Financiële Verordening gemeente Midden-Groningen 2020

De raad van de gemeente Midden-Groningen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 november 2019;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Financiële verordening gemeente Midden-Groningen 2020

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken

  • van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de

  • gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • b.

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met

  • een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • c.

    inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves;

  • d.

    netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke

  • bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar.

  • Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende

  • schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen

  • wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige

  • verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende

  • uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • e.

    onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting: verschil tussen de

  • opbrengst onroerende zaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor

  • toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de

  • (geraamde) opbrengst onroerende zaakbelasting;

  • f.

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet

  • zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al

  • dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is

  • het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap,

  • waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • g.

    project: een project is een, in tijd en middelen begrensde, activiteit om iets te

  • creëren. Het onderscheidt zich door zijn eenmalige karakter van een programma of

  • proces.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die

raadsperiode vast.

2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de

taakvelden per programma vast.

3. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast.

Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld

in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording

provincies en gemeenten.

4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in

extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken

kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

 

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

1. Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s, het

overzicht van algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van de overhead de baten

en lasten per taakveld weergegeven.

2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe

investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt

van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van

de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.

3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het

bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording

provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als

gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde

investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten

weergegeven.

5. In de jaarrekening wordt ingegaan op afwijkingen ten opzichte van de begroting na

laatste wijziging voor zover de afwijking groter zijn dan € 200.000 of 10% van het

budget op productniveau.

 

Artikel 4. Kaders begroting

1. Het college biedt jaarlijks aan de raad een voorjaarsnota aan met een voorstel voor

het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar

en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor het zomerreces vast.

2. In de begroting wordt een post onvoorzien ter hoogte van het bedrag per inwoner

zoals vermeld in de Provinciale begrotingsrichtlijnen opgenomen.

 

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per

programma.

2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij

op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil

ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met

het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd. In het geval een investering niet

in het begrotingsjaar wordt gerealiseerd, kan het college het krediet ook aanwenden in

de 2 navolgende begrotingsjaren.

3. Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de lasten van een programma of

een prioriteit de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de

investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet

dreigen te overschrijden, of de baten van een programma of een prioriteit de

geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel

wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma of de prioriteit,

voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van

het beleid.

4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1,

doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten,

het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het

beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien

nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor

het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de

begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van

verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een

investeringskrediet aan de raad voor.

6. In afwijking van lid 5 geldt, indien er zich acute situaties voordoen waarbij de

bedrijfsvoering in gevaar komt, dat investeringen na goedkeuring van het college en

het informeren van de raad, kunnen worden uitgevoerd. De formele goedkeuring van

de raad middels een raadsbesluit, vindt overeenkomstig de voorgaande beschrijving

plaats.

 

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages, inclusief

begrotingswijzigingen op programmaniveau. Tussentijdse rapportages zijn tenminste:

de voorjaarsnota en de najaarsnota. Daarnaast zijn indien noodzakelijk altijd

rapportages mogelijk als de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

2. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen

van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming (begrotingswijziging op

programmaniveau) van:

a. de baten en de lasten per programma;

b. het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar programma’s;

c. het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

d. het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

e. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

f. het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e; en

g. de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

3. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de

baten en lasten van programma’s, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting

groter dan € 50.000 of hoger dan 25% van het actuele begrote bedrag toegelicht.

 

Artikel 7. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

a. de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 250.000;

a1 met uitzondering van de verkoop van bouwterreinen in bestemmingsplannen,

waarvoor een grondexploitatie-opzet is vastgesteld.

a2. de aankoop van onroerende goederen, die voorkomen op een door de raad vast te

stellen lijst van te verwerven percelen of objecten;

b. het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 50.000;

c. het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen; en

d. het aangaan van geldleningen voor zover niet in de begroting is vermeld,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is

gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

 

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve

aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet

houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of

een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht,

doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

 

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en

de termijnen zoals vermeld in de nota afschrijvingsmethodieken.

2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie

gebracht.

3. Een saldo voor agio of disagio wordt direct ten laste van de exploitatie gebracht.

 

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden, inclusief gemeentelijke

(belasting)heffingen en bijstandsverstrekkingen wordt een voorziening wegens

oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de

openstaande vorderingen.

 

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

1. In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening

vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden

plaats.

2. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen

aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

a. de vorming en besteding van reserves;

b. de vorming en besteding van voorzieningen.

3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een

investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

a. het specifieke doel van de reserve;

b. de voeding van de reserve;

c. de maximale hoogte van de reserve; en

d. de maximale looptijd.

4. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven

maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij

en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

 

Artikel 12. Kostprijsberekening

1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee

kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden

geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van

kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe

kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en

voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van

voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de

afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen

waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele

belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het

kwijtscheldingsbeleid betrokken.

3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen

worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een

specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd

en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die

activiteiten.

4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen

worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld

overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de

vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en

heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken,

diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet

activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een

aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de

economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel

die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen,

gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1

Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de

financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks

met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt (inclusief

afronding) bepaald conform het renteschema 3 uit de notitie rente 2017 van de

commissie BBV. Indien op nacalculatiebasis de afwijking kleiner is dan 25% wordt niet

tot correctie van het omslagpercentage overgegaan.

7. In afwijking van het eerste lid wordt bij grondexploitaties gehandeld conform de

notitie grondexploitaties 2016 van de commissie BBV en dit op de volgende manier: het

gewogen gemiddelde rentepercentage van de bestaande leningenportefeuille van de

gemeente, naar verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen, indien geen sprake is

van projectfinanciering.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan

overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen

treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij

afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze

activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang

van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt

gemotiveerd.

2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan

overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in

rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf

een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de

garantie wordt gemotiveerd.

3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden

gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten

van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college

vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de

kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige

leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht

en sprake is van:

a. leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen,

garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en

verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere

overheid;

b. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen

publiekrechtelijke taak;

c. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of

uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

d. een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

e. een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

f. een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

g. een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het

Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

 

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke

tarieven voor de onroerendezaakbelastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing,

reinigingsrecht, toeristenbelasting, begrafenisrechten, leges, liggelden en marktgelden.

2. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota aan met de kaders voor de

prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan

overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

3. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten

opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

 

Artikel 15. Financieringsfunctie

1. Het college stelt een treasurystatuut vast met inachtneming van de minimumeisen

van de Wet Fido (Wet Financiering decentrale overheden) en regeling Ruddo (Regeling

uitzetting derivaten decentrale overheden)

2. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende

kaders in acht:

a. voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar

worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

en

b. er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1,

onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

3. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken

van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

4. Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de

begroting gevormd ter grootte van het risico dat de gemeente met de garantie loopt.

Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het

college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een

begrotingswijziging.

 

Hoofdstuk 4. Paragrafen

 

 

Artikel 16. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen

naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en

verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

a. de berekening van het rentepercentage (rente omslagpercentage) voor de

rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen voor het bepalen van de

kostprijzen, bedoeld in artikel 12, zevende lid.

 

Artikel 17. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast

de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en

verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

a. Kasgeldlimiet

b. Renterisiconorm

c. Kredietrisico’s

 

Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de

jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11

van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

a. de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

b. het saldo van de baten en lasten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves

als percentage van de inkomsten;

c. de onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting als percentage van de

inkomsten;

 

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

1. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar het beleidsplan Openbare

ruimte aan. Het plan geeft het kader aan voor het te voeren beleid en beheer. De raad

stelt het beleidsplan vast. Het college stelt de beheerplannen vast.

2. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het

plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het

onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de

eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

3. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar het beleidsplan Vastgoed

Gebouwen aan. Het plan geeft het kader aan voor het te voeren beleid en beheer. De

raad stelt het beleidsplan vast. Het college stelt de beheerplannen vast.

 

Artikel 20. Grondbeleid

Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De

raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

a. de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

b. te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

c. het verloop van de grondvoorraad;

d. de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

 

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

 

 

Artikel 21. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is

voor:

a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als

geheel en in de afdelingen;

b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste

activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en

investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de

gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van

het gemeentelijke beleid;

e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de

doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de

begroting en relevante wet- en regelgeving;

f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan

ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de

doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de

gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

 

Artikel 22. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig

toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden,

verantwoordelijkheden;

c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen

ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

d. de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de

bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

e. de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de

daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de

voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

f. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de

taakvelden;

g. het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen,

werken en diensten;

h. het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van

subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

i. het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk

gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van

rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

 

Artikel 23. Interne controle

1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld

in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de

baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de

Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de

informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij

afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de

ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien

verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de

debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende

schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en

registergoederen (periodiek) en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vijf jaar. Bij

afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de

tekortkomingen.

 

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

 

Artikel 24. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

1. De Financiële verordening gemeente Midden-Groningen 2018 vastgesteld op 20

december 2018 wordt ingetrokken per 1 januari 2020, met dien verstande dat zij van

toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het

begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en

op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het

begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

 

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2020.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Midden-Groningen 2020.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 19 december 2019.

Adriaan Hoogendoorn,

De voorzitter.

Mieke Bouwman,

De griffier.

Naar boven