Verordening Cliëntenparticipatie Participatiewet Utrecht

 

De raad van de gemeente Utrecht;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 oktober 2019 (kenmerk 6915069); gelet op artikel 149 Gemeentewet en artikel 47 van de Participatiewet;

besluit vast te stellen:

de Verordening Cliëntenparticipatie Participatiewet Utrecht

 

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Algemene wet bestuursrecht, de Participatiewet, de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).

  • a.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

  • b.

    gemeente: de gemeente Utrecht;

  • c.

    (gemeente)raad: de gemeenteraad van de gemeente Utrecht;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

  • e.

    belangenorganisatie(s): organisatie(s) van cliënten en organisaties die gezien hun statutaire doelstellingen de belangen van cliënten als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Participatiewet behartigen;

  • f.

    wet: Participatiewet;

  • g.

    cliënten: personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Participatiewet;

  • h.

    cliëntenplatform: het uit cliënten en vertegenwoordigers van cliënten bestaand platform met taken en bevoegdheden zoals in deze verordening omschreven;

  • i.

    selectiecommissie: een commissie die belast is met het doen van voordrachten voor de benoeming van leden in het cliëntenplatform.

  • j.

    voorzitter: een lid van het cliëntenplatform die in functie is benoemd tot voorzitter door het college.

  • k.

    vaste leden: leden van het cliëntenplatform die worden benoemd door het college.

  • l.

    flexibele leden: leden van het cliëntenplatform die worden aangesteld door het cliëntenplatform conform het huishoudelijk reglement.

  • m.

    coördinator: een gemeentelijke functionaris die optreedt als coördinatie- en contactpersoon tussen het cliëntenplatform en de gemeente.

  • n.

    evaluatie: een jaarlijks gesprek waarin het college en het cliëntenplatform reflecteren op de samenwerking.

 

Artikel 2. Instellen en opheffen van het cliëntenplatform

Het college is bevoegd tot het instellen en opheffen van het cliëntenplatform.

 

Artikel 3. Doelstelling

De instelling van het cliëntenplatform beoogt personen die worden geraakt door de uitvoering van de wet te betrekken en hiermee de kwaliteit te bevorderen van het beleid en de uitvoering daarvan.

Bovendien bevordert dit de kwaliteit van de dienstverlening van de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente en daarmee beoogt dit het draagvlak bij de uitvoering van de wet te vergroten.

 

Artikel 4. Taken en bevoegdheden van het cliëntenplatform

  • 1.

    Het cliëntenplatform en het college staan in continue dialoog met elkaar over het beleid en de uitvoering van de Participatiewet en de dienstverlening aan cliënten in meer algemene zin. Het cliëntenplatform brengt hierover op verzoek van het college en ongevraagd advies uit. Het cliëntenplatform benut bij inbreng en advies cliëntenervaringen en vertaalt deze naar ervaringskennis.

  • 2.

    Het cliëntenplatform heeft eenmaal per zes weken overleg met een door het college aan te wijzen functionaris van de gemeente, behalve wanneer zij hiervan in gezamenlijk overleg willen afwijken.

  • 3.

    Het cliëntenplatform stelt, na overleg met het hoofd van de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente, een huishoudelijk reglement vast met inachtneming van de bepalingen uit deze verordening. Dit reglement regelt in ieder geval:

  • de wijze van besluitvorming

  • de frequentie van vergaderen

  • de rol van de voorzitter (en de plaatsvervanging)

  • het aanstellen en de rol van flexibele leden

  • een rooster van aftreden

  • de werkwijze van de selectiecommissie

  • 4.

    Het cliëntenplatform is niet bevoegd te adviseren over klachten, bezwaarschriften en andere zaken, voor zover die op individuele burgers betrekking hebben.

 

Artikel 5. Samenstelling cliëntenplatform

  • 1.

    Het cliëntenplatform bestaat uit ten minste vier en ten hoogste acht leden en een in functie benoemde voorzitter. Het college is bevoegd om hiervan af te wijken.

  • 2.

    Het cliëntenplatform is, voor zover redelijkerwijs mogelijk, zodanig samengesteld dat deze een afspiegeling is van de bij de uitvoering van de Participatiewet betrokken personen en hun vertegenwoordigers.

  • 3.

    Het cliëntenplatform kiest uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter.

  • 4.

    De (plaatsvervangende) voorzitter en leden van het cliëntenplatform mogen geen lid zijn van de raad, het college, of op grond van een arbeidsovereenkomst of krachtens een gemeentelijke aanstelling als ambtenaar werkzaam zijn voor de gemeente Utrecht.

  • 5.

    5De cliënten die lid zijn of waren van het cliëntenplatform mogen uit hoofde van dat lidmaatschap geen nadeel ondervinden ten aanzien van een uitkering, voorziening of subsidie die zij van de gemeente ontvangen, noch op het gebied van bejegening door medewerkers van de gemeente.

 

Artikel 6. Taken van het gemeentebestuur

  • 1.

    Het college vraagt over beleidsvoornemens met betrekking tot de uitvoering van de Participatiewet advies aan het cliëntenplatform op een moment dat het cliëntenplatform voldoende gelegenheid heeft voor een advies.

  • 2.

    Een redelijke termijn voor advies, bedoeld in het eerste lid, bedraagt vier weken. Het cliëntenplatform kan het uitbrengen van een advies eenmaal voor maximaal vier weken schriftelijk verdagen met toestemming van het hoofd van Werk en Inkomen.

  • 3.

    Het college stelt het cliëntenplatform in staat om tijdig onderwerpen te agenderen voor het overleg als bedoeld in artikel 4, tweede lid van deze verordening.

  • 4.

    Het college voorziet het cliëntenplatform tijdig van de benodigde informatie voor een adequate deelname aan het overleg als bedoeld in artikel 4, tweede lid van deze verordening.

  • 5.

    Het college draagt zorg voor een adequate en tijdige informatievoorziening aan het cliëntenplatform over onderwerpen die, gelet op artikel 4, eerste lid, tot het taakgebied van het cliëntenplatform behoren.

  • 6.

    Het college ziet erop toe dat het cliëntenplatform wordt geïnformeerd over de redenen van afwijking van het door het cliëntenplatform gevraagd of ongevraagd gegeven advies.

 

Artikel 7. Werving en voordracht

  • 1.

    Bij het instellen van het cliëntenplatform zal het college, zonder voordracht, de leden benoemen.

  • 2.

    De werving en selectie van de voorzitter en de leden van het cliëntenplatform geschiedt aan de hand van een functieprofiel vastgesteld door of namens het college.

  • 3.

    Het college, belangenorganisaties en het cliëntenplatform kunnen kandidaten voordragen voor de benoeming van een voorzitter. Een voordracht van een kandidaat wordt gemotiveerd uitgebracht aan de selectiecommissie.

  • 4.

    Het cliëntenplatform en belangenorganisaties kunnen kandidaten voordragen voor de benoeming van leden. Een voordracht van een kandidaat door het cliëntenplatform of een belangenorganisatie, wordt door het cliëntenplatform gemotiveerd uitgebracht aan de selectiecommissie.

  • 5.

    Als het college besluit om af te zien van de benoeming van een voorgedragen lid, dan zal zij dit schriftelijk motiveren aan het cliëntenplatform.

 

Artikel 8. Benoeming

  • 1.

    De voorzitter en leden van het cliëntenplatform worden benoemd door het college op voordracht van een selectiecommissie.

  • 2.

    Het college is bevoegd tot het intrekken van de benoeming.

  • 3.

    De voorzitter en leden worden benoemd voor een periode van maximaal drie jaren. Zij kunnen éénmaal worden herbenoemd voor maximaal eenzelfde periode.

 

Artikel 9. Samenstelling selectiecommissie

  • 1.

    Ten behoeve van de selectie van (plaatsvervangende) voorzitters en (plaatsvervangende) leden van het cliëntenplatform wordt een selectiecommissie ingesteld.

  • 2.

    Een commissie bestaande uit de voorzitter, een lid op voordracht van het cliëntenplatform en een vertegenwoordiger van een belangenorganisatie vormen tezamen de selectiecommissie.

  • 3.

    De selectiecommissie draagt de kandidaten voor aan het college die in aanmerking komen voor een benoeming tot voorzitter of lid van het cliëntenplatform. Het wegen van kandidaten door de selectiecommissie geschiedt aan de hand van het functieprofiel bedoeld in artikel 7, tweede lid van deze verordening.

  • 4.

    Het cliëntenplatform kan de coördinator of een andere gemeentelijke functionaris van de gemeente verzoeken om als adviseur deel te nemen aan de selectieprocedure.

 

Artikel 10. Beëindiging van het lidmaatschap anders dan van rechtswege

  • 1.

    Het lidmaatschap eindigt indien het lid geen cliënt of vertegenwoordiger van een belangenorganisatie meer is.

  • 2.

    Het lidmaatschap eindigt indien het lid aftreedt op eigen verzoek. Het lid dient de aftreding schriftelijk kenbaar te maken aan het college.

  • 3.

    Het lidmaatschap eindigt indien het lid gedurende de zittingsperiode een functie aanneemt als bedoeld in artikel 5, vierde lid van deze verordening.

  • 4.

    Het lidmaatschap eindigt door ontheffing uit de functie wegens de in artikel 11 van deze verordening genoemde redenen.

  • 5.

    Het lidmaatschap eindigt door intrekking van de benoeming zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid van deze verordening.

  • 6.

    De genoemde redenen voor beëindiging in dit artikel zijn niet uitputtend bedoeld.

  • 7.

    In gevallen, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het lid de functie waarnemen totdat in de vacature is voorzien.

 

Artikel 11. Schorsen en ontheffen uit functie

  • 1.

    Een lid van het cliëntenplatform, dat zich naar het oordeel van het college aan kennelijk wangedrag of onbehoorlijke uitoefening van zijn taak heeft schuldig gemaakt, kan te allen tijde door het college worden geschorst of ontheven worden uit de functie van lid van het cliëntenplatform.

  • 2.

    Het college kan een lid schorsen of uit zijn functie ontheffen indien dit in het belang is van het behoorlijk functioneren van het cliëntenplatform.

  • 3.

    Het college beslist op grond van de feiten en omstandigheden welke maatregel passend is.

 

Artikel 12. Aanwijzen van een coördinator

Het college draagt zorg voor de aanwijzing van een coördinator zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder l.

 

Artikel 13. Evaluatie

Het college en het cliëntenplatform evalueren eens per jaar de samenwerking en vaker indien het cliëntenplatform of het college tussentijdse evaluatie nodig acht.

 

Artikel 14. Budget

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks ten behoeve van het cliëntenplatform een budget beschikbaar voor het uitoefenen van de taken. Dit bedrag is bestemd voor het dekken van de kosten van onder meer (secretariële) ondersteuning, deskundigheidsbevordering, achterbanraadpleging, faciliteiten, onkosten en andere kosten die door het cliëntenplatform zijn gemaakt in het kader van de uitoefening van de taken.

  • 2.

    Op het budget genoemd in het eerste lid, is de vigerende Algemene Subsidieverordening van de gemeente Utrecht van toepassing.

 

Artikel 15. Geheimhouding

De voorzitter en leden van het cliëntenplatform zijn verplicht tot geheimhouding als bedoeld in art. 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Het cliëntenplatform zal informatie en gegevensdragers met een vertrouwelijk karakter slechts na voorafgaande toestemming van het college aan derden kenbaar maken.

 

Artikel 16. Nadere regels

  • 1.

    Het college kan voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

  • 2.

    In gevallen, die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

 

Artikel 17. Overgangsrecht zittingsduur

  • 1.

    De voorzitter(s) en (plaatsvervangende) leden die op het moment waarop deze verordening in werking treedt, zitting hebben of hebben gehad in de cliëntenraad ingesteld bij de Verordening Cliëntenparticipatie Participatiewet Utrecht 2015, kunnen niet benoemd worden tot voorzitter of lid van het cliëntenplatform.

  • 2.

    Het college is bevoegd om van het eerste lid af te wijken.

 

Artikel 18. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 2.

    De verordening Cliëntenparticipatie Participatiewet Utrecht 2015 wordt ingetrokken op de dag van inwerkingtreding als bedoeld in het eerste lid.

 

Artikel 19. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Cliëntenparticipatie Participatiewet Utrecht 2020.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 19 december 2019,

De griffier, De burgemeester,

mr. M. van Hall CMC mr. J.H.C. van Zanen

Naar boven