Nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Groningen 2020

Het college van burgemeester en wethouders;

 

gelet op de verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Groningen 2020;

 

besluit de Nadere Regels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Groningen 2020 vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Begripsbepaling

Artikel 1. Begripsbepaling

Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Groningen 2020.

 

Hoofdstuk 2 Nadere regels melding, onderzoek, aanvraag en beschikking

Artikel 2. Melding hulpvraag

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een inwoner bij het college worden gemeld.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

 

Artikel 3. Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de inwoner het uitgangspunt is.

  • 2.

    Het college wijst de inwoner en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

 

Artikel 4. Vooronderzoek, indienen persoonlijk plan

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de inwoner en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaft de inwoner het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij de beschikking heeft of kan krijgen. De inwoner verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3.

    Als de inwoner genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de inwoner afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    Het college brengt de inwoner op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

 

Artikel 5. Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de inwoner door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de inwoner;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de inwoner;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van andere voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de inwoner met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de inwoner in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Als de inwoner een persoonlijk plan aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college informeert de inwoner over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten, en de vervolgprocedure en vraagt de inwoner toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

 

Artikel 6. Verslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 2.

    Na het gesprek verstrekt het college aan de inwoner een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 3.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de inwoner worden aan het verslag toegevoegd.

  • 4.

    Het college neemt het ondertekend verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 5.

    De inwoner tekent het verslag voor gezien en/of akkoord.

 

Artikel 7. Aanvraag

  • 1.

    De inwoner of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college middels:

    • a.

      een door belanghebbende ondertekend verslag van het gesprek als bedoeld in artikel 6.

    • b.

      een door het college beschikbaar gesteld en door de belanghebbende ondertekend aanvraagformulier als er geen gesprek heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 5.

 

Artikel 8. Advisering, informatieplicht en medewerking aan de beoordeling

  • 1.

    Het college kan een door hem daartoe aangewezen deskundige om advies vragen als dit van belang is voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    De persoon met beperking die een melding heeft gedaan of voor wie dat is gedaan dan wel een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is toegekend, is verplicht om aan het college desgevraagd medewerking te verlenen die redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de wet, de verordening en deze nadere regels. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      het voldoen aan een oproep om op een aangegeven tijdstip en plaats te verschijnen, dan wel iemand op een van tevoren aangegeven moment toegang tot zijn woning te verlenen;

    • b.

      het meewerken aan een onderzoek door één of meer door het college aangewezen deskundigen, daaronder zo nodig begrepen een lichamelijk of andersoortig onderzoek om de belemmeringen te kunnen vaststellen.

  • 3.

    De persoon met beperking die een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is toegekend, is verplicht om op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening, dan wel op de aard, de hoogte of de duur daarvan.

 

Hoofdstuk 3 Nadere regels diverse vormen van ondersteuning

Artikel 9. Algemene bepaling

  • 1.

    Het college kan maatwerkvoorzieningen ook als algemene voorziening aanbieden en omgekeerd.

  • 2.

    De omvang van maatwerkvoorzieningen voor diensten wordt zoveel mogelijk vastgesteld in uren.

  • 3.

    Het college neemt het afwegingskader in bijlage 2 tot en met 4 van deze nadere regels in acht om:

    • a.

      vast te stellen of de persoon als bedoeld in artikel 11, eerste lid, niet of onvoldoende in staat is tot het verzorgen van het huishouden van zichzelf of van de leefeenheid waartoe hij behoort;

    • b.

      vast te stellen of de persoon die voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 18 in aanmerking komt, kan verhuizen naar een reeds aangepaste woning of kan verhuizen naar een woning die gemakkelijker en goedkoper aan te passen is.

 

Artikel 10. Hulp bij het huishouden

  • 1.

    Een persoon met beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen kan in aanmerking komen voor hulp bij het huishouden als:

    • a.

      de inwoner door zijn belemmeringen, rekening houdend met de beschikbaarheid van de gebruikelijke hulp en onverplichte mantelzorg, niet of onvoldoende in staat is tot het verzorgen van het huishouden van zichzelf of van de leefeenheid waartoe hij behoort of

    • b.

      deze kortdurend, al dan niet in verband met het tijdelijk ontbreken of het ontlasten van mantelzorg, noodzakelijk is.

  • 2.

    Hulp bij het huishouden wordt als maatwerkvoorziening verstrekt als hulp bij het huishouden 1(HH1) of als hulp bij het huishouden 2 (HH2). Daarbij geldt dat:

    • a.

      HH1 een maatwerkvoorziening is waarbij geheel of gedeeltelijk activiteiten op het gebied van het huishouden worden overgenomen. De inwoner is in staat tot zelfregie over de planning en organisatie van de activiteiten;

    • b.

      HH2 een maatwerkvoorziening is waarbij geheel of gedeeltelijk activiteiten op het gebied van het huishouden worden overgenomen met inbegrip van hulp bij de organisatie van het huishouden aangezien de inwoner zelf niet in staat is regie over zijn huishouding te voeren.

 

Artikel 11. Individuele begeleiding

  • 1.

    Een inwoner kan in aanmerking komen voor individuele begeleiding als maatwerkvoorziening als:

    • a.

      bij de inwoner sprake is van een complexe ondersteuningsvraag op het gebied van zelfregie of participatie waardoor er problemen ontstaan in het dagelijks leven, of

    • b.

      er bij het functioneren van de inwoner sprake is van risico voor hemzelf of diens omgeving, of

    • c.

      toezicht op de inwoner nodig is.

  • 2.

    Individuele begeleiding wordt als maatwerkvoorziening verstrekt als individuele begeleiding basis of individuele begeleiding plus. Daarbij geldt dat:

    • a.

      individuele begeleiding basis een maatwerkvoorziening is waarbij de ondersteuning bestaat uit het versterken en aanbrengen van structuur en regie met betrekking tot het regelen van het dagelijks leven en participeren in de samenleving.

    • b.

      individuele begeleiding plus een maatwerkvoorziening is voor intensievere ondersteuning voor inwoners met ernstige gedragsmatige, meervoudige problematieken of sociaal-emotionele belemmeringen die grote impact hebben op de inwoner en zijn omgeving.

 

Artikel 12. Maatwerkvoorziening persoonlijke verzorging

  • 1.

    Een inwoner komt in aanmerking voor de maatwerkvoorziening persoonlijke verzorging als de maatwerkvoorziening begeleiding is toegekend en er ondersteuning nodig is bij de Algemene Dagelijkse levensverrichtingen (ADL); namelijk zich wassen, zich kleden, zich bewegen, eten en drinken.

 

Artikel 13. Algemene voorziening dagbesteding

Het college kan met het oog op het bieden van structuur, sociale contacten alsmede het ontlasten van eventuele mantelzorgers, zorgen voor de aanwezigheid van algemene voorzieningen dagbesteding.

 

Artikel 14. Maatwerkvoorziening begeleiding groep

  • 1.

    Een inwoner kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening begeleiding groep als:

    • a.

      de aanvrager als gevolg van een beperking onvoldoende zelfredzaam is om een dagbesteding, waaronder het volgen van een opleiding of het leveren van een arbeidsprestatie, voor zichzelf of met behulp van zijn netwerk te organiseren; of

    • b.

      er sprake is van een dermate complexe beperking, dat gedurende de dagbesteding directe nabijheid van gespecialiseerde zorg, ondersteuning en/of toezicht nodig is, of

    • c.

      daarmee overbelasting van eventuele mantelzorgers wordt voorkomen.

  • 2.

    Begeleiding groep wordt als maatwerkvoorziening verstrekt als begeleiding groep basis of begeleiding groep plus. Daarbij geldt dat:

    • a.

      begeleiding groep basis bestaat uit activiteiten in groepsverband buiten de woonsituatie gericht op het stabiliseren, activeren, oefenen of stimuleren van vaardigheden die zelfredzaamheid en participatie bevorderen.

    • b.

      begeleiding groep plus bestaat uit activiteiten in groepsverband buiten de woonsituatie voor inwoners met ernstige gedragsmatige, meervoudige problematieken of sociaal-emotionele belemmeringen die grote impact hebben op de inwoner en zijn omgeving.

 

Artikel 15. Maatwerkvoorziening vervoer

  • 1.

    Een inwoner komt in aanmerking voor de maatwerkvoorziening vervoer van en naar de begeleiding groep als de inwoner niet zelf of met behulp van zijn/ haar netwerk in staat is van en naar de locatie te reizen.

  • 2.

    Vervoer wordt als maatwerkvoorziening verstrekt als regulier vervoer en rolstoelvervoer. Als de inwoner vervoert dient te worden in een rolstoel is rolstoelvervoer aangewezen.

 

Artikel 16. Maatwerkvoorziening opvang en bescherm wonen

Het college verstrekt de maatwerkvoorziening beschermd wonen overeenkomstig de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Groningen 2020.

 

Artikel 17. Maatwerkvoorziening kortdurend verblijf

  • 1.

    Een inwoner kan gedurende maximaal drie etmalen per week in aanmerking komen voor kortdurend verblijf als:

    • a.

      de inwoner is aangewezen op ondersteuning met permanent toezicht, en

    • b.

      de mantelzorger door het overstijgen van het gebruikelijke, redelijkerwijs van hem te verwachten toezicht overbelast dreigt te worden.

  • 2.

    Kortdurend verblijf wordt als maatwerkvoorziening verstrekt als kortdurend verblijf basis en kortdurend verblijf plus. Daarbij geldt dat:

    • a.

      bij kortdurend verblijf basis er enige zorg nodig is zoals begeleiding in de avond of ochtend en ondersteuning bij het naar bed gaan of opstaan.

    • b.

      bij kortdurend verblijf plus extra begeleiding of zorg nodig is zoals het bieden van fysieke zorg, zodat tijdig kan worden ingegrepen bij bijvoorbeeld valgevaar, of complicaties bij een ziekte; en/of ondersteuning of zorg op ongeregelde en/of frequente tijden, omdat de inwoner zelf niet (meer) in staat is om hulp in te roepen; en/of het preventief ingrijpen bij gedragsproblemen (voorkomen van escalatie en gevaar).

 

Artikel 18. Een woonvoorziening

  • 1.

    Een persoon met beperking kan voor een woonvoorziening in aanmerking komen als deze voorziening noodzakelijk is voor het compenseren van de belemmeringen die worden ondervonden bij het normale gebruik van de woonruimte.

  • 2.

    Een woonvoorziening wordt verstrekt ten behoeve van de woonruimte waar de persoon met beperking woonachtig is of zal zijn en die geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden.

  • 3.

    Woonvoorzieningen zijn niet van toepassing op:

    • a.

      het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur;

    • b.

      het treffen van voorzieningen in specifiek op mensen met beperkingen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

  • 4.

    Woonvoorzieningen worden onder andere onderscheiden in:

    • a.

      verhuis-en inrichtingskosten;

    • b.

      een bouwkundige of woon technische woningaanpassing;

    • c.

      roerende woonvoorzieningen;

    • d.

      overige woonvoorzieningen.

  • 5.

    Het bezoekbaar maken van één woonruimte waarbij de persoon met een beperking in ieder geval de woonkamer en een toiletvoorziening kan bereiken en gebruiken wordt beschouwd als een bouwkundige of woon-technische aanpassing wanneer de persoon met een beperking woonachtig is in een instelling voor langdurige zorg.

  • 6.

    Een traplift wordt beschouwd als een roerende woonvoorziening.

  • 7.

    De woonvoorziening verhuizen of woningsanering wordt geleverd in natura of als pgb, tenzij een persoon met een beperking kiest voor een tegemoetkoming aannemelijke meerkosten.

  • 8.

    De in het vorige lid bedoelde voorziening, wordt alleen verstrekt indien de nieuwe woonruimte voldoet aan het programma van eisen, zoals gesteld in de beschikking.

  • 9.

    De in lid 7 bedoelde voorziening wordt niet verstrekt als:

    • a.

      een persoon met beperking is verhuisd voordat op zijn aanvraag voor tegemoetkoming aannemelijke meerkosten voor verhuis- en inrichtingskosten is beschikt, tenzij het college vooraf uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven, of de persoon met beperking de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de nieuwe woning ten opzichte van de oude woning aantoont;

    • b.

      een persoon niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • c.

      een persoon met beperking voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • d.

      een persoon met beperking geen belemmeringen in het normale gebruik van de woning ondervindt, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft;

    • e.

      een persoon met beperking verhuist naar een instelling voor langdurige zorg en de gemeente op grond van de wet voor deze persoon niet langer voor de ondersteuning verantwoordelijk is.

  • 10.

    Geen recht op een woonvoorziening bestaat indien de voorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau van de sociale woningbouw.

  • 11.

    Een aanpassing ten behoeve van gemeenschappelijke ruimten is niet mogelijk ten behoeve van wooncomplexen die specifiek bestemd zijn voor ouderen of personen met een beperking.

 

Artikel 19. Terugbetaling bij verkoop

  • 1.

    De eigenaar die een woningaanpassing heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient deze waardestijging bij verkoop van deze woning binnen een periode tot 10 jaar na gereed melding van de voorziening, terug te betalen.

  • 2.

    De eigenaar meldt de verkoop van de woning onverwijld aan het college.

  • 3.

    Bij het bepalen van de hoogte van het terug te betalen bedrag van de woningaanpassing na verkoop van een aangepaste woning wordt uitgegaan van de kostprijs van de woningaanpassing verminderd met de eventueel ingebrachte eigen middelen. Zie bijlage 1 voor de berekening van het terug te betalen bedrag.

 

Artikel 20. Vervoersvoorziening

  • 1.

    Een persoon met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen kan aanspraak maken op een vervoersvoorziening als hij belemmeringen ondervindt in het lokaal verplaatsen en gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van het openbaar vervoer niet mogelijk is.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening voor een vervoersvoorziening beperkt zich tot de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving.

 

Artikel 21. Soorten vervoersvoorzieningen

  • 1.

    De door het college te verstrekken vervoersvoorzieningen kunnen bestaan uit:

    • a.

      collectief vervoer;

    • b.

      een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel;

    • c.

      een scootmobiel;

    • d.

      een tegemoetkoming aannemelijke meerkosten voor het gebruik van een eigen auto, taxi, rolstoeltaxi en/of bruikleenauto;

    • e.

      een auto-aanpassing.

  • 2.

    De tegemoetkoming van de aannemelijke meerkosten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt in bijlage 1 vastgelegd.

 

Artikel 22. Collectief vervoer

  • 1.

    Collectief vervoer is een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Met het collectief vervoer kan een persoon met beperkingen zich lokaal verplaatsen van deur tot deur, waarbij geldt dat medisch noodzakelijke persoonlijke begeleiding bij het gebruik van het collectieve vervoer gratis is.

  • 3.

    Het college kan het aantal verplaatsingen maximeren.

  • 4.

    Met het collectief vervoer kunnen personen met een beperking reizen in een gebied van 22,5 kilometer rondom het woonadres. Boven dit geldende maximaal te reizen aantal kilometers geldt het tarief van de vervoerder.

  • 5.

    In afwijking van het vierde lid kunnen personen met een beperking eveneens voor het tarief als genoemd in artikel 9, vierde lid van de verordening reizen naar en van de ziekenhuizen in Groningen, Scheemda en Stadskanaal, Centrum voor revalidatie Beatrixoord in Haren en de verpleeg- en verzorgingshuizen in Groningen, Veendam, Delfzijl, Appingedam, Winschoten en Zuidlaren.

 

Artikel 23. Door spierkracht voortbewogen vervoermiddel

  • 1.

    Een vervoersvoorziening bij een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel kan bestaan uit:

    • a.

      de aanpassing van een fiets;

    • b.

      een niet algemeen gebruikelijke fiets;

    • c.

      een rolstoelfiets of handbike.

  • 2.

    Een persoon met beperking kan in aanmerking komen voor een voorziening als bedoeld in het vorige lid indien:

    • a.

      zijn beperking het gebruik van een gewone fiets of aankoppelfiets onmogelijk maakt en

    • b.

      hij zijn vervoersbehoefte merendeels met een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel kan invullen.

  • 3.

    Voor een kind kan een vervoersvoorziening tevens bestaan uit een individueel aangepast fietszitje of fietsaanhanger als een standaard voorziening niet mogelijk is.

 

Artikel 24. Een rolstoelvoorziening

  • 1.

    Een persoon met beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen kan voor een rolstoel in aanmerking komen als een rolstoel noodzakelijk is voor dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning.

  • 2.

    De door het college te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een handbewogen rolstoel of een transportrolstoel;

    • b.

      een elektrische rolstoel;

    • c.

      individuele aanpassingen aan de rolstoel;

    • d.

      rolstoelaccessoires.

 

Artikel 25. Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten vastframe handbike of sportrolstoel

Het college kan op aanvraag een tegemoetkoming aannemelijke meerkosten voor een vastframe handbike voor sportdoeleinden of een sportrolstoel verstrekken en onderscheidt daarbij kosten van aanschaf en kosten voor onderhoud.

 

Hoofdstuk 4 Nadere regels persoonsgebonden budget

Artikel 26. Persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1.

    Een persoon met beperking heeft niet de mogelijkheid te kiezen voor een pgb als daartegen overwegende bezwaren zijn. Daarvan is in ieder geval sprake als:

    • a.

      de voorziening het collectief vervoer betreft;

    • b.

      er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de persoon met beperking zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van het pgb en deze hulp niet beschikbaar is.

  • 2.

    Om de kwaliteit van de met een pgb in te kopen individuele voorziening te kunnen beoordelen dient de inwoner een plan te hebben opgesteld over hoe zij het pgb gaan besteden en dienen zij een door het college goedgekeurde schriftelijke zorgovereenkomst dan wel overeenkomst van opdracht te sluiten met de door hem of haar ingeschakelde dienstverlener.

  • 3.

    Als uit het gesprek en het ondersteuningsplan blijkt, dat het pgb-tarief niet toereikend is, kan het college hiervan afwijken tot ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.

  • 4.

    De inwoner kan zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder of de voorziening duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.

  • 5.

    Als de verstrekking:

    • a.

      een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering;

    • b.

      een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

  • 6.

    Bij de vaststelling van het pgb wordt rekening gehouden met afschrijvingstermijnen die naar geldende maatschappelijke normen voor de verstrekte voorziening gebruikelijk zijn. Mocht na die tijd blijken dat de voorziening nog in goede staat verkeert, dan wordt de gebruiksduur verlengd.

  • 7.

    De budgethouder is verplicht om gedurende de gebruiksduur de aangeschafte voorziening voldoende te laten onderhouden en, voor zover van toepassing, toereikend te verzekeren. In geval van een scootmobiel, aangepaste fiets met hulpmotor of elektrische rolstoel is de persoon verplicht een allriskverzekering af te sluiten gedurende de gebruiksduur van het hulpmiddel.

  • 8.

    Ingeval het gebruik van de voorziening welke met een persoonsgebonden budget is aangeschaft, is beëindigd en de gebruiksduur van de voorziening niet geheel is verstreken, is de budgethouder verplicht de voorziening te retourneren dan wel de restwaarde, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, aan de gemeente te vergoeden.

 

Artikel 27. Bestedingsmogelijkheden van de pgb

  • 1.

    Een PGB voor vervoer en een pgb voor vormen van ondersteuning als bedoeld in de artikelen 7 en 8 van de Verordening waarvoor een tarief is vastgesteld per uur, per dagdeel of per etmaal mag uitsluitend besteed worden voor dat vervoer en voor een vergoeding van die daadwerkelijk geleverde diensten per uur, dagdeel of etmaal.

  • 2.

    De hoogte van een pgb kan zijn opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekering(en) en reiskosten.

  • 3.

    Het pgb mag ingezet worden voor de volgende kosten:

    • a.

      eenmalige uitkering. Na beëindiging van pgb waar de budgethouder niet verantwoordelijk is kan er maximaal 1 volledig maand salaris worden uit betaald.

    • b.

      Feestdagenuitkering. De feestdagen uitkering is een onderdeel van de arbeidsovereenkomst. Er kan binnen het budget maximaal € 272,00 gereserveerd worden. Dit kan op een moment in het kalender jaar als extra loon worden uitbetaald.

    • c.

      Reiskosten. Binnen het werkgeverschap is het wettelijk toegestaan om reiskosten voor woon-werkverkeer te vergoeden als secundaire arbeidsvoorwaarde. Hierbij geldt de vigerende belastingwetgeving en de vergoeding betreft onbelast loon. De kosten moeten gemaakt worden om de zorg uit te kunnen voeren. De reiskosten worden gezien als onderdeel van een arbeidsovereenkomst.

  • 4.

    De keuze van de inwoner om het pgb in te zetten voor deze kosten heeft effect op de bestedingsruimte van het pgb.

  • 5.

    Het pgb mag niet ingezet worden voor de volgende kosten:

    • a.

      Reservering Vrij besteedbaar bedrag. Het budget is bedoeld om zorg in te kopen. Met de invoering van het trekkingsrecht is alleen betaling mogelijk als de zorg geleverd wordt.

    • b.

      Administratiekosten. Om in aanmerking te komen voor een pgb moet iemand zelf in staat zijn, of diens vertegenwoordiger, zelf de regie over het pgb te kunnen voeren.

 

Hoofdstuk 5 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten

Artikel 28. Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten

  • 1.

    Het college kan op aanvraag dan wel ambtshalve aan de inwoner een tegemoetkoming verstrekken voor aannemelijke meerkosten voor verhuis- en inrichtingskosten, saneringskosten woning en vervoerskosten.

  • 2.

    De tegemoetkoming hoeft niet kostendekkend te zijn.

 

Hoofdstuk 6 Bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen, maatwerkvoorzieningen, pgb en tegemoetkoming aannemelijke meerkosten

Artikel 29. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorziening, pgb en tegemoetkoming aannemelijke meerkosten

  • 1.

    De bijdrage in de kosten is verschuldigd over het resultaat dat staat beschreven in het ter zake door het college genomen besluit tot het verstrekken van de maatwerkvoorziening of pgb. De bijdrage in de kosten moet ook voldaan worden als de inwoner meent dat het afgesproken resultaat met de maatwerkvoorziening in de praktijk niet wordt gerealiseerd.

  • 2.

    Het college kan een bijdrage in de kosten van een tegemoetkoming aanmerkelijke meerkosten vragen overeenkomstig het Uitvoeringsbesluit wmo 2015 en deze Nadere regels.

  • 3.

    Voor maatwerkvoorzieningen en pgb’s met uitzondering van opvang en beschermd wonen wordt met inachtneming van het vierde lid een bijdrage opgelegd tot maximaal de kosten van de voorziening en zolang van de voorziening gebruik wordt gemaakt.

  • 4.

    Maatwerkvoorzieningen en pgb’s als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 worden met toepassing van artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 gemaximeerd.

  • 5.

    De kosten van de voorziening per maand worden als volgt vastgesteld:

    • a.

      voor diensten in natura: het aantal per maand geleverde uren, dagdelen of etmalen tegen door het college vastgestelde tarieven. Het college bepaalt deze tarieven door een aanbesteding of na een consultatie in de markt of in overleg met de aanbieder;

    • b.

      voor diensten in de vorm van een pgb: de hoogte van het budget omgerekend naar een bedrag per maand;

    • c.

      voor voorzieningen in natura: de werkelijke of gemiddelde nieuwprijs (inclusief afkoop accessoires, onderhoud, verzekering, en dergelijke) gedeeld door de gemiddelde levensduur van de voorziening omgerekend naar een bedrag per maand. Het college kan voor deze berekening de noemer hoger maken dan de feitelijke gemiddelde levensduur;

    • d.

      voor voorzieningen in de vorm van een pgb: de hoogte van het budget omgerekend naar een bedrag per maand;

    • e.

      voor tegemoetkoming aannemelijke meerkosten indien de bijdrageregeling van toepassing is: de tegemoetkoming omgerekend naar een bedrag per maand;

    • f.

      voor bouwkundige of woontechnische woningaanpassingen, voor een woonunit, woningsanering en verhuizen in natura: de werkelijke of gemiddelde kosten, omgerekend naar een bedrag per maand. De kostprijs wordt vastgesteld op basis van de door het college geaccepteerde offerte of op basis van vaste prijsafspraken, dan wel de werkelijke kosten indien deze lager zijn;

    • g.

      voor een pgb voor een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing voor een woonunit, woningsanering en verhuizen in natura: de hoogte van het budget, omgerekend naar een bedrag per 4 weken. De kostprijs wordt vastgesteld op basis van de door het college geaccepteerde offerte of op basis van vaste prijsafspraken, dan wel de werkelijke kosten indien deze lager zijn.

  • 6.

    In afwijking van het eerste lid en behoudens de gevallen als bedoeld in artikel 3.8, vierde lid, onderdelen a, b. c, d en e, van het Uitvoeringsbesluit wmo 2015 is eveneens geen bijdrage verschuldigd voor de volgende voorzieningen:

    • a.

      tijdelijke huisvesting, waaronder niet is begrepen het bijplaatsen van een woonunit;

    • b.

      huurderving;

    • c.

      over het pgb dat wordt verstrekt voor begeleiding indien een deel van dit pgb geleverd wordt door informele hulp.

  • 7.

    De bedragen per maand, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de bijdrage voor een maatwerkvoorziening, pgb of, indien het college dat heeft bepaald, tegemoetkoming aannemelijke meerkosten zijn gelijk aan de maxima die zijn genoemd in paragraaf een en twee van hoofdstuk drie van het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 8.

    Voor een inwoner die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, wordt voor woningaanpassingen een bijdrage overeenkomstig deze Nadere regels geheven van de onderhoudsplichtige ouders of anderen die het ouderlijk gezag uitoefenen.

  • 9.

    Het college kan op grond van artikel 3.1, vierde lid, onderdeel b, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning na advies van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk, de Raad voor de Kinderbescherming of het AMHK, een vrijstelling van de bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening geven wanneer die bijdrage in de kosten tot mishandeling, verwaarlozing, of ernstige schade voor de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige kunnen leiden.

  • 10.

    Indien de aanvrager een duurdere maatwerkvoorziening wil dan de goedkoopst compenserende komt het meerdere voor rekening van de aanvrager.

  • 11.

    De bijdragen in de kosten als bedoeld in dit artikel zijn uitgewerkt in bijlage 1 bij deze Nadere regels. Deze bijlage maakt integraal onderdeel uit van deze Nadere regels.

 

Artikel 30. Formele zorgaanbieders

  • 1.

    Onder formele zorgaanbod wordt verstaan:

    • a.

      Zorg aangeboden door een organisatie of zelfstandige zonder personeel (ZZP’er) die beroeps- of bedrijfsmatig hulp verleent en als zodanig met een SBI-code beginnend met 86, 87 of 88 staat ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, of

    • b.

      een zorgaanbieder die is geregistreerd zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, die beschikt over een AGB-code en die is ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op de echtgenoot, geregistreerd partner of andere levenspartner van de zorgbehoevende, de bloed-en aanverwanten in de eerste of tweede graad van de zorgbehoevende of de bloed- en aanverwanten in de eerste of tweede graad van de echtgenoot, geregistreerd partner of andere levenspartner van de zorgbehoevende. Zij worden beschouwd als informele zorgaanbieders.

  • 3.

    Voor PGB gelden voor bij de formele zorgaanbieders de volgende kwaliteitseisen:

    • a.

      In bezit zijn van een VOG verklaring van de professionals.

    • b.

      Een zorgaanbieder mag niet op de zwarte lijst van de gemeente staan vanwege ondeskundige zorg, in strijd met de gemeentelijke voorwaarden en beleid, misleiding, fraude en uitbuiting personeel.

    • c.

      Zorgaanbieders zijn geregistreerd in het beroepsregister of zijn hiervoor aangemeld.

    • d.

      Hulpaanbieders en vrij gevestigden moeten zijn aangesloten bij een professioneel collectief. Het collectief is medeverantwoordelijk voor de kwaliteit van de hulpverlening.

    • e.

      Hulpaanbieders zijn verplicht te melden in de verwijsindex (VIR) en hanteren de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.

 

Artikel 31. Informele zorgaanbieders

  • 1.

    Onder informele zorg wordt verstaan:

    • a.

      Ieder ander dan een formele zorgaanbieder als bedoeld in artikel 30 lid 1.

    • b.

      Volwassenen behorend tot het sociale netwerk van het kind of de jongere.

  • 2.

    Voor informele zorg gelden de volgende eisen:

    • a.

      In bezit zijn van een VOG verklaring.

    • b.

      Grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en aangeven wanneer specialistische ondersteuning is gewenst.

 

Artikel 32. Bijdrageplicht verblijf in opvang en beschermd wonen

Het college verstrekt de maatwerkvoorziening beschermd wonen overeenkomstig de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Groningen 2020.

 

Hoofdstuk 7 Kwaliteitseisen

Artikel 33. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Een maatwerkvoorziening is in ieder geval:

    • a.

      doeltreffend;

    • b.

      doelmatig;

    • c.

      inwonergericht;

    • d.

      veilig.

  • 2.

    Kwaliteitseisen zijn opgenomen in de “Deelovereenkomst maatwerkvoorziening ondersteuning Wmo 2018, gemeente Midden-Groningen”.

 

Hoofdstuk 8 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Artikel 34. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    Het college zorgt voor een jaarlijks blijk van waardering voor mantelzorgers van inwoner en in de gemeente.

  • 2.

    Een mantelzorger die meer dan 8 uur per week voor minstens 3 maanden mantelzorg verleent en van wie de zorgvrager woonachtig is in de gemeente, komt in aanmerking voor een jaarlijkse waardering.

  • 3.

    We hanteren geen uitsluitingsgrond voor intramurale indicaties van de zorgvrager. We hanteren wel een uitsluiting wanneer een mantelzorger de hulp verleent op basis van pgb.

  • 4.

    Het college voert over de vormgeving van de blijk van waardering overleg met mantelzorgers en hun organisaties.

  • 5.

    Mantelzorgers kunnen bij de gemeente aangeven voor het jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking te willen komen of hiervoor aangemeld worden door de zorgvrager.

 

Hoofdstuk 9 Jaarlijkse recht om uit te dagen

Artikel 35. Het recht om uit te dagen

  • 1.

    Het college werkt samen met buurtinitiatieven bij de uitvoering van het beleid voor maatschappelijke ondersteuning.

  • 2.

    Georganiseerde verbanden uit de buurt kunnen een aanvraag voor subsidie indienen om een deel van de zorg en ondersteuning die de gemeente levert uit te voeren.

  • 3.

    Onder de volgende voorwaarden kunnen taken van het college door buurtinitiatieven worden uitgevoerd:

    • a.

      de zorg en ondersteuning voldoen aan de kwaliteitscriteria zoals vastgelegd in de verordening en de daarop gebaseerde nadere regels en beleid;

    • b.

      indien van toepassing voldoet de besluitvorming in mandaat aan de vereisten van de wet;

    • c.

      de zorg en ondersteuning hebben een kostprijs die vergelijkbaar is met de kostprijs van voorzieningen die door de gemeente worden verstrekt;

    • d.

      de zorg en ondersteuning hebben een sociale meerwaarde.

  • 4.

    De taken van de gemeente kunnen in zijn geheel, als apart geografisch deel of als thematisch perceel worden uitgevoerd.

  • 5.

    De effecten van de samenwerking en uitvoering worden geëvalueerd.

 

Hoofdstuk 10 Huurderving bij geschikte woonruimte

Artikel 36. Huurderving

De financiële tegemoetkoming voor huurderving van woonruimte geschikt voor mensen met een beperking is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, maar bedraagt niet meer van de werkelijke kosten met een maximum van € 233,35 per maand en kan worden verstrekt gedurende maximaal zeven maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een vergoeding in aanmerking komt.

 

Hoofdstuk 11 Heronderzoek en terugvordering

Artikel 37. Huurderving

Het college is bevoegd, om voor een voorziening die op grond van deze of een aan deze verordening voorafgaande verordening is verstrekt, een heronderzoek uit te voeren om vast te kunnen stellen of de omstandigheden die hebben geleid tot de verlening van de voorziening, gewijzigd zijn.

 

Artikel 38. Terugvordering

  • 1.

    Indien het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaald pgb worden teruggevorderd.

  • 2.

    Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 3.

    Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggehaald

  • 4.

    Alle ingevolge de verordening en dit besluit terug te vorderen bedragen kunnen worden verhoogd met de wettelijke rente.

 

Hoofdstuk 12 Slotbepalingen

Artikel 39. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze Nadere regels door het college vastgestelde bedragen verhogen of verlagen. Het college kan per tarief en voorziening bepalen welke prijsindex hierbij wordt gehanteerd.

 

Artikel 40. Citeertitel

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Groningen 2020.

 

Artikel 41. Intrekking en inwerkingtreding.

  • 1.

    De Nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Groningen 2019, vastgesteld d.d. 21 mei 2019, worden ingetrokken per 1 januari 2020.

  • 2.

    Deze nadere regels treden in werking met ingang van 1 januari 2020.

 

Artikel 42. Bijlagen.

De volgende bijlagen maken integraal onderdeel uit van deze nadere regels:

Bijlage I: Financiële bijlage

Bijlage II: normtijden bij de hulp bij het huishouden

Bijlage III: gebruikelijke hulp

Bijlage IV: afweging primaat van verhuizen.

 

Eigen bijdrage: kosten van de voorziening (tabel 5 t/m 11)

 

Tabel 5 Kosten voorzieningen bij diensten in natura , zoals opgevoerd richting het CAK

 

Diensten in natura

Kosten voorziening van diensten in natura

Omschrijving soort ondersteuning

Tarief eenheid

Tarief (€) per eenheid

Kosten van de voorziening

Duur van de oplegging van de eigen bijdrage1

Huishoudelijke hulp

uur

21,05

Werkelijk aantal uren

per maand

x uurtarief

Zolang de ondersteuning wordt geboden

Huishoudelijke hulp met regie

uur

24,43

 

 

Begeleiding basis

uur

40

 

 

Begeleiding plus

uur

40

 

 

Begeleiding groep basis

dagdeel

25

Werkelijk aantal dagdelen

per maand

x tarief per dagdeel

 

Begeleiding groep plus

dagdeel

25

 

 

Vervoer naar begeleiding groep

dagdeel

5

 

 

Vervoer naar begeleiding groep, rolstoel

dagdeel

10

 

 

Persoonlijke verzorging

uur

35

 

 

Kortdurend verblijf basis

etmaal

88

Werkelijk aantal etmalen per maand

x tarief per etmaal

 

Kortdurend verblijf plus

etmaal

88

 

 

1 De eigen bijdrage wordt gemaximeerd als bedoeld in artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

 

 

Tabel 6 Kosten voorzieningen bij een persoonsgebonden budget voor diensten

Artikel 31 Nadere regels

 

Persoonsgebonden budget voor diensten

 

Kosten voorziening bij een

persoonsgebonden budget voor diensten

 

Omschrijving soort ondersteuning

Kosten van de voorziening

Duur van de oplegging van de eigen bijdrage1

Huishoudelijke hulp

Bij oplegging:

Hoogte van het PGB

per maand

 

Eindafrekening:

Daadwerkelijk besteed

(gedeclareerd) PGB

Duur waarvoor

het PGB is gegeven

Huishoudelijke hulp met regie

 

 

Begeleiding basis

 

 

Begeleiding plus

 

 

Begeleiding groep basis

 

 

Begeleiding groep plus

 

 

Vervoer begeleiding groep

 

 

Persoonlijke verzorging

 

 

Kortdurend verblijf basis

 

 

Kortdurend verblijf plus

 

 

 

 

 

 

 

 

1 De klant wordt geacht het PGB te besteden als bedoeld in artikel 5 van de Verordening en hoofdstuk 4 van deze Nadere regels. Daarnaast is de klant een eigen bijdrage verschuldigd. Deze eigen bijdrage wordt gemaximeerd als bedoeld in artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

 

 

Tabel 7 Kosten voorzien ingen bij maatwerkvoorzieningen

 

Maatwerkvoorzieningen

 

Omschrijving

Kosten voorziening per maand

van maatwerkvoorzieningen

Duur van de oplegging van de eigen bijdrage1

Kleine woningaanpassingen2

Werkelijke kosten / 120

(10 jaar x 12 maanden)

10 jaar

Overige bouwkundige of woontechnische woningaanpassing inclusief verbeteren toegankelijkheid

Werkelijke kosten / 240

(20 jaar x 12 maanden)

20 jaar

Verhuizen

Werkelijke kosten / 84

(7 jaar x 12 maanden)

7 jaar

Woningsanering

Werkelijke kosten / 84

(7 jaar x 12 maanden)

7 jaar

Woonunit

Werkelijke of gemiddelde nieuwprijs 3 / 180

(o.b.v. 15 jaar x 12 maanden)

Zolang de voorziening wordt gebruikt

Traplift

Werkelijke of gemiddelde nieuwprijs 3 / 180

(o.b.v. 15 jaar x 12 maanden)

Zolang de voorziening wordt gebruikt

Tillift, plafondlift

Werkelijke of gemiddelde nieuwprijs 3 / 120

(o.b.v. 10 jaar x 12 maanden)

Zolang de voorziening wordt gebruikt

Verrijdbare tillift, transferhulpmiddelen, pakpaal, losse papegaai, douche- en toilethulpmiddelen e.d.

Indien verstrekt in bruikleen en de werkelijke of gemiddelde nieuwprijs is € 1.000,- of lager: Werkelijke of gemiddelde nieuwprijs 3 / 60

(o.b.v. 5 jaar x 12 maanden)

5 jaar

 

Indien verstrekt in bruikleen en de werkelijke of gemiddelde nieuwprijs is hoger dan € 1.000,-: Werkelijke of gemiddelde nieuwprijs 3 / 120

(o.b.v. 10 jaar x 12 maanden)

Zolang de voorziening wordt gebruikt

 

Indien verstrekt in eigendom: Werkelijke of

gemiddelde nieuwprijs 3 / 84

(o.b.v. 7 jaar x 12 maanden)

7 jaar

Scootmobiel (ook elektrische rolstoel ter vervanging van scootmobiel)

Werkelijke of gemiddelde nieuwprijs 3 / 120

(o.b.v. 10 jaar x 12 maanden)

Zolang voorziening wordt gebruikt

Scootmobielsafe

Werkelijke of gemiddelde nieuwprijs 3 / 180

(o.b.v. 15 jaar x 12 maanden)

Zolang de voorziening wordt gebruikt

Bestrating en elektra voor scootmobielsafe

Werkelijke kosten / 120

(10 jaar x 12 maanden)

10 jaar

Handbike, afneembare elektrische ondersteuning voor een rolstoel

Werkelijke of gemiddelde nieuwprijs 3 / 120

(o.b.v. 10 jaar x 12 maanden)

Zolang de voorziening wordt gebruikt

(Aanpassing) fiets

Werkelijke of gemiddelde nieuwprijs 3 / 120

(o.b.v. 10 jaar x 12 maanden)

10 jaar

Auto

Werkelijke leasekosten 4 per maand

Zolang de voorziening wordt gebruikt

Autohulpmiddel

Werkelijke of gemiddelde nieuwprijs 3 / 120

(o.b.v. 10 jaar x 12 maanden)

Zolang de voorziening wordt gebruikt

Aanpassing auto

Werkelijke of gemiddelde nieuwprijs 3 / 120

(o.b.v. 10 jaar x 12 maanden)

10 jaar

 

1 De eigen bijdrage wordt gemaximeerd als bedoeld in artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

2 Hieronder vallen: Sanitair: beugel anders dan 30 of 50 cm; drempelhulp; drempel verwijderen en afdekken, muurbevestigde douchestoel; opklapbare beugel; onderrijdbare wastafel; wastafelbeugel; overrijdbare waterkerende drempel. Toe- en doorgankelijkheid: toegankelijkheid voordeur en achterdeur d.m.v. skeggen, drempelhulpen, hellingen, aanpassingen tegelwerk; intercom; deurontgrendelaar; elektrische deuropener en/of handzender; ophogen balkon + balustrade; (trap)leuningen en spilbeugels.

3 Het gaat om de all-in nieuwprijs, inclusief evt. afkoop van accessoires, onderhoud, verzekering en dergelijke.

3 Inclusief onderhoud, reparatie en verzekering zoals die door de gemeente aan de leverancier wordt betaald.

 

 

Tabel 8 Kosten voorzieningen bij een persoonsgebonden budget

 

Persoonsgebonden budget

 

Omschrijving

Kosten voorziening per maand

bij persoonsgebonden budget

Duur van de oplegging van de eigen bijdrage1

Kleine woningaanpassingen2

Hoogte van het PGB / 120

(10 jaar x 12 maanden)

10 jaar

Overige bouwkundige of woontechnische woningaanpassing inclusief verbeteren toegankelijkheid

Hoogte van het PGB / 240

(20 jaar x 12 maanden)

20 jaar

Verhuizen

Hoogte van het PGB / 84

(7 jaar x 12 maanden)

7 jaar

Woningsanering

Werkelijke kosten / 84

(7 jaar x 12 maanden)

7 jaar

Woonunit

Hoogte van het PGB / 180

(15 jaar x 12 maanden)

15 jaar

Traplift

Hoogte van het PGB / 180

(15 jaar x 12 maanden)

15 jaar

Tillift, plafondlift

Hoogte van het PGB / 120

(10 jaar x 12 maanden)

10 jaar

Verrijdbare tillift, transferhulpmiddelen, pakpaal, losse papegaai, douche- en toilethulpmiddelen e.d.

Hoogte van het PGB / 84

(7 jaar x 12 perioden)

7 jaar

Scootmobiel (ook elektrische rolstoel ter vervanging van scootmobiel)

Hoogte van het PGB / 84

(7 jaar x 12 maanden)

7 jaar

Scootmobielsafe

Hoogte van het PGB / 180

(15 jaar x 12 maanden)

15 jaar

Bestrating en elektra voor scootmobielsafe

Hoogte van het PGB / 120

(10 jaar x 12 maanden)

10 jaar

Handbike, afneembare elektrische ondersteuning voor een rolstoel

Hoogte van het PGB / 120

(10 jaar x 12 maanden)

10 jaar

(Aanpassing) fiets

Hoogte van het PGB / 120

(10 jaar x 12 maanden)

10 jaar

 

1 De klant wordt geacht het PGB te besteden als bedoeld in artikel 5 van de Verordening en hoofdstuk 4 van deze Nadere regels. Daarnaast is de klant een eigen bijdrage verschuldigd. Deze eigen bijdrage wordt gemaximeerd als bedoeld in artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

2 Hieronder vallen: Sanitair: beugel anders dan 30 of 50 cm; drempelhulp; drempel verwijderen en afdekken, muurbevestigde douchestoel; opklapbare beugel; onderrijdbare wastafel; wastafelbeugel; overrijdbare waterkerende drempel. Toe- en doorgankelijkheid: toegankelijkheid voordeur en achterdeur d.m.v. skeggen, drempelhulpen, hellingen, aanpassingen tegelwerk; intercom; deurontgrendelaar; elektrische deuropener en/of handzender; ophogen balkon + balustrade; (trap)leuningen en spilbeugels.

 

 

Tabel 9 Kosten voorzieningen bij een Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten

 

Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten

 

Omschrijving

Kosten voorziening per maand

bij aannemelijke meerkosten

Duur van de oplegging van de eigen bijdrage1

Verhuizen

 

Hoogte van de tegemoetkoming / 84

(7 jaar x 12 maanden)

7 jaar

Woningsanering

Hoogte van de tegemoetkoming / 84

(7 jaar x 12 maanden)

7 jaar

Gebruik eigen auto, (rolstoel)taxi, bruikleenauto

Hoogte van de tegemoetkoming per maand

Zolang de tegemoetkoming wordt ontvangen

Bezoekbaar maken woonruimte

Hoogte van de tegemoetkoming / 240

(20 jaar x 12 maanden)

20 jaar

Vastframe handbike of sportrolstoel

Hoogte van de tegemoetkoming / 84

(7 jaar x 12 maanden)

7 jaar

 

1 De eigen bijdrage wordt gemaximeerd als bedoeld in artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

 

 

Tabel 10 Afschrijvingsduur woningsanering

 

Omschrijving

leeftijd

Afschrijvingspercentage

 

 

Vloerbedekking en gordijnen bij woningsanering

 

0 – 2 jaar

0 %

 

2 – 4 jaar

25 %

 

4 – 6 jaar

50 %

 

6 – 8 jaar

75 %

 

8 jaar en ouder

100 %

 

 

Tabel 11 Terugbetaling bij verkoop

Omschrijving

Periode na gereedmelding

Terugbetalings-percentage

 

 

Percentage van de kostprijs van een woningaanpassing die terug dient te worden betaald na verkoop van de woning binnen tien jaar na gereedmelding van woningaanpassing*

 

0 – 1 jaar

100 %

 

1 – 2 jaar

90 %

 

2 – 3 jaar

80 %

 

3 – 4 jaar

70 %

 

4 – 5 jaar

60 %

 

5 – 6 jaar

50 %

 

6 – 7 jaar

40 %

 

7 – 8 jaar

30 %

 

8 – 9 jaar

20 %

 

9 – 10 jaar

10 %

* Waardestijging dient betrekking te hebben op de ontvangen woningaanpassing. Het terug te betalen bedrag is de volledige waardestijging die betrekking heeft op de woningaanpassing, met als maximum de kostprijs van de woningaanpassing. Door belanghebbende ingebrachte middelen worden in mindering gebracht.

 

Vastgesteld in de collegevergadering van 12 november 2019.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Groningen,

Adriaan Hoogendoorn, Burgemeester

Henk Mulder, Secretaris

Bijlage 1: Financiële Bijlage bij Nadere regels Maatschappelijke ondersteuning 2019

 

Hoogte forfaitaire tegemoetkoming aannemelijke meerkosten

Tabel 1 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten woningsanering

Tabel 2 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten vervoer

Tabel 3 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten wonen

Tabel 4 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten sportrolstoel of vastframe handbike

 

Eigen bijdrage: Kosten van de voorziening

Tabel 5 Kosten voorzieningen bij diensten in natura

Tabel 6 Kosten voorzieningen bij een persoonsgebonden budget voor diensten

Tabel 7 Kosten voorzieningen bij maatwerkvoorzieningen

Tabel 8 Kosten voorzieningen bij een persoonsgebonden budget

Tabel 9 Kosten voorzieningen bij een tegemoetkoming aannemelijke meerkosten

Tabel 10 Afschrijvingsduur woningsanering

Tabel 11 Terugbetaling bij verkoop

 

Hoogte Forfaitaire tegemoetkoming aannemelijke meerkosten (tabel 1 t/m 4)

Over deze tegemoetkomingen moet door de klant een eigen bijdrage betaald worden.

 

 

Tabel 1 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten woningsanering

Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten woningsanering

De financiële tegemoetkoming voor woningsanering bedraagt maximaal (per m2)

Gordijnen per vierkante meter glasoppervlakte:

€ 15,60

Vloerbedekking per vierkante meter vloeroppervlakte:

€ 23,00

 

 

Tabel 2 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten vervoer

Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten vervoer

Bedrag per jaar

Voor gebruik van een eigen auto of taxi maximaal verstrekt op declaratiebasis

€ 1.060,--

Voor gebruik van een individuele rolstoeltaxi maximaal verstrekt op declaratiebasis

€ 4.710,--

Voor gebruik van een bruikleenauto maximaal verstrekt op declaratiebasis

€ 651,65

 

 

Tabel 3 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten wonen

Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten wonen*

Bedrag

Verhuizen

€ 3.000,--

Bezoekbaar maken woning, maximaal

€ 2.500,--

Tijdelijke huisvesting (voor maximaal zes maanden, maximum bedrag per maand)

€ 520,35

* De genoemde bedragen zijn maximumbedragen.

 

 

Tabel 4 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten sportrolstoel of vastframe handbike

Artikel 25 Nadere regels

 

Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten sportrolstoel of vastframe handbike

De tegemoetkoming bedraagt maximaal

Aanschaf van de voorziening

€ 2.500,--

Bijdrage voor drie jaar onderhoud en reparatie

€ 945,55

 

BIJLAGE 2 NORMTIJDEN BIJ HET HUISHOUDEN

 

De normtijden zijn indicatief. Afwijkingen zijn gemotiveerd mogelijk

 

Het doen van boodschappen voor het dagelijkse leven

Hieronder vallen het samenstellen van een boodschappenlijst en het inkopen en opbergen van boodschappen. Dit kan 1x per week worden gedaan en daar kan tot en met 4 personen 60 minuten per week voor worden toegekend.

Als het gaat om meer dan 4 personen of als er kinderen jonger dan 12 jaar aanwezig zijn, kan 2x per week boodschappen worden toegekend.

Indien de afstand tot de winkels groot is, kan maximaal 30 minuten extra worden toegekend. Dat betekent dat voor boodschappen de marge voor toekennen bedraagt 60 tot 150 minuten. Eigen keuzen, zoals de keuze voor speciaal voedsel dat maar beperkt te koop aangeboden wordt, zodat extra gereisd moet worden, of het doen van boodschappen in een groot aantal winkels, worden in principe niet gehonoreerd.

Alleen medisch noodzakelijke afwijkingen kunnen gehonoreerd worden.

 

Maaltijdverzorging: broodmaaltijd, warme maaltijd

Hieronder vallen wat betreft de broodmaaltijd: broodmaaltijd klaarzetten, tafel dekken en afruimen, koffie/thee zetten en afwassen, met de machine of handmatig.

Wat betreft de warme maaltijd vallen hieronder: eten bereiden (voorbereiden en koken) tafel dekken en afruimen, afwassen en opruimen plus opslaan en beheer levensmiddelenvoorraad.

Voor de broodmaaltijd of het opwarmen van een warme maaltijd kan per keer 15 minuten worden toegekend, voor bereiding van de warme maaltijd per keer 30 minuten.

Zijn er kinderen jonger dan 12 jaar dan kan per keer 20 minuten extra worden toegekend.

Per dag kan het dus gaan om 2 broodmaaltijden en 1 warme maaltijd, waarbij de variatie kan liggen tussen 45 minuten en 120 minuten.

 

Licht poetswerk in huis, kamers opruimen

Hieronder vallen de volgende activiteiten:

Indien geen maaltijdvoorziening is geïndiceerd: afwassen, handmatig 15-30 minuten per keer, machine in- en uitruimen 10 minuten per keer.

Opruimen, stoffen, bedden opmaken; dit is afhankelijk van de grootte van de woning en de specifieke kenmerken van de gezinssamenstelling en bedraagt 15 tot 40 minuten per keer.

Bij kinderen onder de 12 jaar, bij allergie (alleen als het gaat om een gesaneerde woning) bij ernstige beperkingen in armen en handen die leidt tot extra rommel kan meer tijd worden toegekend. Dit geldt alleen voor de kamers die in gebruik zijn en uitgaande van een woning niveau sociale woningbouw. Extra toegekende tijd in principe maximaal 3 maal per week 20-30 minuten.

 

Zwaar huishoudelijk werk

Hieronder vallen: stofzuigen, stoffen, schrobben, dweilen, soppen van sanitair en keuken, bedden verschonen, opruimen huishoudelijk afval en wekelijkse beurt interieur.

Omvang bij een eenpersoonshuishouden en een huis met 2 kamers maximaal 1 x 3 uur per 14 dagen, of 90 minuten per week, Bij een meerpersoonshuishouden en een huis met meer dan 3 kamers geldt de omvang van maximaal 3 uur per week. Bij kleine woningen of een lagere bezettingsgraad van de woning kunnen minder uren worden toegekend. In grote woningen met een hoge bezettingsgraad, bij een hoge vervuilingsgraad (door de situatie, niet door verwaarlozing) bij COPD-problematiek in een gesaneerde woning, bij aanwezigheid van jonge kinderen kunnen extra uren, afhankelijk van de situatie, worden toegekend. Verzorging huisdieren wordt niet meegenomen en niet extra geïndiceerd.

 

Verzorging kleding/linnengoed

Hier wordt onder gerekend: sorteren en wassen kleding met behulp van een wasmachine, was drogen in droger, vouwen, strijken en opbergen wasgoed. Hiervoor wordt bij 1 persoon maximaal 60 minuten per week toegekend, bij 2 personen maximaal 90 minuten per week afhankelijk van de hoeveelheid was (alleen bij bed verschonen of ook kleding).

 

Meer per week: bij kinderen onder de 16 jaar maximaal 30 minuten per week extra, bij bedlegerige personen maximaal 30 minuten per week extra, bij extra wassen door overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies etc. maximaal 30 minuten per week extra. Bij huishoudens met kleine kinderen kan tot maximaal 3x per week wassen worden toegekend, in andere situaties wordt uitgegaan van eenmaal per week.

Organisatie van het huishouden

Hiertoe worden gerekend opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten (anderen helpen met zelfverzorging) en anderen helpen bij het bereiden van maaltijden.

Het gaat hierbij ook om een ouder die tijdelijk (maximaal 6 weken) niet in staat is de ouderrol op zich te nemen.

Totaal omvang tot maximaal 40 uur per week aanvullend op de eigen mogelijkheden, te besteden aan wassen en aankleden, hulp bij eten en/of drinken, maaltijd voorbereiden, sfeer scheppen, spelen, opvoedingsactiviteiten.

Meer of minder kan worden geïndiceerd vanwege het aantal kinderen, de leeftijd van de kinderen, de gezondheidssituatie, het functioneren van kinderen/huisgenoten, aanwezigheid gedragsproblematiek, samenvallende activiteiten.

 

Dagelijkse organisatie van het huishouden

Organiseren, plannen en beheren van middelen en de huishoudelijke werkzaamheden.

Indien hier aanleiding toe bestaat kan hier maximaal 30 minuten per week voor worden geïndiceerd.

Hiervan kan worden afgeweken bij communicatieproblemen, kinderen onder de 16 jaar of andere tijdvragende huisgenoten, of psychosociale of andere problematiek bij meerdere huisgenoten.

 

Advies, instructie, voorlichting (AIV) gericht op het huishouden

Instructie omgaan met hulpmiddelen, instructie licht huishoudelijk werk, instructie textielverzorging, instructie boodschappen doen, instructie komen.

Maximaal 30 minuten per week gedurende maximaal 6 weken.

Bij communicatieproblemen kan meer tijd worden geïndiceerd.

 

 

BIJLAGE 3 GEBRUIKELIJKE HULP

 

Gebruikelijke hulp wil zeggen dat als de hulpvrager huisgenoten heeft die het huishoudelijk werk over kunnen nemen, zij verondersteld worden dit door een herverdeling van taken te doen. Dit principe is gebaseerd op de achterliggende gedachte dat een huishouden in gezamenlijkheid verantwoordelijk is voor het huishoudelijke werk. Dat betekent dat als degene die gewend is het huishoudelijk werk te doen hiertoe niet meer in staat is, andere leden van het huishouden dit overnemen.

 

Dit principe heeft een verplichtend karakter en betreft alle huisgenoten ouder dan 18 jaar. Vanaf 18 jaar wordt men verondersteld in verband met studie op kamers te kunnen wonen en een eenpersoonshuishouden te kunnen draaien. Vanaf 23 jaar wordt verondersteld een volledig huishouden te kunnen draaien. Onder 18 jaar wordt men verondersteld te helpen bij het huishouden, zoals afwassen, bed opmaken, eigen kamer opruimen, eigen speelgoed/troep opruimen, of de hond uitlaten (afgestemd op de leeftijd, zie verderop). Ook met deze activiteiten wordt rekening gehouden bij de afweging. Er zal altijd worden beoordeeld of er geen sprake is van onredelijkheid en onbillijkheid om schrijnende situaties te voorkomen.

 

Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon die - ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze - één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is bijvoorbeeld een partner, een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of er sprake is van inwonendheid wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen, voordeur e.d. door elkaar lopen.

 

Geen rekening wordt gehouden met de vraag of huisgenoten het huishouden willen doen of al dan niet gewend is het huishouden te doen. In situaties dat personen uit de leefeenheid die nog nooit huishoudelijk werk hebben gedaan, dit niet kunnen, wordt via een tijdelijke indicatie (maximaal 6 weken) hulp geboden bij het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd.

 

Studie of werkzaamheden vormen geen reden om van de gebruikelijke hulp af te zien. Immers, iedereen die werkt moet naast zijn werk het huishouden doen of hier eigen oplossingen voor zoeken (zoals het inhuren van particuliere hulp). Ook ouderen die in staat zijn tot het verrichten van huishoudelijk werk vallen onder de gebruikelijke hulp. Een (zeer) hoge leeftijd kan in omstandigheden aanleiding te zijn niet te vragen het huishoudelijk werk aan te leren.

 

Bij werkenden wordt geen rekening gehouden met zeer drukke werkzaamheden en (zeer) lange werkweken. Er wordt alleen rekening gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Daardoor zijn zij immers de facto niet in staat het huishoudelijk werk over te nemen. Het gaat te ver chauffeurs die op het buitenland reizen, medewerkers in de off-shore of marinemensen die maanden achtereen van huis zijn, te dwingen een andere functie te zoeken. Maar in alle situaties dat daarbij sprake is van een eigen keuze, wordt daar geen rekening mee gehouden. De afwezigheid moet een verplichtend karakter hebben. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk, wasverzorging en boodschappen doen gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke hulp wel voor gecompenseerd moeten worden.

 

Onder personen die lid zijn van de leefeenheid worden niet verstaan personen die een (pension)kamer huren. Het moet dan gaan om personen die geen familie zijn van de aanvrager en er moet een huurovereenkomst overgelegd kunnen worden. In die situaties worden overigens de werkzaamheden ten aanzien van de huurder door de verhuurder als zijnde beroepsmatig niet geïndiceerd!

 

Aanvullende richtlijnen bij het bepalen van gebruikelijke hulp

 

Gezondheidsproblemen of (dreigende) overbelasting

College kan besluiten dat een huisgenoot geen gebruikelijke hulp kan leveren als deze zodanige gezondheidsproblemen heeft dat redelijkerwijs moet worden geconcludeerd dat de betreffende taken niet door de huisgenoot uitgevoerd kunnen worden.

 

Onderzocht moet worden of een leefeenheid, gegeven de voor die leefeenheid geldende gebruikelijke hulp, door de (chronische) uitval van een gezinslid niet alsnog onevenredig belast wordt en overbelasting dreigt.

Wanneer een huisgenoot gezondheidsproblemen en beperkingen heeft of door de combinatie van een (volledige) werkkring of opleiding en het voeren van het huishouden overbelast dreigt te raken, zullen de (medische) gegevens ter onderbouwing daarvan door de betrokkene moeten worden aangeleverd. Het College moet zich daar dan een geobjectiveerd oordeel over vormen.

Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke hulp en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en gebruikelijke hulp voor.

Het beoefenen van vrijetijdsbesteding kan op zich geen reden zijn om een geen gebruikelijke hulp te kunnen leveren.

In geval de leden van een leefeenheid dreigen overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan ondersteuning worden geboden op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke hulp worden gerekend. In eerste instantie zal dit van korte duur zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het plotseling overlijden van de andere ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.

 

Korte levensverwachting

In geval de aanvrager een zeer korte, bekende levensverwachting heeft kan ter ontlasting van de leefeenheid van de aanvrager afgeweken worden van de normering van gebruikelijke hulp.

 

Uitruil

Ingeval een huisgenoot mantelzorg levert en wil blijven leveren, kan voor het aandeel dat van hem/haar wordt verwacht op het terrein van de gebruikelijke hulp een indicatie worden gesteld als er sprake is van dreigende overbelasting.

 

Taken van een 18-23 jarige

Van een volwassen gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt.

Een 18-23 jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren.

De huishoudelijke taken voor een éénpersoonshuishouden zijn:

schoonhouden van sanitaire ruimtes,

keuken en een kamer,

de was doen,

boodschappen doen,

maaltijd verzorgen,

afwassen en opruimen.

Te normeren naar 2 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 3 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijke taken per week.

Daarnaast kunnen zij eventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden.

 

Bijdrage van kinderen aan het huishouden

In geval de leefeenheid van de zorgvrager mede bestaat uit kinderen, dan gaat de adviseur ervan uit, dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.

Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.

Kinderen tussen 5-12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand gooien.

Kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

 

Het aanleren van huishoudelijke activiteiten

Redenen als 'niet gewend zijn om’ of ‘geen huishoudelijke werk willen en/of kunnen verrichten' leiden niet tot het overnemen van huishoudelijke taken. Indien hiervoor motivatie aanwezig is- kan er hulp voor 6 weken worden ingezet voor het aanleren van huishoudelijke taken en/of het leren (efficiënter) organiseren van het huishouden.

 

Opvang en verzorging van kinderen bij uitval van een van de ouders

Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. De ouders zorgen voor de opvoeding van hun kinderen. Dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun

persoonlijkheid (en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles).

Deze zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de zorg bij kortdurende ziekte.

Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp voor de kinderen over.

Gebruikelijke hulp voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon conform de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Opvang is niet structureel Wmo-ondersteuning. Verzorging van de kinderen kan, zonodig, wel deel uitmaken van de maatwerkvoorziening.

 

Eigen oplossingen gaan voor

Indien nodig dient de ouder gebruik te maken van de voor hem/haar geldende regeling voor zorgverlof. De indicatiesteller onderzoekt, in geval er mantelzorg aanwezig is, wat in redelijkheid met mantelzorg kan worden opgevangen. Is dit niet mogelijk dan dient de ouder gebruik te maken van (een combinatie van ) crèche, opvang op school, buitenschoolse opvang, gastouder ed. (de zogenaamde algemeen gebruikelijke voorliggende voorzieningen). Het verplichte gebruik van alternatieve opvangmogelijkheden voor kinderen is redelijk,

onafhankelijk van de financiële omstandigheden.

 

Voorkomen van crisis en ontwrichting

Zijn deze mogelijkheden reeds maximaal gebruikt of afwezig, of is er slechts kortdurend overbrugging nodig in noodgevallen, dan kan de functie huishoudelijke verzorging worden ingezet.

 

Structurele opvang van kinderen valt niet onder de Wmo.

Niet-structurele opvang van kinderen kan alleen bij ontwrichting of calamiteiten tijdelijk tot een Wmo-toekenning leiden.

Verzorging van de kinderen kan, zonodig, wel onder de Wmo (HH) vallen.

 

Uitval van ouder in éénoudergezin

Indien er sprake is van uitval van de ouder in een éénoudergezin, of beide ouders ondervinden beperkingen in de opvang en verzorging van de kinderen, wordt er eerst nagegaan wat mantelzorg opvangt, en wat vrijwilligers als vervangende mantelzorg, voorliggende voorzieningen en algemeen gebruikelijke voorzieningen kunnen opvangen.

Oppas en opvang van gezonde kinderen zijn in principe geen Wmo-voorzieningen, daarvoor zijn andere, algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen voorhanden. Wel is er ondersteuning mogelijk voor de verzorging van de kinderen conform leeftijd.

Gebruik van kinderopvang/crèche als voorliggende voorziening voor oppas en opvang van gezonde kinderen tot 5 dagen per week is redelijk.

Als de voorliggende algemeen gebruikelijke voorzieningen niet aanwezig of niet toepasbaar zijn of zijn uitgeput is bij uitval van de ouder in een éénoudergezin afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind ondersteuning mogelijk tot 40 uur per week voor oppas en opvang van gezonde kinderen. Een dergelijke indicatie is in principe van korte duur (max. 3 maanden), de periode waarin een eigen oplossing moet worden gevonden.

 

 

BIJLAGE 4 AFWEGING PRIMAAT VAN VERHUIZEN

 

Het primaat verhuizing wil zeggen dat als vast staat dat een aanpassing noodzakelijk is eerst wordt beoordeeld of verhuizen naar een reeds aangepaste woning, of naar een goedkoper en gemakkelijker aan te passen woning een oplossing is voor het woonprobleem.

In feite gaat het bij het hanteren van het primaat van de verhuizing om een uitwerking van het principe dat wordt gekozen voor de goedkoopst-compenserende oplossing.

 

Er zijn echter wel grenzen aan het hanteren van het primaat van de verhuizing. Met name op het gebied van de woonlasten, het tijdsbestek waarbinnen een oplossing kan/moet worden gevonden en de verhouding tussen de besparing van de gemeente bij toepassing van het primaat en de negatieve gevolgen voor de aanvrager. In alle gevallen zal een goed gemotiveerd besluit worden genomen, waarin alle relevante factoren, in onderling verband, zijn afgewogen. Daarbij gaat het dus om factoren die spelen aan de kant van de gemeente en aan de kant van de belanghebbende. Als op verantwoorde wijze inhoud gegeven is aan toepassing van het primaat van de verhuizing, is daarmee een adequate oplossing geboden.

 

Het is niet mogelijk een uitputtend overzicht te geven van alle mogelijke afwegingsfactoren die een rol kunnen spelen, omdat elke situatie weer anders is. Wel wordt hieronder in grote lijnen een overzicht gegeven van een aantal vaak voorkomende factoren, die afhankelijk van de situatie, een rol kunnen spelen bij de besluitvorming.

 

1. De snelheid waarmee het probleem kan worden gecompenseerd

De snelheid waarmee het woonprobleem kan worden opgelost speelt een rol in het afwegingsproces. In een aantal gevallen kan verhuizen het woonprobleem sneller oplossen, als er snel een geschikte aangepaste of eenvoudig aan te passen woning beschikbaar is. Het hele traject van het maken van een plan, het vragen van offertes, de uitvoering en keuring vervalt dan of speelt een minder belangrijke rol. Omgekeerd kan het ook zo zijn dat het aanpassen van een woning een snellere oplossing biedt als er niet binnen een bepaalde tijd een geschikte woning vrij komt. Uit de Wvg-jurisprudentie blijkt dat het essentieel is dat uit het advies blijkt binnen welke medisch aanvaardbare termijn een oplossing gevonden moet zijn voor het woonprobleem.

 

2. Rekening houden met sociale factoren

Sociale omstandigheden waarmee burgemeester en wethouders rekening kunnen houden zijn bijvoorbeeld:

de voorkeur van de gehandicapte;

de binding van de gehandicapte met de huidige woonomgeving;

de nabijheid van voor de gehandicapte belangrijke voorzieningen;

Ook de waardering van de aanwezigheid van vrienden, kennissen en familie in de nabijheid van de woning van de gehandicapte kan een rol spelen in het afwegingsproces, met name in situaties waarin sprake is van mantelzorg.

De sociale omstandigheden moeten in het onderzoek zoveel mogelijk geobjectiveerd worden. De sociale factor zal minder zwaar wegen in het voordeel van aanpassen, als dicht in de buurt van de huidige woning een geschikte of goedkoper aan te passen woning kan worden gevonden. Als de beoogde nieuwe woning dicht bij belangrijke voorzieningen, zoals winkels en werkplek is gelegen, kan dat de beslissing in het voordeel van verhuizen beïnvloeden, bijvoorbeeld omdat dan ook minder vervoersvoorzieningen nodig zijn. Als de aanvrager zijn werk ‘aan huis’ heeft (eigen bedrijf), moeten de consequenties van verhuizing ook vanuit de bedrijfsmatige kant meegewogen worden. Het is immers mogelijk dat de vestiging van het bedrijf op een andere, in commercieel opzicht minder aantrekkelijke, locatie negatieve gevolgen voor het inkomen uit eigen bedrijf kan hebben.

 

3. Rekening houden met woonlasten en financiële draagkracht van de gehandicapte

Rekening houdend met eventuele mogelijkheden op het gebied, maken burgemeester en wethouders een vergelijking tussen de woonlasten van de huidige en de mogelijke nieuwe woning. Alle relevante woonlasten moeten daarbij in aanmerking worden genomen.

 

Als de aanvrager eigenaar van de woonruimte is, brengt een verhuizing of woningaanpassing andere gevolgen met zich mee dan wanneer deze de woning huurt. Bij het verkopen van een huis komen meer aspecten aan de orde dan bij het verlaten van een huurwoning. Een aantal aspecten pleit voor het verkopen van de woning en verhuizen naar een huurwoning. Andere aspecten daarentegen zullen de balans naar het aanpassen van de eigen woning doen doorslaan.

Een punt betreft de vraag in hoeverre vermogenswinsten of -verliezen optreden. Een eigenaar heeft doorgaans geld geleend en/of een hypotheek op het huis. Ook indien de aanvrager, al dan niet geheel op eigen kosten, veel aan de woning heeft verbeterd of aanpassingen heeft getroffen, ligt verhuizing minder voor de hand.

 

4. Vergelijking aanpassingskosten huidige versus nieuwe woonruimte

Het college maakt een kostenafweging tussen het aanpassen van de huidige woonruimte enerzijds en verhuizen (inclusief eventuele aanpassingskosten in de nieuwe woonruimte) anderzijds. Daarbij worden de volgende kosten in elk geval meegenomen in de overwegingen:

huidige en voorzienbare toekomstige aanpassingskosten van de reeds bewoonde woonruimte;

de verhuiskostenvergoeding;

de eventuele aanpassingskosten van de nieuwe woning;

kosten van het eventueel vrijmaken van de woning;

een eventuele financiële tegemoetkoming voor huurderving.

 

De kosten zijn het uitgangspunt bij deze afweging, maar ook andere factoren kunnen een rol spelen.

 

5. De mogelijke gebruiksduur van de aanpassing

Er wordt ook rekening gehouden worden met het feit dat een aan te passen koopwoning

naar alle waarschijnlijkheid minder makkelijk kans heeft om voor hergebruik in

aanmerking te komen.

Een revisiebeding, zoals bij huurwoningen, bestaat niet voor eigen woningen;

De gemeente heeft geen instrument om de woning vrij te krijgen;

Het zal niet zo eenvoudig zijn om een geschikte kandidaat voor die woning te vinden, die zowel financieel als ergonomisch gezien geschikt is voor de betreffende woonruimte.

Consequentie hiervan zal zijn dat eigen woningen meestal voor één enkele belanghebbende aangepast worden.

Aanpassingen aan sociale huurwoningen zijn vaker opnieuw in te zetten dan aanpassingen aan koopwoningen, omdat deze huurwoningen opnieuw kunnen worden verhuurd aan personen met een beperking, waardoor de gebruiksduur van de aanpassing wordt verlengd. Dit speelt in de afweging dan ook een rol.

 

Ook de medische prognose speelt hier een rol. Als vaststaat dat iemands toestand naar verwachting zodanig zal verslechteren, en dat als gevolg daarvan de aanpassing slechts voor beperkte tijd zal volstaan, kan dat gegeven een rol spelen in de afweging tussen verhuizen en (eventuele toekomstige) aanpassingen.

 

Weigering van verhuizen

Als de bovenomschreven afweging in het voordeel van verhuizing uitvalt, is die wens niet meer doorslaggevend. Het weigeren van aangeboden geschikte woningen heeft gevolgen. Na het weigeren van adequate woningen beoordelen burgemeester en wethouders of er voldoende is gedaan door de gemeente ten aanzien van een compenserende oplossing. Dit wordt afgemeten aan de oorzaak voor het weigeren. Na het afwegen van deze factoren kan een beslissing worden genomen over het al dan niet hanteren van het primaat van de verhuizing.

Als mensen blijven weigeren dan bestaat voor de klant de mogelijkheid de verhuiskostenvergoeding in de vorm van een Pgb te ontvangen en deze aan te wenden voor een duurdere woningaanpassing. Voorwaarde is dat de vergoeding alleen wordt gebruikt voor een woningaanpassing conform het programma van eisen zoals dat bij de beschikking zal worden gevoegd.

Naar boven