Gemeenteblad van Altena
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Altena | Gemeenteblad 2019, 3821 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Altena | Gemeenteblad 2019, 3821 | Beleidsregels |
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena houdende regels omtrent normverlagingen Beleidsregel Normverlagingen Participatiewet Altena 2019
De bepalingen van deze beleidsregel gelden voor personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd.
Artikel 3. Verlagen norm wegens ontbreken woonkosten
De verlaging van de norm bedoeld in artikel 27 van de wet als gevolg van de woonsituatie bedraagt:
Artikel 4. Verlagen norm schoolverlater
Het college verlaagt op grond van artikel 28 van de Participatiewet de uitkering van een schoolverlater als bedoeld in artikel 28 van de Participatiewet met 10% van de gehuwdennorm gedurende een periode van zes maanden.
Vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena van 3 januari 2019
De secretaris,
drs. A.J.E. van der Werf-Bramer
de voorzitter,
M.A. Fränzel MSc
Bijlage A Toelichting Beleidsregel Normverlagingen Participatiewet Altena 2019
Op 1 januari 2015 trad de Participatiewet in werking. De Wet werk en bijstand (WWB) is hierin opgenomen.
Voorheen in de WWB was er sprake van een rijksnorm welke was gebaseerd op de leefvorm van de belanghebbende (alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin). Het uitkeringsniveau voor een alleenstaande en een alleenstaande ouder berustte op de veronderstelling, dat de kosten van het bestaan geheel met een ander gedeeld konden worden. Als dat niet het geval was, kon de gemeente deze rijksnorm verhogen met een gemeentelijke toeslag, die maximaal 20% van het netto minimumloon bedroeg. Daarnaast kon er sprake zijn van een verlaging.
In de Participatiewet is dit niet meer het geval. De toeslag bij het niet kunnen delen van de woonkosten wordt opgenomen in de norm, het normbedrag voor een alleenstaande wordt verhoogd. De kostendelersnorm wordt geïntroduceerd, waardoor er niets hoeft te worden geregeld voor een verlaging vanwege het kunnen delen van kosten.
De Verordening toeslagen en verlagingen vervalt hierdoor van rechtswege.
In de Participatiewet bestaat echter nog wel de mogelijkheid om een verlaging toe te passen bij personen die lagere woonkosten hebben dan waarin de norm voorziet (artikel 27 Participatiewet) of bij schoolverlaters (artikel 28 Participatiewet).
Met betrekking tot deze artikelen kan het college beleid formuleren.
Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Awb of Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze beleidsregels. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van de betreffende definities in de betreffende wetten ook de beleidsregels moeten worden gewijzigd.
Het begrip ‘woning’ wordt omschreven omdat de tekst van de Participatiewet nergens een omschrijving geeft van dit begrip.
Het begrip ‘woonkosten’ is nader gedefinieerd, omdat dit van belang is voor de toepassing van artikel 3 en 4. Het is aan het college overgelaten om de onderhoudskosten vast te stellen. Omdat een woning ook een woonwagen of woonschip kan zijn, is tevens verwezen naar artikel 3, zesde lid Participatiewet, waarin deze woonruimtes met een woning worden gelijkgesteld.
De werking van de beleidsregels is beperkt tot belanghebbenden in de leeftijdscategorie van 21 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd. Vanwege de lagere jongerennorm is ervoor gekozen geen verdere verlaging toe te passen bij belanghebbenden van 18 tot 21 jaar.
Artikel 3 Verlagen wegens ontbreken woonkosten
Als aan een woning geen woonkosten verbonden zijn, is sprake van lagere bestaanskosten dan in andere gevallen. Artikel 27 Participatiewet opent om die reden de mogelijkheid om de norm te verlagen. Dat is in artikel 3 gerealiseerd.
In artikel 3 lid 1 van deze beleidsregel is bepaald dat de norm wordt verlaagd met 18% van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor de belanghebbende geen woonkosten zijn verbonden.
Hieronder valt ook de situatie waarin er geen huur of hypotheeklasten zijn, maar anderszins wel sprake is van andere woonlasten (bijv. energiekosten). Ook in dat geval bedraagt de verlaging 18% van de gehuwdennorm. Van lagere bestaanskosten als gevolg van de woonsituatie kan sprake zijn:
Onder woonkosten wordt in dit verband verstaan de huur of, als de belanghebbende een eigen woning bewoont, de verschuldigde hypotheekrente en de aan het eigendom verbonden zakelijke lasten alsmede een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud (CRvB 6 november 2001, nrs. 99/7 en 99/29 NABW).
Als een derde, bijvoorbeeld de ex-echtgenoot, de woonkosten van de door belanghebbende bewoonde woning draagt, heeft het college de keuze om de aldus verkregen voordelen aan te merken als inkomen in natura, of de norm te verlagen op grond van artikel 27 Participatiewet (zie ook TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p 54-55).
Overigens kan het college, indien noch in het kader van artikel 27 Participatiewet noch in het kader van artikel 33 lid 1 Participatiewet rekening wordt gehouden met de situatie waarin een ander dan belanghebbende de woonkosten betaalt, de bijstand in voorkomende gevallen lager vaststellen op grond van het individualiseringsbeginsel van artikel 18 lid 1 van de Participatiewet.
In het tweede lid van artikel 3 is bepaald dat als de belanghebbende geen woning bewoont, de norm met 10% van de gehuwdennorm wordt verlaagd.
Deze bepaling ziet op de mogelijkheid om de uitkering van dak- en thuislozen te verlagen omdat deze lagere bestaanskosten hebben dan belanghebbenden die een woning bewonen. Tegenover het ontbreken van kosten omdat geen woonruimte wordt aangehouden, staat dat dak- en thuislozen regelmatig kosten zullen moeten maken voor dak- en thuislozenopvang. Daarom is gekozen voor een verlaging van slechts 10% van de gehuwdennorm.
Artikel 4 Verlagen norm schoolverlater
Artikel 28 Participatiewet geeft het college de bevoegdheid om een verlaging toe te passen bij schoolverlaters. In artikel 5 van deze beleidsregels is bepaald dat het college gebruikt maakt van deze mogelijkheid.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-3821.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.