Gemeenteblad van Purmerend
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Purmerend | Gemeenteblad 2019, 36115 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Purmerend | Gemeenteblad 2019, 36115 | Overige besluiten van algemene strekking |
VTH-strategie milieu 2019-2022
19 december 2018, Algemeen Bestuur
Contactpersoon: L.A. Pannekeet
Redactionele opmerking: Dit document is in de originele opmaak toegevoegd als externe bijlage.
Een uniforme VTH-strategie milieu 2019-2022 is het resultaat van een zorgvuldig proces waarin veel aandacht was voor de betrokkenheid van onze partners. Hiermee voldoet Omgevingsdienst IJmond aan de wettelijke plicht, maar nog belangrijker, het geeft invulling aan onze wens om de uitvoering van vergunningen, het houden van toezicht en het handhaven van de regelgeving meer gezamenlijk vorm te geven en eenduidiger te maken voor inwoners en bedrijven.
In deze strategie staat kwaliteit centraal. Vanwege de reikwijdte van deze strategie is het uitgangspunt om de kwaliteitscriteria 2.1 van toepassing te laten zijn op het milieu-brede takenpakket. Met de komst van de Omgevingswet moeten we zaken anders regelen, maar belangrijker nog, dingen met elkaar op een andere manier gaan doen. Daarnaast beoogt Omgevingsdienst IJmond het ‘level playing field’ te vergroten en bestendigen binnen het werkgebied van Omgevingsdienst IJmond. Dit pakt Omgevingsdienst IJmond, waar mogelijk, bovenregionaal op in samenwerking met de handhavings- en ketenpartners.
In de praktijk blijkt dat niet iedereen zich aan de regels houdt en dat het toetsen van plannen, toezicht en handhaving noodzakelijk zijn. Bewust en onbewust worden de regels en voorschriften om verschillende redenen niet nageleefd. Hierdoor wordt afbreuk gedaan aan de veiligheid en de kwaliteit van onze fysieke leefomgeving. De komende jaren gaan we de VTH taken nog meer integraal benaderen. Dit in aanloop naar de Omgevingswet. Daar zijn alle partijen mee gebaat. Door een gecoördineerd en gezamenlijk optreden worden bedrijven en burgers minder belast. De integrale benadering heeft voor ons als voordeel dat informatie beter ontsloten wordt, waardoor er effectiever gewerkt kan worden. Hierdoor leren we van elkaar, ontstaan er nieuwe inzichten en kunnen we de zaken nog beter nuanceren.
Met de vaststelling van de VTH-strategie milieu 2019-2022 leggen de partners van Omgevingsdienst IJmond hiervoor de basis. De strategie vormt de gereedschapskist voor de uitvoering van Omgevingsdienst IJmond. In de strategie is de werkwijze opgenomen over vergunningverlening, toezicht en samenwerking met externe partners. De focus ligt op het basistakenpakket met een doorkijk naar de Omgevingswet, maar richt zich eveneens op het gehele milieutakenpakket voor gemeenten die die taken bij de Omgevingsdienst IJmond hebben ondergebracht.
1.2 Taken vergunningverlening. 7
1.3 Uitgangspunten bij vergunningverlening. 8
2.2 Juridische context toezicht. 14
2.3 Definities van toezicht. 15
2.4 Categorieën van toezicht. 15
2.5 Controlefrequentie van de toezichtactiviteiten. 17
2.6 Toezicht op het bereiken van kwaliteitsnormen. 18
2.7 Scheiding vergunningverlening en toezicht. 18
3.2 Landelijke Handhavingsstrategie. 20
3.3 Bestuursrechtelijke handhaving. 23
3.4 Strafrechtelijke handhaving. 26
4.3 Gedogen met beschikking. 29
4.5 Controle en handhaving. 29
4.6 Relatie met het strafrecht. 29
5.2 Rol Omgevingsdienst IJmond. 31
6. Afstemming en communicatie. 33
6.1 Preventie door communicatie. 33
6.2 Handhavingscommunicatie. 33
7. Klachten en handhavingsverzoeken. 35
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) vraagt van de overheid een integrale benadering van vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen de fysieke leefomgeving. Het transparant formuleren en uitvoeren van vergunningen-, toezicht en handhavingsbeleid is daarbij een belangrijke opgave. Landelijk zijn kwaliteitscriteria ontwikkeld voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Met deze kwaliteitscriteria wordt getracht de kwaliteit van de processen, de uitvoeringsorganisaties (zoals Omgevingsdienst IJmond) en haar medewerkers te borgen. Met ingang van 1 juli 2016 zijn deze kwaliteitscriteria verankerd in de Wabo.
Met het Beleidsplan VTH 2019-2022 stellen de gemeenten en provincie waar Omgevingsdienst IJmond voor werkt, de meerjarige doelen en prioriteiten op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving milieu vast. Met de VTH-strategie 2019-2022 wordt vastgelegd welke strategie daarbij gehanteerd wordt. Tezamen vormen deze documenten het uitvoerings- en handhavingsbeleid, zoals bedoeld in artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht.
De VTH-strategie ziet op de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving met betrekking tot het basistakenpakket zoals bedoeld in de Wabo en het volledige milieutakenpakket voor zover ingebracht door de gemeenten en provincie waar Omgevingsdienst IJmond voor werkt. De strategie ziet niet op de uitvoering van andere VTH-taken, zoals op het gebied van drank en horeca, APV, bouw- en woningtoezicht etc.
De VTH-strategie 2019-2022 vormt de actualisatie van het Handhavingsbeleid 2014 Milieudienst IJmond. Dit beleid heeft de afgelopen vijf jaar naar tevredenheid en met effect zijn werking gehad voor het gehele werkgebied van Omgevingsdienst IJmond. De combinatie van verschillende wijzen van toezicht, een strakke uitvoering van de driestappenhandhaving en het uitgangspunt van een dwangsom ineens maken dat inzichtelijk en efficiënt uitvoering kan worden gegeven aan toezicht en handhaving. Duurzaamheid en de handhaving van maatregelen daaromtrent krijgt meer aandacht en prioriteit, maar kent vaak ook een lang aanlooptraject met stimulering als eerste stap en handhaving in laatste instantie. Virtuositeit in de te hanteren aanpak is daarbij dus geboden, maar duidelijk is wel dat verduurzaming op een aantal onderdelen voor bedrijven geen vrijblijvendheid meer is. Tegelijk zien we ook dat de hoogte van de dwangsom steeds vaker omhoog dient te worden bijgesteld om de juiste prikkel te vormen voor een overtreder om de overtreding op te heffen. Met aanscherping op een aantal vlakken biedt het beleid uit 2014 daarmee met andere woorden nog steeds een goede basis voor de uitvoering van VTH-taken de komende vier jaar.
De planning van de uitvoering van VTH-taken wordt jaarlijks vastgelegd in het uitvoeringsprogramma van Omgevingsdienst IJmond. In dit uitvoeringsprogramma, zoals bedoeld in artikel 7.3 van het Besluit omgevingsrecht, worden de toezichtprioriteiten uitgewerkt. Dit gebeurt enerzijds aan de hand van de prioriteiten en aan de hand van de lijnen die in het beleidskader zijn geformuleerd en daarnaast aan de hand van lokale, regionale, provinciale, landelijke en bestuurlijke thema’s. De verantwoording over de uitvoering van de uitgevoerde activiteiten geschiedt via het jaarverslag.
Onder ‘vergunningverlening’ verstaan wij tevens meldingen en besluiten (ontheffingen, maatwerk, gelijkwaardigheid) voor activiteiten binnen het onderdeel milieu, voor inrichtingen en niet-inrichtingen.
Slechts een beperkt aantal inrichtingen is in het kader van de Wabo en de Wet milieubeheer nog vergunningplichtig. De bedrijven waarvoor de vergunningplicht blijft bestaan, zijn de meest complexe bedrijven die gevoelig liggen in de omgeving of waarbij er bezwaren zijn tegen een bestemmingsplan en/of waarbij er risico’s zijn op ongevallen met grote gevolgen. Dit maakt dat deze procedures met zorgvuldigheid en aandacht doorlopen moeten worden.
Door de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit en het brengen van steeds meer activiteiten onder algemene regels, een proces waarbij vooral uniforme voorschriften van toepassing zijn, vallen steeds meer complexe inrichtingen onder het Activiteitenbesluit. De afhandeling van de meldingen bij dit soort inrichtingen is daardoor arbeidsintensiever geworden. Dit omdat de ruimte die nog geboden wordt om de milieubelasting van de activiteiten van deze inrichting op een adequate wijze te reguleren, in de mogelijkheden ligt tot maatwerk, gelijkwaardigheid dan wel het eisen van (aanvullend) onderzoek.
Nu meer bedrijven onder algemene regels vallen zijn er ook andersoortige vergunningsproducten ontstaan, zoals de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM), de omgevingsvergunning milieuneutraal veranderen, maatwerkbesluiten en gelijkwaardigheidsbesluiten.
Omgevingsvergunningen kunnen enkelvoudig of meervoudig zijn. Wanneer alleen voor het onderdeel milieu een vergunning of een melding nodig is, behandelt Omgevingsdienst IJmond deze zelfstandig.
Een procedure is meervoudig wanneer naast het onderdeel milieu, voor een ander onderdeel genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), een aanvraag is ingediend. De gemeente en Omgevingsdienst IJmond stellen in dat geval samen de vergunning op en/of hebben afstemming in verband met de melding Activiteitenbesluit.
1.3 Uitgangspunten bij vergunningverlening
Bij de verlening van vergunningen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
1.4.1 Standaard teksten omgevingsvergunningen
Voor de vergunningenstrategie worden de kaders aangehouden die landelijk in ontwikkeling zijn. Omgevingsdienst IJmond zoekt daarom aansluiting bij het landelijke redactie standaardteksten omgevingsvergunning (Hierna: LRSO). De LRSO, een redactiecommissie, heeft als doel een betere onderlinge afstemming tussen de omgevingsdiensten bij het verlenen van omgevingsvergunningen. Om haar doel te bereiken zorgt LRSO voor standaardteksten inzake omgevingsvergunningen die landelijke toepasbaar zijn.
Beslissingen over vergunningaanvragen, meldingen, maatwerk- of gelijkwaardigheidsverzoeken en vormvrije m.e.r. beoordelingen komen voort uit:
Gelet hierop is het aanbod grotendeels vraaggestuurd. Wanneer een bedrijf wordt opgericht of gewijzigd, dient het bedrijf een vergunning aan te vragen. Wanneer het een meldingplichtig bedrijf is, dan dient er een melding te worden ingediend. Wellicht vloeien er naar aanleiding van meldingen of constateringen omtrent meldingplichtige bedrijven nog procedures omtrent maatwerkvoorschriften of gelijkwaardigheid.
Verder wordt regelmatig getoetst of vergunningen in aanmerking komen voor actualisering. Een actueel vergunningenbestand draagt bij aan het verlagen van de milieudruk en het verbeteren van de naleefgedrag.
Nieuwe wet- en regelgeving kunnen aanleiding zijn voor actualisering. Ook belangrijke thema’s, zoals luchtkwaliteit, LAP3, externe veiligheid en zeer zorgwekkende stoffen, worden betrokken bij de actualiseringstoets evenals de bevindingen van toezicht en handhaving.
Vergunningplichtige activiteiten worden getoetst aan de wettelijke kaders zoals Wabo, Bor, AB, Rie, LAP3, Besluit-mer etc. Binnen deze kaders is BBT en veiligheid een leidraad. Omdat het landelijke milieubeleid vooral gebaseerd is op Europese regelgeving is er weinig ruimte om hiervan af te wijken. Strenger kan wel maar onderbouwd en vastgelegd in beleid. Een soepeler invulling van vergunningverlening is vaak niet mogelijk.
Voor een deel van de activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, is het nodig om af te wegen via een (vormvrije) m.e.r. beoordeling of er grote nadelige gevolgen zijn voor het milieu en het opstellen van een MER rapportage nodig is. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld afvalverwerkende bedrijven en bepaalde veehouderijen. In het Besluit-mer zijn de betreffende categorieën opgenomen.
Bij het opstellen van besluiten wordt het lokale beleid meegewogen. Voorbeelden van lokaal beleid zijn: APV, Provinciale Milieuverordening, bestemmingsplannen, beleidsregels van partners, beheerplannen, interferentiegebieden etc.
Sommige bedrijven hebben een zogenoemde omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) nodig voordat zij kunnen starten met bepaalde genoemde activiteiten. Het betreft gevallen waarin het bevoegd gezag een lokale toets moet uitvoeren om te beoordelen of de activiteit inpasbaar is in de lokale situatie. Het gaat onder meer om:
Op het niveau van het beschikken op een vergunningaanvraag spelen twee punten een belangrijke rol.
1.4.3.1 Technisch-inhoudelijke complexiteit
Elke vergunning bestaat uit een mix van standaard- en specifieke voorschriften, maar de verhouding is wisselend. Als de technisch-inhoudelijke complexiteit van de specifieke situatie (de inrichting of activiteit in kwestie en/of het gebied waar de inrichting is gelegen of de activiteit plaatsvindt) klein is, ligt het accent vooral op standaardvoorschriften en minder op specifieke voorschriften. Omgekeerd ligt het accent vooral op specifieke voorschriften en minder op standaardvoorschriften, als de technisch-inhoudelijke complexiteit van de situatie (inrichting, activiteit en/of gebied) groot is.
1.4.3.2 Sociaal-maatschappelijke complexiteit (politiek gevoelig)
Indien de sociaal-maatschappelijke complexiteit van de specifieke situatie gering is, kan het proces van tot stand brengen van een vergunning ‘rechttoe-rechtaan’ zijn. Een dergelijke vergunning kan, met het accent op de inhoud, in beginsel eigenstandig door Omgevingsdienst IJmond worden afgehandeld.
Als de sociaal-maatschappelijke complexiteit van de situatie daarentegen groot is ligt het totstandbrengingproces gecompliceerder. Bijvoorbeeld vanwege de betrokken inrichting of initiatiefnemer en diens voorgeschiedenis of economisch belang en/of aanwezige belangenorganisaties die zich roeren (politiek gevoelig).
In dit geval moet er bestuurlijke afwegingsruimte worden ingevuld en is het proces minstens zo belangrijk als de inhoud; afstemming, overleg en/of samenwerking zullen noodzakelijk zijn tussen Omgevingsdienst IJmond, het bevoegd gezag (ambtelijk en bestuurlijk), de inrichting of initiatiefnemer in kwestie en belanghebbende derden.
Bij de beoordeling van politiek gevoelige dossiers worden onder andere:
Wanneer sprake is van een sociaal-maatschappelijke complexiteit, wordt samenwerking gezocht met de gemeente via de milieucontactpersoon/schakelaar.
Bij een meervoudig dossier wordt met de gemeente afgestemd dat dit gebeurt met extra aandacht. Dit betekent overleg en/of samenwerking tussen Omgevingsdienst IJmond, de gemeente (ambtelijk en bestuurlijk), de inrichting of initiatiefnemer in kwestie en belanghebbende derden.
Meldingen worden niet alleen getoetst aan de wettelijke indieningsvereisten. Naast het toetsen aan de indieningsvereisten toetsen we ook direct aan relevante voorschriften zoals afstand tot geurgevoelige objecten en zeer kwetsbare gebieden bij landbouwinrichtingen. Bij inrichting op akoestisch gezoneerde industrieterreinen, wordt direct bekeken of het binnen de zone past en wordt indien wenselijk direct maatwerk gemaakt. Bij opslagen gevaarlijke stoffen wordt zoveel mogelijk direct getoetst of aan de PGS 15 wordt voldaan. Dit vraagt specifieke aandacht van Omgevingsdienst IJmond.
Voor type A activiteiten hoeft geen melding in kader van het Activiteitenbesluit te worden gedaan. Als er voor een type A activiteit toch een melding wordt ingediend, worden die schriftelijk afgehandeld.
Wanneer een melding wordt gedaan wordt een ontvangstbevestiging gestuurd en er vindt registratie in het bedrijvensysteem plaats.
Uitgangspunt is dat met een efficiënte en effectieve werkwijze, een kwalitatief hoogwaardig product wordt geleverd. Aan de voorkant is dit klantgericht en waar mogelijk flexibel georganiseerd. Aan de achterkant zijn de processen vormgegeven. Het ‘gemeenteloket’ is voor burgers en bedrijven dé ingang voor vraagstukken ten aanzien van het omgevingsrecht. Achter het loket bevinden zich de afzonderlijke gemeentelijke disciplines én Omgevingsdienst IJmond voor de taken ten aanzien van milieu.
Om kwaliteit te leveren, beoordelen de gemeenten en Omgevingsdienst IJmond zo vroeg mogelijk plannen en initiatieven integraal. Daarbij worden partners, adviseurs en belanghebbende derden betrokken. Dit geldt ook wanneer wij advies geven op bouwplannen en ruimtelijke ontwikkelingen. De betreffende milieu-aspecten zoals geluid, geur, fijn stof, externe veiligheid, ecologie worden door ons beoordeeld. Het bouwplan wordt getoetst of de ruimtelijke ontwikkeling, gelet op de milieu-aspecten, kan worden uitgevoerd.
Omgevingsdienst IJmond neemt deel aan gemeentelijk en/of regionaal overleg. Het behandelteam van de gemeente wordt meegenomen in het vooroverleg en heeft inzage in het volledige dossier. Dit in verband met milieurisico’s in relatie tot politieke en/of maatschappelijke gevoeligheden.
Er wordt gewerkt conform de geldende wetgeving zoals de Wabo en de Wet milieubeheer. Ook gelden de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (Awb), zoals zorgvuldigheid, het vertrouwensbeginsel en gelijkheidsbeginsel.
Elke aanvraag of melding wordt behandeld door een vergunningverlener. Hierdoor is er voor de aanvrager of melder één aanspreekpunt. Vergunningen worden getoetst op handhaafbaarheid en naleefbaarheid.
De Omgevingswet komt eraan en vraagt een andere manier van werken. Daarom bereidt Omgevingsdienst IJmond zich voor op de komst van de Omgevingswet door de komende jaren samen met gemeenten en de provincie te oefenen met het opstellen van een omgevingsplan en de milieu-onderwerpen.
Eén van de uitgangspunten van de Omgevingswet is om het begrip inrichting los te laten en voor het onderdeel milieu naar ‘milieubelastende activiteiten’ te kijken.
In het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal) zijn de milieubelastende activiteiten opgenomen en is voor een deel een vergunningplicht vereist. Een vergunning is alleen verplicht als dat nodig is vanwege een internationaalrechtelijke verplichting of algemene regels niet voldoende zijn om belangen af te wegen.
Aangezien het nu nog niet duidelijk hoeveel activiteiten binnen het werkgebied van Omgevingsdienst IJmond onder de Omgevingswet vergunningplichtig zullen zijn, wordt dat de komende tijd in kaart gebracht. Als voor een milieubelastende activiteit in het Bal geen vergunningplicht is vereist, bevat het Bal voor een aantal milieuaspecten, voorschriften die nageleefd moeten worden. Het betekent dat het bevoegde gezag in een Omgevingsplan voor niet-milieubelastende activiteiten (denk aan bijvoorbeeld aan horeca en detailhandel) en voor milieubelastende activiteiten waar in het Bal geen voorschriften zijn opgenomen (denk aan geur, trillingen en geluid), milieuvoorschriften kan en moet opnemen.
Het Bal geeft mogelijkheden om maatwerk op te stellen. Alleen in bepaalde gevallen is dit niet mogelijk. Maatwerk zal een grotere rol gaan spelen binnen de werkzaamheden van vergunningverlening.
Daarnaast krijgt vergunningverlening te maken met kortere doorlooptijden. Ook als de Omgevingswet in gaat, zal de vraaggestuurde afhandeling blijven bestaan. Nieuw is hierbij dat er standaard een vooroverleg wordt ingelast, waar op dit moment al op wordt geanticipeerd.
Het Omgevingsplan gaat een belangrijke basis vormen voor de vergunningverlening. Daarom is het belangrijk dat de vergunningverlener ‘aan tafel’ zit bij het ontwikkelen van een Omgevingsplan. Het omgevingsplan regelt een deel van de milieugevolgen en is daarom ook belangrijk voor de omgevingsvergunning van complexe bedrijven. Zo kunnen er in het Omgevingsplan regels staan over externe veiligheid, geluid- en geurhinder.
Ook zal gezondheid en duurzaamheid een rol (gaan) spelen. Denk daarbij aan het voorzorgbeginsel, de energietransitie en de circulaire economie. Via het Omgevingsplan en vergunningverlening wordt hieraan invulling gegeven.
Vergunningverlening zal afstemming zoeken met de afdeling ruimtelijke ordening omdat in het omgevingsplan wordt vastgelegd welke activiteiten zich waar mogen vestigen. Wanneer in de omgevingsvergunning van het omgevingsplan wordt afgeweken, moet rekening worden gehouden met de overige activiteiten en moet goed gemotiveerd worden waarom de activiteit wel in het omgevingsplan kan passen.
Participatie is een belangrijke pijler onder de Omgevingswet. De initiatiefnemer die een vergunning aanvraagt voor een activiteit, heeft straks zelf de verantwoordelijkheid om belanghebbenden te informeren en te betrekken. Vergunningverlening betrekt de informatie die bij de participatie is verkregen bij de integrale belangenafweging. Van vergunningverleners wordt verwacht dat ze alle belangen in de leefomgeving tegen elkaar af wegen en een samenhangend besluit nemen.
1.7.4 Opgave vergunningverlening
Voor vergunningverlening ligt de taak om te inventariseren welke bedrijven vergunningplichtig blijven in de nieuwe Omgevingswet. Er zal overgangsrecht gaan gelden voor bestaande vergunningen, besluiten en meldingen. Gelet daarop is er wel een opzet voor lopende procedures en geldende vergunningen gemaakt.
Daarnaast zal vergunningverlening moeten onderzoeken of de serviceformules die zijn opgesteld, moeten worden aangepast. Deze dienen eerst door vergunningverlening te worden geïnventariseerd om daarna een werkwijze op te stellen. Zo zou bijvoorbeeld voor de snelserviceformule gekeken kunnen worden hoe de toegankelijkheid kan worden verbeterd. Als een melding op dit moment bijvoorbeeld compleet is, krijgt de melder dan pas bericht en weet dan dus ook pas wie de behandelaar is.
Op dit moment is een vergunningverlener tevens een wettelijk adviseur voor diverse bedrijven. Hier heeft vergunningverlening nog een taak in te vervullen zoals het verkrijgen van de benodigde kennis. Vergunningverlening zal hierin verder professionaliseren.
Omgevingsdienst IJmond houdt namens betrokken bestuursorganen toezicht op naleving van de milieuregelgeving, andere omgevingsrechtelijke regelgeving en daaraan flankerende regelgeving. Toezicht houdt in dat gecontroleerd wordt of wet- en regelgeving wordt nageleefd.
Dit deel behelst het regulier toezicht. Hierin is geregeld hoe Omgevingsdienst IJmond omgaat met het periodiek toetsen van regelgeving voor de taakvelden waar dit noodzakelijk is.
2.2 Juridische context toezicht
Regulier toezicht is van belang om te kunnen constateren of normen ook daadwerkelijk worden nageleefd. Er is nog geen sprake van een vermoeden van een overtreding. Hieronder wordt kort ingegaan op de belangrijkste bepalingen uit de van toepassing zijnde regelgeving. Tenslotte wordt een korte samenvatting gegeven van de toezichthoudende taken waarmee de toezichthouders van Omgevingsdienst IJmond belast zijn.
In Hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht zijn de algemene handhavingsbepalingen te vinden. Hoofdstuk 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bevat de bijzondere bepalingen met betrekking tot de handhaving. Hoofdstuk 5 van de Wabo staat als lex specialis ten opzichte van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht als lex generalis. Met andere woorden de Wabo gaat vóór de Algemene wet bestuursrecht.
Een toezichthouder van Omgevingsdienst IJmond:
De gemeenten en provincie waar Omgevingsdienst IJmond het basistakenpakket en het milieutakenpakket uitvoert hebben aan de directeur van Omgevingsdienst IJmond het mandaat gegeven toezichthouders in de zin van de Awb aan te wijzen, die bevoegd zijn toezicht te houden op de naleving van de regelgeving die onder de betreffende takenpakketten valt.
In het kader van toezicht worden verschillende soorten controles onderscheiden. In beginsel wordt een toezichtcontrole vooraf aangekondigd. In geval van bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Een uitgangspunt is om de controles in het kader van integraliteit gezamenlijk met de diverse te onderscheiden rechtsgebieden binnen het omgevingsrecht dan wel flankerende rechtsgebieden. Op deze wijze is het mogelijk de capaciteit voor toezichtscontroles zo doelmatig mogelijk in te zetten.
Voor de afhandeling van klachten heeft Omgevingsdienst IJmond een apart klachtenprotocol vastgesteld. zie hiervoor Hoofdstuk 7.
2.5 Controlefrequentie van de toezichtactiviteiten
Om de frequentie van de periodieke controles vast te kunnen stellen is een prioriteitstelling op basis van een probleemanalyse noodzakelijk. Voor alle deelnemende gemeenten heeft Omgevingsdienst IJmond een probleemanalyse en een daarop gebaseerde prioriteitstelling uitgevoerd.
2.6 Toezicht op het bereiken van kwaliteitsnormen
Door Omgevingsdienst IJmond wordt toezicht gehouden op naleving van emissienormen bij bedrijven, zoals die gesteld zijn voor bijvoorbeeld geluid, bodem, water en lucht. Dit toezicht op naleving van deze normen wordt uitgevoerd door de specialistische of generalistische toezichthouders van Omgevingsdienst IJmond. Indien het toezicht op de norm zodanig complex is dat de specialist dit niet kan doen, dan wordt er kennis ingehuurd van een hiertoe gespecialiseerd bureau.
De generalist moet de specialist inschakelen indien hij de nodige kennis ten aanzien van een bepaald aspect ontbeert. Daarnaast is bekend welke specialistische kennis Omgevingsdienst IJmond moet hebben.
2.7 Scheiding vergunningverlening en toezicht
In de organisatie Omgevingsdienst IJmond zijn vergunningverlening en handhaving functioneel gescheiden van elkaar. Naast een team vergunningen fungeren er drie toezichtteams. De medewerkers uit deze teams kennen echter allen dezelfde functieomschrijving. Deze functie wordt omgeschreven als medewerker Omgevingsrecht. Dit maakt onderlinge uitwisselbaarheid mogelijk en maakt de organisatie flexibel en adaptief. Tegelijk wordt uiteraard scherp de hand gehouden aan de regel dat medewerkers omgevingsrecht niet de door hen opgestelde vergunningen mogen handhaven.
Uiteraard vindt wel overleg plaats over de te verlenen vergunningen. Nadat de vergunningverlener de ontwerpbeschikking in concept heeft opgesteld wordt deze samen met de aanvraag voorgelegd aan de toezichtteams. Door een handhaver wordt de ontwerpbeschikking getoetst op:
Om te voorkomen dat een te nauwe band ontstaat tussen de handhaver en de activiteit is een roulatiesysteem opgezet. Een toezichthouder voert:
Wel merken wij op dat indien de omstandigheden hiertoe aanleiding geven, hiervan gemotiveerd mag worden afgeweken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een inspecteur zeer specialistische kennis heeft op een vakgebied waar slechts weinigen binnen de omgevingsdienst over beschikken. Gezien de controlefrequenties voor de inrichting type A- bedrijven zal naar verwachting geen nauwe band ontstaan tussen de handhaver en het bedrijf.
In dit hoofdstuk is de handhavingsstrategie beschreven die Omgevingsdienst IJmond hanteert om de naleving van de (milieu) voorschriften te bevorderen. Hierbij wordt in de lijn van de Landelijke handhavingsstrategie en de Wabo gewerkt en vooruitgelopen op de aankomende Omgevingswet.
Naast de bestuursrechtelijke handhaving wordt tevens de inzet van strafrechtelijke handhaving omschreven. Bij Omgevingsdienst IJmond zijn buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA) in dienst die bevoegd zijn tot strafrechtelijke handhaving, ook middels de Bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten.
Het handhavingsbeleid beoogt in de allereerste plaats de doelstellingen van het omgevingsrecht en aanverwante wetgeving te ondersteunen. Daarnaast is de handhavingsstrategie gericht op het bewerkstellingen van algemene preventie middels speciale preventie. Hetgeen inhoudt dat bij ieder individueel geval consequent uitvoering wordt gegeven aan de handhavingstaak overeenkomstig het handhavingsbeleid.
Aan de handhavingsstrategie zijn de volgende randvoorwaarden verbonden, zoals effectiviteit en efficiency. De reactie op de overtreding dient doelgericht te zijn en evenredig aan de ernst van de inbreuk op de geschonden norm. Tevens is het van groot belang om bestuursrechtelijke en de strafrechtelijke handhaving gezamenlijk in te zetten zodat zij elkaar versterken en dat daarmee het handhavingsresultaat groter wordt. Het is van belang om met de verrichte inspanningen en de beschikbare middelen een zo groot mogelijk handhavingsresultaat te behalen.
3.2 Landelijke Handhavingsstrategie
Op 4 juni 2014 heeft het Bestuurlijk Omgevingsberaad de Landelijke Handhavingsstrategie vastgesteld. Vanaf 1 januari 2016 moeten alle overheden de Landelijke Handhavingsstrategie vaststellen en toepassen. Deze strategie moet worden toegepast op alle Wabo-overtredingen. De Landelijke Handhavingsstrategie biedt een breed toepasbaar kader voor handhaving, waaronder specifieke handhavingsstrategieën. Het doel is een eenduidig handhavend optreden door betrokken instanties bij soortgelijke overtredingen. Hierdoor ontstaat voor burgers en bedrijven een gelijk speelveld, wordt het rechtsgevoel gerespecteerd en blijft de leefomgeving schoon, veilig en gezond. Doordat overheden, omgevingsdiensten, het OM en de politie op eenzelfde manier optreden ontstaat dit speelveld. Deze instanties dienen passend te interveniëren bij iedere bevinding, dat wil zeggen afhankelijk van de situatie weloverwogen kiezen voor alleen bestuursrechtelijke, bestuur- en strafrechtelijk of alleen strafrechtelijk optreden. Hierdoor sluit de Landelijke handhavingsstrategie aan bij de sanctiestrategie, toezichtstrategie en de gedoogstrategie.
Met het overnemen en invoeren van de Landelijke Handhavingsstrategie wordt aangesloten bij de landelijke kwaliteitscriteria op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-kwaliteitscriteria) voor Wabo bevoegde overheden. Uitgangspunten zijn daarbij: onafhankelijk en professioneel handhaven, betrouwbaarheid, passende interventies toepassen en gezamenlijk optreden waar mogelijk.
De kern van de Landelijke Handhavingsstrategie is een interventiematrix waarbij de handhavers een drietal zaken dienen te wegen namelijk:
Op basis van deze wegingen wordt bepaald welke interventie wordt toegepast. De zaken die in de zware segmenten terechtkomen worden eerder en anders (strenger) opgepakt dan de zaken die in de midden- en lichte segmenten terechtkomen. Hierbij wordt uitgegaan van het principe dat handhavers zo licht mogelijk starten met interveniëren gericht op herstel en dat zij overstappen op zwaardere interventies als naleving uitblijft.
De handhaver zet de betreffende interventie(s) in totdat sprake is van naleving. Als naleving binnen de door de handhaver bepaalde termijn uitblijft, pakt de handhaver door, door middel van het inzetten van een zwaardere interventie(s). In algemene zin geldt voor termijnen het volgende:
3.3 Bestuursrechtelijke handhaving
3.3.1 Typen bestuursrechtelijke handhaving
Er worden vier typen bestuursrechtelijke handhaving onderscheiden, als opvolging van de constatering van overtredingen tijdens een toezichttraject.
Het uitgangspunt bij het stellen van een begunstigingstermijn voorafgaand aan oplegging of effectuering van een bestuurlijke last, is dat de illegale situatie zo spoedig mogelijk beëindigd moet worden en de hersteltermijn zo kort mogelijk moet zijn. De lengte van de termijn dient onder meer bepaald te worden aan de hand van de geschonden belang. Loopt het te beschermen belang ernstige schade op door voortduring van de overtreding dan is de begunstigingstermijn korter dan wanneer het te beschermen belang geen ernstige schade oploopt bij voortduring van de overtreding. Bij het bepalen van een begunstigingstermijn dient rekening te worden gehouden met de tijd. Zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.
In de lijst met overtredingen (zie Bijlage 1) is per genoemde overtreding een begunstigingstermijn opgenomen. Een begunstigingstermijn biedt de overtreder de gelegenheid herstel te plegen op de overtreding, zonder dat uit hoofde van de overtreding reeds rechtsgevolgen, de verbeurte van een dwangsom of de mogelijkheid tot toepassing van bestuursdwang, voortvloeien.
De termijn is bepaald aan de hand van de gemiddeld genomen en benodigde, dan wel toereikende termijn waarbinnen de betreffende overtreding kan worden beëindigd, aangevuld met een extra verruiming van één week vanwege het door Omgevingsdienst IJmond gehanteerde dwangsombeleid (zie verder).
De termijnen zijn herleid uit praktijkervaring van Omgevingsdienst IJmond. In beginsel wordt vastgehouden aan de genoemde begunstigingstermijn. Onder bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken.
In ieder geval wordt afgeweken van de opgenomen begunstigingstermijnen bij overtredingen die spoedeisend dan wel beperkt spoedeisend herstel verlangen. Daarnaast kan van de termijn worden afgeweken indien sprake is van herhaaldelijk niet-nakoming of recidive. Ter zake wordt, al naar gelang de bijzondere omstandigheden van het geval daartoe meewegen, de begunstigingstermijn bekort. Het ligt in de rede in zodanige gevallen te motiveren waarom is gekozen voor een andere begunstigingstermijn.
3.3.3 Bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten
Ten aanzien van het bestuurlijk sanctioneren van overtredingen wordt in beginsel gebruikt gemaakt van de last onder dwangsom. In de lijst met dwangsommen (zie Bijlage 1) is bij elke genoemde overtreding een dwangsombepaling opgenomen. De verbeurte van een dwangsom is het rechtsgevolg dat is verbonden aan de last onder dwangsom en treedt in op het moment dat de overtreding niet is beëindigd voor het verstrijken van de begunstigingstermijn. In zodanig geval kan tot invordering van de verbeurde dwangsom worden overgegaan.
Met het doel een effectieve en efficiënte handhaving te bereiken worden in de dwangsombeschikking in beginsel dwangsommen vastgesteld op een ineens te verbeuren bedrag. In dit verband is er voor gekozen de begunstigingstermijn iets ruimer te stellen. De overtreder wordt immers een week voor het moment van verbeurte in kennis gesteld van het beëindigen van de overtreding.
Indien het noodzakelijk is vanwege de aard van de overtreding wordt de dwangsomverbeurte vastgesteld op een bedrag per overtreding, waarbij het totaalbedrag aan te verbeuren dwangsommen gelijk is aan het in de bijlage opgenomen maximumbedrag. Voor de vaststelling van het aantal overtredingen dat leidt tot verbeurte van het maximumbedrag worden de bijzondere omstandigheden van het geval betrokken, waaronder de aard en intensiteit van de overtreding.
3.3.3.1.2 Niet-nakoming en recidive
In voorkomende gevallen dat niet wordt voldaan aan een eerste of opvolgende last onder dwangsom, staat het Omgevingsdienst IJmond vrij een volgende last onder dwangsom aan te zeggen ten aanzien van dezelfde en nog voortdurende overtreding, teneinde daarop alsnog herstel te laten plegen. Uit het voortduren van de overtreding kan een kennelijkheid worden afgeleid die inhoudt dat het in de voorgaande last onder dwangsom gestelde dwangsombedrag een onvoldoende prikkel betrof om herstel te plegen op de overtreding. In zodanig geval wordt in de navolgende last onder dwangsom het voor de overtreding genoemde dwangsombedrag verhoogd met 300%. Vorenbedoelde verhoging kan dus alleen worden toegepast is als sprake is van hetzelfde handhavingstraject ten overstaand van dezelfde overtreding. Indien dit onvoldoende financiële prikkel zal blijken in te houden kan van deze procentuele verhoging worden afgeweken.
Contact wordt opgenomen met het OM en de mogelijkheid tot het aanzeggen van de Bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten (Bsbm) dan wel proces-verbaal wordt onderzocht.
Onder bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van de in de bijlage genoemde dwangsombedragen. Dit zou zich voor kunnen doen in geval sprake is van recidive, een ernstige overtreding of anderszins een grotere financiële prikkel gewenst is. In zodanig geval wordt in elk navolgende last onder dwangsom het voor de hernieuwde overtreding gestelde dwangsombedrag in de bijlage verhoogd met 200%. Indien dit onvoldoende financiële prikkel zal blijken in te houden kan van deze procentuele verhoging worden afgeweken.
3.3.3.2 Last onder bestuursdwang
In het geval dat de last onder dwangsom naar omstandigheden niet het geëigende middel blijkt te zijn om de overtreding te (laten) beëindigen wordt gebruik gemaakt van de last onder bestuursdwang. Bovendien kan in voorkomende gevallen waar de last onder dwangsom niet het beoogde effect heeft gehad ervoor gekozen worden gebruik te maken van de last onder bestuursdwang. In het geval sprake is van een overtreding ten aanzien waarvan zeer spoedeisende herstel vereist is wordt direct en te allen tijde bestuursdwang toegepast. In de lijst met dwangsommen (Bijlage 1) worden categorieën van overtredingen benoemd ten aanzien waarvan in de regel van de mogelijkheid tot het aanzeggen van een last onder bestuursdwang gebruik wordt gemaakt.
Naast de mogelijkheid van lastgeving, kan een bestuursorgaan ook een bestuurlijke boete opleggen aan een overtreder. Omgevingsdienst IJmond maakt van dit instrument geen gebruik, maar hanteert in plaats daarvan het instrument Bestuurlijke strafbeschikking milieu (Bsbm, zie hierna).
3.4 Strafrechtelijke handhaving
Naast het bestuursrechtelijk instrumentarium, kan, wanneer daartoe geïndiceerd, ook gekozen worden voor de toepassing van een strafrechtelijk handhavingsinstrument. Een aantal toezichthouders van Omgevingsdienst IJmond is daartoe aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar (boa). De strafbare feiten die een boa mag opsporen, staan vermeld in de domeinenlijst en in zijn takenpakket. De verantwoordelijkheid voor de oplegging van strafrechtelijke handhavingsbeschikkingen ligt, ook met betrekking tot de Bsbm, bij het Openbaar Ministerie.
Toepassing van het strafrechtelijk instrumentarium vindt plaats in geval van ernstige en/of niet voor herstel in aanmerking komende overtredingen, waarbij de gedragsindicatie van de overtreder een grote rol speelt, conform de interventiematrix onder de LHS. De voorbereiding en oplegging van een strafrechtelijke handhavingsbeschikking vindt plaats conform de daarvoor geldende wettelijke eisen en waarborgen (o.a. cautie).
3.4.1 Strafrechtelijke handhavingsinstrumenten
3.4.1.1 Bestuurlijke strafbeschikking milieu (Bsbm)
De bestuurlijke strafbeschikking milieu is een op het strafrecht (artikel 257ba Wetboek van Strafvordering) gebaseerde interventie die Omgevingsdienst IJmond zonder tussenkomst van het OM kan opleggen. De directeur van Omgevingsdienst IJmond is hiertoe eigenstandig bevoegd. Hiermee is een regeling geïntroduceerd, die het voor Omgevingsdienst IJmond mogelijk maakt eenvoudig vast te stellen strafbare feiten af te doen met een strafrechtelijke boete. De bestuurlijke strafbeschikking milieu kan worden ingezet voor de handhaving van bepaalde feiten. Deze feitomschrijving en feitcodes zijn te vinden in een speciaal feitenboekje bestuurlijke strafbeschikking milieu waar BOA’s mee werken. Nadat een zaak via de invoerapplicatie van het CJIB(de Transactiemodule) is aangeleverd, verstuurt het CJIB de strafbeschikking naar de verdachte en start de inning van de geldboete. Tegen deze boete staat verzet open.
Indien een feit zich niet leent voor toepassing van de Bsbm, dient een boa een proces-verbaal op te maken. Het proces-verbaal kan vervolgens via het Functioneel Parket dan wel de officier van justitie leiden tot een strafrechtelijke vervolging van de overtreder.
In voorkomende gevallen dient afgezien te worden van de beginselplicht tot handhaving en kan gekozen worden voor gedogen. Uitgangspunt voor Omgevingsdienst IJmond bij gedogen is het landelijk kader ‘Gedogen in Nederland’.
Enkel in de volgende situaties kan sprake zijn van aanvaardbaar gedogen:
Indien handhaving zou leiden tot aperte onbillijkheden. Dit kan met name het geval zijn in overmachtssituaties en soms ook in overgangssituaties. Wel geldt hierbij als voorwaarde dat de andere betrokken belangen door het gedogen niet onevenredig mogen worden geschaad. In praktijk kunnen zich de volgende overgangssituaties voordoen:
Gevallen waarin door het alvast starten van een activiteit, vooruitlopend op de vergunningverlening, een bestaande situatie kan worden beëindigd, verminderd of gereguleerd. Hierbij moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: er zijn geen alternatieven voorhanden waarmee hetzelfde effect kan worden bereikt; de aanvrager van de vergunning treft geen verwijt ten aanzien van het tijdstip van indienen van de vergunningaanvraag; de verwachting bestaat dat positief op de vergunningaanvraag kan worden beschikt;
Gevallen waarin geconstateerd wordt dat het technisch onmogelijk is om bepaalde voorschriften – mits aanvaardbaar – worden aangepast én het toegestaan is een gelijkwaardige voorziening toe te passen. Indien ambtshalve wijziging van de vergunning op korte termijn onmogelijk is, kan de overtreding in de tussenliggende tijd worden gedoogd;
Gevallen waarin overtredingen plaatsvindt van regels terwijl regelgeving in voorbereiding is waarvan redelijkerwijs verwacht kan worden dat deze de eisen in de overtreden regels op korte termijn zal versoepelen. Deze gevallen worden terughoudend benaderd. Toetsing aan het evenredigheidsbeginsel zal plaatsvinden;
Het achterliggende belang is evident beter gediend met gedogen, te weten uitzonderingsgevallen die de wetgever niet heeft voorzien. In dergelijke situaties moeten afspraken worden gemaakt over de termijn waarbinnen en de wijze waarop de naleving zal plaatsvinden ten behoeve van het door de wettelijke norm te beschermen belang;
Gedogen is weliswaar een bevoegdheid van het college, maar zeker geen verplichting. Per geval moet aan bovenstaande criteria getoetst worden. Gedogen vindt slechts plaats middels een beschikking en dient zeer terughoudend te worden toegepast. Gedogen is in beginsel slechts onder de volgende voorwaarden aanvaardbaar:
Een gedoogbeschikking wordt slechts afgegeven, indien er voldoende grond aanwezig is om te verwachten, dat concrete aanwijzingen bestaan dat de te gedogen activiteit op korte termijn geheel kan worden gelegaliseerd of zal worden gestaakt. Dit betekent dus dat er geen sprake mag zijn van een (voortdurende) onaanvaardbare normoverschrijding. Gedogen kan slechts als een tijdelijke overgangsregeling worden beschouwd. In een gedoogbeschikking wordt daarom een bepaalde, zo kort mogelijke en duidelijke termijn opgenomen. Het gedogen van spoedeisende- en ernstige overtredingen van vigerende regelgeving is, behoudens bijzondere omstandigheden, slechts mogelijk binnen de eerdergenoemde randvoorwaarden voor actief gedogen.
Er wordt in ieder geval niet gedoogd indien daarvoor onaanvaardbare situatie ontstaan en indien belangen van derden onevenredig worden geschaad.
Wanneer eenmaal een gedoogbeschikking is afgegeven, wordt steeds gecontroleerd of de overwegingen die hebben geleid tot dit besluit nog actueel zijn. Ook wordt actief gecontroleerd of de gestelde voorwaarden daadwerkelijk worden nageleefd. Het niet naleven van een gedoogbeschikking leidt in beginsel tot het intrekken van dit besluit, waarna – overeenkomstig de in deze nota vastgelegde strategie – tot handhaving wordt overgegaan. Indien een derde na afgifte van een gedoogbeschikking een verzoek doet om handhaving, dan vindt een hernieuwde belangenafweging plaats, waarbij de belangen van deze derde opnieuw uitdrukkelijk worden meegewogen. De bij de houder van de gedoogbeschikking gewekte verwachtingen worden daarbij eveneens betrokken, maar zijn niet zonder meer doorslaggevend. In elk gedoogbesluit wordt daarom een standaardclausule opgenomen dat de gedoogde op eigen risico handelt.
4.6 Relatie met het strafrecht
Het Openbaar Ministerie is niet gebonden aan een gedoogbeschikking bij het nemen van een beslissing omtrent eventuele vervolging. In het gedoogbesluit wordt dan ook vermeld dat het gedogen de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie om een strafvervolging in te stellen onverlet laat. Daarnaast dient opgemerkt te worden, dat de afgifte van een gedoogbeschikking ook civielrechtelijke consequenties onverlet laat van een eenmaal gepleegde overtreding.
Landelijk gaat eind 2024 het verbod op asbestdaken inwerking treden. Omgevingsdienst IJmond heeft in 2017 het totale werkgebied geïnventariseerd en in 2018 gepresenteerd aan de bestuurders van de dienst. Met name in de regio Zaanstreek-Waterland is een relatief groot aantal asbestdaken aanwezig, vergeleken met de regio’s IJmond en Zuid-Kennemerland. De komende vier jaar wordt in nauwe samenwerking met gemeenten, veiligheidsregio’s verzekeraars en brancheorganisaties toegewerkt naar volledige verwijdering, in eerste instantie verleidend, maar richting 2024 wellicht ook preventief handhavend.
5.2 Rol Omgevingsdienst IJmond
In de keten van verwijdering tot verwerking blijkt er sprake te zijn van illegaliteit en het niet conform de regels werken. Dit brengt risico’s met zich mee voor gezondheid en milieu. Omgevingsdienst IJmond kan een belangrijke bijdrage leveren door (keten)toezicht op het verwijderen van asbest; van de sloopmelding tot het storten. Op deze manier lopen de leefomgeving en haar burgers minder risico’s.
Uit het wettelijke takenpakket komt voort dat omgevingsdiensten de meeste asbesttaken uitvoeren. Het toezicht op asbestsaneringen door bedrijven valt onder het basistakenpakket. Het maakt niet uit of de asbestsanering plaatsvindt in opdracht van een particulier, een bedrijf of een instelling, zoals een woningcorporatie.
5.3.1 Wat valt niet onder het basistakenpakket
Het toezicht op particulieren die zelf asbest verwijderen. Deze toezichtvorm valt niet onder het basistakenpakket. Echter, een particulier mag, in zeer beperkte mate, zelf zijn asbest verwijderen. Indien de zogenaamde 35m2 grens niet wordt overschreden, dan mag een particulier zelf zijn asbest saneren. Desalniettemin, bouwkundige aspecten vallen niet onder het basistakenpakket, maar de aanwezigheid van asbest maakt dat het milieutoezicht en het bouwkundig toezicht elkaar in de praktijk deels zullen overlappen. Als ervoor gekozen wordt dit niet over te laten aan Omgevingsdienst IJmond, is in elk geval nauwe samenwerking met Omgevingsdienst IJmond geboden als er asbest aanwezig is.
5.3.2 Gevolg Asbestdakenverbod 2024
Indien een verontreiniging van asbest optreedt, dan zal er een juridische handhavingsprocedure worden opgestart. De juridische handhavingsprocedures behoren tot het basistakenpakket. Het uiteindelijke besluit moet worden genomen door het bevoegd gezag, tenzij dit gemandateerd is aan de directeur van Omgevingsdienst IJmond. Tot 2024 zal Omgevingsdienst alleen handhavend optreden indien een calamiteit ontstaat op grond van de Wet milieubeheer en toezicht houden op bedrijfsmatige asbestsaneringen. Na 2024 zal Omgevingsdienst IJmond handhavend optreden op het in bezit hebben van een asbestdak. In de tussentijd zal beleid worden geformuleerd op grond van het asbestdakenverbod 2024.
6.1 Preventie door communicatie
Het primaire doel van preventie is de spontane naleving van wet- en regelgeving te vergroten. Naleving van regelgeving is niet altijd vanzelfsprekend. Door de inzet van communicatiemiddelen (voorlichting) en ondersteunend optreden (vooroverleg) wordt het gedrag op een positieve manier beïnvloed.
Communicatie is een middel dat wordt benut voor het verbeteren van het naleefgedrag. Omgevingsdienst IJmond probeert hiermee de effectiviteit van de handhaving te verhogen en daarmee overtredingen te voorkomen en terug te dringen. Omgevingsdienst IJmond communiceert met bedrijven en burgers over de regels en de manier waarop toezicht gehouden wordt met als doel dat men zich aan die regels houdt. Omgevingsdienst IJmond probeert doelgroepen bewust te maken van de regel, toezicht en het zichtbaar maken van de gevolgen bij een overtreding.
6.3.1 Informeren gemeenten en provincie
Omgevingsdienst IJmond communiceert in haar werkgebied actief met de gemeenten en de provincie Noord-Holland. Verschillende schakelfunctionarissen zijn aangesteld om als eerste aanspreekpunt voor de gemeenten en provincie te fungeren. De schakelfunctionaris investeert in het opbouwen en goed houden van de relatie met gemeente op ambtelijk, hoog ambtelijk en bestuurlijk niveau. Met name over handhaving vindt voorafgaand aan lastoplegging afstemming plaats.
Omgevingsdienst IJmond informeert de inwoners, namens de gemeente of de provincie, over meldingen en bekendmakingen via publicaties in de huis-aan-huiskranten en/of via internetkanalen. Door transparant te zijn over activiteiten in de leefomgeving ontstaat meer begrip bij de inwoners.
De communicatie tussen bedrijven en Omgevingsdienst IJmond vindt met name plaats in het kader van een procedure. Communicatie is een vast onderdeel in het proces van vergunningverlening. In eerste instantie zal er een vooroverleg plaatsvinden. Het is van belang om in een zo vroeg mogelijk stadium van het vergunningtraject met een bedrijf op één lijn te komen. Het toepassen van maatwerk zorgt ervoor dat een proces efficiënt verloopt. Communicatie wordt ook ingezet om acties aan te kondigen en te infomeren over wet- en regelgeving.
6.3.4 Informeren belanghebbenden
Belanghebbenden worden via lokale huis-aan-huis kranten en/of via internet geïnformeerd. Wanneer van te voren bekend is dat belanghebbenden direct op de hoogte gehouden willen worden, dan worden nieuwe besluiten ook rechtstreeks toegezonden.
Naming en shaming is één van de instrumenten in het kader van de toenemende transparantie van het toezicht. Omgevingsdienst IJmond kan in voorkomende gevallen handhavingsbesluiten publiceren met als doel om publieke verantwoording af te leggen op de wijze waarop Omgevingsdienst IJmond van zijn handhavingsbevoegdheid gebruikt maakt.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland voert actief beleid om meer informatie te verstrekken over de bestuurlijke handhaving ten aanzien van de naleving van milieuregelgeving. Bekendmaking van deze informatie vereist wel procedurele en juridische zorgvuldigheid zodat de belangen van de betrokkenen worden meegewogen.
Omgevingsdienst IJmond gebruikt verschillende tools om zijn doelgroepen beter te bereiken. De voornaamste doelgroep van Omgevingsdienst IJmond bestond lange tijd uit ondernemers. Echter, het doel is ook om inwoners, raadleden en verenigingen etc. te bereiken. Alle social mediakanalen worden gebruikt ter ondersteuning van de activiteiten in de pers en op de website.
7. Klachten en handhavingsverzoeken
Bedrijfsmatige en andere activiteiten kennen een uitstraling naar de omgeving. Die uitstraling kan door omwonenden als hinderlijk worden ervaren en in sommige gevallen ook een indicatie zijn voor een overtreding van milieuregelgeving. Omgevingsdienst IJmond handelt namens het bevoegd gezag de klachten af die verband houden met de activiteiten waarop wordt toegezien.
Klachten komen binnen bij de aangestelde milieuklachtencoördinatoren van de desbetreffende regio of bij de plaatsvervanger bij zijn/haar afwezigheid. Binnen 24 uur dient er gereageerd te worden op een klacht door contact op te nemen met de klager. Wanneer een klacht kan worden herleid naar een veroorzaker/bedrijf dan wordt direct een controle uitgevoerd. Bij constatering van een overtreding leidt dit tot een handhavingstraject.
Wanneer Omgevingsdienst IJmond niet het bevoegd gezag voor de klacht is, wordt deze doorgezet naar de betreffende instantie, zoals het waterschap of een andere omgevingsdienst. Ook bestaat de mogelijkheid dat een klacht geen aanleiding geeft tot opvolging middels handhaving (ongegrond is). In alle gevallen wordt er schriftelijk, digitaal of telefonisch een terugkoppeling naar de klager gedaan.
Tot slot is er per gemeente een klachtenfolder opgesteld, welke een tabel bevat met de soort klachten en de daarbij behorende instantie/contactpersonen.
In de praktijk blijkt dat een substantieel deel van de klachten voortkomt uit conflicten tussen buren onderling of naburige bedrijven, maar ook door overige algemene vormen van overlast. Indien bij terugkerende klachten/klagers na herhaling blijkt dat er geen aanleiding bestaat tot inspectie of handhavend optreden, kan de keuze worden gemaakt bepaalde klachten niet meer in behandeling te nemen.
Handhavingsverzoeken worden volgens de wettelijke procedure daarvoor opgepakt en afgehandeld door Omgevingsdienst IJmond. Indien een verzoek gegrond is, leidt dit tot een handhavingstraject. Ook voor terugkerende handhavingsverzoeken, waarbij herhaaldelijk is geconstateerd dat geen aanleiding bestaat voor handhaving en geen nieuwe feiten of omstandigheden worden aangedragen die mogelijk zouden kunnen leiden tot een ander oordeel, kan worden besloten deze niet in behandeling te nemen (naar analogie van een herhaalde aanvraag).
Bijlage 1 Lijst van dwangsommen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-36115.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.