Verordening van de raad van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 in verband met aanpassingen aan de gewijzigde Wmo 2015, de Wet langdurige zorg en het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de aanscherping van het beleid voor de noodopvang dakloze gezinnen, het nieuwe stedelijk kader voor de sociale basis en de indexering van een aantal tarieven (Wijzigingsverordening maatschappelijke ondersteuning 2020)

De raad van de gemeente Amsterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 november 2019,

gelet op artikel artikel 121 Gemeentewet en artikel 2.1.3 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015,

 

besluit:

Artikel I  

De Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 wordt als volgt gewijzigd:

 

a. Artikel 1.1, onderdeel c, komt te luiden:

  • c.

    bijdrage: bijdrage in de kosten als bedoeld in artikel 2.1.4 en 2.1.4a van de wet;

 

b. In artikel 1.1 wordt onder vernummering van de onderdelen l tot en met p tot m tot en met q een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • l.

    sociale basis: het breed en laagdrempelig aanbod van activiteiten en ondersteuning in de eigen buurt of wijk, om zelfredzaam te zijn, talenten te ontwikkelen en mee te doen in de stad;

 

c. Artikel 3.2 komt te luiden:

Artikel 3.2 Voorzieningen sociale basis

De voorzieningen op wijkniveau sluiten zoveel als mogelijk aan op eigen initiatieven van burgers en vrijwilligersorganisaties en omvatten in elk geval:

  • a.

    informatie en advies;

  • b.

    versterking van de vrijwillige inzet en informele netwerken;

  • c.

    mantelzorgondersteuning;

  • d.

    activering, participatie en talentontwikkeling;

  • e.

    collectieve ondersteuning.

 

d. In artikel 3.3 wordt na ‘De maatschappelijke dienstverlening omvat’ ingevoegd ‘informatie en advies en’

 

e. Artikel 3.7 komt te luiden:

Artikel 3.7 Nacht- en crisisopvang, passantenpension en noodopvang dakloze gezinnen

  • 1.

    Het college draagt binnen het kader van de opvang voor dak- en thuislozen zonder verblijfsalternatief zorg voor de mogelijkheid van kortdurend onderdak, in elk geval met een slaapplaats, al dan niet inclusief voeding, douche en eventueel andere diensten of faciliteiten gedurende de nacht.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor kortdurend voltijdverblijf naar aanleiding van een crisissituatie, op voor specifiek dat doel bestemde plekken, voor opvang gedurende maximaal drie aaneengesloten dagen.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor kortdurend voltijdverblijf in geval van een acute noodsituatie voor Amsterdamse gezinnen, op specifiek voor dat doel bestemde plekken.

 

f. Artikel 4.2, derde lid , komt te luiden:

  • 3.

    De tarieven van het persoonsgebonden budget zijn:

    • a.

      voor ambulante ondersteuning € 42,60 per uur;

    • b.

      voor dagbesteding € 36,19 per dagdeel;

    • c.

      [Vervallen per 01-01-2019]

    • d.

      voor beschermd wonen geldt een tarief dat is gebaseerd op de geïndiceerde onderdelen van de GGZ-C Zorgzwaartepakketten (ZZP) 3 tot en met 5 conform de AWBZ 2014;

    • e.

      toeslag op het tarief voor beschermd wonen voor een gezamenlijk wooninitiatief € 4.000,00;

    • f.

      voor logeeropvang € 105,91 per etmaal;

    • g.

      voor woonvoorzieningen geldt het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte;

    • h.

      voor hulp bij huishouden € 4,35 per punt;

    • i.

      voor vervoersvoorzieningen geldt het volgende:

      • i

        Bij koop van een individuele vervoersvoorziening wordt het persoonsgebonden budget vastgesteld op basis van de goedkoopst adequate voorziening. Het budget wordt indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud of verzekering.

      • ii.

        De hoogte van het Pgb voor gebruik taxi of vervoer door derden bedraagt € 1.466,92 of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen € 1.099,92 ieder, op jaarbasis.

      • iii.

        De hoogte van het Pgb voor gebruik rolstoeltaxi of vervoer door derden bedraagt € 2.257,56 of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen € 1.693,44 ieder, op jaarbasis.

      • iv.

        De hoogte van het Pgb voor gebruik taxi of vervoer door derden naast gebruik van fiets, scootmobiel of (elektrische) rolstoel bedraagt € 550,48 of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen € 413,12 ieder, op jaarbasis.

      • v.

        In het geval van een maatwerkbedrag taxi of vervoer door derden kan de daarvoor geïndiceerde aanvrager ook kiezen voor een tegemoetkoming op declaratiebasis (maatwerkbedrag).

        Uitbetaling vindt plaats op basis van declaratie. Als de declaratie niet voldoet aan in de beschikking gestelde verplichtingen en voorwaarden zal deze niet uitbetaald worden.

      • vi.

        De maximumhoogte van het bedrag als bedoeld onder v. bedraagt per jaar:

        • a.

          voor vervoer als bedoeld in lid ii € 5.033,08 of € 3.774,80 voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder;

        • b.

          voor vervoer als bedoeld in lid iii € 3.801,04 of € 2.851,04 voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder;

        • c.

          voor vervoer als bedoeld in lid iv € 1.887,40 of € 1.415,56 voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder.

      • vii.

        De hoogte van het Pgb voor aanpassing aan de eigen auto wordt vastgesteld op het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

      • viii.

        Voor een rolstoel wordt het persoonsgebonden budget vastgesteld op de hoogte van de goedkoopst adequate voorziening. Het budget wordt indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud of verzekering.

 

g. Artikel 4.11, tweede en derde lid, komen te luiden:

  • 2.

    De hoogte van de financiële tegemoetkomingen bedraagt voor:

    • a.

      De kosten van verhuizing en inrichting: € 2.460,97;

    • b.

      Gebruik van een eigen gesloten buitenwagen of een gesloten buitenwagen in bruikleen: per jaar € 226,49, of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder € 169,87;

    • c.

      Gebruik van een eigen personenauto of een personenauto in bruikleen: per jaar € 657,44, of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder € 492,84;

    • d.

      Gebruik van een eigen personenbus of een personenbus in bruikleen: per jaar € 952,08, of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder € 714,08.

  • 3.

    De hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor:

    • a.

      De tegemoetkoming tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijke huur van de nog aan te passen woonruimte;

    • b.

      De tegemoetkoming bij huurderving is gelijk aan de kale huur;

    • c.

      Stallingskosten voor een scootmobiel zijn gelijk aan het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten;

    • d.

      De aanleg van een parkeerplaats is gelijk aan de kosten daarvoor zoals bepaald bij de legesverordening;

    • e.

      Vervoer naar dagbesteding is per jaar gelijk aan het aantal dagen dat de dagbestedingslocatie per week wordt bezocht maal 52 maal

      • i.

        € 6,52 voor een cliënt met een psychiatrische beperking;

      • ii.

        € 7,70 voor een cliënt met een lichamelijke, niet-aangeboren lichamelijke of verstandelijke beperking of leeftijdgerelateerde problematiek, en

      • iii.

        € 18,58 ingeval van rolstoelvervoer.

 

h. In artikel 5.1.1, eerste lid, onderdeel c, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d.

    noodopvang dakloze gezinnen.

 

i. Aan artikel 5.2.1 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5.

    De bijdrage in de kosten voor verblijf in de noodopvang dakloze gezinnen bedraagt € 400,00 per maand.

 

j. Artikel 5.3.1, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    De bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening, met uitzondering van de voorzieningen bedoeld in artikel 4.5, voor een persoon met beperkingen van 18 jaar en ouder is per maand € 14,10.

 

k. In artikel 5.3.1, vijfde lid, onderdeel a, wordt ‘als de dienst per uur wordt geleverd, de gecontracteerde uurprijs en de geleverde uren’ vervangen door ‘[Vervallen per 01-01- 2020]’

 

l. Artikel 9.4 komt te luiden:

Artikel 9.4 Overgangsbepalingen

  • 1.

    [Vervallen per 01-01-2020]

  • 2.

    Een cliënt die als gevolg van de tariefsaanpassing voor het persoonsgebonden budget voor dagbesteding per 1 januari 2018 benadeeld wordt, behoudt zijn budget gedurende de looptijd van het huidige besluit.

  • 3.

    Een cliënt die woont in een instelling zonder behandeling, die valt onder de Wet langdurige zorg, houdt recht op een roerende woonvoorziening of individuele vervoersvoorziening verstrekt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarmee het recht wordt ingetrokken vanwege de wijziging in de Wet langdurige zorg.

 

Artikel II  

De wijzigingen in deze verordening treden in werking met ingang van 01-01-2020.

 

Artikel III  

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 18 december 2019.

De voorzitter

Femke Halsema

De raadsgriffier

Jolien Houtman

Toelichting  

 

Algemeen deel

De belangrijkste wijzigingen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning zijn:

  • Het aanpassen van de systematiek en de hoogte van de bijdrage in de kosten voor Wmo-voorzieningen als gevolg van de invoering van het landelijk abonnementstarief en de vastlegging ervan in de Wet maatschappelijke ondersteuning per 1 januari 2020.

  • Het toevoegen van een overgangsbepaling voor cliënten in een Wlz-instelling zonder behandeling, die voor 1 januari 2020 een roerende woonvoorziening of een individuele vervoersvoorziening uit de Wmo hebben ontvangen, als gevolg van een besluit van de minister van VWS en een nog te verschijnen Koninklijk besluit.

  • Het toevoegen van de voorziening noodopvang dakloze gezinnen en de bijdrage in de kosten ervan als gevolg van een besluit van het college van B en W van 21 mei 2019.

  • Het vervangen van het begrip basisvoorzieningen door sociale basis en het opnemen van de nieuwe terminologie uit het stedelijk kader 2020-2023 ‘Samen vooruit: op weg naar een stevige sociale basis in Amsterdam’, vastgesteld door de gemeenteraad op 29 mei 2019.

  • Het indexeren van een aantal tarieven voor het persoonsgebonden budget en van een aantal financiële tegemoetkomingen.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

  • a.

    In artikel 1.1, onderdeel c wordt verwezen naar de nieuwe artikelen van de Wmo per 1 januari 2020 over de bijdrage in de kosten, te weten ‘lid 2.1.4 en lid 2.1.4a’.

  • b.

    Aan de begripsbepalingen wordt een nieuw onderdeel l. toegevoegd over de sociale basis met als tekst ‘sociale basis: het breed en laagdrempelig aanbod van activiteiten en ondersteuning in de eigen buurt of wijk, om zelfredzaam te zijn, talenten te ontwikkelen en mee te doen in de eigen stad’. Dit is het gevolg van het gemeenteraadsbesluit van 29 mei 2019, waarin een nieuw stedelijk kader is vastgesteld voor 2020-2023 ‘Samen vooruit: op weg naar een stevige sociale basis in Amsterdam’.

  • c.

    De titel van artikel 3.2 is gewijzigd van ‘Basisvoorzieningen’ in ’Voorzieningen sociale basis’. Ook is de tekst van artikel 3.2 aangepast naar aanleiding van de veranderde terminologie. Dit is het gevolg van het gemeenteraadsbesluit van 29 mei 2019, waarin een nieuw stedelijk kader is vastgesteld voor 2020-2023 ‘Samen vooruit: op weg naar een stevige sociale basis in Amsterdam’.

  • d.

    In artikel 3.3 is beschreven wat maatschappelijke dienstverlening omvat. Hier is de tekst ‘informatie en advies’ aan toegevoegd. Dit is het gevolg van het gemeenteraadsbesluit van 29 mei 2019, waarin een nieuw stedelijk kader is vastgesteld voor 2020-2023 ‘Samen vooruit: op weg naar een stevige sociale basis in Amsterdam’.

  • e.

    Artikel 3.7 over nachtopvang, crisisopvang en passantenpension is aangevuld met de voorziening ‘noodopvang dakloze gezinnen’ als gevolg van de aanscherpingen in het beleid waartoe het college van B en W op 21 mei 2019 heeft besloten.

  • f.

    In artikel 4.2, derde lid, zijn de geïndexeerde tarieven opgenomen voor ambulante ondersteuning, dagbesteding, logeeropvang, gebruik (rolstoel)taxi of vervoer door derden en gebruik taxi of vervoer door derden naast gebruik van fiets, scootmobiel of (elektrische) rolstoel. Deze tarieven kunnen jaarlijks worden geïndexeerd conform artikel 9.2 van de Wmo-verordening.

  • g.

    In artikel 4.11, tweede en derde lid, zijn de geïndexeerde tarieven opgenomen voor de kosten van verhuizen en inrichting, gebruik van een eigen gesloten buitenwagen of een gesloten buitenwagen in bruikleen, gebruik van een eigen personenauto(bus) of een personenauto(bus) in bruikleen en voor vervoer naar dagbesteding.

  • h.

    Aan artikel 5.1.1 over de bijdrageplicht voor algemene voorzieningen wordt aan lid 1 een onderdeel d. toegevoegd met de tekst ‘noodopvang dakloze gezinnen’, als gevolg van een besluit van het college van B en W van 21 mei 2019.

  • i.

    In artikel 5.2.1 is een nieuw lid 5 toegevoegd dat luidt ‘De bijdrage in de kosten voor verblijf in de noodopvang dakloze gezinnen bedraagt € 400,00 per maand.’

    Deze wijziging is het gevolg van een besluit van het college van B en W van 21 mei 2019.

  • j.

    In artikel 5.3.1 is de vierwekelijkse maximale bijdrage in de kosten van € 13,00 vervangen door een maandelijkse bijdrage in de kosten van € 14,10 als gevolg van een wijziging in de Wet maatschappelijke ondersteuning per 1 januari 2020 betreffende de systematiek en de hoogte van de bijdrage in de kosten voor Wmo-voorzieningen.

  • k.

    Bij artikel 5.3.1 is lid 5a komen te vervallen per 1 januari 2020 als gevolg van een wijziging in de Wet maatschappelijke ondersteuning per 1 januari 2020 betreffende de systematiek en de hoogte van de bijdrage in de kosten voor Wmo-voorzieningen.

  • l.

    De eerste overgangsbepaling in artikel 9.4 is komen te vervallen. Hierin was het overgangsrecht van de Wmo-verordening 2012 naar de Wmo-verordening 2015 geregeld. Inmiddels zijn er geen cliënten meer die onder dit overgangsrecht vallen waardoor de bepaling kan vervallen.

  • m.

    In artikel 9.4 is een nieuw lid 3 toegevoegd waarin het overgangsrecht wordt geregeld voor bewoners van Wlz-instellingen zonder behandeling die nu een roerende woonvoorziening of een individuele vervoersvoorziening uit de Wmo hebben. Voor hen geldt dat pas bij vervanging van de Wmo-voorziening verstrekking vanuit de Wlz plaatsvindt.

Naar boven