Gemeenteblad van Leeuwarden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Leeuwarden | Gemeenteblad 2019, 36572 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Leeuwarden | Gemeenteblad 2019, 36572 | Verordeningen |
Beleidsregels Participatie 2016
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden:
Overwegende dat het wenselijk is om in beleidsregels vast te leggen welke voorzieningen en instrumenten in het kader van de uitvoering van de Participatiewet kunnen worden ingezet;
artikel 7 Participatiewet en artikel 3 en 12 Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2015;
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Aangesloten wordt bij de begripsbepalingen zoals genoemd in artikel 1, eerste lid van de Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2015.
Daarnaast worden in deze beleidsregels de volgende begrippen gebruikt:
Préstart traject: een intensief advies- en begeleidingstraject dat is bedoeld om een klant voor te bereiden op zelfstandig ondernemerschap. Het bestaat uit een intake, een oriëntatiefase en een planfase. Gedurende het traject blijft de uitkering van de klant lopen en is hij vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen. De maximale duur is zes maanden.
Persoonlijk Participatiebudget (PPB): een voorziening die in de vorm van een bedrag aan individuele klanten kan worden verstrekt, op basis van een door de klant zelf (eventueel met ondersteuning van de consulent/sociaal werker) gemaakt plan van aanpak waarin het doel van de voorziening is beschreven.
Sociaal wijkteam: het eerste aanspreekpunt voor bewoners in een wijk of dorp die op een of meerdere leefgebieden hulp en ondersteuning nodig hebben. Ieder sociaal wijkteam bestaat uit sociaal werkers. Deze sociaal werkers hebben kennis op alle leefgebieden en zijn expert op verschillende deelterreinen. Waar sociaal wijkteam staat kan ook dorpenteam gelezen worden;
Tot de doelgroep van deze beleidsregels behoort de kring van klanten zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b van de Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2015.
De gemeente voert de participatiedienstverlening op het onderdeel “toeleiding werk” als zijnde geïncorporeerd onderdeel van het Werkbedrijf uit. De gemeente maakt een inschatting van de bemiddelbaarheid, doet aan acquisitie en marktbewerking, regelt werkplekaanpassingen en meeneembare voorzieningen voor arbeidsbelemmerden, voert trainingen, jobcoaching, begeleiding alsmede ondersteuning bij leerwerktrajecten als bedoeld in artikel 10 f van de Participatiewet uit.
Naast de in de Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2015 verordonneerde participatievoorziening beschut werk, zoals bedoeld in artikel 10b van de Participatiewet, die slechts openstaat voor een geringe groep mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, kunnen er waar nodig, voorzieningen worden ingezet om het hoogst mogelijke participatieniveau voor de betreffende klant te bereiken. Het uiteindelijke doel is het verkleinen van de afstand tussen klant en arbeidsmarkt. Hierbij wordt uitgegaan van het principe: werken is het doel, participeren de norm. In het kader van participatiedienstverlening, maar ook wanneer er nog geen dienstbetrekking beschut werk tot stand is gekomen zoals bedoeld in artikel 8, vierde lid Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2015, kunnen de volgende op arbeidsinschakeling gerichte voorzieningen worden ingezet:
1) Voorschakeltraject beschut werk:
Een klant met een indicatie beschut werk kan een voorschakeltraject van twee maanden worden aangeboden. Gedurende deze periode wordt bekeken op welke werkplek hij/zij het beste tot zijn recht gaat komen en wat de inzetbaarheid in uren zal zijn. Kortom de deelnemer wordt begeleid naar een passende werkplek. De opdrachtnemer voorziet de gemeente van een onderbouwd advies.
Werkgevers die een persoon uit de doelgroep aannemen kunnen een Werkvoucher van € 2.000,- ontvangen. De Werkvoucher is beschikbaar voor alle werkgevers die iemand vanuit de Participatiewet minimaal een halfjaar in dienst neemt.
De voorwaarden voor verstrekking van een Werkvoucher zijn vastgelegd in de Regeling Werkvouchers 2019.
Een klant kan na bemiddeling op een reguliere vacature of op een bab gedurende maximaal drie maanden op proef worden geplaatst met behoud van uitkering, op voorwaarde dat de werkgever vervolgens de klant voor minimaal zes maanden een contract aanbiedt indien de klant voldoet. Deze periode van drie maanden kan indien nodig éénmalig worden verlengd met nog eens drie maanden.
Indien in het kader van een proefplaatsing een loonwaardebepaling heeft plaatsgevonden, wordt de periode van de proefplaatsing niet verlengd.
Als bemiddeling op een reguliere vacature nog niet mogelijk is en de klant onvoldoende werknemersvaardigheden en wel motivatie heeft om bij een werkgever ervaring op te doen kan een werkstage ingezet worden. De werkstage met behoud van uitkering duurt maximaal 6 maanden bij eenzelfde werkgever.
a. Klanten met een bijstandsuitkering of een IOAW-uitkering die uitkeringsonafhankelijk willen worden door het starten van een eigen bedrijf of zelfstandig beroep, kunnen mogelijk in aanmerking komen voor een préstart traject van het BZF.
b. Indien een klant die deelneemt aan een préstart traject in verband daarmee noodzakelijke kosten heeft, zoals kosten voor uitvoering van een marktonderzoek of voor geringe investeringen in het kader van de voorbereiding, kan de voorziening worden uitgebreid met een verstrekking in de vorm van een voorbereidingskrediet, conform artikel 29 Besluit Bijstandverlening zelfstandigen 2004. Dit krediet bedraagt maximaal € 2.000,-. Het gaat in eerste instantie om een renteloze geldlening die wordt omgezet in een rentedragende lening indien de klant in aansluiting op het préstart traject een bedrijf of zelfstandig beroep begint. Als de klant na afloop van het préstart traject echter in de uitkering blijft, wordt de renteloze geldlening omgezet in een bedrag om niet.
a. Het instrument maatwerkvoorziening behelst het inkopen van (aanvullende) re-integratie / participatiedienstverlening op individueel klantniveau, zonder te zijn gebonden aan vooraf gecontracteerde marktpartijen. Het moet gaan om instrumenten of voorzieningen die participatie- of re-integratie bevorderen.
b. De inzet van het instrument moet een directe toegevoegde waarde hebben op de verkleining tot de afstand tot de arbeidsmarkt of een daadwerkelijk meetbare meerwaarde leveren aan de zelfstandigheid van de klant. Tot maatwerkaanpak kunnen bijvoorbeeld worden gerekend werkplekaanpassingen, scholing en training (deze opsomming is niet uitputtend).
c. Bij de inzet van dit instrument dient het inkoopbeleid van de gemeente Leeuwarden in acht te worden genomen.
Als bemiddeling naar regulier werk nog niet mogelijk is, kan het verrichten van vrijwilligerswerk met behoud van uitkering worden aangemerkt als voorziening gericht op participatie en / of arbeidsinschakeling.
8) Persoonlijk participatiebudget:
1. Een PPB kan slechts worden ingezet als die naar verwachting in hogere mate bijdraagt aan het verkleinen van de afstand tussen klant en arbeidsmarkt dan de hiervoor genoemde voorzieningen 1) tot en met 7).
2. Bij de beoordeling van het al dan niet inzetten van een PPB moeten alle relevante omstandigheden en mogelijkheden van het individuele geval zorgvuldig worden meegewogen. Hierbij kunnen argumenten een rol spelen als:
- het is een goedkope oplossing (de investering leidt tot de kortste weg naar besparing op Inkomensdeel);
- er is sprake van eigen oplossing / eigen kracht.
3. Het met de inzet van het PPB beoogde doel, zoals beschreven in het plan van aanpak, moet in beginsel binnen 12 maanden na toekenning worden gerealiseerd.
4. Per klant kan maximaal een bedrag van € 2.500- worden ingezet ter uitvoering van het plan van aanpak. Een PPB wordt per klant slechts één keer verleend.
1. De in artikel 10 c en 10 d van de Participatiewet, alsmede de daaronder hangende lagere wetgeving vastgelegde regels met betrekking tot loonkostensubsidie, dienen onverkort te worden toegepast. Hierbij geldt dat de onder het eerste lid aanhef en onder b juncto het vijfde lid van artikel 10 d bedoelde mogelijkheid tot het toepassen van forfaitaire loonkostensubsidie in beginsel alleen wordt toegepast als de onder het eerste lid aanhef en onder a juncto het vierde lid van artikel 10 d bedoelde mogelijkheid naar verwachting onsuccesvol blijkt.
2. De frequentie van loonwaardebepalingen bedraagt maximaal eens per 6 maanden en minimaal eens per vijf jaar, afgestemd op de individuele omstandigheden van de werknemer en het perspectief op eventuele ontwikkelmogelijkheden.
Als bemiddeling op een reguliere vacature nog niet mogelijk is en de klant wel voldoende werknemersvaardigheden en motivatie heeft om bij een werkgever ervaring op te doen kan de methodiek Flextensie gedurende maximaal 6 maanden worden ingezet. Voorwaarden zijn een minimale leeftijd van 27 jaar en een bijstandsafhankelijkheid van minimaal drie maanden.
De re- integratiemethodiek wordt ingezet om tijdelijk werk voor uitkeringsgerechtigden lonend te maken. Werkgevers betalen een marktconform uurtarief voor het uitvoeren van tijdelijke klussen. De gemeente wordt voor de doorlopende uitkeringslasten (deels) gecompenseerd vanuit het tarief dat de werkgever betaalt. De methodiek van Flextensie voorkomt administratie- én financiële zorgen rond het stoppen en opstarten van uitkeringen en toeslagen. De klant ontvangt een premie voor elk gewerkt uur waarbij de uitkering blijft doorlopen. De premie wordt beschouwd als een premie arbeidsinschakeling o.g.v. artikel 31lid twee aanhef en onder j van de Participatiewet. Dit bedrag sluit aan bij de richtlijnen die hiervoor in wet- en regelgeving zijn opgesteld. Voor de uitkeringsgerechtigde is dit financieel voordeliger dan wanneer hij de inkomsten uit tijdelijk werk helemaal uitbetaald krijgt en worden verrekend met de uitkering.
De uitkeringsgerechtigde vanaf 27 jaar die inkomsten uit arbeid heeft die lager zijn dan de bijstandsnorm/grondslag voor die persoon kan in aanmerking komen voor gedeeltelijke vrijlating van die inkomsten. Dit zijn de vrijlatingen zoals bedoeld in artikel 31, lid 2 onder n van de Participatiewet, artikel 8 lid 2 IOAW en artikel 8 lid 3 IOAZ . Deze vrijlating wordt alleen toegepast als deze persoon kan aantonen dat hij binnen 6 maanden, na aanvang van de vrijlating, voldoende inkomsten heeft waardoor hij geen beroep meer hoeft te doen op een (aanvullende) uitkering.
Artikel 5. Ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling
1. Het college kan ontheffing verlenen van de plicht tot arbeidsinschakeling in geval van dringende redenen.
2. Onder dringende redenen dient in ieder geval verstaan te worden:
De betrokkene heeft dusdanige belemmeringen richting de arbeidsmarkt, dat zelfs met aanwezige re-integratiemiddelen en andere voorzieningen geen enkele weg richting een (gedeeltelijke) zelfstandige bestaansvoorziening openstaat.
De algemene beleidslijn is dat het hebben van de zorg voor kinderen op zichzelf niet leidt tot een ontheffing. Uitzondering hierop is de alleenstaande ouder met de volledige zorg voor kinderen tot 5 jaar die gebruik kan maken van de wettelijke ontheffingsmogelijkheid op grond van artikel 9a Participatiewet.
Een ontheffing van de arbeidsverplichting op grond van dringende redenen kan aan de orde zijn wanneer voor de alleenstaande ouder (ongeacht de leeftijd van de kinderen) de combinatie van zorg met arbeid pertinent niet mogelijk is. Er moet dan sprake zijn van objectiveerbare omstandigheden, bijvoorbeeld ziekte of zware gedragsproblemen bij kinderen ouder dan 5 jaar.
Klanten die aantonen dat zij mantelzorg verrichten aan personen die niet zonder deze zorg kunnen, kunnen geheel of gedeeltelijk vrijgesteld worden van de arbeidsplicht gedurende de periode van mantelzorg.
1.Voor klanten met medische of psychische klachten kan aanleiding bestaan een (tijdelijke) ontheffing te verlenen van de plicht tot arbeidsinschakeling,
2. Bij de beoordeling van de noodzaak hiertoe kan een medisch advies worden ingewonnen.
1. Een persoon van 27 jaar of ouder met recht op een uitkering op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ, waarvan is vastgesteld dat er geen of weinig perspectief is op toetreding tot de arbeidsmarkt en die met behoud van uitkering, gedurende een periode van 12 onafgebroken maanden naar vermogen participatieactiviteiten als bedoeld in artikel 1, sub 7 heeft verricht, heeft elke keer na afloop van een periode van 12 maanden recht op een participatiepremie van € 250,-.
2. Activiteiten die direct zijn gericht op het bevorderen van arbeidsinschakeling, zoals werkstages, proefplaatsingen en dergelijke, vallen niet onder de werking van deze premie. 3. Personen die in de betreffende periode als bedoeld in A onderdeel 1 een vrijwilligersvergoeding hebben ontvangen, welke is vrijgelaten met toepassing van artikel 31 lid 2 onder k van de Participatiewet, zijn uitgesloten van de premie als bedoeld in A onderdeel 1.
4. Een participatiepremie moet binnen drie maanden na afloop van een periode van 12 maanden waarin aan de voorwaarden voor de premieverstrekking is voldaan, worden aangevraagd middels een daarvoor bestemd formulier.
1. Aan een persoon vanaf 27 jaar, met recht op een uitkering op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ, wordt maximaal tweemaal per kalenderjaar een premie verstrekt. Deze premie is gebaseerd op de volgende artikelen:
- artikel 31 lid 2 aanhef en onder j van de Participatiewet;
- voor de IOAW op artikel 2:8 lid 1 onderdeel b van het Algemeen inkomensbesluit
- voor de IOAZ op artikel 2:9 lid 2 onderdeel b van het Algemeen inkomensbesluit Sociale zekerheidswetten.
De hoogte van de premie is per saldo gelijk aan 8% van de (netto) inkomsten uit arbeid die in dat kalenderjaar op de uitkering in mindering zijn gebracht.
2. De premie wordt per halfjaar berekend over de periode van een halfjaar.
3. Een periode loopt van 1 januari tot 1 juli en van 1 juli tot 1 januari.
4. Over de maand(en) waarin gebruik is gemaakt van de inkomensvrijlating als bedoeld in artikel 31 lid 2 aanhef en onder n, r of y van de Participatiewet wordt er geen premie opgebouwd als bedoeld in B onderdeel 1.
5. Over de maand(en) waarin een vrijwilligersvergoeding is ontvangen, welke is vrijgelaten met toepassing van artikel 31 lid 2 onder k van de Participatiewet wordt er geen premie opgebouwd als bedoeld in B onderdeel 1.
6. Er bestaat geen recht op de premie als bedoeld in B onderdeel 1 over de periode dat de inkomsten niet zijn opgegeven conform het gestelde in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet.
Artikel 7. Slotbepaling en overgangsrecht
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-36572.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.