematiek of aandachtspunten die samenhangen met de bedrijvigheid en activiteiten in een gemeente of de provincie of juist vanaf nationaal niveau. Het naleefgedrag, klachtenpatroon en bestuurlijke prioriteiten vormen daarbij indicatoren voor een aanpassing in de prioritering. Eventuele beleidswijzigingen worden waar noodzakelijk in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s verwerkt.
Gemeente Beverwijk bestaat uit de kernen Beverwijk en Wijk aan Zee en heeft meer dan 40.000 inwoners. Aan de noordkant en de zuidkant raakt de bebouwing van Beverwijk die van respectievelijk Heemskerk en Velsen. Aan de oostkant grenst de stad aan het waardevolle buitengebied, dat vanwege zijn landschappelijke en cultuurhistorische waarden en agrarische functies zoveel als mogelijk gevrijwaard wordt van bebouwing. Industrieterrein de Pijp is een belangrijke banenmotor voor de regio, waarbinnen de Bazaar en woonboulevard kenmerkende elementen zijn. Daarnaast zijn De Kagerweg, Business Park IJmond en De Wijkermeerpolder belangrijke centra van bedrijvigheid. Wijk aan Zee is een dorp, ingeklemd tussen het bedrijf Tata Steel, de Noordzee en het Noord-Hollands Duinreservaat (Natura 2000 gebied).
Gemeente Beverwijk heeft vastgesteld beleid voor de taakvelden BWT en RO. Het betreft een strategisch beleidskader ten aanzien van de toezicht- en handhavingstaken en ziet op de periode van vier jaren van 2015- 2019. De gemeente Beverwijk streeft naar een gezond, maar met name veilige woon-, werk- en leefomgeving voor burgers en bedrijven. Veiligheids-, gezondheids- en milieurisico’s wegen daarbij zwaar. Toezicht en handhaving levert hier een belangrijke bijdrage aan. Waar mogelijk zullen de doelstellingen van gemeente Beverwijk worden meegenomen in onderhavig beleidskader.
Op basis van informatie gestuurde handhaving en activiteiten worden jaarlijks zogenoemde aandachtsbedrijven geselecteerd waar een verhoogde controlefrequentie op wordt toegepast. Dit kan zowel veiligheid (RIEC) als duurzaamheid gerelateerd zijn. Indien daartoe aanleiding is, of indien de gemeente hier de wens toe uitspreekt, worden gebiedsgerichte projecten gedraaid. Momenteel wordt er specifiek een horeca- en afvalproject gedraaid.
In 2017 ontvingen wij 90 milieu gerelateerde klachten uit de gemeente Beverwijk. Het merendeel van de klachten had betrekking op de aspecten geur, geluid en afval. Het aantal klachten is redelijk constant de laatste jaren.
Het aantal klachten dat is gerelateerd aan overlast door horeca-inrichtingen geeft reden voor een verhoogde aandacht voor dit type inrichtingen in gemeente Beverwijk. Met name in de opvolging van klachten en middels gerichte (aspect)controles wordt hier extra aandacht aan gegeven. Een voorbeeld hiervan is het project afval rond een aantal ondergrondse containers en de drie straatjes aanpak in het centrum van Beverwijk.
Op de industrieterreinen de Pijp en Kagerweg ligt de focus op duurzaamheid. Samen met de ondernemers op dit terrein wordt gewerkt aan een energiepositief industrieterrein.
Gemeente Heemskerk heeft ongeveer 40.000 inwoners. Heemskerk kent drie verschillende industrieterreinen, De Houtwegen, De Waterwegen en De Trompet. Aan de westkant van Heemskerk grenst de gemeente aan de zee met een uitgestrekt duingebied (Noord-Hollands duinreservaat, Natura 2000). Daartussen ligt een gebied met veel (glas)tuinbouwbedrijven; het Heemskerkerduin.
Het vigerend uitvoeringskader ten aanzien van integrale handhaving voor gemeente Heemskerk stamt uit 2015. De looptijd van dit kader is inmiddels afgelopen, maar wordt in 2019 herzien. In 2019 wordt gestart met het opstellen van nieuw beleid. Gemeente Heemskerk zet in op programmatisch en integrale handhaving, met als doel de leefomgevingskwaliteit te verhogen.
Op basis van informatie gestuurde handhaving en activiteiten worden jaarlijks zogenoemde aandacht bedrijven geselecteerd waar een verhoogde controlefrequentie op wordt toegepast. Dit kan zowel veiligheid (RIEC) als duurzaamheid gerelateerd zijn. Indien daartoe aanleiding is, of indien de gemeente hier de wens toe uitspreekt, worden gebiedsgerichte projecten gedraaid. Momenteel worden specifiek de glastuinbouwbedrijven op registratieverplichting i.s.m. het HHNK bezocht.
Afgelopen jaar ontvingen wij 21 milieugerelateerde klachten uit de gemeente Heemskerk. Het merendeel van de klachten had betrekking op de aspecten geur, geluid en bodem. Het aantal klachten is de laatste jaren redelijk stabiel.
Per 1 januari 2018 is een regeling in werking getreden die verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen vanuit de glastuinbouw en open teelt naar het riool en oppervlaktewater moet verminderen. Het doel is om in 2018 50% minder gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater te meten ten opzichte van het jaar 2015. Uiteindelijk is het doel om in het oppervlaktewater in 2023 een vermindering van 90% aan gewasbeschermingsmiddelen ten opzichte van 2015 te bewerkstelligen. Voor ondernemers in de glastuinbouw betekende dit dat ze actie moesten ondernemen om het voor 1 januari 2018 te regelen.
Via een gezamenlijk project met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier toetsen wij of glastuinbouwbedrijven inderdaad geen gewasbeschermingsmiddelen in het riool lozen en of de juiste zuivering is geïnstalleerd. Op bedrijventerrein de Trompet worden projecten opgestart om dit terrein nog duurzamer te maken dan het al is.
Gemeente Uitgeest heeft meer dan 13.000 inwoners en is gelegen aan het Alkmaarder- en Uitgeestermeer. De gemeente kenmerkt zich door het uitgestrekte landelijk gebied aan de oost- en zuidoostzijde van de dorpskern waar voornamelijk veehouderijen zijn gevestigd. Aan de westzijde van de A9 (Molenwerf) is de voornaamste bedrijvigheid gevestigd. Gemeente Uitgeest werkt samen in werkorganisatie De BUCH. De BUCH werkt voor 4 gemeenten: Bergen, Uitgeest, Castricum en Heiloo. Zelfstandige gemeenten, met één gezamenlijke ambtelijke organisatie. Vooralsnog heeft deze samenwerking geen gevolgen voor het takenpakket dat is ingebracht bij Omgevingsdienst IJmond.
Het vigerend uitvoeringskader ten aanzien van het Omgevingsrecht voor gemeente Uitgeest stamt uit 2010, namelijk het Handhavingsbeleid Omgevingsrecht (Wabo) gemeente Uitgeest. Destijds heeft Omgevingsdienst IJmond dit kader voorbereid en sindsdien heeft dit kader gefungeerd als basis voor de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s. Verschillende ontwikkelingen op wetgevings- en uitvoeringsgebied nopen tot het opstellen van een nieuw uitvoeringskader voor vergunningverlening, toezicht en handhaving op het gebied van het basis- en milieutakenpakket. In 2019 zal het huidige omgevingsbeleid worden herzien en geactualiseerd door gemeente Uitgeest.
Op basis van informatie gestuurde handhaving en activiteiten worden jaarlijks zogenoemde aandacht bedrijven geselecteerd waar een verhoogde controlefrequentie op wordt toegepast. Dit kan zowel veiligheid (RIEC) als duurzaamheid gerelateerd zijn. Indien daartoe aanleiding is, of indien de gemeente hier de wens toe uitspreekt, worden gebiedsgerichte projecten gedraaid. In Uitgeest wordt al jaren uitvoering gegeven aan integraal toezicht en handhaving. Dit maakt het mogelijk vanuit verschillende thema’s gerichte controles uit te voeren. Momenteel worden er specifiek inzet gepleegd voor het opzetten van een GreenBiz Uitgeest. TNO heeft een energiepotentieel scan uitgevoerd. Omgevingsdienst IJmond is momenteel voor het gehele bedrijventerrein de kansrijke maatregelen in kaart aan het brengen.
Het aantal milieugerelateerde klachten in Uitgeest is al jaren zeer laag.
Zoals gezegd wordt in Uitgeest al jaren uitvoering gegeven aan integraal toezicht en handhaving. Zo inventariseren wij bij controles op de veehouderijen ook of er asbestdaken aanwezig zijn en informeren wij de ondernemer over de mogelijkheden om bij het verwijderen van een asbestdak direct ook zonnepanelen te plaatsen.
Gemeente Velsen is de grootste gemeente binnen de IJmondregio met bijna 68.000 inwoners. De gemeente omvat de kernen Driehuis, IJmuiden, Santpoort-Noord-, Santpoort-Zuid, Velsen-Noord, Velsen-Zuid en Velserbroek. Zeehaven IJmuiden en de bijbehorende bedrijvigheid en industrie aan en om het Noordzeekanaal gebied zijn economisch van groot belang voor de regio als geheel. Met IJmuiden aan Zee en Spaarnwoude zijn ook recreatiemogelijkheden in ruime mate aanwezig. De leefomgeving moet veilig, gezond en duurzaam gehouden worden. Luchtkwaliteit is speerpunt in Velsen en de IJmond!
De kernwaarden van gemeente Velsen zijn: Betrouwbaar, Doelgericht, Attent en Dynamisch.
Het nieuw beleidskader ten aanzien van de vergunningverlening, toezicht en handhaving voor gemeente Velsen is op 17 juli 2018 vastgesteld. In dit document staan een aantal strategische doelstellingen. Deze doelstellingen sluiten aan bij de kernwaarden. De volgende twee zijn voor ons het belangrijkst. Het college van Velsen hecht veel belang aan het vergroten van de spontane naleving van regels en het in een eerder stadium bijsturen om escalatie van handhavingszaken te voorkomen (bijvoorbeeld bij onderliggende burenruzies). Deze zogenaamde preventiestrategie wordt nog verder uitgewerkt. Verder streeft de gemeente naar een Veilig Velsen. De leefomgeving moet veilig, gezond en duurzaam gehouden worden. Het handhavingsbeleid van de omgevingsdienst helpt daarbij.
Op basis van informatie gestuurde handhaving en activiteiten worden jaarlijks zogenoemde aandacht bedrijven geselecteerd waar een verhoogde controlefrequentie op wordt toegepast. Dit kan zowel veiligheid (RIEC) als duurzaamheid gerelateerd zijn. Indien daartoe aanleiding is, of indien de gemeente hier de wens toe uitspreekt, worden gebiedsgerichte projecten gedraaid. Een integraal toezicht- en handhavingsproject in samenwerking met Velsen en politie is uitgevoerd. Daarnaast is een integraal handhavingsoverleg gestart waarin het beeld en aanpak van bedrijfsgerelateerde overlast wordt besproken. Specifiek is er dit jaar aandacht voor vervuiling rond ondergrondse containers in de Velserbroek. Bedrijven in de nabijheid van het winkelcentrum worden bezocht specifiek op hun afvalgedrag en de afgifte van bedrijfsafval aan een erkend inzamelaar. Dit blijft onder de aandacht.
In het havengebied wordt nauw samengewerkt met overige handhavingspartners in het zogenaamde haventeam. Er vind regelmatig overleg plaats met de verschillende partners, waaronder gemeente Velsen, Politie, Douane en Koninklijke Marechaussee. Samen vormen zij het haventeam. Na het overleg, en binnen de daaropvolgende zes weken, worden met name onaangekondigde controles uitgevoerd in het havengebied. De controles vinden plaats op basis van eigen waarnemingen (tijdens surveillances), klachten, meldingen/bevindingen van partners en van bedrijven/ondernemers. Uitvoering van de Havenverordening draagt bij aan totale inzicht in het gebied.
Het aantal milieu gerelateerde klachten in gemeente Velsen is de afgelopen jaren redelijk constant en schommelt elk jaar rond de 100 in aantal. Dit betreft de klachten waarvoor het college van Velsen bevoegd is en is exclusief de klachten die bij andere bevoegde gezagen horen (o.a. Provincie Noord-Holland). Het overgrote deel van de klachten is afkomstig uit IJmuiden. De klachten hebben voornamelijk betrekking op geluidoverlast vanuit het havengebied en de bedrijven daaromheen. Daarnaast wordt regelmatig geuroverlast ervaren, afkomstig van bedrijven in het havengebied. In mindere mate wordt ook geklaagd over visuele hinder (stof) en afval.
Gemeente Velsen wenst daarnaast met een vernieuwd evenementenbeleid een uitnodigende plek te zijn voor (grootschalige) evenementen. Evenementen kennen een aantal aspecten die hinder met zich kunnen brengen in de vorm van geluidoverlast, verkeershinder en veiligheid. In het beleid van Velsen wordt per locatie aangegeven welk type evenementen, met welke frequentie en in welke omvang daar kunnen plaatsvinden. Voor Omgevingsdienst IJmond ligt hier een taak in zowel de advisering met betrekking tot met name geluids- en (fysieke) veiligheidsnormen voorafgaand evenementen, alsook het toezicht op en advisering aan de gemeente op naleving van de APV-vergunning daaromtrent.
De bedrijven op de Broekerwerf zijn benaderd om een GreenBiz op te starten. Momenteel loop hier een zonnepanelenactie op initiatief van PWN. In de nabije toekomst liggen voor dit bedrijventerrein bij uitvoering van een energie potentieel scan en het verder stimuleren van het toepassen van zonnepanelen.
Gemeente Bloemendaal telt ruim 23.000 inwoners. De vijf kernen zijn Aerdenhout, Bennebroek, Bentveld (gedeeltelijk), Bloemendaal, Overveen en Vogelenzang. Een groot deel van het grondgebied van gemeente Bloemendaal bestaat uit ongerept duingebied. De bedrijvigheid in gemeente Bloemendaal is voornamelijk gericht op detailhandel. Daarnaast vormt de horeca een belangrijk onderdeel van het bedrijvenbestand, met onder meer een aantal strandpaviljoens aan de kust.
Gelijktijdig met het opstellen van het Beleidskader VTH was gemeente Bloemendaal eveneens bezig met de ontwikkeling van een VTH-kader voor de fysieke leefomgeving. Relevant beleid waar in dit kader rekening mee is gehouden is:
Verduurzaming heeft een grote prioriteit in Bloemendaal. In 2019 wordt het duurzaamheidsbeleid geactualiseerd, waarnaar vanuit VTH wordt gekeken welke rol daarin genomen kan worden.
Op basis van ontvangen klachten en de monitoring van naleefgedrag worden jaarlijks zogenoemde aandachtsbedrijven geselecteerd waar een verhoogde controlefrequentie op wordt toegepast. Indien daartoe aanleiding bestaat vanuit landelijke, regionale of lokale prioriteiten of incidenten, worden gebiedsgerichte projecten gedraaid. Het aantal risicovolle activiteiten in Bloemendaal is vanuit milieuoogpunt bezien beperkt. Er resteren nog drie vergunningverplichtige inrichtingen in Bloemendaal.
Met Bloemendaal en VRK wordt bekeken hoe toezicht op brandveiligheid goed geborgd kan worden. Daarnaast wordt onderzocht hoe in de vergunningfase de toezichtsmethode reeds bepaald en ingericht kan worden.
De omvang van de asbestdakenproblematiek is in Bloemendaal beperkt. In samenspraak met de gemeente wordt bepaald hoe eigenaren ertoe gebracht kunnen worden voor 2024 de daken te verwijderen dan wel vervangen, en hoe duurzaamheid hierin een rol kan spelen.
De milieugerelateerde klachten uit Bloemendaal betreffen voornamelijk geluidsoverlast en stankoverlast. Het gemiddeld aantal klachten per jaar schommelt tussen de 50 en 60, waarbij een lichte stijging waar te nemen valt over de afgelopen twee, drie jaar. Dit komt ten dele door de activiteiten van en toenemende aandacht voor de ontwikkelingen rondom Circuitpark Zandvoort.
Gemeente Haarlem kent ruim 156.000 inwoners. Tot de gemeente behoren de stad Haarlem (na Amsterdam de grootste stad in provincie Noord-Holland) en het westelijk deel van Spaarndam. Het centrum van Haarlem kent vooral detailhandel, horeca, zakelijke dienstverleners en publieke instellingen als scholen. Het belangrijkste bedrijventerrein is de Waarderpolder, waar grofweg 1.000 bedrijven zijn gevestigd, waaronder farmaceutische bedrijven, bouwnijverheidsbedrijven en lichte industrie.
Ten tijde van het opstellen van het Beleidskader VTH werd door gemeente Haarlem gewerkt aan actualisatie van het Integraal Veiligheids- en Handhavingsbeleid 2015-2018. Hierover heeft afstemming plaatsgevonden. Daarnaast biedt de geactualiseerde kadernota Haarlem Duurzaam samen met het programma Haarlem Klimaat Neutraal 2030 nog steeds de leidraad voor de ambities van Haarlem op het gebied van duurzaamheid. Met de gemeente en de VRK worden op de thema’s duurzaamheid en veiligheid de banden aangehaald om tot een betere wisselwerking te komen.
Op basis van ontvangen klachten en de monitoring van naleefgedrag worden jaarlijks zogenoemde aandachtsbedrijven geselecteerd waar een verhoogde controlefrequentie op wordt toegepast. Indien daartoe aanleiding bestaat vanuit landelijke, regionale of lokale prioriteiten of incidenten, worden gebiedsgerichte projecten gedraaid.
Binnen gemeente Haarlem zijn verduurzaming van bedrijven, horeca in de binnenstad en zwaardere bedrijvigheid in de Waarderpolder belangrijke thema’s. Bij het opstellen van de uitvoeringsprogramma’s ligt een nadrukkelijk accent op veiligheid, het uitvoeren van structureel toezicht op de zwaardere bedrijvigheid, energiebesparing indien het verbruik daartoe aanleiding geeft en de ketenaanpak. Er bevinden zich nog ruim 20 vergunningplichtige inrichtingen in gemeente Haarlem.
De komende jaren wordt, in samenwerking met de gemeente, RIEC, politie, justitie en andere partners scherper ingezet op het identificeren en tegengaan van ondermijnende activiteiten.
De omvang van de asbestdakenproblematiek is in Haarlem niet bijzonder groot. In de stad zijn vooral kleine dakoppervlakken aanwezig die door particulieren zelf verwijderd mogen worden. In samenspraak met de gemeente wordt bepaald hoe eigenaren ertoe gebracht kunnen worden voor 2024 de daken te verwijderen dan wel vervangen, en hoe duurzaamheid hierin een rol kan spelen.
Het aantal milieugerelateerde klachten in gemeente Haarlem schommelt rond de 100 per jaar. Een groot deel van de klachten ziet op geluidhinder veroorzaakt door horeca-inrichtingen en inrichtinggebonden werkzaamheden en apparatuur. Daarnaast komen regelmatig klachten binnen met betrekking tot geurhinder.
Ten aanzien van geluid, mede richting Omgevingswet, wordt de komende jaren met gemeente Haarlem onderzocht hoe hier een duidelijk kader voor geschapen kan worden. In een stad als Haarlem is geluid alom aanwezig vanwege onder meer bouwwerkzaamheden, bevoorrading bij bedrijven en evenementen (onder meer basgeluiden/dB(C)). Dit kan tot overlast leiden en verdient vanuit dien verstande extra aandacht.
Andere prioriteiten zijn het inzichtelijk maken energiebesparingseffecten (dataloggers Waarderpolder) en veiligheid, waaronder milieuveiligheid en brandveiligheid.
Gemeente Heemstede heeft rond de 27.000 inwoners. De gemeente kent twee bedrijventerreinen, een waarvan is gelegen aan de Leidsevaartweg en een groter terrein dat is gelegen aan de Nijverheidsweg/Cruquiusweg. Het merendeel van de bedrijven behoort tot de commerciële dienstverlenende sector. De detailhandel is grofweg verspreid over zeven winkelclusters in de gemeente, waarvan het centrum van Heemstede het belangrijkst is.
Ongeveer 100 bedrijven in gemeente Heemstede zijn vanuit milieuoogpunt relevant. Minder dan een handvol hiervan is nog vergunningplichtig onder de Wet milieubeheer.
Heemstede werkt aan de actualisatie van de Nota Integraal Veiligheidsbeleid 2014-2018. Hierbij wordt gekeken hoe het samenspel tussen de verschillende afdelingen en domeinen zo optimaal mogelijk kan worden ingericht richting de Omgevingswet en de omgevingsvisie en het omgevingsplan van de gemeente. Duurzaamheid is een belangrijk speerpunt voor de gemeente Heemstede. In 2019 loopt het vigerende duurzaamheidsbeleid af en wordt nieuw beleid ontwikkeld.
Op basis van ontvangen klachten en de monitoring van naleefgedrag worden jaarlijks zogenoemde aandachtsbedrijven geselecteerd waar een verhoogde controlefrequentie op wordt toegepast. Indien daartoe aanleiding bestaat vanuit landelijke, regionale of lokale prioriteiten of incidenten, worden gebiedsgerichte projecten gedraaid. Duurzaam en integraal beheer van de kwaliteit en functionaliteit van de bodem is een belangrijk speerpunt voor gemeente Heemstede, waar vanuit VTH scherp op wordt toegezien. Daarnaast wordt luchtkwaliteit een steeds belangrijker item. Hoewel in Heemstede wettelijk wordt voldaan aan de norm, verdient schoner de voorkeur. Weliswaar kent Heemstede geen inrichtingen met een grote uitstoot, er liggen wel een aantal regionaal belangrijke doorgaande wegen die mogelijk een bron zijn waaraan gesleuteld kan worden.
De omvang van de asbestdakenproblematiek is in Heemstede zeer beperkt. In samenspraak met de gemeente en omliggende gemeenten wordt bepaald hoe eigenaren ertoe gebracht kunnen worden voor 2024 de daken te verwijderen dan wel vervangen, en hoe duurzaamheid hierin een rol kan spelen.
Het aantal milieugerelateerde klachten in gemeente Heemstede ligt jaarlijks rond de 30. Het overgrote deel van de klachten ziet op geluidoverlast en kent diverse oorzaken, verschillend van horecageluid tot geluid afkomstig van laden en lossen.
Gemeente Zandvoort heeft bijna 17.000 inwoners en twee kernen, te weten Zandvoort en Bentveld. Detailhandel en horeca zijn de belangrijkste economische pijlers voor de gemeente, met name in de zomer langs het strand en in de duinen. Het Circuitpark Zandvoort is een belangrijke toeristische trekpleister. Op drukke dagen kan deze combinatie ervoor zorgen dat meer dat meer dan het tienvoud van het aantal inwoners naar Zandvoort trekt. Ten noordwesten van de woonbebouwing is een kleinschalig bedrijventerrein, Nieuw Noord, gelegen.
Door het college van gemeente Zandvoort is het Handhavingsbeleid fysieke leefomgeving Zandvoort 2016-2019 vastgesteld waarin zij de handhavingsprioriteiten voor gemeente Zandvoort heeft vastgelegd. In 2019 wordt dit beleid door ODIJ samen met de gemeentelijke afdeling geactualiseerd. Ook actualisatie van het Integraal Veiligheidsbeleid 2015-2018 staat op de planning voor gemeente Zandvoort.
Belangrijke speerpunten voor gemeente Zandvoort in haar omgevingsdoelen zijn stringenter toezicht op toeristische verhuur, faciliteren van het circuit binnen de vigerende normen op het gebied van milieu, flexibilisering van vergunningenstelsels en het actief stimuleren van verduurzamingsinitiatieven.
Op basis van ontvangen klachten en de monitoring van naleefgedrag worden jaarlijks zogenoemde aandachtsbedrijven geselecteerd waar een verhoogde controlefrequentie op wordt toegepast. Indien daartoe aanleiding bestaat vanuit landelijke, regionale of lokale prioriteiten of incidenten, worden gebiedsgerichte projecten gedraaid. In Zandvoort bevindt zich minder dan een handvol vergunningplichtige bedrijven.
Gelijk aan andere gemeenten in de regio en in den lande vinden ook in Zandvoort ondermijnende activiteiten plaats. Gerichte en gecoördineerde actie in samenwerking en ter ondersteuning van (strafrechtelijke) partners is hier noodzakelijk. De combinatie van de uitvoering van het volledige milieutakenpakket en het Wabo-pakket maakt dat op een slimme en efficiënte wijze informatie vergaard en gebruikt kan worden.
De omvang van de asbestdakenproblematiek is in Zandvoort beperkt. In samenspraak met de gemeente en omliggende gemeenten wordt bepaald hoe eigenaren ertoe gebracht kunnen worden voor 2024 de daken te verwijderen dan wel vervangen, en hoe duurzaamheid hierin een rol kan spelen.
Het aantal milieugerelateerde klachten in gemeente Zandvoort is de laatste twee jaar aanzienlijk toegenomen. Veruit de meest voorkomende klachten hebben betrekking op geluidoverlast ten gevolge van de activiteiten op Circuitpark Zandvoort. De stijging in het aantal klachten kan ten dele worden toegeschreven aan de mobiliserende rol van een zeer actief belangenplatform en mogelijk ten dele ook de toegenomen aandacht voor de toekomstige activiteiten op het circuit (waaronder mogelijk Formule 1).
Regio Zaanstreek-Waterland, bestaat uit unieke landschappen en bijzonder cultureel erfgoed, met ruime mogelijkheden voor recreatie, wonen en bedrijvigheid. De aanwezige molens, dijken, de strijd tegen het water, middeleeuwse stadjes, imposant industrieel erfgoed en groen geverfde huizen, palingvissers en een landelijk gebied van veenweiden en droogmakerijen kenmerken dit gebied.
Oostzaan is een gemeente met ongeveer 9.000 inwoners. Geografisch is het gelegen tussen Amsterdam, Zaanstad en Landsmeer. Oostzaan heeft een groen en landelijk karakter. Dit komt vooral door veenweidegebied. Het Oostzanerveld en recreatiegebied Het Twiske. Oostzaan heeft een klein industrieterrein aan de westzijde van de Coentunnelweg en een tweede industrieterrein aan de oostzijde van de Coentunnelweg.
Naast het vigerende uitvoeringskader omgevingsdienst IJmond is de gemeente in 2018 gestart met het opstellen van beleid in het kader van de VTH taken welke gemeente Oostzaan zelf uitvoert. Dit beleid wordt afgestemd met het uitvoeringskader van omgevingsdienst IJmond.
Op basis van informatie gestuurde handhaving en activiteiten worden jaarlijks zogenoemde aandachtsbedrijven geselecteerd waar een verhoogde controlefrequentie op wordt toegepast. Dit kan zowel veiligheid (RIEC) als duurzaamheid gerelateerd zijn.
Op bedrijventerreinen is een diversiteit aan bedrijven gevestigd en spelen verschillende onderwerpen een rol bij de fysieke leefomgeving. Bedrijven op een bedrijventerrein hebben te maken met wet- en regelgeving op het gebied van onder andere milieu, ruimte, wonen, gezondheid en duurzaamheid. Veel van deze onderwerpen komen terug in de Omgevingswet. Het is daarom belangrijk om te kijken of en waar knelpunten en kansen voor dit gebied liggen. Indien daartoe aanleiding is, of indien de gemeente hier de wens toe uitspreekt, worden gebiedsgerichte projecten gedraaid.
Afgelopen jaar ontvingen wij 10 milieu gerelateerde klachten uit gemeente Oostzaan. Het merendeel van de klachten had betrekking op de aspecten geur, geluid en asbest. Het aantal klachten is de laatste jaren redelijk stabiel.
In gemeente Oostzaan wordt al jaren uitvoering gegeven aan integraal toezicht en handhaving op het gebied van milieu, bouw, brandveiligheid, drank- en horeca en ruimtelijke ordening. Op de bedrijventerreinen worden integrale projecten gestart waarbij het naleefgedrag, energiebesparing en duurzaam bouwen thema’s zijn die een belangrijke rol spelen.
Gemeente Wormerland bestaat uit vijf verschillende dorpskernen: Wormer, Oostknollendam, Wijdewormer, Jisp en Spijkerboor. De gemeente heeft enerzijds een sterk geïndustrialiseerd karakter, en anderzijds een overwegend groen karakter. Zo bevindt een groot gedeelte van de Nederlandse cacao-industrie zich binnen de gemeente, zijn er ook diverse drukkerijen maar omvat het ook een groot buitengebied met agrariërs.
Naast het vigerende uitvoeringskader omgevingsdienst IJmond is de gemeente in 2018 gestart met het opstellen van beleid in het kader van de VTH taken welke gemeente Wormerland zelf uitvoert. Dit beleid wordt afgestemd met het uitvoeringskader van omgevingsdienst IJmond.
Op basis van informatie gestuurde handhaving en activiteiten worden jaarlijks zogenoemde aandachtsbedrijven geselecteerd waar een verhoogde controlefrequentie op wordt toegepast. Dit kan zowel veiligheid (RIEC) als duurzaamheid gerelateerd zijn.
Op bedrijventerreinen is een diversiteit aan bedrijven gevestigd en spelen verschillende onderwerpen een rol bij de fysieke leefomgeving. Bedrijven op een bedrijventerrein hebben te maken met wet- en regelgeving op het gebied van onder andere milieu, ruimte, wonen, gezondheid en duurzaamheid. Veel van deze onderwerpen komen terug in de Omgevingswet. Het is daarom belangrijk om te onderzoeken of en waar knelpunten en kansen voor dit gebied liggen. Indien daartoe aanleiding is, of indien de gemeente hier de wens toe uitspreekt, worden gebiedsgerichte projecten gedraaid.
Afgelopen jaar ontvingen wij 17 milieu gerelateerde klachten uit gemeente Wormerland. Het merendeel van de klachten had betrekking op de aspecten geur, geluid, water, afval en bodem. Het merendeel van de klachten is afkomstig van bewoners in de nabijheid van het industrieterrein.
In gemeente Wormerland wordt al jaren uitvoering gegeven aan integraal toezicht en handhaving op het gebied van milieu, bouw, brandveiligheid en ruimtelijke ordening. Op de bedrijventerreinen worden integrale projecten gestart. Het naleefgedrag, energiebesparing en duurzaam bouwen zijn thema’s die een belangrijke rol spelen bij de integrale projecten.
Gemeente Waterland bestaat uit de kernen Monnickendam, Marken, Broek in Waterland, Ilpendam, Katwoude, Overleek, Watergang, Uitdam en Zuiderwoude. De gemeente telt ruim 17.000 inwoners en doet haar naam eer aan, want zij bestaat voor bijna 50% uit water. De watersport is dan ook een grote bedrijfstak binnen de gemeente. De bedrijvigheid in Waterland bevindt zich voornamelijk op een aantal kleine industrieterreinen. In het buitengebied vinden agrarische activiteiten plaats.
Na het opstellen van het Uitvoeringskader Omgevingsdienst IJmond 2015-2018 is de Nota Integrale Handhaving 2016-2020 vastgesteld. In deze nota zijn de bestuurlijke uitgangspunten en beleidskeuzes over de handhaving van de regelgeving op het gebied van onder meer bouwen, brandpreventie, ruimtelijke ordening, milieu, openbare ruimte en bijzondere wetten opgenomen.
Op basis van informatie gestuurde handhaving en activiteiten worden jaarlijks zogenoemde aandachtsbedrijven geselecteerd waar een verhoogde controlefrequentie op wordt toegepast. Dit kan zowel veiligheid (RIEC) als duurzaamheid gerelateerd zijn.
Op bedrijventerreinen is een diversiteit aan bedrijven gevestigd en spelen verschillende onderwerpen een rol bij de fysieke leefomgeving. Bedrijven op een bedrijventerrein hebben te maken met wet- en regelgeving op het gebied van onder andere milieu, ruimte, wonen, gezondheid en duurzaamheid. Veel van deze onderwerpen komen terug in de Omgevingswet. Het is daarom belangrijk om te onderzoeken of en waar knelpunten en kansen voor dit gebied liggen. Indien daartoe aanleiding is, of indien de gemeente hier de wens toe uitspreekt, worden gebiedsgerichte projecten gedraaid.
Afgelopen jaar ontvingen wij 5 milieu gerelateerde klachten uit gemeente Waterland. Het merendeel van de klachten had betrekking op de aspecten geur, geluid, water. Het aantal klachten is de laatste jaren redelijk stabiel.
Met de invoering van de Omgevingswet ondergaat het werkveld van de fysieke leefomgeving een metamorfose. Gemeente waterland is gestart met een pilot in het kader van bovengenoemde wet. Omgevingsdienst IJmond ondersteund gemeente Waterland omtrent de ambitie die er met betrekking tot de leefomgevingskwaliteit wordt geformuleerd zodat bij de pilot beoordeeld kan worden of de gewenste kwaliteit voldoet aan de ambitie van de gemeente.
Landsmeer is een landelijke groene gemeente, met ruim 10.000 inwoners, omringd door beschermd natuurgebied. Gemeente Landsmeer heeft een dorps karakter en bestaat uit de dorpskernen Purmerland, Den Ilp en Landsmeer. De kernen zijn met elkaar verbonden door lintbebouwing. De bedrijven in Landsmeer bevinden zich van oudsher voornamelijk in deze lintbebouwing. De bedrijvigheid is deels agrarisch van aard; het houden van melkrundvee en paarden. Verder vindt jaarlijks het dance festival ‘Welcome To The Future’ plaats, gehouden in recreatiegebied het Twiske.
Op basis van informatie gestuurde handhaving en activiteiten worden jaarlijks zogenoemde aandachtsbedrijven geselecteerd waar een verhoogde controlefrequentie op wordt toegepast. Dit kan zowel veiligheid (RIEC) als duurzaamheid gerelateerd zijn.
Op bedrijventerreinen is een diversiteit aan bedrijven gevestigd en spelen verschillende onderwerpen een rol bij de fysieke leefomgeving. Bedrijven op een bedrijventerrein hebben te maken met wet- en regelgeving op het gebied van onder andere milieu, ruimte, wonen, gezondheid en duurzaamheid. Veel van deze onderwerpen komen terug in de Omgevingswet.
Het is daarom belangrijk om te onderzoeken of en waar knelpunten en kansen voor dit gebied liggen. Indien daartoe aanleiding is, of indien de gemeente hier de wens toe uitspreekt, worden gebiedsgerichte projecten gedraaid.
Afgelopen jaar ontvingen wij 10 milieu gerelateerde klachten uit gemeente Landsmeer. Het merendeel van de klachten had betrekking op de aspecten geur, geluid, afval en water. Het aantal klachten is de laatste jaren redelijk stabiel.
In gemeente Landsmeer wordt al jaren uitvoering gegeven aan integraal toezicht en handhaving op het gebied van milieu, brandveiligheid en drank en horeca. Het naleefgedrag, duurzaamheid en energiebesparing hebben een belangrijke rol spelen bij de integrale projecten.
De gemeente Purmerend maakt deel uit van de plusregio Stadsregio Amsterdam. De stad is vooral geliefd bij forenzen. Er wonen circa 80.000 mensen. Purmerend is nagenoeg volledig bebouwd en beschikt niet over een buitengebied. De bedrijven in Purmerend zijn gevestigd op grote industrieterreinen. Bijzonder is dat Purmerend beschikt over een stadsverwarming en een biomassa-installatie.
Op basis van informatie gestuurde handhaving en activiteiten worden jaarlijks zogenoemde aandachtsbedrijven geselecteerd waar een verhoogde controlefrequentie op wordt toegepast. Dit kan zowel veiligheid (RIEC) als duurzaamheid gerelateerd zijn.
Op bedrijventerreinen is een diversiteit aan bedrijven gevestigd en spelen verschillende onderwerpen een rol bij de fysieke leefomgeving. Bedrijven op een bedrijventerrein hebben te maken met wet- en regelgeving op het gebied van onder andere milieu, ruimte, wonen, gezondheid en duurzaamheid. Veel van deze onderwerpen komen terug in de Omgevingswet.
Het is daarom belangrijk om te onderzoeken of en waar knelpunten en kansen voor dit gebied liggen. Indien daartoe aanleiding is, of indien de gemeente hier de wens toe uitspreekt, worden gebiedsgerichte projecten gedraaid.
Afgelopen jaar ontvingen wij 20 milieu gerelateerde klachten uit gemeente Purmerend. Het merendeel van de klachten had betrekking op de aspecten geur, geluid, afval en water.
Het aantal klachten gerelateerd aan geur producerende bedrijven geeft reden voor aandacht voor dit type inrichting binnen gemeente Purmerend. Door middel van gerichte (aspect) controles wordt extra aandacht gegeven aan deze sector.
Beemster is één van de bekendste droogmakerij (polder) in de wereld. De gemeente telt 8.960 inwoners. Het bedrijvenbestand is met namen agrarisch, maar er is ook een relatief groot bedrijventerrein aanwezig.
Op basis van informatie gestuurde handhaving en activiteiten worden jaarlijks zogenoemde aandachtsbedrijven geselecteerd waar een verhoogde controlefrequentie op wordt toegepast. Dit kan zowel veiligheid (RIEC) als duurzaamheid gerelateerd zijn.
Op bedrijventerreinen is een diversiteit aan bedrijven gevestigd en spelen verschillende onderwerpen een rol bij de fysieke leefomgeving. Bedrijven op een bedrijventerrein hebben te maken met wet- en regelgeving op het gebied van onder andere milieu, ruimte, wonen, gezondheid en duurzaamheid. Veel van deze onderwerpen komen terug in de Omgevingswet. Het is daarom belangrijk om te onderzoeken of en waar knelpunten en kansen voor dit gebied liggen. Indien daartoe aanleiding is, of indien de gemeente hier de wens toe uitspreekt, worden gebiedsgerichte projecten gedraaid.
Afgelopen jaar ontvingen wij 8 milieu gerelateerde klachten uit gemeente Beemster. Het merendeel van de klachten had betrekking op de aspecten geur, geluid, afval en water. Het aantal klachten is de laatste jaren redelijk stabiel.
Per 1 januari 2018 is een regeling in werking getreden die verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen vanuit de glastuinbouw en open teelt naar het riool en oppervlaktewater moet verminderen. Het doel is om in 2018 50% minder gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater te meten ten opzichte van het jaar 2015. Uiteindelijk is het doel om in het oppervlaktewater in 2023 een vermindering van 90% aan gewasbeschermingsmiddelen ten opzichte van 2015 te bewerkstelligen. Voor ondernemers in de glastuinbouw betekende dit dat ze actie moesten ondernemen om het vóór 1 januari 2018 te regelen.
Omgevingsdienst IJmond controleert of gewasbeschermingsmiddelen in het riool wordt geloosd en of de juiste zuivering is geïnstalleerd. Indien gewenst wordt dit afgestemd met het Hoogheemraadschap Hollands noorderkwartier.
Edam-Volendam is een gemeente in het noordoosten van regio Waterland aan het Markermeer. Er wonen 41.752 mensen waarvan ongeveer 21.000 in Volendam en ongeveer 7000 in Edam en 6.269 in Zeevang. In het gebied van voormalige gemeente Zeevang komen vooral agrarische bedrijven voor. Edam en Volendam hebben een aantal grotere industrieterreinen en veel bedrijfsunits.
Het vigerende beleid ten aanzien van milieuwethandhaving voor gemeente Edam-Volendam stamt uit 2016 en loopt tot 2020. Het Omgevingsbeleidsplan is de opvolger van het milieubeleidsplan 2009-2012 en het bouwbeleidsplan 2012-2016 uit Edam-Volendam en het Integraal Handhavingsbeleid gemeente Zeevang 2013-2017. Dit plan gaat, in tegenstelling tot zijn voorgangers, niet enkel over bouwen en milieu, maar eveneens over de uitvoering van VTH-taken bij bouwen, slopen, ruimtelijke ordening, brandveiligheid, monumenten en milieu. Dit omgevingsbeleidsplan sluit aan bij het huidige uitvoeringskader Omgevingsdienst IJmond .
Op basis van informatie gestuurde handhaving en activiteiten worden jaarlijks zogenoemde aandachtsbedrijven geselecteerd waar een verhoogde controlefrequentie op wordt toegepast. Dit kan zowel veiligheid (RIEC) als duurzaamheid gerelateerd zijn.
Op bedrijventerreinen is een diversiteit aan bedrijven gevestigd en spelen verschillende onderwerpen een rol bij de fysieke leefomgeving. Bedrijven op een bedrijventerrein hebben te maken met wet- en regelgeving op het gebied van onder andere milieu, ruimte, wonen, gezondheid en duurzaamheid. Veel van deze onderwerpen komen terug in de Omgevingswet. Het is daarom belangrijk om te onderzoeken of en waar knelpunten en kansen voor dit gebied liggen. Indien daartoe aanleiding is, of indien de gemeente hier de wens toe uitspreekt, worden gebiedsgerichte projecten gedraaid.
Afgelopen jaar ontvingen wij 10 milieu gerelateerde klachten uit gemeente Edam-Volendam. Het merendeel van de klachten had betrekking op de aspecten geur, geluid, afval en water. Het aantal klachten is de laatste jaren redelijk stabiel.
Het aantal klachten gerelateerd aan de visverwerkingsindustrie geeft reden voor aandacht voor dit type inrichting binnen gemeente Edam-Volendam. Door middel van gerichte (aspect) controles wordt extra aandacht gegeven aan deze sector.
Provincie Noord-Holland heeft in totaal ruim 2,77 miljoen inwoners, verdeeld over ruim 40 gemeenten, waarvan Omgevingsdienst IJmond er 15 bedient. Het aantal provinciale bedrijven waar Omgevingsdienst IJmond taken uitvoert bedraagt zes in totaal (2018). Dit betreft allen bedrijven die onder zogenoemde Richtlijn Industriële Emissies vallen. Dit zijn inrichtingen met activiteiten die over het algemeen een bovengemiddeld zware milieubelasting of risico met zich brengen en vanuit dat oogpunt een hoge controlefrequentie kennen.
Naast voornoemde inrichtingen worden ook taken op het gebied van de Wet bodembescherming uitgevoerd voor de provincie. Hieronder vallen:
Bij de uitvoering van het takenpakket voor Provincie Noord-Holland dient Omgevingsdienst IJmond onder meer de volgende provinciale beleidsstukken, verordeningen en onderliggende beleidsregels in acht te nemen:
In voorbereiding is de Nota VTH-beleid 2018-2021 van Provincie Noord-Holland waarin een aantal van de doelen, prioriteiten en kwaliteitseisen uit de hierboven genoemde stukken een plek krijgen.
Ook is de Omgevingsvisie NH2050 in voorbereiding met daarin de visie van Provincie Noord-Holland op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in de provincie als richtinggevend kader.
De provincie streeft naar een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een economisch vitale provincie draagt bij aan het welzijn, en een leefbare provincie draagt bij aan economische vitaliteit. De provincie staat voor een gezonde en veilige leefomgeving, goed voor mens, plant en dier, en daarmee ook goed voor het economisch vestigingsklimaat binnen de provincie. Dit evenwicht staat ten dienste van duurzame ontwikkeling: toekomstige generaties moeten ook profiteren van de keuzes die wij maken.
Concreet gemaakt naar de milieuthema’s ziet dat er als volgt uit:
De wijze waarop Omgevingsdienst IJmond onder meer bijdraagt aan de realisatie van deze provinciale doelstellingen zijn:
Bij het opstellen van de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s voor Provincie Noord-Holland wordt onderhavig beleidskader als onderlegger gebruikt, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke problematiek of aandachtspunten die samenhangen met de taken die namen GS worden uitgevoerd. Voornoemde beleidskaders van de provincie, alsmede aanvullingen, wijzigingen en nieuwe beleidsstukken worden daarbij in acht genomen.
Een uniforme VTH-strategie milieu 2019-2022 is het resultaat van een zorgvuldig proces waarin veel aandacht was voor de betrokkenheid van onze partners. Hiermee voldoet Omgevingsdienst IJmond aan de wettelijke plicht, maar nog belangrijker, het geeft invulling aan onze wens om de uitvoering van vergunningen, het houden van toezicht en het handhaven van de regelgeving meer gezamenlijk vorm te geven en eenduidiger te maken voor inwoners en bedrijven.
In deze strategie staat kwaliteit centraal. Vanwege de reikwijdte van deze strategie is het uitgangspunt om de kwaliteitscriteria 2.1 van toepassing te laten zijn op het milieu-brede takenpakket. Met de komst van de Omgevingswet moeten we zaken anders regelen, maar belangrijker nog, dingen met elkaar op een andere manier gaan doen. Daarnaast beoogt Omgevingsdienst IJmond het ‘level playing field’ te vergroten en bestendigen binnen het werkgebied van Omgevingsdienst IJmond. Dit pakt Omgevingsdienst IJmond, waar mogelijk, bovenregionaal op in samenwerking met de handhavings- en ketenpartners.
In de praktijk blijkt dat niet iedereen zich aan de regels houdt en dat het toetsen van plannen, toezicht en handhaving noodzakelijk zijn. Bewust en onbewust worden de regels en voorschriften om verschillende redenen niet nageleefd. Hierdoor wordt afbreuk gedaan aan de veiligheid en de kwaliteit van onze fysieke leefomgeving. De komende jaren gaan we de VTH taken nog meer integraal benaderen. Dit in aanloop naar de Omgevingswet. Daar zijn alle partijen mee gebaat. Door een gecoördineerd en gezamenlijk optreden worden bedrijven en burgers minder belast. De integrale benadering heeft voor ons als voordeel dat informatie beter ontsloten wordt, waardoor er effectiever gewerkt kan worden. Hierdoor leren we van elkaar, ontstaan er nieuwe inzichten en kunnen we de zaken nog beter nuanceren.
Met de vaststelling van de VTH-strategie milieu 2019-2022 leggen de partners van Omgevingsdienst IJmond hiervoor de basis. De strategie vormt de gereedschapskist voor de uitvoering van Omgevingsdienst IJmond. In de strategie is de werkwijze opgenomen over vergunningverlening, toezicht en samenwerking met externe partners. De focus ligt op het basistakenpakket met een doorkijk naar de Omgevingswet, maar richt zich eveneens op het gehele milieutakenpakket voor gemeenten die die taken bij de Omgevingsdienst IJmond hebben ondergebracht.
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) vraagt van de overheid een integrale benadering van vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen de fysieke leefomgeving. Het transparant formuleren en uitvoeren van vergunningen-, toezicht en handhavingsbeleid is daarbij een belangrijke opgave. Landelijk zijn kwaliteitscriteria ontwikkeld voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Met deze kwaliteitscriteria wordt getracht de kwaliteit van de processen, de uitvoeringsorganisaties (zoals Omgevingsdienst IJmond) en haar medewerkers te borgen. Met ingang van 1 juli 2016 zijn deze kwaliteitscriteria verankerd in de Wabo.
Met het Beleidsplan VTH 2019-2022 stellen de gemeenten en provincie waar Omgevingsdienst IJmond voor werkt, de meerjarige doelen en prioriteiten op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving milieu vast. Met de VTH-strategie 2019-2022 wordt vastgelegd welke strategie daarbij gehanteerd wordt. Tezamen vormen deze documenten het uitvoerings- en handhavingsbeleid, zoals bedoeld in artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht.
De VTH-strategie ziet op de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving met betrekking tot het basistakenpakket zoals bedoeld in de Wabo en het volledige milieutakenpakket voor zover ingebracht door de gemeenten en provincie waar Omgevingsdienst IJmond voor werkt. De strategie ziet niet op de uitvoering van andere VTH-taken, zoals op het gebied van drank en horeca, APV, bouw- en woningtoezicht etc.
De VTH-strategie 2019-2022 vormt de actualisatie van het Handhavingsbeleid 2014 Milieudienst IJmond. Dit beleid heeft de afgelopen vijf jaar naar tevredenheid en met effect zijn werking gehad voor het gehele werkgebied van Omgevingsdienst IJmond. De combinatie van verschillende wijzen van toezicht, een strakke uitvoering van de driestappenhandhaving en het uitgangspunt van een dwangsom ineens maken dat inzichtelijk en efficiënt uitvoering kan worden gegeven aan toezicht en handhaving. Duurzaamheid en de handhaving van maatregelen daaromtrent krijgt meer aandacht en prioriteit, maar kent vaak ook een lang aanlooptraject met stimulering als eerste stap en handhaving in laatste instantie. Virtuositeit in de te hanteren aanpak is daarbij dus geboden, maar duidelijk is wel dat verduurzaming op een aantal onderdelen voor bedrijven geen vrijblijvendheid meer is. Tegelijk zien we ook dat de hoogte van de dwangsom steeds vaker omhoog dient te worden bijgesteld om de juiste prikkel te vormen voor een overtreder om de overtreding op te heffen. Met aanscherping op een aantal vlakken biedt het beleid uit 2014 daarmee met andere woorden nog steeds een goede basis voor de uitvoering van VTH-taken de komende vier jaar.
De planning van de uitvoering van VTH-taken wordt jaarlijks vastgelegd in het uitvoeringsprogramma van Omgevingsdienst IJmond. In dit uitvoeringsprogramma, zoals bedoeld in artikel 7.3 van het Besluit omgevingsrecht, worden de toezichtprioriteiten uitgewerkt. Dit gebeurt enerzijds aan de hand van de prioriteiten en aan de hand van de lijnen die in het beleidskader zijn geformuleerd en daarnaast aan de hand van lokale, regionale, provinciale, landelijke en bestuurlijke thema’s. De verantwoording over de uitvoering van de uitgevoerde activiteiten geschiedt via het jaarverslag.
De VTH-strategie bestaat uit de volgende onderdelen:
H.6: Klachten en handhavingsverzoeken
H.7: Afstemming en communicatie.
Onder ‘vergunningverlening’ verstaan wij tevens meldingen en besluiten (ontheffingen, maatwerk, gelijkwaardigheid) voor activiteiten binnen het onderdeel milieu, voor inrichtingen en niet-inrichtingen.
Slechts een beperkt aantal inrichtingen is in het kader van de Wabo en de Wet milieubeheer nog vergunningplichtig. De bedrijven waarvoor de vergunningplicht blijft bestaan, zijn de meest complexe bedrijven die gevoelig liggen in de omgeving of waarbij er bezwaren zijn tegen een bestemmingsplan en/of waarbij er risico’s zijn op ongevallen met grote gevolgen. Dit maakt dat deze procedures met zorgvuldigheid en aandacht doorlopen moeten worden.
Door de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit en het brengen van steeds meer activiteiten onder algemene regels, een proces waarbij vooral uniforme voorschriften van toepassing zijn, vallen steeds meer complexe inrichtingen onder het Activiteitenbesluit. De afhandeling van de meldingen bij dit soort inrichtingen is daardoor arbeidsintensiever geworden. Dit omdat de ruimte die nog geboden wordt om de milieubelasting van de activiteiten van deze inrichting op een adequate wijze te reguleren, in de mogelijkheden ligt tot maatwerk, gelijkwaardigheid dan wel het eisen van (aanvullend) onderzoek.
Nu meer bedrijven onder algemene regels vallen zijn er ook andersoortige vergunningsproducten ontstaan, zoals de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM), de omgevingsvergunning milieuneutraal veranderen, maatwerkbesluiten en gelijkwaardigheidsbesluiten.
Omgevingsvergunningen kunnen enkelvoudig of meervoudig zijn. Wanneer alleen voor het onderdeel milieu een vergunning of een melding nodig is, behandelt Omgevingsdienst IJmond deze zelfstandig.
Een procedure is meervoudig wanneer naast het onderdeel milieu, voor een ander onderdeel genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), een aanvraag is ingediend. De gemeente en Omgevingsdienst IJmond stellen in dat geval samen de vergunning op en/of hebben afstemming in verband met de melding Activiteitenbesluit.
Onder vergunningverlening worden de volgende taken gevat:
1.3 Uitgangspunten bij vergunningverlening
Bij de verlening van vergunningen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
1.4.1 Standaard teksten omgevingsvergunningen
Voor de vergunningenstrategie worden de kaders aangehouden die landelijk in ontwikkeling zijn. Omgevingsdienst IJmond zoekt daarom aansluiting bij het landelijke redactie standaardteksten omgevingsvergunning (Hierna: LRSO). De LRSO, een redactiecommissie, heeft als doel een betere onderlinge afstemming tussen de omgevingsdiensten bij het verlenen van omgevingsvergunningen. Om haar doel te bereiken zorgt LRSO voor standaardteksten inzake omgevingsvergunningen die landelijke toepasbaar zijn
Beslissingen over vergunningaanvragen, meldingen, maatwerk- of gelijkwaardigheidsverzoeken en vormvrije m.e.r. beoordelingen komen voort uit:
Gelet hierop is het aanbod grotendeels vraaggestuurd. Wanneer een bedrijf wordt opgericht of gewijzigd, dient het bedrijf een vergunning aan te vragen. Wanneer het een meldingplichtig bedrijf is, dan dient er een melding te worden ingediend. Wellicht vloeien er naar aanleiding van meldingen of constateringen omtrent meldingplichtige bedrijven nog procedures omtrent maatwerkvoorschriften of gelijkwaardigheid.
Verder wordt regelmatig getoetst of vergunningen in aanmerking komen voor actualisering. Een actueel vergunningenbestand draagt bij aan het verlagen van de milieudruk en het verbeteren van de naleefgedrag.
Nieuwe wet- en regelgeving kunnen aanleiding zijn voor actualisering. Ook belangrijke thema’s, zoals luchtkwaliteit, LAP3, externe veiligheid en zeer zorgwekkende stoffen, worden betrokken bij de actualiseringstoets evenals de bevindingen van toezicht en handhaving.
Vergunningplichtige activiteiten worden getoetst aan de wettelijke kaders zoals Wabo, Bor, AB, Rie, LAP3, Besluit-mer etc. Binnen deze kaders is BBT en veiligheid een leidraad. Omdat het landelijke milieubeleid vooral gebaseerd is op Europese regelgeving is er weinig ruimte om hiervan af te wijken. Strenger kan wel maar onderbouwd en vastgelegd in beleid. Een soepeler invulling van vergunningverlening is vaak niet mogelijk.
Voor een deel van de activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, is het nodig om af te wegen via een (vormvrije) m.e.r. beoordeling of er grote nadelige gevolgen zijn voor het milieu en het opstellen van een MER rapportage nodig is. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld afvalverwerkende bedrijven en bepaalde veehouderijen. In het Besluit-mer zijn de betreffende categorieën opgenomen.
Bij het opstellen van besluiten wordt het lokale beleid meegewogen. Voorbeelden van lokaal beleid zijn: APV, Provinciale Milieuverordening, bestemmingsplannen, beleidsregels van partners, beheerplannen, interferentiegebieden etc.
Sommige bedrijven hebben een zogenoemde omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) nodig voordat zij kunnen starten met bepaalde genoemde activiteiten. Het betreft gevallen waarin het bevoegd gezag een lokale toets moet uitvoeren om te beoordelen of de activiteit inpasbaar is in de lokale situatie. Het gaat onder meer om:
Op het niveau van het beschikken op een vergunningaanvraag spelen twee punten een belangrijke rol.
1.4.3.1 Technisch-inhoudelijke complexiteit
Elke vergunning bestaat uit een mix van standaard- en specifieke voorschriften, maar de verhouding is wisselend. Als de technisch-inhoudelijke complexiteit van de specifieke situatie (de inrichting of activiteit in kwestie en/of het gebied waar de inrichting is gelegen of de activiteit plaatsvindt) klein is, ligt het accent vooral op standaardvoorschriften en minder op specifieke voorschriften. Omgekeerd ligt het accent vooral op specifieke voorschriften en minder op standaardvoorschriften, als de technisch-inhoudelijke complexiteit van de situatie (inrichting, activiteit en/of gebied) groot is.
1.4.3.2 Sociaal-maatschappelijke complexiteit (politiek gevoelig)
Indien de sociaal-maatschappelijke complexiteit van de specifieke situatie gering is, kan het proces van tot stand brengen van een vergunning ‘rechttoe-rechtaan’ zijn. Een dergelijke vergunning kan, met het accent op de inhoud, in beginsel eigenstandig door Omgevingsdienst IJmond worden afgehandeld.
Als de sociaal-maatschappelijke complexiteit van de situatie daarentegen groot is ligt het totstandbrengingproces gecompliceerder. Bijvoorbeeld vanwege de betrokken inrichting of initiatiefnemer en diens voorgeschiedenis of economisch belang en/of aanwezige belangenorganisaties die zich roeren (politiek gevoelig).
In dit geval moet er bestuurlijke afwegingsruimte worden ingevuld en is het proces minstens zo belangrijk als de inhoud; afstemming, overleg en/of samenwerking zullen noodzakelijk zijn tussen Omgevingsdienst IJmond, het bevoegd gezag (ambtelijk en bestuurlijk), de inrichting of initiatiefnemer in kwestie en belanghebbende derden.
Bij de beoordeling van politiek gevoelige dossiers worden onder andere:
Wanneer sprake is van een sociaal-maatschappelijke complexiteit, wordt samenwerking gezocht met de gemeente via de milieucontactpersoon/schakelaar.
Bij een meervoudig dossier wordt met de gemeente afgestemd dat dit gebeurt met extra aandacht. Dit betekent overleg en/of samenwerking tussen Omgevingsdienst IJmond, de gemeente (ambtelijk en bestuurlijk), de inrichting of initiatiefnemer in kwestie en belanghebbende derden.
Meldingen worden niet alleen getoetst aan de wettelijke indieningsvereisten. Naast het toetsen aan de indieningsvereisten toetsen we ook direct aan relevante voorschriften zoals afstand tot geurgevoelige objecten en zeer kwetsbare gebieden bij landbouwinrichtingen. Bij inrichting op akoestisch gezoneerde industrieterreinen, wordt direct bekeken of het binnen de zone past en wordt indien wenselijk direct maatwerk gemaakt. Bij opslagen gevaarlijke stoffen wordt zoveel mogelijk direct getoetst of aan de PGS 15 wordt voldaan. Dit vraagt specifieke aandacht van Omgevingsdienst IJmond.
Voor type A activiteiten hoeft geen melding in kader van het Activiteitenbesluit te worden gedaan. Als er voor een type A activiteit toch een melding wordt ingediend, worden die schriftelijk afgehandeld.
Wanneer een melding wordt gedaan wordt een ontvangstbevestiging gestuurd en er vindt registratie in het bedrijvensysteem plaats.
Uitgangspunt is dat met een efficiënte en effectieve werkwijze, een kwalitatief hoogwaardig product wordt geleverd. Aan de voorkant is dit klantgericht en waar mogelijk flexibel georganiseerd. Aan de achterkant zijn de processen vormgegeven. Het ‘gemeenteloket’ is voor burgers en bedrijven dé ingang voor vraagstukken ten aanzien van het omgevingsrecht. Achter het loket bevinden zich de afzonderlijke gemeentelijke disciplines én Omgevingsdienst IJmond voor de taken ten aanzien van milieu.
Om kwaliteit te leveren, beoordelen de gemeenten en Omgevingsdienst IJmond zo vroeg mogelijk plannen en initiatieven integraal. Daarbij worden partners, adviseurs en belanghebbende derden betrokken. Dit geldt ook wanneer wij advies geven op bouwplannen en ruimtelijke ontwikkelingen. De betreffende milieu-aspecten zoals geluid, geur, fijn stof, externe veiligheid, ecologie worden door ons beoordeeld. Het bouwplan wordt getoetst of de ruimtelijke ontwikkeling, gelet op de milieu-aspecten, kan worden uitgevoerd.
Omgevingsdienst IJmond neemt deel aan gemeentelijk en/of regionaal overleg. Het behandelteam van de gemeente wordt meegenomen in het vooroverleg en heeft inzage in het volledige dossier. Dit in verband met milieurisico’s in relatie tot politieke en/of maatschappelijke gevoeligheden.
Er wordt gewerkt conform de geldende wetgeving zoals de Wabo en de Wet milieubeheer. Ook gelden de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (Awb), zoals zorgvuldigheid, het vertrouwensbeginsel en gelijkheidsbeginsel.
Elke aanvraag of melding wordt behandeld door een vergunningverlener. Hierdoor is er voor de aanvrager of melder één aanspreekpunt. Vergunningen worden getoetst op handhaafbaarheid en naleefbaarheid.
De Omgevingswet komt eraan en vraagt een andere manier van werken. Daarom bereidt Omgevingsdienst IJmond zich voor op de komst van de Omgevingswet door de komende jaren samen met gemeenten en de provincie te oefenen met het opstellen van een omgevingsplan en de milieu-onderwerpen.
Eén van de uitgangspunten van de Omgevingswet is om het begrip inrichting los te laten en voor het onderdeel milieu naar ‘milieubelastende activiteiten’ te kijken.
In het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal) zijn de milieubelastende activiteiten opgenomen en is voor een deel een vergunningplicht vereist. Een vergunning is alleen verplicht als dat nodig is vanwege een internationaalrechtelijke verplichting of algemene regels niet voldoende zijn om belangen af te wegen.
Aangezien het nu nog niet duidelijk hoeveel activiteiten binnen het werkgebied van Omgevingsdienst IJmond onder de Omgevingswet vergunningplichtig zullen zijn, wordt dat de komende tijd in kaart gebracht. Als voor een milieubelastende activiteit in het Bal geen vergunningplicht is vereist, bevat het Bal voor een aantal milieuaspecten, voorschriften die nageleefd moeten worden. Het betekent dat het bevoegde gezag in een Omgevingsplan voor niet-milieubelastende activiteiten (denk aan bijvoorbeeld aan horeca en detailhandel) en voor milieubelastende activiteiten waar in het Bal geen voorschriften zijn opgenomen (denk aan geur, trillingen en geluid), milieuvoorschriften kan en moet opnemen.
Het Bal geeft mogelijkheden om maatwerk op te stellen. Alleen in bepaalde gevallen is dit niet mogelijk. Maatwerk zal een grotere rol gaan spelen binnen de werkzaamheden van vergunningverlening.
Daarnaast krijgt vergunningverlening te maken met kortere doorlooptijden. Ook als de Omgevingswet in gaat, zal de vraaggestuurde afhandeling blijven bestaan. Nieuw is hierbij dat er standaard een vooroverleg wordt ingelast, waar op dit moment al op wordt geanticipeerd.
Het Omgevingsplan gaat een belangrijke basis vormen voor de vergunningverlening. Daarom is het belangrijk dat de vergunningverlener ‘aan tafel’ zit bij het ontwikkelen van een Omgevingsplan. Het omgevingsplan regelt een deel van de milieugevolgen en is daarom ook belangrijk voor de omgevingsvergunning van complexe bedrijven. Zo kunnen er in het Omgevingsplan regels staan over externe veiligheid, geluid- en geurhinder.
Ook zal gezondheid en duurzaamheid een rol (gaan) spelen. Denk daarbij aan het voorzorgbeginsel, de energietransitie en de circulaire economie. Via het Omgevingsplan en vergunningverlening wordt hieraan invulling gegeven.
Vergunningverlening zal afstemming zoeken met de afdeling ruimtelijke ordening omdat in het omgevingsplan wordt vastgelegd welke activiteiten zich waar mogen vestigen. Wanneer in de omgevingsvergunning van het omgevingsplan wordt afgeweken, moet rekening worden gehouden met de overige activiteiten en moet goed gemotiveerd worden waarom de activiteit wel in het omgevingsplan kan passen.
Participatie is een belangrijke pijler onder de Omgevingswet. De initiatiefnemer die een vergunning aanvraagt voor een activiteit, heeft straks zelf de verantwoordelijkheid om belanghebbenden te informeren en te betrekken. Vergunningverlening betrekt de informatie die bij de participatie is verkregen bij de integrale belangenafweging. Van vergunningverleners wordt verwacht dat ze alle belangen in de leefomgeving tegen elkaar af wegen en een samenhangend besluit nemen.
1.7.4 Opgave vergunningverlening
Voor vergunningverlening ligt de taak om te inventariseren welke bedrijven vergunningplichtig blijven in de nieuwe Omgevingswet. Er zal overgangsrecht gaan gelden voor bestaande vergunningen, besluiten en meldingen. Gelet daarop is er wel een opzet voor lopende procedures en geldende vergunningen gemaakt.
Daarnaast zal vergunningverlening moeten onderzoeken of de serviceformules die zijn opgesteld, moeten worden aangepast. Deze dienen eerst door vergunningverlening te worden geïnventariseerd om daarna een werkwijze op te stellen. Zo zou bijvoorbeeld voor de snelserviceformule gekeken kunnen worden hoe de toegankelijkheid kan worden verbeterd. Als een melding op dit moment bijvoorbeeld compleet is, krijgt de melder dan pas bericht en weet dan dus ook pas wie de behandelaar is.
Op dit moment is een vergunningverlener tevens een wettelijk adviseur voor diverse bedrijven. Hier heeft vergunningverlening nog een taak in te vervullen zoals het verkrijgen van de benodigde kennis. Vergunningverlening zal hierin verder professionaliseren.
Omgevingsdienst IJmond houdt namens betrokken bestuursorganen toezicht op naleving van de milieuregelgeving, andere omgevingsrechtelijke regelgeving en daaraan flankerende regelgeving. Toezicht houdt in dat gecontroleerd wordt of wet- en regelgeving wordt nageleefd.
Dit deel behelst het regulier toezicht. Hierin is geregeld hoe Omgevingsdienst IJmond omgaat met het periodiek toetsen van regelgeving voor de taakvelden waar dit noodzakelijk is.
2.2 Juridische context toezicht
Regulier toezicht is van belang om te kunnen constateren of normen ook daadwerkelijk worden nageleefd. Er is nog geen sprake van een vermoeden van een overtreding. Hieronder wordt kort ingegaan op de belangrijkste bepalingen uit de van toepassing zijnde regelgeving. Tenslotte wordt een korte samenvatting gegeven van de toezichthoudende taken waarmee de toezichthouders van Omgevingsdienst IJmond belast zijn.
In Hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht zijn de algemene handhavingsbepalingen te vinden. Hoofdstuk 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bevat de bijzondere bepalingen met betrekking tot de handhaving. Hoofdstuk 5 van de Wabo staat als lex specialis ten opzichte van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht als lex generalis. Met andere woorden de Wabo gaat vóór de Algemene wet bestuursrecht.
Een toezichthouder van Omgevingsdienst IJmond:
De gemeenten en provincie waar Omgevingsdienst IJmond het basistakenpakket en het milieutakenpakket uitvoert hebben aan de directeur van Omgevingsdienst IJmond het mandaat gegeven toezichthouders in de zin van de Awb aan te wijzen, die bevoegd zijn toezicht te houden op de naleving van de regelgeving die onder de betreffende takenpakketten valt.
In het kader van toezicht worden verschillende soorten controles onderscheiden. In beginsel wordt een toezichtcontrole vooraf aangekondigd. In geval van bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Een uitgangspunt is om de controles in het kader van integraliteit gezamenlijk met de diverse te onderscheiden rechtsgebieden binnen het omgevingsrecht dan wel flankerende rechtsgebieden. Op deze wijze is het mogelijk de capaciteit voor toezichtscontroles zo doelmatig mogelijk in te zetten.
Voor de afhandeling van klachten heeft Omgevingsdienst IJmond een apart klachtenprotocol vastgesteld. zie hiervoor Hoofdstuk 7.
2.5 Controlefrequentie van de toezichtactiviteiten
Om de frequentie van de periodieke controles vast te kunnen stellen is een prioriteitstelling op basis van een probleemanalyse noodzakelijk. Voor alle deelnemende gemeenten heeft Omgevingsdienst IJmond een probleemanalyse en een daarop gebaseerde prioriteitstelling uitgevoerd.
2.6 Toezicht op het bereiken van kwaliteitsnormen
Door Omgevingsdienst IJmond wordt toezicht gehouden op naleving van emissienormen bij bedrijven, zoals die gesteld zijn voor bijvoorbeeld geluid, bodem, water en lucht. Dit toezicht op naleving van deze normen wordt uitgevoerd door de specialistische of generalistische toezichthouders van Omgevingsdienst IJmond. Indien het toezicht op de norm zodanig complex is dat de specialist dit niet kan doen, dan wordt er kennis ingehuurd van een hiertoe gespecialiseerd bureau.
De generalist moet de specialist inschakelen indien hij de nodige kennis ten aanzien van een bepaald aspect ontbeert. Daarnaast is bekend welke specialistische kennis Omgevingsdienst IJmond moet hebben.
2.7 Scheiding vergunningverlening en toezicht
In de organisatie Omgevingsdienst IJmond zijn vergunningverlening en handhaving functioneel gescheiden van elkaar. Naast een team vergunningen fungeren er drie toezichtteams. De medewerkers uit deze teams kennen echter allen dezelfde functieomschrijving. Deze functie wordt omgeschreven als medewerker Omgevingsrecht. Dit maakt onderlinge uitwisselbaarheid mogelijk en maakt de organisatie flexibel en adaptief. Tegelijk wordt uiteraard scherp de hand gehouden aan de regel dat medewerkers omgevingsrecht niet de door hen opgestelde vergunningen mogen handhaven.
Uiteraard vindt wel overleg plaats over de te verlenen vergunningen. Nadat de vergunningverlener de ontwerpbeschikking in concept heeft opgesteld wordt deze samen met de aanvraag voorgelegd aan de toezichtteams. Door een handhaver wordt de ontwerpbeschikking getoetst op:
Om te voorkomen dat een te nauwe band ontstaat tussen de handhaver en de activiteit is een roulatiesysteem opgezet. Een toezichthouder voert:
Wel merken wij op dat indien de omstandigheden hiertoe aanleiding geven, hiervan gemotiveerd mag worden afgeweken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een inspecteur zeer specialistische kennis heeft op een vakgebied waar slechts weinigen binnen de omgevingsdienst over beschikken. Gezien de controlefrequenties voor de inrichting type A-bedrijven zal naar verwachting geen nauwe band ontstaan tussen de handhaver en het bedrijf.
In dit hoofdstuk is de handhavingsstrategie beschreven die Omgevingsdienst IJmond hanteert om de naleving van de (milieu) voorschriften te bevorderen. Hierbij wordt in de lijn van de Landelijke handhavingsstrategie en de Wabo gewerkt en vooruitgelopen op de aankomende Omgevingswet.
Naast de bestuursrechtelijke handhaving wordt tevens de inzet van strafrechtelijke handhaving omschreven. Bij Omgevingsdienst IJmond zijn buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA) in dienst die bevoegd zijn tot strafrechtelijke handhaving, ook middels de Bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten.
Het handhavingsbeleid beoogt in de allereerste plaats de doelstellingen van het omgevingsrecht en aanverwante wetgeving te ondersteunen. Daarnaast is de handhavingsstrategie gericht op het bewerkstellingen van algemene preventie middels speciale preventie. Hetgeen inhoudt dat bij ieder individueel geval consequent uitvoering wordt gegeven aan de handhavingstaak overeenkomstig het handhavingsbeleid.
Aan de handhavingsstrategie zijn de volgende randvoorwaarden verbonden, zoals effectiviteit en efficiency. De reactie op de overtreding dient doelgericht te zijn en evenredig aan de ernst van de inbreuk op de geschonden norm. Tevens is het van groot belang om bestuursrechtelijke en de strafrechtelijke handhaving gezamenlijk in te zetten zodat zij elkaar versterken en dat daarmee het handhavingsresultaat groter wordt. Het is van belang om met de verrichte inspanningen en de beschikbare middelen een zo groot mogelijk handhavingsresultaat te behalen.
3.2 Landelijke Handhavingsstrategie
Op 4 juni 2014 heeft het Bestuurlijk Omgevingsberaad de Landelijke Handhavingsstrategie vastgesteld. Vanaf 1 januari 2016 moeten alle overheden de Landelijke Handhavingsstrategie vaststellen en toepassen. Deze strategie moet worden toegepast op alle Wabo-overtredingen. De Landelijke Handhavingsstrategie biedt een breed toepasbaar kader voor handhaving, waaronder specifieke handhavingsstrategieën. Het doel is een eenduidig handhavend optreden door betrokken instanties bij soortgelijke overtredingen. Hierdoor ontstaat voor burgers en bedrijven een gelijk speelveld, wordt het rechtsgevoel gerespecteerd en blijft de leefomgeving schoon, veilig en gezond. Doordat overheden, omgevingsdiensten, het OM en de politie op eenzelfde manier optreden ontstaat dit speelveld. Deze instanties dienen passend te interveniëren bij iedere bevinding, dat wil zeggen afhankelijk van de situatie weloverwogen kiezen voor alleen bestuursrechtelijke, bestuur- en strafrechtelijk of alleen strafrechtelijk optreden. Hierdoor sluit de Landelijke handhavingsstrategie aan bij de sanctiestrategie, toezichtstrategie en de gedoogstrategie.
Met het overnemen en invoeren van de Landelijke Handhavingsstrategie wordt aangesloten bij de landelijke kwaliteitscriteria op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-kwaliteitscriteria) voor Wabo bevoegde overheden. Uitgangspunten zijn daarbij: onafhankelijk en professioneel handhaven, betrouwbaarheid, passende interventies toepassen en gezamenlijk optreden waar mogelijk.
De kern van de Landelijke Handhavingsstrategie is een interventiematrix waarbij de handhavers een drietal zaken dienen te wegen namelijk:
Op basis van deze wegingen wordt bepaald welke interventie wordt toegepast. De zaken die in de zware segmenten terechtkomen worden eerder en anders (strenger) opgepakt dan de zaken die in de midden- en lichte segmenten terechtkomen. Hierbij wordt uitgegaan van het principe dat handhavers zo licht mogelijk starten met interveniëren gericht op herstel en dat zij overstappen op zwaardere interventies als naleving uitblijft.
De handhaver zet de betreffende interventie(s) in totdat sprake is van naleving. Als naleving binnen de door de handhaver bepaalde termijn uitblijft, pakt de handhaver door, door middel van het inzetten van een zwaardere interventie(s). In algemene zin geldt voor termijnen het volgende:
Figuur 1 - Interventiematrix LHS
3.3 Bestuursrechtelijke handhaving
3.3.1 Typen bestuursrechtelijke handhaving
Er worden vier typen bestuursrechtelijke handhaving onderscheiden, als opvolging van de constatering van overtredingen tijdens een toezichttraject.
Het uitgangspunt bij het stellen van een begunstigingstermijn voorafgaand aan oplegging of effectuering van een bestuurlijke last, is dat de illegale situatie zo spoedig mogelijk beëindigd moet worden en de hersteltermijn zo kort mogelijk moet zijn. De lengte van de termijn dient onder meer bepaald te worden aan de hand van de geschonden belang. Loopt het te beschermen belang ernstige schade op door voortduring van de overtreding dan is de begunstigingstermijn korter dan wanneer het te beschermen belang geen ernstige schade oploopt bij voortduring van de overtreding. Bij het bepalen van een begunstigingstermijn dient rekening te worden gehouden met de tijd. Zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.
In de lijst met overtredingen (zie Bijlage 1) is per genoemde overtreding een begunstigingstermijn opgenomen. Een begunstigingstermijn biedt de overtreder de gelegenheid herstel te plegen op de overtreding, zonder dat uit hoofde van de overtreding reeds rechtsgevolgen, de verbeurte van een dwangsom of de mogelijkheid tot toepassing van bestuursdwang, voortvloeien.
De termijn is bepaald aan de hand van de gemiddeld genomen en benodigde, dan wel toereikende termijn waarbinnen de betreffende overtreding kan worden beëindigd, aangevuld met een extra verruiming van één week vanwege het door Omgevingsdienst IJmond gehanteerde dwangsombeleid (zie verder).
De termijnen zijn herleid uit praktijkervaring van Omgevingsdienst IJmond. In beginsel wordt vastgehouden aan de genoemde begunstigingstermijn. Onder bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken.
In ieder geval wordt afgeweken van de opgenomen begunstigingstermijnen bij overtredingen die spoedeisend dan wel beperkt spoedeisend herstel verlangen. Daarnaast kan van de termijn worden afgeweken indien sprake is van herhaaldelijk niet-nakoming of recidive. Ter zake wordt, al naar gelang de bijzondere omstandigheden van het geval daartoe meewegen, de begunstigingstermijn bekort. Het ligt in de rede in zodanige gevallen te motiveren waarom is gekozen voor een andere begunstigingstermijn.
3.3.3 Bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten
Ten aanzien van het bestuurlijk sanctioneren van overtredingen wordt in beginsel gebruikt gemaakt van de last onder dwangsom. In de lijst met dwangsommen (zie Bijlage 1) is bij elke genoemde overtreding een dwangsombepaling opgenomen. De verbeurte van een dwangsom is het rechtsgevolg dat is verbonden aan de last onder dwangsom en treedt in op het moment dat de overtreding niet is beëindigd voor het verstrijken van de begunstigingstermijn. In zodanig geval kan tot invordering van de verbeurde dwangsom worden overgegaan.
Met het doel een effectieve en efficiënte handhaving te bereiken worden in de dwangsombeschikking in beginsel dwangsommen vastgesteld op een ineens te verbeuren bedrag. In dit verband is er voor gekozen de begunstigingstermijn iets ruimer te stellen. De overtreder wordt immers een week voor het moment van verbeurte in kennis gesteld van het beëindigen van de overtreding.
Indien het noodzakelijk is vanwege de aard van de overtreding wordt de dwangsomverbeurte vastgesteld op een bedrag per overtreding, waarbij het totaalbedrag aan te verbeuren dwangsommen gelijk is aan het in de bijlage opgenomen maximumbedrag. Voor de vaststelling van het aantal overtredingen dat leidt tot verbeurte van het maximumbedrag worden de bijzondere omstandigheden van het geval betrokken, waaronder de aard en intensiteit van de overtreding.
3.3.3.1.2 Niet-nakoming en recidive
In voorkomende gevallen dat niet wordt voldaan aan een eerste of opvolgende last onder dwangsom, staat het Omgevingsdienst IJmond vrij een volgende last onder dwangsom aan te zeggen ten aanzien van dezelfde en nog voortdurende overtreding, teneinde daarop alsnog herstel te laten plegen. Uit het voortduren van de overtreding kan een kennelijkheid worden afgeleid die inhoudt dat het in de voorgaande last onder dwangsom gestelde dwangsombedrag een onvoldoende prikkel betrof om herstel te plegen op de overtreding. In zodanig geval wordt in de navolgende last onder dwangsom het voor de overtreding genoemde dwangsombedrag verhoogd met 300%. Vorenbedoelde verhoging kan dus alleen worden toegepast is als sprake is van hetzelfde handhavingstraject ten overstaand van dezelfde overtreding. Indien dit onvoldoende financiële prikkel zal blijken in te houden kan van deze procentuele verhoging worden afgeweken.
Contact wordt opgenomen met het OM en de mogelijkheid tot het aanzeggen van de Bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten (Bsbm) dan wel proces-verbaal wordt onderzocht.
Onder bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van de in de bijlage genoemde dwangsombedragen. Dit zou zich voor kunnen doen in geval sprake is van recidive, een ernstige overtreding of anderszins een grotere financiële prikkel gewenst is. In zodanig geval wordt in elk navolgende last onder dwangsom het voor de hernieuwde overtreding gestelde dwangsombedrag in de bijlage verhoogd met 200%. Indien dit onvoldoende financiële prikkel zal blijken in te houden kan van deze procentuele verhoging worden afgeweken.
3.3.3.2 Last onder bestuursdwang
In het geval dat de last onder dwangsom naar omstandigheden niet het geëigende middel blijkt te zijn om de overtreding te (laten) beëindigen wordt gebruik gemaakt van de last onder bestuursdwang. Bovendien kan in voorkomende gevallen waar de last onder dwangsom niet het beoogde effect heeft gehad ervoor gekozen worden gebruik te maken van de last onder bestuursdwang. In het geval sprake is van een overtreding ten aanzien waarvan zeer spoedeisende herstel vereist is wordt direct en te allen tijde bestuursdwang toegepast. In de lijst met dwangsommen (Bijlage 1) worden categorieën van overtredingen benoemd ten aanzien waarvan in de regel van de mogelijkheid tot het aanzeggen van een last onder bestuursdwang gebruik wordt gemaakt.
Naast de mogelijkheid van lastgeving, kan een bestuursorgaan ook een bestuurlijke boete opleggen aan een overtreder. Omgevingsdienst IJmond maakt van dit instrument geen gebruik, maar hanteert in plaats daarvan het instrument Bestuurlijke strafbeschikking milieu (Bsbm, zie hierna).
3.4 Strafrechtelijke handhaving
Naast het bestuursrechtelijk instrumentarium, kan, wanneer daartoe geïndiceerd, ook gekozen worden voor de toepassing van een strafrechtelijk handhavingsinstrument. Een aantal toezichthouders van Omgevingsdienst IJmond is daartoe aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar (boa). De strafbare feiten die een boa mag opsporen, staan vermeld in de domeinenlijst en in zijn takenpakket. De verantwoordelijkheid voor de oplegging van strafrechtelijke handhavingsbeschikkingen ligt, ook met betrekking tot de Bsbm, bij het Openbaar Ministerie.
Toepassing van het strafrechtelijk instrumentarium vindt plaats in geval van ernstige en/of niet voor herstel in aanmerking komende overtredingen, waarbij de gedragsindicatie van de overtreder een grote rol speelt, conform de interventiematrix onder de LHS. De voorbereiding en oplegging van een strafrechtelijke handhavingsbeschikking vindt plaats conform de daarvoor geldende wettelijke eisen en waarborgen (o.a. cautie).
3.4.1 Strafrechtelijke handhavingsinstrumenten
3.4.1.1 Bestuurlijke strafbeschikking milieu (Bsbm)
De bestuurlijke strafbeschikking milieu is een op het strafrecht (artikel 257ba Wetboek van Strafvordering) gebaseerde interventie die Omgevingsdienst IJmond zonder tussenkomst van het OM kan opleggen. De directeur van Omgevingsdienst IJmond is hiertoe eigenstandig bevoegd. Hiermee is een regeling geïntroduceerd, die het voor Omgevingsdienst IJmond mogelijk maakt eenvoudig vast te stellen strafbare feiten af te doen met een strafrechtelijke boete. De bestuurlijke strafbeschikking milieu kan worden ingezet voor de handhaving van bepaalde feiten. Deze feitomschrijving en feitcodes zijn te vinden in een speciaal feitenboekje bestuurlijke strafbeschikking milieu waar BOA’s mee werken. Nadat een zaak via de invoerapplicatie van het CJIB(de Transactiemodule) is aangeleverd, verstuurt het CJIB de strafbeschikking naar de verdachte en start de inning van de geldboete. Tegen deze boete staat verzet open.
Indien een feit zich niet leent voor toepassing van de Bsbm, dient een boa een proces-verbaal op te maken. Het proces-verbaal kan vervolgens via het Functioneel Parket dan wel de officier van justitie leiden tot een strafrechtelijke vervolging van de overtreder.
In voorkomende gevallen dient afgezien te worden van de beginselplicht tot handhaving en kan gekozen worden voor gedogen. Uitgangspunt voor Omgevingsdienst IJmond bij gedogen is het landelijk kader ‘Gedogen in Nederland’.
Enkel in de volgende situaties kan sprake zijn van aanvaardbaar gedogen:
Indien handhaving zou leiden tot aperte onbillijkheden. Dit kan met name het geval zijn in overmachtssituaties en soms ook in overgangssituaties. Wel geldt hierbij als voorwaarde dat de andere betrokken belangen door het gedogen niet onevenredig mogen worden geschaad. In praktijk kunnen zich de volgende overgangssituaties voordoen:
Gevallen waarin door het alvast starten van een activiteit, vooruitlopend op de vergunningverlening, een bestaande situatie kan worden beëindigd, verminderd of gereguleerd. Hierbij moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: er zijn geen alternatieven voorhanden waarmee hetzelfde effect kan worden bereikt; de aanvrager van de vergunning treft geen verwijt ten aanzien van het tijdstip van indienen van de vergunningaanvraag; de verwachting bestaat dat positief op de vergunningaanvraag kan worden beschikt;
Gevallen waarin geconstateerd wordt dat het technisch onmogelijk is om bepaalde voorschriften – mits aanvaardbaar – worden aangepast én het toegestaan is een gelijkwaardige voorziening toe te passen. Indien ambtshalve wijziging van de vergunning op korte termijn onmogelijk is, kan de overtreding in de tussenliggende tijd worden gedoogd;
Gevallen waarin overtredingen plaatsvindt van regels terwijl regelgeving in voorbereiding is waarvan redelijkerwijs verwacht kan worden dat deze de eisen in de overtreden regels op korte termijn zal versoepelen. Deze gevallen worden terughoudend benaderd. Toetsing aan het evenredigheidsbeginsel zal plaatsvinden;
Het achterliggende belang is evident beter gediend met gedogen, te weten uitzonderingsgevallen die de wetgever niet heeft voorzien. In dergelijke situaties moeten afspraken worden gemaakt over de termijn waarbinnen en de wijze waarop de naleving zal plaatsvinden ten behoeve van het door de wettelijke norm te beschermen belang;
Gedogen is weliswaar een bevoegdheid van het college, maar zeker geen verplichting. Per geval moet aan bovenstaande criteria getoetst worden. Gedogen vindt slechts plaats middels een beschikking en dient zeer terughoudend te worden toegepast. Gedogen is in beginsel slechts onder de volgende voorwaarden aanvaardbaar:
Een gedoogbeschikking wordt slechts afgegeven, indien er voldoende grond aanwezig is om te verwachten, dat concrete aanwijzingen bestaan dat de te gedogen activiteit op korte termijn geheel kan worden gelegaliseerd of zal worden gestaakt. Dit betekent dus dat er geen sprake mag zijn van een (voortdurende) onaanvaardbare normoverschrijding. Gedogen kan slechts als een tijdelijke overgangsregeling worden beschouwd. In een gedoogbeschikking wordt daarom een bepaalde, zo kort mogelijke en duidelijke termijn opgenomen. Het gedogen van spoedeisende- en ernstige overtredingen van vigerende regelgeving is, behoudens bijzondere omstandigheden, slechts mogelijk binnen de eerdergenoemde randvoorwaarden voor actief gedogen.
Er wordt in ieder geval niet gedoogd indien daarvoor onaanvaardbare situatie ontstaan en indien belangen van derden onevenredig worden geschaad.
Wanneer eenmaal een gedoogbeschikking is afgegeven, wordt steeds gecontroleerd of de overwegingen die hebben geleid tot dit besluit nog actueel zijn. Ook wordt actief gecontroleerd of de gestelde voorwaarden daadwerkelijk worden nageleefd. Het niet naleven van een gedoogbeschikking leidt in beginsel tot het intrekken van dit besluit, waarna – overeenkomstig de in deze nota vastgelegde strategie – tot handhaving wordt overgegaan. Indien een derde na afgifte van een gedoogbeschikking een verzoek doet om handhaving, dan vindt een hernieuwde belangenafweging plaats, waarbij de belangen van deze derde opnieuw uitdrukkelijk worden meegewogen. De bij de houder van de gedoogbeschikking gewekte verwachtingen worden daarbij eveneens betrokken, maar zijn niet zonder meer doorslaggevend. In elk gedoogbesluit wordt daarom een standaardclausule opgenomen dat de gedoogde op eigen risico handelt.
4.6 Relatie met het strafrecht
Het Openbaar Ministerie is niet gebonden aan een gedoogbeschikking bij het nemen van een beslissing omtrent eventuele vervolging. In het gedoogbesluit wordt dan ook vermeld dat het gedogen de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie om een strafvervolging in te stellen onverlet laat. Daarnaast dient opgemerkt te worden, dat de afgifte van een gedoogbeschikking ook civielrechtelijke consequenties onverlet laat van een eenmaal gepleegde overtreding.
Landelijk gaat eind 2024 het verbod op asbestdaken inwerking treden. Omgevingsdienst IJmond heeft in 2017 het totale werkgebied geïnventariseerd en in 2018 gepresenteerd aan de bestuurders van de dienst. Met name in de regio Zaanstreek-Waterland is een relatief groot aantal asbestdaken aanwezig, vergeleken met de regio’s IJmond en Zuid-Kennemerland. De komende vier jaar wordt in nauwe samenwerking met gemeenten, veiligheidsregio’s verzekeraars en brancheorganisaties toegewerkt naar volledige verwijdering, in eerste instantie verleidend, maar richting 2024 wellicht ook preventief handhavend.
5.2 Rol Omgevingsdienst IJmond
In de keten van verwijdering tot verwerking blijkt er sprake te zijn van illegaliteit en het niet conform de regels werken. Dit brengt risico’s met zich mee voor gezondheid en milieu. Omgevingsdienst IJmond kan een belangrijke bijdrage leveren door (keten)toezicht op het verwijderen van asbest; van de sloopmelding tot het storten. Op deze manier lopen de leefomgeving en haar burgers minder risico’s.
Uit het wettelijke takenpakket komt voort dat omgevingsdiensten de meeste asbesttaken uitvoeren. Het toezicht op asbestsaneringen door bedrijven valt onder het basistakenpakket. Het maakt niet uit of de asbestsanering plaatsvindt in opdracht van een particulier, een bedrijf of een instelling, zoals een woningcorporatie.
5.3.1 Wat valt niet onder het basistakenpakket
Het toezicht op particulieren die zelf asbest verwijderen. Deze toezichtvorm valt niet onder het basistakenpakket. Echter, een particulier mag, in zeer beperkte mate, zelf zijn asbest verwijderen. Indien de zogenaamde 35m2 grens niet wordt overschreden, dan mag een particulier zelf zijn asbest saneren. Desalniettemin, bouwkundige aspecten vallen niet onder het basistakenpakket, maar de aanwezigheid van asbest maakt dat het milieutoezicht en het bouwkundig toezicht elkaar in de praktijk deels zullen overlappen. Als ervoor gekozen wordt dit niet over te laten aan Omgevingsdienst IJmond, is in elk geval nauwe samenwerking met Omgevingsdienst IJmond geboden als er asbest aanwezig is.
Het toezicht op bedrijfsmatige sloopwerkzaamheden in opdracht van een particulier valt niet onder het basistakenpakket.
5.3.2 Gevolg Asbestdakenverbod 2024
Indien een verontreiniging van asbest optreedt, dan zal er een juridische handhavingsprocedure worden opgestart. De juridische handhavingsprocedures behoren tot het basistakenpakket. Het uiteindelijke besluit moet worden genomen door het bevoegd gezag, tenzij dit gemandateerd is aan de directeur van Omgevingsdienst IJmond. Tot 2024 zal Omgevingsdienst alleen handhavend optreden indien een calamiteit ontstaat op grond van de Wet milieubeheer en toezicht houden op bedrijfsmatige asbestsaneringen. Na 2024 zal Omgevingsdienst IJmond handhavend optreden op het in bezit hebben van een asbestdak. In de tussentijd zal beleid worden geformuleerd op grond van het asbestdakenverbod 2024.
6.1 Preventie door communicatie
Het primaire doel van preventie is de spontane naleving van wet- en regelgeving te vergroten. Naleving van regelgeving is niet altijd vanzelfsprekend. Door de inzet van communicatiemiddelen (voorlichting) en ondersteunend optreden (vooroverleg) wordt het gedrag op een positieve manier beïnvloed.
Communicatie is een middel dat wordt benut voor het verbeteren van het naleefgedrag. Omgevingsdienst IJmond probeert hiermee de effectiviteit van de handhaving te verhogen en daarmee overtredingen te voorkomen en terug te dringen. Omgevingsdienst IJmond communiceert met bedrijven en burgers over de regels en de manier waarop toezicht gehouden wordt met als doel dat men zich aan die regels houdt. Omgevingsdienst IJmond probeert doelgroepen bewust te maken van de regel, toezicht en het zichtbaar maken van de gevolgen bij een overtreding.
6.3.1 Informeren gemeenten en provincie
Omgevingsdienst IJmond communiceert in haar werkgebied actief met de gemeenten en de provincie Noord-Holland. Verschillende schakelfunctionarissen zijn aangesteld om als eerste aanspreekpunt voor de gemeenten en provincie te fungeren. De schakelfunctionaris investeert in het opbouwen en goed houden van de relatie met gemeente op ambtelijk, hoog ambtelijk en bestuurlijk niveau. Met name over handhaving vindt voorafgaand aan lastoplegging afstemming plaats.
Omgevingsdienst IJmond informeert de inwoners, namens de gemeente of de provincie, over meldingen en bekendmakingen via publicaties in de huis-aan-huiskranten en/of via internetkanalen. Door transparant te zijn over activiteiten in de leefomgeving ontstaat meer begrip bij de inwoners.
De communicatie tussen bedrijven en Omgevingsdienst IJmond vindt met name plaats in het kader van een procedure. Communicatie is een vast onderdeel in het proces van vergunningverlening. In eerste instantie zal er een vooroverleg plaatsvinden. Het is van belang om in een zo vroeg mogelijk stadium van het vergunningtraject met een bedrijf op één lijn te komen. Het toepassen van maatwerk zorgt ervoor dat een proces efficiënt verloopt. Communicatie wordt ook ingezet om acties aan te kondigen en te infomeren over wet- en regelgeving.
6.3.4 Informeren belanghebbenden
Belanghebbenden worden via lokale huis-aan-huis kranten en/of via internet geïnformeerd. Wanneer van te voren bekend is dat belanghebbenden direct op de hoogte gehouden willen worden, dan worden nieuwe besluiten ook rechtstreeks toegezonden.
Naming en shaming is één van de instrumenten in het kader van de toenemende transparantie van het toezicht. Omgevingsdienst IJmond kan in voorkomende gevallen handhavingsbesluiten publiceren met als doel om publieke verantwoording af te leggen op de wijze waarop Omgevingsdienst IJmond van zijn handhavingsbevoegdheid gebruikt maakt.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland voert actief beleid om meer informatie te verstrekken over de bestuurlijke handhaving ten aanzien van de naleving van milieuregelgeving. Bekendmaking van deze informatie vereist wel procedurele en juridische zorgvuldigheid zodat de belangen van de betrokkenen worden meegewogen.
Omgevingsdienst IJmond gebruikt verschillende tools om zijn doelgroepen beter te bereiken. De voornaamste doelgroep van Omgevingsdienst IJmond bestond lange tijd uit ondernemers. Echter, het doel is ook om inwoners, raadleden en verenigingen etc. te bereiken. Alle social mediakanalen worden gebruikt ter ondersteuning van de activiteiten in de pers en op de website.
7. Klachten en handhavingsverzoeken
Bedrijfsmatige en andere activiteiten kennen een uitstraling naar de omgeving. Die uitstraling kan door omwonenden als hinderlijk worden ervaren en in sommige gevallen ook een indicatie zijn voor een overtreding van milieuregelgeving. Omgevingsdienst IJmond handelt namens het bevoegd gezag de klachten af die verband houden met de activiteiten waarop wordt toegezien.
Klachten komen binnen bij de aangestelde milieuklachtencoördinatoren van de desbetreffende regio of bij de plaatsvervanger bij zijn/haar afwezigheid. Binnen 24 uur dient er gereageerd te worden op een klacht door contact op te nemen met de klager. Wanneer een klacht kan worden herleid naar een veroorzaker/bedrijf dan wordt direct een controle uitgevoerd. Bij constatering van een overtreding leidt dit tot een handhavingstraject.
Wanneer Omgevingsdienst IJmond niet het bevoegd gezag voor de klacht is, wordt deze doorgezet naar de betreffende instantie, zoals het waterschap of een andere omgevingsdienst. Ook bestaat de mogelijkheid dat een klacht geen aanleiding geeft tot opvolging middels handhaving (ongegrond is). In alle gevallen wordt er schriftelijk, digitaal of telefonisch een terugkoppeling naar de klager gedaan.
Tot slot is er per gemeente een klachtenfolder opgesteld, welke een tabel bevat met de soort klachten en de daarbij behorende instantie/contactpersonen.
In de praktijk blijkt dat een substantieel deel van de klachten voortkomt uit conflicten tussen buren onderling of naburige bedrijven, maar ook door overige algemene vormen van overlast. Indien bij terugkerende klachten/klagers na herhaling blijkt dat er geen aanleiding bestaat tot inspectie of handhavend optreden, kan de keuze worden gemaakt bepaalde klachten niet meer in behandeling te nemen.
Handhavingsverzoeken worden volgens de wettelijke procedure daarvoor opgepakt en afgehandeld door Omgevingsdienst IJmond. Indien een verzoek gegrond is, leidt dit tot een handhavingstraject. Ook voor terugkerende handhavingsverzoeken, waarbij herhaaldelijk is geconstateerd dat geen aanleiding bestaat voor handhaving en geen nieuwe feiten of omstandigheden worden aangedragen die mogelijk zouden kunnen leiden tot een ander oordeel, kan worden besloten deze niet in behandeling te nemen (naar analogie van een herhaalde aanvraag).
Bijlage 1 Lijst van dwangsommen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-43430.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.