Gemeenteblad van Veldhoven
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Veldhoven | Gemeenteblad 2019, 320093 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Veldhoven | Gemeenteblad 2019, 320093 | Verordeningen |
Raadsbesluit Verordening Sociaal domein Veldhoven
onderwerp : vaststellen Verordening Sociaal domein Veldhoven
De raad van de gemeente Veldhoven;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 oktober 2019;
- artikel 2.9, 2.12 en 8.1.1 lid 3 van de Jeugdwet, en
- artikel 2.1.3 tot en met 2.1.7, 2.3.6 lid 4 en 2.6.6 lid 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, en
- artikel 6 lid 2, 8, 8a, 8b, 10b lid 7 en 47 van de Participatiewet, en
- artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk - arbeidsongeschikte werkloze werknemers, en
- artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, en
TOC \o "1-3" \h \z \u 1Inleiding Verordening Sociaal domein Veldhoven
1Inleiding Verordening Sociaal domein Veldhoven
1Inleiding Verordening Sociaal domein Veldhoven
1Inleiding Verordening Sociaal domein Veldhoven
1Inleiding Verordening Sociaal domein Veldhoven
1Inleiding Verordening Sociaal domein Veldhoven
1Inleiding Verordening Sociaal domein Veldhoven
1Inleiding Verordening Sociaal domein Veldhoven
1Inleiding Verordening Sociaal domein Veldhoven
1Inleiding Verordening Sociaal domein Veldhoven
1Inleiding Verordening Sociaal domein Veldhoven
1Inleiding Verordening Sociaal domein Veldhoven
1Inleiding Verordening Sociaal domein Veldhoven
1 Inleiding Verordening Sociaal domein Veldhoven
In Nederland vinden we het belangrijk dat:
Het is de taak van de gemeente om haar inwoners daarbij te helpen. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken.
De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. Het zijn regels op hoofdlijnen die de gemeenteraad heeft vastgesteld. Soms zijn er nog extra regels nodig waarin bepaalde zaken worden uitgewerkt. Als dat zo is, wordt dat aangegeven in deze verordening.
Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente rekening met de doelen van genoemde wetten. De gemeente zorgt ervoor dat het effect van een besluit past bij die doelen. De gemeente betrekt daarbij de volgende kernwaarden:
Per hoofdstuk wordt aangegeven welke van deze en andere kernwaarden de basis van de regels vormen en welke rol zij spelen. De begrippen die in deze verordening worden gebruikt, worden toegelicht in hoofdstuk 14.
Deze verordening is gebaseerd op de wetten die bij 1.1 zijn genoemd. Die wetten vormen de wettelijke basis voor de artikelen in deze verordening. Niet voor alle artikelen geldt dat in iedere wet er iets over terug te vinden is. Dit verschilt per artikel. Daarom is per artikel aangegeven op welke wetten dat artikel is gebaseerd. Waar in deze verordening ‘Gemeentewet’ als grondslag wordt genoemd, wordt daarmee de algemene regelingsbevoegdheid van de gemeenteraad bedoeld (art. 121 en 147 Gemeentewet). Bij een aantal artikelen wordt ook de ‘Awb’ (Algemene wet bestuursrecht) genoemd. Die verwijzing staat er als in de Awb specifieke bepalingen staan die op dat artikel van toepassing zijn.
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop een inwoner aan de gemeente hulp of ondersteuning kan vragen als het gaat om één of meer van de onderwerpen uit deze verordening. In dit hoofdstuk staat beschreven hoe de inwoner een hulpvraag kan stellen en hoe de gemeente hiermee om gaat. Daarnaast staat beschreven wat de gemeente hierin van de inwoner verwacht.
Een melding over een hulpvraag waarbij een PW-uitkering of een IOAW-uitkering gewenst wordt, kan alleen digitaal worden gedaan via www.werk.nl. Een melding over een hulpvraag waarbij deelname aan de collectieve zorgverzekering gewenst wordt, kan alleen digitaal worden gedaan via www.gezondverzekerd.nl.
2.2.2 Doel en procedure gesprek
Jeugdwet / Wmo / PW / IOAW / IOAZ / Wgs
Het gesprek kan bij de inwoner thuis zijn als dat van belang is om een goed beeld te krijgen van het effect dat de inwoner met de hulpvraag wil bereiken en van de persoonlijke situatie van de inwoner. Ook is het mogelijk dat het gesprek telefonisch plaatsvindt als dat voldoende is om het doel te bereiken.
Jeugdwet / Wmo / PW / IOAW / IOAZ / Wgs / Awb
Na de melding en het gesprek met een medewerker, kan de inwoner een aanvraag indienen volgens de regels die daarvoor gelden. De aanvraag kan schriftelijk of digitaal worden ingediend. Het doel van de aanvraag is te bepalen of de gemeente hulp of ondersteuning gaat verlenen en welke vorm die hulp of ondersteuning dan heeft.
2.3.4 Deskundigheid beoordeling
Jeugdwet / Wmo / PW / IOAW / IOAZ / Wgs / Awb
De gemeente zorgt ervoor dat de medewerker die een melding of aanvraag behandelt de deskundigheid heeft die hiervoor nodig is. Als de medewerker die deskundigheid niet heeft, zorgt de gemeente ervoor dat iemand die wel deskundig is een advies uitbrengt. Dit advies (deskundig oordeel) betrekt de gemeente bij de beoordeling van de aanvraag. De gemeente stelt de inwoner op de hoogte van welke deskundigheid er op welk moment nodig is en ingezet wordt.
2.4.1 Toekennen of weigeren aanvraag
Jeugdwet / Wmo / PW / IOAW / IOAZ / Wgs / Awb
1. De toe te kennen hulp of ondersteuning is niet duurder dan nodig en duurt niet langer dan nodig. De gemeente kiest daarom voor de goedkoopste hulp of ondersteuning die passend is om het probleem van de inwoner langdurig te verminderen of op te lossen.
2. De gemeente kan hulp of ondersteuning weigeren als:
Alle jeugdigen in Veldhoven moeten:
passend bij de leeftijd en het ontwikkelingsniveau.
Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de jeugdige zelf, zijn ouders en zijn netwerk. Als een jeugdige of zijn ouders daar hulp bij nodig hebben, dan kunnen zij met de hulpvraag bij de gemeente terecht. De gemeente kijkt dan samen met de jeugdige en zijn ouders wat er nodig is. Daarbij staat het versterken van de eigen kracht van de jeugdige en het versterken van het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin en de sociale omgeving voorop.
Met jeugdigen bedoelen we in deze verordening kinderen en jongeren tot 18 jaar. Bij pleegzorg en andere uitzonderingen kunnen het ook jongvolwassenen tot uiterlijk 23 jaar zijn. Dit zijn de jeugdigen zoals beschreven in de Jeugdwet.
3.1 Uitgangspunten bij het bieden van hulp
Alle hulp is gericht op het versterken van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en hun sociale netwerk.
Als het gewenste effect voor de jeugdige en zijn ouders niet op eigen kracht of met het sociale netwerk bereikt kan worden, maar wel met hulp die vrij toegankelijk is, dan wordt gekozen voor die hulp. Het gaat dan bijvoorbeeld om hulp door het Centrum voor jeugd en gezin (CJG) of door een vrijwilligersorganisatie. Kan het gewenste effect niet bereikt worden met die hulp, dan wordt gespecialiseerde jeugdhulp ingezet.
Indien gespecialiseerde jeugdhulp wordt ingezet, hebben de jeugdige en zijn ouders de keuze welke hulp (vorm en aanbieder) dit is.
Pleegouders kunnen voor hulp in eerste instantie bij de pleegzorgorganisatie terecht. Als het nodig is, kan de pleegzorgorganisatie extra hulp vragen aan de gemeente.
De gemeente zorgt ervoor dat jeugdigen zoveel mogelijk gezond, kansrijk en veilig kunnen opgroeien. Om dat te bereiken zorgt de gemeente ervoor dat alle jeugdigen, hun ouders en hun sociale netwerk in ieder geval ondersteund kunnen worden door:
het versterken van de opvoed- en opgroeiomgeving, waarin gezinnen, wijken, scholen, kinderopvang, peuterspeelzalen en vrijwilligersorganisaties samenwerken en elkaar aanvullen;
informatie, advies en trainingen;
activiteiten voor jeugdigen die hun talenten ontwikkelen via het jongerenwerk;
Deze hulp is vrij toegankelijk. De inwoner heeft hiervoor geen toewijzing van de gemeente nodig.
De gemeente zorgt ervoor dat signalen over zorgen bij opgroei- en opvoedingsproblemen zo vroeg mogelijk worden opgevangen en dat daar ook zo vroeg mogelijk hulp wordt geboden.
3.3 Gespecialiseerde jeugdhulp
De gemeente kan de volgende gespecialiseerde jeugdhulp aanbieden:
gespecialiseerde begeleiding of behandeling aan de jeugdige bij het opgroeien;
gespecialiseerde ondersteuning aan ouders bij het opvoeden;
een plek in een pleeggezin of verblijf in een instelling. Pleegzorg heeft hierbij de voorkeur;
persoonlijke verzorging voor de jeugdige;
vervoer van de jeugdige van en naar de plek waar jeugdhulp wordt aangeboden.
Deze hulp is niet vrij toegankelijk. De inwoner heeft daarvoor een toewijzing van de gemeente nodig.
Bij het toekennen van vervoer van en naar de plek waar de gespecialiseerde jeugdhulp wordt aangeboden, worden de volgende voorwaarden gebruikt:
het vervoer maakt geen onderdeel uit van de afspraken die de gemeente heeft met de jeugdhulpaanbieder;
de jeugdige en zijn ouders zijn zelf niet in staat om in het vervoer te voorzien;
de jeugdige en zijn ouders stellen een plan op om op termijn wel (deels) zelf te kunnen voorzien in dit vervoer door de jeugdige, zijn ouders of andere personen uit de naaste omgeving van de jeugdige, tenzij vastgesteld is dat dit blijvend onmogelijk is.
Inwoners met een beperking en/of met langdurige psycho-sociale problemen hebben soms hulp nodig om zo lang en zelfstandig mogelijk in hun eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen. De gemeente heeft de taak om inwoners te ondersteunen als ze niet in staat zijn om zelf oplossingen te vinden voor knelpunten in hun woning, bij normale dagelijkse activiteiten en in de huishouding. De gemeente kijkt hierbij niet alleen naar de korte termijn, maar ook naar de te verwachten ontwikkelingen. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen over de ondersteuning die de gemeente aan deze inwoners kan geven.
De inwoner krijgt bij een verhuizing een bedrag van € 3.500,00 voor de kosten van raam-, vloer-, en wandbedekking voor de nieuwe woning en de verhuizing van de inboedel (peildatum: 1 januari 2020; dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met de ConsumentenPrijsIndex).
De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner ondersteuning kan krijgen in de vorm van beschermd wonen. De inwoner moet deze woonvorm nodig hebben als gevolg van psychische of psychosociale problemen. Beschermd wonen kan worden ingezet als dit de inwoner helpt om zichzelf weer te kunnen handhaven in de samenleving.
De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner ondersteuning kan krijgen in de vorm van tijdelijke (maatschappelijke) opvang. Deze opvang is bedoeld voor de inwoner die de thuissituatie heeft verlaten en zich niet op eigen kracht kan handhaven in de samenleving. Dit als gevolg van psychische of psychosociale problemen of de dreiging van huiselijk geweld.
Inwoners met een beperking, een psychisch of psychosociaal probleem hebben soms hulp nodig om mee te doen in de samenleving. De gemeente heeft de taak om inwoners te ondersteunen als ze zelf niet in staat zijn om mee te doen in de samenleving en andere mensen te ontmoeten. De gemeente kijkt hierbij ook naar de mogelijkheden van de inwoner om zich buitenshuis te verplaatsen. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen over de ondersteuning die de gemeente aan deze inwoners kan geven. Daarnaast zijn in dit hoofdstuk regels opgenomen over de waardering en ondersteuning van mantelzorgers door de gemeente.
Persoonlijke begeleiding: de ondersteuning houdt in dat de inwoner begeleid wordt bij de normale dagelijkse activiteiten. Het betekent dat de begeleider helpt bij de dagelijkse gang van zaken en de inwoner helpt om op een goede manier met zijn omgeving om te gaan. De begeleider kan ook helpen bij vaak terugkerende activiteiten, zoals het structureren van de dag, het doen van de administratie en het beheren van de financiën. De begeleider neemt deze activiteiten niet volledig over.
De gemeente maakt gebruik van de Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM) om de omvang van de ondersteuning in natura door de gemeente te bepalen. Via de ZRM wordt de hulpbehoefte van de inwoner ingedeeld in een cliëntprofiel, waarbij een bepaalde zwaarte wordt vastgesteld, en dat cliëntprofiel en de zwaarte bepaalt de omvang van de ondersteuning.
Cliëntprofiel ‘Welbevinden’: het doel is om het welzijn en de kwaliteit van leven van de inwoner te verbeteren, achteruitgang hierin te vertragen en mantelzorgers te ontlasten door het dragelijk houden van de effecten die worden ervaren door de problematiek van de inwoner en om te zorgen dat de inwoner zo lang als mogelijk thuis kan blijven wonen.
Enkelvoudig complex: de inwoner heeft een hulpbehoefte op één domein van de ZRM, de inwoner is niet zelfredzaam en de situatie verslechtert als er geen begeleiding wordt ingezet of er is sprake van een acuut probleem en de situatie is onhoudbaar waardoor intensieve begeleiding acuut noodzakelijk is.
Meervoudig complex: de inwoner heeft een samenhangende hulpbehoefte op meerdere domeinen van de ZRM, de inwoner is niet zelfredzaam en de situatie verslechtert als er geen begeleiding wordt ingezet of er is sprake van een acuut probleem en de situatie is onhoudbaar waardoor intensieve begeleiding acuut noodzakelijk is.
De gemeente zorgt ervoor dat inwoners die vanwege een beperking in hun mobiliteit onvoldoende mogelijkheden hebben om binnen redelijke grenzen andere mensen te ontmoeten, ondersteuning kunnen krijgen. De ondersteuning houdt in dat inwoners geholpen worden bij het vervoer dicht bij huis. Zo kunnen zij meedoen met recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten en zelf de dagelijkse boodschappen doen. Die ondersteuning kan bestaan uit het aanbieden van de mogelijkheid om te reizen met collectief vervoer (Taxbus) en/of het gebruikmaken van een vervoermiddel met een omvang tot 1.500 kilometer per jaar.
het zich verplaatsen rondom de woning;
het zich verplaatsen binnen de eigen woonomgeving.
Om de ondersteuning voor inwoners die dat nodig hebben beschikbaar en betaalbaar te houden, kijkt de gemeente eerst of een vervoersprobleem opgelost kan worden met collectief vervoer.
De inwoner die in aanmerking komt voor collectief vervoer kan eenmaal per 5 jaar aanpassing van een eigen auto of brommobiel krijgen in plaats van collectief vervoer. De auto of brommobiel moet in goede staat verkeren. De financiële bijdrage van de gemeente bedraagt maximaal € 2.500,00.
De gemeente zorgt ervoor dat inwoners die zich vanwege een beperking niet kunnen verplaatsen in en om de woning, een rolstoelvoorziening kunnen krijgen.
5.1.4 Vervanging vervoermiddel en rolstoel
Als de inwoner ondersteuning wil en het gaat om vervanging van een eerder door de gemeente verstrekte rolstoel of vervoermiddel, dan doet de gemeente dit alleen als deze voorziening:
verloren is gegaan buiten de schuld van de inwoner om, of
geen oplossing meer is voor de problemen die de inwoner ervaart bij het verplaatsen in en om de woning of het vervoer dicht bij huis.
5.2.1 Ondersteuning mantelzorger
De gemeente zorgt ervoor dat personen die mantelzorg geven aan een inwoner, ondersteuning kunnen krijgen als zij niet meer in staat zijn om de mantelzorg vol te houden of om te voorkomen dat zij overbelast raken.
De ondersteuning houdt in dat een professionele hulpverlener de mantelzorg voor een korte periode overneemt, of dat een pgb wordt verstrekt dat kan worden ingezet om de mantelzorger tijdelijk te ontlasten.
De gemeente waardeert de inzet van mantelzorgers voor inwoners met een beperking. Daarom stelt de gemeente een mantelzorgwaardering vast.
De gemeente maakt onderscheid in mantelzorg met zware belasting en minder zware belasting:
5.2.3 Voorwaarden mantelzorgwaardering
een pluswaardering bij zware belasting: een bedrag van € 125,00 per jaar per geregistreerde mantelzorger en/of ondersteuning op het gebied van administratie, training, juridische zaken en sociaal-emotionele hulp.
de standaardwaardering bij minder zware belasting: een bedrag van € 25,00 per jaar per mantelzorger.
Een geregistreerde mantelzorger ontvangt jaarlijks de standaardwaardering en de pluswaardering als door de uitvoerende organisatie is vastgesteld dat sprake is van zware belasting.
Een niet-geregistreerde mantelzorger kan op aanvraag de standaardwaardering ontvangen. De aanvraag kan ook worden gedaan door de inwoner die de zorg ontvangt of een andere betrokkene.
De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners met een uitkering worden ondersteund bij het vinden en houden van betaald werk. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke vormen van ondersteuning (voorzieningen) de gemeente kan bieden. Sommige voorzieningen worden toegekend aan een inwoner en sommige voorzieningen worden toegekend aan een werkgever. Dit hoofdstuk gaat ook over de tegenprestatie die de gemeente aan de inwoner kan opleggen.
De gemeente biedt ondersteuning aan in de vorm van voorzieningen. Het doel daarvan is het vinden of behouden van betaald werk. Voorzieningen die kunnen worden ingezet zijn:
De gemeente beoordeelt per persoon of het zinvol is om een voorziening in te zetten. Als dit het geval is beoordeelt de gemeente welke voorziening zij inzet en voor hoe lang. Daarbij kijkt de gemeente naar een aantal factoren, zoals de persoonlijke omstandigheden van de inwoner, zijn eventuele beperkingen, de zorg voor kinderen, mantelzorg, wettelijke verplichtingen en de beschikbaarheid van voldoende budget.
De gemeente kan een inwoner verwijzen naar activiteiten die de inwoner helpen om sociale contacten op te bouwen en zinvol de dag in te vullen.
De gemeente kan een inwoner die voorlopig niet aan het werk kan, een participatieplaats aanbieden met behoud van uitkering. De inwoner moet 27 jaar of ouder zijn. De participatieplaats wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen de werkgever en de inwoner.
Het doel van een participatieplaats is om de kans op betaald werk te vergroten. De inwoner kan langdurig met behoud van uitkering op een bepaalde werkplek werken en doet zo werkervaring op. Het moet gaan om werkzaamheden die passend zijn en speciaal voor de inwoner zijn bedacht.
De inwoner kan na iedere zes maanden een premie van maximaal € 350,00 ontvangen. Een voorwaarde voor de premie is dat de inwoner voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op werk.
De gemeente biedt een beschutte werkplek aan als het UWV hiervoor de indicatie heeft vastgesteld.
De gemeente maakt het - waar nodig - mogelijk dat een inwoner beschut kan werken, door:
aanpassing van de werkplek of de werkomgeving;
aanpassingen in het werktempo, de arbeidsduur of de werkbegeleiding.
Aan de inwoner die nog geen beschutte werkplek kan krijgen omdat de gemeente het voorgeschreven aantal beschutte werkplekken voor dat jaar al heeft bereikt, kan de gemeente een andere voorziening uit dit hoofdstuk aanbieden tot het moment dat er een beschutte werkplek beschikbaar is voor de inwoner.
De gemeente kan een inwoner een werkstage aanbieden met behoud van uitkering. De werkstage wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen de werkgever en de inwoner.
Het doel van een werkstage is om inwoners met behoud van uitkering op een werkplek werkervaring op te laten doen.
De werkstage is alleen mogelijk als de werkgever de stagiair goed begeleidt tijdens de werkstage. De werkgever zorgt ervoor dat de stagiair meer vaardigheden of kennis van het vakgebied opdoet.
De werkstage duurt maximaal 3 maanden en kan eenmalig verlengd worden met 3 maanden, als hierdoor de kans op betaald werk aanmerkelijk wordt vergroot.
De gemeente kan een inwoner bij wijze van proef tijdelijk en met behoud van uitkering laten werken bij een werkgever. De proefplaatsing wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen de werkgever en de inwoner.
Het doel van de proefplaatsing is om werkgevers te helpen een beeld te krijgen van de geschiktheid van de inwoner voor het werk.
Een voorwaarde is dat de proefplaatsing leidt tot een dienstverband van minimaal 6 maanden, als de inwoner geschikt blijkt te zijn voor het werk.
De proefplaatsing is alleen mogelijk als de werkgever de werkzoekende goed begeleidt tijdens de proefplaatsing.
De proefplaatsing duurt maximaal 1 maand en kan eenmalig met 1 maand worden verlengd, als voor de werkgever noodzakelijk is om een goed beeld te krijgen van de geschiktheid van de inwoner.
6.1.9 Wettelijke loonkostensubsidie
De gemeente kent de werkgever een wettelijke loonkostensubsidie toe als de werknemer wel kan werken, maar niet het wettelijk minimumloon kan verdienen. Het gaat dan om inwoners die in het doelgroepregister voor de banenafspraak staan omdat het UWV dat heeft bepaald of omdat de gemeente heeft vastgesteld dat ze dit minimumloon niet kunnen verdienen via de praktijkroute.
6.1.10 Tijdelijke loonkostensubsidie
De gemeente kan een werkgever die een inwoner in dienst neemt een tijdelijke loonkostensubsidie geven, als de werkgever niet in aanmerking komt voor de wettelijke loonkostensubsidie.
Het doel van deze subsidie is om werkgevers te stimuleren inwoners met een tijdelijke loonwaarde van 50% tot 80% in dienst te nemen en extra kosten die werkgevers maken voor het begeleiden van deze inwoners te vergoeden.
De loonkostensubsidie aan de werkgever wordt op de loonwaarde van de inwoner afgestemd. De duur wordt op de situatie van de inwoner afgestemd.
De werkgever komt in aanmerking voor loonkostensubsidie als de inwoner voor minimaal 6 maanden in dienst wordt genomen.
De gemeente stelt in uitvoeringsregels vast hoe de subsidie wordt verleend en vastgesteld.
De gemeente heeft een aantal mogelijkheden om inwoners met een laag inkomen op aanvraag extra te ondersteunen. Daarnaast biedt de gemeente ondersteuning aan inwoners met een beperking die een opleiding volgen en daardoor niet in staat zijn om hun inkomen (studiefinanciering) aan te vullen met betaald werk (bijbaan). De gemeente biedt ook ondersteuning aan inwoners met schuldenproblemen. In dit hoofdstuk wordt dit beschreven.
De inwoner van 18 jaar of ouder, die recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming in de schoolkosten, die geen of een beperkt eigen vermogen heeft en die door een beperking niet het wettelijke minimumloon kan verdienen maar wel in staat is om te werken, kan op aanvraag in aanmerking komen voor een studietoeslag.
Nadat de student een aanvraag heeft ingediend, onderzoekt de gemeente of de beperking van de student zo groot is dat hij niet het wettelijk minimumloon kan verdienen. De gemeente vraagt hiervoor advies aan het UWV.
De inwoner van 21 jaar of ouder, maar jonger dan de AOW-leeftijd, die in een ononderbroken periode van 36 maanden direct voorafgaand aan de aanvraag een gemiddeld inkomen heeft gehad dat lager is dan 110% van de bijstandsnorm, kan op aanvraag in aanmerking komen voor een inkomenstoeslag. De kostendelersnorm wordt niet toegepast.
De gemeente kan onder voorwaarden bijzondere bijstand verstrekken voor noodzakelijke uitgaven van inwoners, die een laag inkomen en vermogen hebben en die geen beroep kunnen doen op eigen mogelijkheden of andere voorzieningen om deze uitgaven te kunnen betalen. De inwoner moet de noodzakelijke uitgaven hebben door bijzondere omstandigheden, waarbij enkel het hebben of maken van schulden geen bijzondere omstandigheid is. De gemeente stelt in uitvoeringsregels vast wat de hoogte van de bijzondere bijstand is en wat de voorwaarden zijn die hiervoor gelden.
De inwoner van 18 jaar of ouder die geen of een beperkt eigen vermogen heeft, een inkomen dat lager is 120% van de bijstandsnorm en geen recht heeft op studiefinanciering, kan van de gemeente op aanvraag een meedoen-voorziening krijgen.
Zorgkosten chronische ziekte of beperking
7.6.1 Bijdragen voor mensen met een chronische ziekte of beperking
De gemeente kan onder voorwaarden een tegemoetkoming verstrekken voor zorgkosten van inwoners met een chronische ziekte of beperking. De gemeente stelt in uitvoeringsregels vast wat deze tegemoetkoming is en wat de voorwaarden zijn die hiervoor gelden.
7.7 Ondersteuning bij schulden
De gemeente zet zich in op het voorkomen en oplossen van schuldproblemen van inwoners. Hier worden de belangrijkste uitgangspunten genoemd die de gemeente toepast als inwoners om hulp vragen.
In dit hoofdstuk is geregeld op welke manier de gemeente de hulp of ondersteuning geeft. De mogelijkheden zijn:
Ook is in dit hoofdstuk geregeld wanneer de gemeente een financiële bijdrage aan de inwoner kan vragen.
8.3.2 Pgb bij hulp of ondersteuning door personen uit het sociale netwerk
Als de hulp of ondersteuning wordt gegeven door een professionele hulpverlener maakt de offerte van deze hulpverlener onderdeel uit van het plan. In de offerte moet staan hoe hoog de kosten van de hulp of ondersteuning zijn (kostprijs). Met deze kostprijs moet de inwoner veilige, doeltreffende en kwalitatief goede hulp of ondersteuning kunnen inkopen.
Als de hulp of ondersteuning enkel wordt gegeven door een professionele hulpverlener is de hoogte van het pgb gelijk aan de hoogte van de offerte. Er geldt wel een maximumbedrag als de gemeente de hulp of ondersteuning ook in natura kan bieden. Het maximumbedrag is het bedrag dat de gemeente zou betalen voor de hulp of ondersteuning die nodig is (natura-tarief). Wanneer de offerte hoger is dan dit maximumbedrag, vergoedt de gemeente de meerprijs niet.
Als hulp of ondersteuning wordt gegeven door een niet-professionele hulpverlener die niet tot het sociale netwerk van de inwoner behoort, dan is de hoogte van het pgb minimaal het wettelijk minimumuurloon en maximaal € 25,- per uur. De gemeente betrekt bij het bepalen van de hoogte van het pgb de persoonlijke situatie van de inwoner en de werkervaring en deskundigheid van de hulpverlener.
Als het om een pgb voor Wmo-begeleiding gaat, die wordt gegeven door een professionele begeleider én iemand uit het sociale netwerk of een niet-professionele begeleider (niet uit het sociale netwerk), wordt de hoogte van het totale pgb bepaald aan de hand van een offerte van de professionele begeleider en de hoogte van het pgb van de persoon uit het sociale netwerk of de niet-professionele begeleider, waarbij het totale pgb lager is dan het natura-tarief.
Als hulp of ondersteuning die vrijwillig wordt gegeven door iemand uit het sociale netwerk bestaat uit kortdurend verblijf, bedraagt het pgb een vast bedrag van € 80,- per maand. De persoon die de hulp of ondersteuning geeft, moet een verklaring, zoals vastgesteld door de Sociale Verzekeringsbank, invullen en ondertekenen. De gemeente moet deze verklaring goedkeuren.
De gemeente kan aan de SVB vragen om de uitbetaling uit het pgb helemaal of gedeeltelijk uit te stellen totdat een besluit is genomen om het pgb weer voort te zetten of in te trekken. Dit kan de gemeente doen als:
9 Afspraken tussen inwoner en gemeente
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de gemeente en de inwoner met elkaar omgaan. Het maakt duidelijk wat de gemeente en de inwoner van elkaar mogen verwachten. Waar een inwoner rechten heeft, heeft hij vaak ook plichten. Houdt de inwoner zich niet of onvoldoende aan deze plichten, dan kan de gemeente de hulp of ondersteuning beëindigen, terugvorderen of verlagen.
9.1 Hoe gaan we met elkaar om?
De gemeente stuurt de inwoner een brief met daarin duidelijk vermeld wat de gemeente gaat doen als reactie op het gedrag, wat dit precies betekent voor de inwoner en wat de inwoner daartegen kan doen. De gemeente maakt de inwoner ook duidelijk op welke manier hij het gedrag kan aanpassen, zodat de relatie hersteld wordt en de gemeente eventueel de dienstverlening zal voortzetten (als die is stopgezet).
9.2 Afspraken en verplichtingen over uitkeringen
De gemeente verlaagt de uitkering niet als het gedrag van de inwoner hem niet te verwijten is of als het gedrag meer dan één jaar voor het nemen van een besluit heeft plaatsgevonden.
9.2.6 Te weinig besef van verantwoordelijkheid
De gemeente verlaagt de uitkering van een inwoner die voorafgaand of tijdens de bijstandsperiode onverantwoord is omgegaan met zijn inkomen of vermogen, waardoor de gemeente eerder of een hoger bedrag aan bijstand heeft gegeven. De verlaging hangt af van het bedrag dat de gemeente daardoor onterecht heeft uitbetaald (benadelingsbedrag).
De gemeente verlaagt de uitkering van een inwoner die zich onacceptabel gedraagt tegenover personen en instanties die de Participatiewet, de IOAW en IOAZ uitvoeren. De uitkering wordt één maand verlaagd met 100% van de uitkeringsnorm.
9.3 Beëindigen en terugvorderen voorziening
9.3.2 Terugvordering voorziening
De gemeente kan de voorziening of de waarde daarvan van de inwoner terugvorderen. Dat kan vanaf het moment waarop is voldaan aan één of meer van de redenen voor beëindiging die genoemd worden in artikel 9.4.1. Wmo-voorzieningen kunnen alleen worden teruggevorderd als die voorzieningen zijn ingetrokken omdat de inwoner onjuiste of onvolledige gegevens aan de gemeente heeft verstrekt.
9.4 Hoe controleert de gemeente of de afspraken worden nagekomen?
De gemeente informeert inwoners op een gepaste manier over rechten en plichten en over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van uitkeringen en voorzieningen.
De gemeente stelt voor onderzoeksmethoden die vaak worden toegepast protocollen op, die ervoor zorgen dat er geen ongeoorloofde inbreuk op het privéleven van inwoners plaatsvindt. De protocollen voldoen aan de regels die daarvoor gelden vanuit de regelgeving op het gebied van privacy, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming. De gemeente maakt de protocollen openbaar.
Het verzoek van een inwoner wordt door een daartoe aangewezen medewerker van de gemeente (privacy officer) beoordeeld.
10 Inspraak en inwonerparticipatie
Het beleid dat de gemeente maakt en uitvoert is bedoeld voor de inwoners. Met de ervaringen van de inwoners kan de gemeente haar beleid als het nodig is aanpassen en verbeteren. In dit hoofdstuk is vastgelegd hoe inwoners hun invloed kunnen uitoefenen. Ook is geregeld dat er een brede participatieraad (Veldhoven Aan Tafel) is en is de taak van deze raad beschreven. Ten slotte is hier ook geregeld op welke manier inwoners met leveranciers, zoals zorgaanbieders, kunnen overleggen over diensten en producten die bedoeld zijn voor de inwoners met een beperking.
De gemeente probeert het beleid en de regels zo goed mogelijk uit te voeren. Toch is het mogelijk dat inwoners het niet eens zijn met de aanpak van de gemeente. In dit hoofdstuk staan enkele regels over de mogelijkheid om een klacht in te dienen, een vertrouwenspersoon te spreken of bezwaar te maken. Daarbij is aangesloten bij de visie op klachtbehandeling van de Nationale ombudsman.
digitaal: via het klachtenformulier op www.veldhoven.nl;
schriftelijk: per e-mail naar gemeente@veldhoven.nl of per brief;
De vertrouwenspersoon kan de inwoner (jeugdige, ouder of pleegouder) op verzoek ondersteunen bij problemen, klachten en vragen in verband met de hulpverlening door de gemeente, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling jeugdbescherming en jeugdreclassering en het Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis).
Nadat de gemeente een bezwaarschrift heeft ontvangen, neemt een medewerker telefonisch contact op met de inwoner om het bezwaar te bespreken. De medewerker geeft uitleg over het besluit van de gemeente en informeert bij de inwoner naar argumenten, feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van het bezwaar. Dit gesprek is gericht op verbetering van de besluitvorming door de gemeente en kan leiden tot een heroverweging van het besluit.
12 Kwaliteit, inkoop en aanbesteding
De diensten en producten die de gemeente levert, moeten van goede kwaliteit zijn. Diensten moeten aansluiten bij de behoefte van de inwoner. Producten moeten degelijk en goed bruikbaar zijn voor de inwoner. De gemeente moet zich bij de inkoop van diensten en producten aan bepaalde regels houden. Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit, de inkoop en de aanbesteding van diensten en producten.
12.2 Afstemming met andere organisaties
De gemeente zorgt ervoor dat de hulp of ondersteuning die de gemeente toekent aansluit bij andere vormen van hulp of ondersteuning die aan de inwoner wordt gegeven. Om dat te bereiken maakt de gemeente afspraken met aanbieders van hulp of ondersteuning, zorgverzekeraars, huisartsen en andere personen of organisaties. Die afspraken gaan over:
In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. Hier is ook opgenomen dat de gemeente bepalingen uit deze verordening kan uitwerken of verder invullen, wat de officiële naam is van deze verordening en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als dit echt nodig is.
De gemeente kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels of van nadere regels. Beleidsregels geven aan hoe de gemeente met een bepaalde bevoegdheid omgaat.
In nadere regels worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt. De mogelijkheid om deze uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.
13.2 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule)
De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze verordening als toepassing van die bepaling volgens de gemeente een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is. Een uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen van de in 1.1 genoemde wetten of de doelen van deze verordening door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.
13.3 Intrekken oude verordeningen
De volgende verordeningen worden ingetrokken op de datum dat deze verordening in werking treedt:
Een aanvraag die de inwoner heeft ingediend vóór 1 januari 2020 en waarover de gemeente pas later een besluit neemt, handelt de gemeente af volgens deze verordening. Voor een aanvraag op grond van de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ die is ingediend vóór 1 januari 2020 geldt juist dat de gemeente deze afhandelt volgens de ingetrokken verordening. Maar als een besluit volgens deze nieuwe verordening gunstiger uitpakt voor de inwoner, past de gemeente deze verordening toe.
In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd. Waarom deze begrippenlijst?
Aanbieder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen of diensten levert op grond van een besluit van de gemeente.
Andere voorziening: een voorziening waarop de inwoner een beroep kan doen voor de hulp of ondersteuning die hij nodig heeft, anders dan wat de gemeente kan toekennen volgens deze verordening. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar die vrij toegankelijk zijn voor de inwoner. Dat kan een andere uitkering zijn, een algemeen gebruikelijke voorziening, een algemene of collectieve voorziening, of voorzieningen als alimentatie en toeslagen.
AOW-gerechtigde leeftijd: de leeftijd waarop de AOW-uitkering ingaat.
Arbeidsinschakeling: aan het werk (kunnen) gaan.
Arbeidsverplichting: de verplichting om mee te werken aan de arbeidsinschakeling of het leveren van een tegenprestatie als bedoeld in artikel 9 van de Participatiewet, artikel 37 van de IOAW en artikel 37 van de IOAZ.
Beperking: de vermindering van mogelijkheden als gevolg van een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke, psychische of psychosociale handicap, die het functioneren op sociaal of maatschappelijk gebied belemmert.
Bijstandsnorm: de maximale hoogte van de bijstandsuitkering bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de Participatiewet. De hoogte hangt af van de woon- en leefsituatie en de leeftijd van de inwoner.
Bijstandsuitkering: de algemene bijstand voor levensonderhoud, bedoeld in artikel 5 onderdeel b van de Participatiewet. Gaat het om een jeugdige van 18 tot 21 jaar dan wordt met bijstandsuitkering bedoeld: de algemene bijstand plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.
Effect: het resultaat of doel.
Eigen kracht: de talenten en mogelijkheden van de inwoner om zelf oplossingen te vinden voor problemen.
Fraude: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een uitkering of een voorziening is, en om de duur en hoogte van die uitkering of voorziening vast te stellen. Als gevolg hiervan wordt een uitkering of voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.
Gebruikelijke hulp: de hulp die in het algemeen mag worden verwacht van de partners (echtgenoten), ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Voor de Jeugdwet wordt met ouders ook andere opvoeders en verzorgers bedoeld.
Gecertificeerde instelling: een instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven.
Gespecialiseerde jeugdhulp: jeugdhulp waarvoor een toewijzing van de gemeente nodig is.
Hulpvraag: de behoefte aan hulp of ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.
Hulpbehoefte: de behoefte aan hulp of ondersteuning die de inwoner, gelet op zijn hulpvraag, eventuele beperkingen en problemen die worden ervaren, heeft. Deze hulpbehoefte wordt vastgesteld door de medewerker van de gemeente en wordt waar nodig onderbouwd met adviezen van andere deskundigen.
Inkomen: het inkomen, bedoeld in artikel 32 lid 1 van de Participatiewet.
Inspraak: inspraak als bedoeld in artikel 150 van de Gemeentewet. Met inspraak wordt in hoofdstuk 10 van deze verordening ook bedoeld het recht om invloed uit te oefenen en over iets mee te beslissen.
Inwoner: de persoon die zijn woonplaats heeft binnen de gemeente Veldhoven volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek (titel 3, Boek 1 BW) en die daar rechtmatig verblijft. Gaat het om Wmo-ondersteuning, dan betreft het de ingezetene van de gemeente als bedoeld in artikel 1.2.1 van de Wmo en de ingezetene van Nederland die zich bij de gemeente meldt voor maatschappelijke opvang. Gaat het om schuldhulpverlening, dan betreft het degene die in de basisregistratie personen van de gemeente als ingezetene is ingeschreven. Voor de toepassing van de hoofdstukken 9 en 11 wordt onder inwoner ook verstaan: de persoon die hulp of ondersteuning van de gemeente heeft gehad maar zijn woonplaats daar niet meer heeft. Onder rechtmatig verblijf wordt verstaan: verblijf dat geen wettelijke belemmering oplevert voor hulp of ondersteuning door de gemeente.
IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.
IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
Jeugdhulp: hulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Jeugdige: de jeugdige bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Kostendelersnorm: norm voor de hoogte van een uitkering volgens artikel 22a van de Participatiewet. Naarmate meer mensen in een huis wonen, ontvangt iedere afzonderlijke uitkeringsgerechtigde een lagere uitkering omdat meer mensen de kosten kunnen delen.
Levensonderhoud: de dagelijkse bestaanskosten, zoals kosten voor voeding, kleding, huur, energie, water en (zorg)verzekeringen.
Mantelzorg: zorg die aan een inwoner, die hulp of ondersteuning nodig heeft, wordt gegeven door iemand uit zijn omgeving.
Medewerker: de persoon die namens het college van burgemeester en wethouders optreedt.
Meedoen-voorziening: een voorziening die een inwoner de mogelijkheid biedt om mee te doen door een lidmaatschap of deelname aan een activiteit van een organisatie, een lidmaatschap van de bibliotheek of een tegemoetkoming in de kosten van internet te geven.
Natura-tarief: het bedrag dat de gemeente zou betalen voor de hulp of ondersteuning, op grond van de tarieven waarvoor de gemeente de (vergelijkbare) hulp of ondersteuning heeft ingekocht.
Ondersteuningsplan: een plan van aanpak, dat de gemeente of de aanbieder die de hulp of ondersteuning aan de inwoner biedt, opstelt, waarin de volgende onderwerpen aan bod komen: de hulpvraag van de inwoner, beperkingen van de inwoner, ervaren problemen door de inwoner (en de directe omgeving), de hulpbehoefte van de inwoner, de mogelijkheden om in die behoefte te voorzien op eigen kracht, door inzet van het sociale netwerk, algemene voorzieningen of vrij toegankelijke voorzieningen, de inzet van hulp of ondersteuning vanuit de gemeente en de resultaten die met die inzet behaald moeten worden.
Ouders: ouders, voogden of verzorgers van de jeugdige.
Persoonlijk plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner ervaart en de gewenste hulp of ondersteuning wordt geïnventariseerd. Gaat het om jeugdhulp, dan wordt hieronder verstaan: het familiegroepsplan.
Persoonlijke situatie: alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn, inclusief de behoefte van de inwoner en de godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging.
PGB: persoonsgebonden budget, een geldbedrag waarmee iemand hulp(middelen) in kan kopen.
Plan voor de besteding van het pgb: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt over de hulp of ondersteuning die hij nodig heeft en die hij met het pgb wil inkopen. In het plan geeft de inwoner onder andere aan welke hulpverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke hulp gaat geven en hoe de kwaliteit en de continuïteit van die hulp gewaarborgd worden.
Professionele hulpverlener: iemand die beroepsmatig hulp verleent en voldoet aan de eisen die daaraan gesteld zijn.
Samenwonen: een gezamenlijke huishouding voeren als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet.
Sociaal netwerk: huisgenoten of andere personen waarmee de inwoner een sociale relatie onderhoudt (inclusief mantelzorgers).
Toewijzing: een besluit van de gemeente om gespecialiseerde jeugdhulp toe te kennen of een brief van de gemeente ter bevestiging dat de gemeente ervoor zorgt dat de jeugdige en/of zijn ouders gespecialiseerde jeugdhulp krijgen, als de huisarts, jeugdarts, medisch specialist, gecertificeerde instelling of de bevoegde rechter naar gespecialiseerde jeugdhulp verwijst.
Uitkering: de bijstandsuitkering, de IOAW- of IOAZ-uitkering of een bijstandsuitkering voor zelfstandigen (Bbz-uitkering).
Uitkeringsnorm: de voor de inwoner in zijn situatie maximale hoogte van een uitkering; dit is de bijstandsnorm uit de Participatiewet of de grondslag bedoeld in de IOAW of IOAZ. Gaat het om een jeugdige van 18 tot 21 jaar, dan wordt met uitkeringsnorm bedoeld: de bijstandsnorm plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.
Vermogen: totaal aan bezit in geld en goederen; het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet.
Vrij toegankelijke hulp of ondersteuning: hulp of ondersteuning die beschikbaar is zonder besluit van de gemeente of verwijzing van de huisarts, medisch specialist of jeugdarts.
Vrijwilligersorganisatie: een organisatie die bijeenkomsten en/of activiteiten organiseert die worden uitgevoerd door vrijwilligers.
Wet: de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet.
Wgs: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.
Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Wmo-ondersteuning: de maatschappelijke ondersteuning, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo.
Zelfredzaamheid-Matrix: een instrument waarmee de zelfredzaamheid van de inwoner wordt vastgesteld. Onder zelfredzaamheid wordt verstaan: het in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden, zoals ook bepaald in artikel 1.1.1 van de Wmo.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-320093.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.