Gemeenteblad van Midden-Groningen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Midden-Groningen | Gemeenteblad 2019, 320038 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Midden-Groningen | Gemeenteblad 2019, 320038 | Beleidsregels |
Re-integratiebesluit Participatiewet Midden-Groningen 2020
vrijwilligerswerk: bij vrijwilligerswerk spreken we van onbetaalde, niet verplichte werkzaamheden die ten goede komen aan anderen en/of de samenleving waarbij er sprake is van een zekere mate van organisatie. Vrijwilligerswerk is niet concurrerend voor de arbeidsmarkt en heeft andere waarden dan die in de arbeidsmarkt gerealiseerd worden. Vrijwilligerswerk wordt meestal verricht vanuit een innerlijke motivatie, de inzet is onbaatzuchtig;
Artikel 2: werkloosheidsrisico
Het individueel werkloosheidsrisico speelt een cruciale rol bij het beantwoorden van de vraag op welke wijze de uitkeringsgerechtigde inhoud moet geven aan zijn of haar verplichtingen ten aanzien van de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b van de wet.
Artikel 3: algemeen geaccepteerde arbeid
Als er sprake is van zwaarwegende gewetensbezwaren waardoor een belanghebbende in ernstig conflict komt met zichzelf en zijn omgeving weegt dit mee in de beoordeling of er sprake is van algemeen geaccepteerde arbeid waarop de geüniformeerde en/of ingevolge de verordening geldende arbeidsverplichtingen van toepassing zijn. Belanghebbende moet dit zelf aandragen door middel van objectiveerbare en verifieerbare gegevens. Ook de omstandigheden waarin deze arbeid moet worden verricht spelen een cruciale rol zoals de vraag wat belanghebbende zelf heeft gedaan om aan werk te komen. Voor zover sprake is van aannemelijke zwaarwegende gewetensbezwaren zoekt het college in samenspraak met de uitkeringsgerechtigde naar een alternatief. Ook bij deze beoordeling is cruciaal het werkloosheidsrisico. Naar mate het werkloosheidsrisico voor belanghebbende hoger is, wordt de ruimte om zwaarwegende gewetensbezwaren aan te nemen geringer.
Artikel 7: ontheffing arbeidsplicht
het verrichten van mantelzorg voor bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad of pleegkind(eren), voor het aantal uren van het voor werk beschikbare deel van de dag en voor zover de zorg onvermijdelijk is en redelijkerwijs slechts verricht kan worden door belanghebbende, de ontheffing geldt tot zolang de noodzaak voortduurt en maximaal voor de duur van 12 maanden. Onder bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad wordt tevens begrepen de levenspartner waarmee een geregistreerd partnerschap is aangegaan of waarmee belanghebbende een gezamenlijke huishouding voert.
Het verrichten van onbetaalde arbeid als alternatieve straf leidt niet tot het ontheffen van de re-integratie- en arbeidsplicht. Als dat nodig is en voor zover deze werkzaamheden niet in een weekend of in de avonduren verricht kunnen worden, geeft het college toestemming voor het verrichten van deze werkzaamheden. Het college vraagt hiervoor bij de klant een verklaring op van het bureau alternatieve straffen om te kunnen beoordelen of het niet mogelijk is om in het weekend en/of in de avonduren als alternatieve straf te werken.
Artikel 8: ontheffing arbeidsplicht alleenstaande ouders met kind tot 5 jaar
Indien een alleenstaande ouder met een ten laste komend kind van maximaal 5 jaar verzoekt om ontheffing van de arbeidsplicht wordt dit verzoek door het college ingewilligd, tot de maximale termijn als bedoeld in artikel 9a van de wet, indien en voor zo lang belanghebbende voldoet aan de door het college opgelegde scholingsplicht.
Hoofdstuk 5: niet uitkeringsgerechtigden
Artikel 9: doelgroep niet uitkeringsgerechtigden
Als een niet uitkeringsgerechtigde of een belanghebbende die een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet ontvangt verzoekt om een voorziening naar werk, moet in aanvulling op de verordening aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
Hoofdstuk 6: vrijlating en premie
De uitkeringsgerechtigde die arbeid verricht in deeltijd waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde bijstandsnorm komt in aanmerking voor vrijlating van inkomsten uit arbeid als bedoeld in artikel 31, tweede lid onder n en r van de Participatiewet en als bedoeld in artikel 8 tweede lid van de IOAW en in artikel 8 derde lid van de IOAZ, indien het college heeft vastgesteld dat de uitkeringsgerechtigde binnen 3 maanden volledig in de bestaanskosten kan voorzien.
De vrijlating gaat in vanaf de eerste van de maand waarin voor het eerst inkomsten zijn verworven die recht geven op een vrijstelling. De bijstandsnorm is een maandnorm waardoor er een maand vrijlating is opgesoupeerd ook al is maar sprake van een paar dagen inkomsten in die maand. Er is geen sprake meer van een keuze voor een ingangsdatum van de vrijlating. Het moment waarop voor het eerst inkomsten zijn verworven die in aanmerking komen voor de vrijlating is bepalend.
Artikel 11: premie deeltijdwerk
Op grond van artikel 10 van de verordening wordt aan iedere uitkeringsgerechtigde, maximaal tweemaal per kalenderjaar, een premie verstrekt (ingevolge artikel 31 vijfde lid van de wet of artikel 2:8, eerste lid onderdeel b van het Algemeen inkomensbesluit sociale zekerheidswetten) van 10% van de (netto) inkomsten uit arbeid die op de uitkeringsnorm in mindering zijn gebracht. De premie wordt ambtshalve verstrekt in de maanden maart en september van elk kalenderjaar over de perioden van september tot maart en van maart tot september.
Bij de toekenning van algemene bijstand aan personen van 18 jaar of ouder, doch jonger dan 27 jaar, wordt een plan van aanpak gemaakt waarbij het uitgangspunt is dat belanghebbende, waar mogelijk, terugkeert naar ’s-Rijks bekostigd onderwijs dan wel wordt begeleid naar werk. Hierbij is sprake van maatwerk waarbij op grond van een analyse wordt afgewogen of scholing haalbaar is op grond van de kwaliteiten van belanghebbende én dit onderwijs de kansen op de arbeidsmarkt voor belanghebbende verhoogt.
Zowel ingeval van terugkeer naar onderwijs als bij de activiteiten gericht op arbeidsinschakeling stelt het college een plan van aanpak op waarbij de inbreng van belanghebbende zoveel mogelijk wordt betrokken. De uitvoering van het plan van aanpak en de evaluatie geschiedt in samenspraak met belanghebbende.
Voor de doelgroep loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 6 lid 1 sub e van de wet wordt altijd een plan van aanpak opgesteld en persoonlijke ondersteuning geboden als een werkgever, ten behoeve van de in dienst genomen belanghebbende, een loonkostensubsidie ontvangt als bedoeld in artikel 10d van de wet.
Als de jongere nog een opleiding kan volgen bestaat er geen recht op bijstand ongeacht of de jongere deze opleiding gaat volgen. Hierbij is sprake van maatwerk waarbij op grond van een analyse wordt afgewogen of scholing haalbaar is en een verbetering van de arbeidskansen voor belanghebbende betekent. De jongere kan in ieder geval nog een opleiding volgen in de volgende situaties:
als de jongere wel een startkwalificatie heeft, is verdere opleiding verplicht als hierdoor de kansen op de arbeidsmarkt toenemen. Dit hoeft niet altijd onderwijs op een hoger niveau te zijn maar kan ook onderwijs in een andere richting betreffen op een vergelijkbaar of zelfs lager niveau. Uiteraard geldt ook hier dat de jongere wel de capaciteiten moet hebben. Het college streeft naar duurzame oplossingen en daarom wordt de intrinsieke motivatie van de jongere meegewogen in de besluitvorming. Vanzelfsprekend wordt hierin ook meegewogen dat sommige jongeren op voorhand minder gemotiveerd zijn voor een opleiding omdat de jongere nog niet precies weet wat het inhoudt en wat de jongere er mee kan. In dat geval wordt de jongere door het college gemotiveerd om de opleiding te volgen als deze opleiding naar het oordeel van het college bij de jongere past.
Artikel 15: werken met behoud van uitkering
Bij plaatsing van belanghebbende op een instrument waarbij sprake is van werken met behoud van uitkering mag dit niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt en mag de concurrentieverhouding niet negatief worden beïnvloedt. Het is slechts toegestaan in geval een plek niet ontstaan is door ontslag anders dan ontslag vanwege eigen initiatief van de voormalige werknemer, ontslag in verband met een handicap, ouderdomspensioen, vermindering van werktijd door eigen keuze van de werknemer of gewettigd ontslag om dringende redenen.
Het doel van de werkstage is: a: het actualiseren van vakkennis en/of het actualiseren van werkervaring; b: het opdoen van specifieke werkervaring om te bezien of het werk als passend kan worden beschouwd; c: het leren werken in een arbeidsrelatie (omgaan met gezag, op tijd komen, werkritme opdoen en samenwerken).
Een arbeidstraining kan voor maximaal zes maanden. Daarbij moet de omvang van de arbeidsopbrengst voor de werkgever afgezet worden tegen de kosten van de werkgever voor de opleiding of de begeleiding van de persoon. Zolang de verhouding ongeveer gelijk is, of in het nadeel van de werkgever uitkomt is deze duur aanvaardbaar.
Artikel 23: persoonlijke ondersteuning en jobcoaching
Bij de financiering van externe jobcoaches hanteert het college de maximumtarieven die overeenkomen met bedragen van de interne jobcoaching bij het UWV gedurende een periode van het maximaal drie jaar (met mogelijkheid tot verlenging). Daarbij is voor externe jobcoaching het midden regime het uitgangspunt en voor intern jobcoaching het lichte tarief. Het college volgt hierin de uitwerking die binnen de arbeidsmarktregio is vastgesteld onder WerkInZicht.
Artikel 24: tijdelijke loonkostensubsidie uit het re-integratiebudget
Artikel 26: loonkostensubsidie voor personen met een arbeidsbeperking (Buigbudget)
Deze voorziening is uitsluitend bestemd voor een belanghebbende die behoort tot de doelgroep van artikel 7, eerste lid onderdeel a van de wet en die niet in staat is om het wettelijk minimumloon te verdienen en een mogelijkheid tot arbeidsparticipatie heeft van minstens 30% loonwaarde en maximaal 80%.
maximaal 6 maanden vanaf de indiensttreding van de werknemer, bedraagt de loonkostensubsidie
50% van het van toepassing zijnde wettelijk minimumloon;
Artikel 28: persoonlijke kosten in verband met werk of een traject naar werk
Voor reële verwervingskosten in verband met werk of kosten die gemaakt moeten worden voor het volgen van een traject en die elders niet worden vergoed, kan het college de werkelijk gemaakte of te maken kosten vergoeden, indien het college van oordeel is dat dit nodig is om het werk te aanvaarden, te behouden of de kans op werk substantieel te verhogen. Het college overweegt hierin tevens of de kosten in redelijke verhouding staan tot de baten.
Artikel 29: vergoeding eigen bijdrage kinderopvang alleenstaande ouders
Alleenstaande ouders, die een uitkering ontvangen krachtens de wet, IOAW of IOAZ, én die voldoen aan de voorwaarden, genoemd in de volgende leden van dit artikel, komen in aanmerking voor een volledige compensatie van de eigen bijdrage van de kosten van kinderopvang, te voldoen uit het werkdeel van de wet.
Artikel 30: overige voorzieningen
Het college kan gericht op re-integratie naar werk en/of maatschappelijke participatie onder meer nog de volgende voorzieningen aanbieden indien het college dit nodig oordeelt in verband met het vergroten van de arbeidskansen en/of de maatschappelijke participatie:
Hoofdstuk 10: reduceren uitstroombelemmeringen
In de volgende situaties kan een aanvraag ingediend worden door middel van een verkort aanvraagformulier:
als er tijdelijk sprake was van een uitsluitingsgrond aansluitend op een eerdere uitkering en direct na het opheffen van de uitsluitingsgrond opnieuw bijstand aangevraagd wordt, zoals bijvoorbeeld detentie en langere duur in het buitenland dan toegestaan, indien bijstand aangevraagd wordt na einde studie is er geen mogelijkheid voor een verkorte aanvraag;
Artikel 35: inkomsten verreken bij ontvangst inkomsten
De inkomsten uit arbeid worden verrekend met de uitkering bij de daadwerkelijke ontvangst van de inkomsten, dit laat onverlet dat de inkomsten uit arbeid toegerekend moeten worden naar de maand waarin deze zijn verworven.
Paragraaf 10.5: beëindigen of intrekken uitkering
Artikel 37: beëindigen of intrekken pragmatisch benaderen
Uitgangspunt is dat de uitkering zo snel mogelijk beëindigd of ingetrokken wordt zodra de feiten hiertoe aanleiding geven. In sommige situaties kan het verstandig zijn om de beëindiging of intrekking nog even uit te stellen. Dit om reden dat naar verwachting het van korte duur is dat belanghebbende voldoende inkomsten genereert.
De wetgever legt in beginsel aan iedere bijstandsaanvrager en bijstandsgerechtigde jonger dan de pensioen gerechtigde leeftijd en waarvoor de arbeids- en re-integratieverplichting geldt de plicht tot het voldoen aan de Wet Taaleis Participatiewet op. De plicht bestaat uit het beheersen van de Nederlandse taal op minimaal referentieniveau 1F (A2).
Paragraaf 13.1: voorbereidingsjaar
Het college continueert de algemene bijstand gedurende een voorbereidingsperiode van maximaal 12 maanden, als bedoeld in artikel 2, derde lid van het Bbz 2004, van een persoon die algemene bijstand ontvangt en voornemens is een bedrijf of zelfstandig beroep te starten, voor zover het aannemelijk is dat belanghebbende, zo nodig met (enige) begeleiding, in staat is om een kansrijke start als zelfstandige te maken.
Belanghebbenden in het voorbereidingsjaar worden intensief begeleid door het college. Minimaal eens per maand vindt er een voortgangsgesprek plaats en het college maakt telkens de afweging of het continueren van het voorbereidingsjaar nog steeds verantwoord is. Als op enig moment blijkt dat de voorbereiding naar verwachting van het college niet leidt tot een start van een levensvatbaar bedrijf, wordt de voorbereidingsperiode direct gestopt.
Paragraaf 13.2 startende ondernemers
Artikel 48 startende ondernemers
Het college verleent de bijstand als bedoeld in artikel 23, eerste lid Bbz 2004 telkens in perioden van maximaal 6 maanden. Om de maximaal zes maanden beoordeelt het college of de verwachting gerechtvaardigd is dat na afloop van de maximale uitkeringsduur ( in totaal maximaal 36 maanden), sprake zal zijn van een levensvatbaar bedrijf of beroep.
Paragraaf 13.3: gevestigde zelfstandigen
Artikel 49 Sociaal levensvatbare zelfstandigen
Als sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 22 van het Bbz 2004 wordt onder duurzaam in dit artikel verstaan een periode van minstens 5 jaar.
Artikel 50 oudere zelfstandigen
Als het inkomen in een kalenderjaar lager is dan de norm als bedoeld in artikel 26 van het Bbz, wordt dit gezien als een incidentele onderschrijding indien het gemiddelde bruto inkomen over de afgelopen 5 jaar minstens gelijk is aan het in artikel 26 van het Bbz 2004 genoemd bedrag en voldoet belanghebbende aan de jaarnorm.
Paragraaf 13.4: parttime ondernemers
Artikel 51 Criteria en verplichtingen voor het parttime ondernemerschap
Er moet sprake zijn van op de uitkering te korten inkomsten. Als er naar verwachting geen inkomsten uit parttime ondernemen gegenereerd kunnen worden, verleent het college geen toestemming voor parttime ondernemerschap. Als na de start blijkt dat er geen inkomsten gegenereerd worden, trekt het college de toestemming in. De eerste drie jaar geldt als opstart in het vierde en volgende jaren na de start moet het parttime bedrijf of beroep netto winst maken.
Door of namens belanghebbende moet een deugdelijke administratie gevoerd worden die jaarlijks binnen 6 maanden na afloop van een boekjaar aan het college overgelegd moet worden. Jaarlijks vordert het college de teveel verstrekt bijstand terug of betaalt het college het te weinig verstrekte bedrag na.
Artikel 52 duur van de toestemming om parttime te ondernemen
Het college verleent voor onbepaalde duur toestemming om parttime te ondernemen. Het college trekt de toestemming in voor zover sprake is van de in artikel 6 van deze Beleidsregel beschreven situaties, waarin de intrekking van de toestemming staat vermeld. Verder beoordeelt het college om de twaalf maanden of voortzetting van het parttime ondernemen voldoende rendeert voor belanghebbende én de gemeente. Is hiervan geen sprake trekt het college de toestemming in.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-320038.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.