Verordening reinigingsheffingen 2020

De raad van de gemeente Borger-Odoorn;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders met corsanr. 19.02578;

 

gelet op gelet op gelet op de artikelen 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten 2020

 

Verordening reinigingsheffingen 2020

 

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

 

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

kalenderweek: een aaneengesloten periode van zeven dagen, beginnende met een maandag en eindigend met een zondag.

kalenderkwartaal: een periode van drie maanden, beginnende op 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober.

 

HOOFDSTUK II AFVALSTOFFENHEFFING

 

Artikel 3 Aard der heffing

  • 1.

    Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

 

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.

 

Artikel 5 Belastingtijdvak

  • 1.

    Het belastingtijdvak is gelijk aan een kalenderkwartaal.

  • 2.

    Het eerste belastingtijdvak gaat in op de datum van ingang van de heffing.

 

Artikel 6 Maatstaf van heffing en tarief

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel met inachtneming van de overige leden van dit artikel.

  • 2.

    Voor de berekening van de belasting wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde volume-eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

  • 3.1.

    Het gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen van een perceel wordt aangemerkt als maatstaf van de heffing van het in hoofdstuk 1.2, onderdelen 1.2.1 en 1.2.2 van de tarieventabel genoemd gedifferentieerd gedeelte van de belasting.

    • 3.1.1.

      De vaststelling van het totaal per belastingtijdvak ingezamelde gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen van een perceel, dat niet behoort tot een groep van percelen, vindt plaats door een optelling van de gewichten van het drie-wekelijks ingezamelde groente-, fruit- en tuinafval van dit perceel in het betreffende belastingtijdvak, een optelling van de gewichten van de drie-wekelijks ingezamelde plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drinkpakken van dit perceel in het betreffende belastingtijdvak en een optelling van de gewichten van de drie-wekelijks ingezamelde overige afvalstoffen van dit perceel in het betreffende belastingtijdvak.

  • Het gewicht van de drie-wekelijks ingezamelde afvalstoffen per inzamelbeurt per perceel, dat niet behoort tot een groep van percelen, wordt vastgesteld als het verschil van het gewicht van de betreffende container vóór lediging en het gewicht na lediging.

    • 3.1.2.

      Voor de berekening van het gedeelte van de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.2, onderdelen 1.2.1 en 1.2.2 van de tarieventabel voor een perceel, dat niet behoort tot een groep van percelen, wordt uitgegaan van de gewichten die zijn vastgesteld met behulp van de weegapparatuur op de wegende inzamelauto.

    • 3.1.3.

      Voor de periodiek ingezamelde afvalstoffen per perceel dat behoort tot een bij besluit van het college van burgemeester en wethouders aangewezen groep van percelen wordt een vast bedrag per perceel per belastingtijdvak in rekening gebracht.

 

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in de hoofdstukken 1.1 , 1.2 en 1.3, onderdeel 1.3.2 van de tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd één of meer voorlopige bedragen te vorderen.

  • 3.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.3 , onderdelen 1.3.1.1 en 1.3.1.2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel nota of andere schriftuur.

 

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd na afloop van het belastingtijdvak.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 is de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.3, onderdeel 1.3.1 van de tarieventabel verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van een belastingtijdvak aanvangt, is de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel volle kalenderweken als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalenderweken overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van een belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel volle kalenderweken van de voor een volledig belastingtijdvak verschuldigde belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel, als er in dat belastingtijdvak, na einde van de belastingplicht, nog volle kalenderweken overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 2,50.

  • 5.

    Het derde en het vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 6.

    Belastingbedragen van minder dan € 2,50 worden niet geheven.

  •  

Artikel 9 Tijdstip van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen,

    • A.

      als bedoeld in artikel 7, eerste lid, worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

    • B.

      als bedoeld in artikel 7, tweede lid, moet worden betaald:

      • a.

        ingeval van toezending van de kennisgeving binnen 30 dagen na dagtekening van de kennisgeving.

      • b.

        ingeval van uitreiking van de kennisgeving, op het tijdstip van uitreiking van de kennisgeving.

  • 2.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

  •  

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de afvalstoffenheffing wordt voor maximaal een bedrag ter grootte van het bedrag aan vastrecht afvalstoffenheffing als bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, kwijtschelding verleend.

 

HOOFDSTUK III REINIGINGSRECHTEN

 

Artikel 11 Aard der heffing

  • 1.

    Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven voor het genot van door of vanwege de gemeente verstrekte diensten en voor het gebruik van bezittingen, werken of inrichtingen als omschreven in het tweede lid.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde genot van diensten en het gebruik van bezittingen, werken en inrichtingen bestaat uit:

    • a.

      het periodiek verwijderen van naar aard en omvang met huishoudelijke afvalstoffen gelijk te stellen bedrijfsafval;

    • b.

      het op aanvraag verwijderen van huishoudelijke afvalstoffen en grove huishoudelijke afvalstoffen, indien en voor zover geen gemeentelijke inzamelplicht geldt;

    • c.

      het ledigen van beer- of bezinkputten en het verwijderen van de daaruit komende stoffen;

    • d.

      het achterlaten van niet huishoudelijke afvalstoffen op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats.

 

Artikel 12 Belastbaar feit en belastingplicht

Belastingplichtig voor de reinigingsrechten is degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of degene die van bezittingen, werken of inrichtingen, bedoeld in artikel 11, gebruik maakt.

 

Artikel 13 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel met inachtneming van het bepaalde in de overige leden van dit artikel.

  • 2.

    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde volume-eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

  • 3.1.

    Het gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen van een bedrijfspand wordt aangemerkt als maatstaf van de heffing van het in hoofdstuk 2.2 van de tarieventabel genoemde gedeelte van de belasting.

    • 3.1.1.

      De vaststelling van het totaal per belastingtijdvak ingezamelde gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen van een bedrijfspand vindt plaats door een optelling van de gewichten van het drie-wekelijks ingezamelde groente-, fruit- en tuinafval van dit bedrijfspand in het betreffende belastingtijdvak, een optelling van de gewichten van de drie-wekelijks ingezamelde plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drinkpakken van dit perceel in het betreffende belastingtijdvak en een optelling van de gewichten van de drie-wekelijks ingezamelde overige afvalstoffen van dit bedrijfspand in het betreffende belastingtijdvak.

  • Het gewicht van de drie-wekelijks ingezamelde afvalstoffen per inzamelbeurt per bedrijfspand wordt vastgesteld als het verschil van het gewicht van de betreffende container vóór lediging en het gewicht na lediging.

    • 3.1.2.

      Voor de berekening van het gedeelte van de rechten, als bedoeld in hoofdstuk 2.2 van de tarieventabel, wordt uitgegaan van de gewichten die zijn vastgesteld met behulp van de weegapparatuur op de wegende inzamelauto.

 

Artikel 14 Belastingtijdvak

  • 1.

    Het belastingtijdvak is gelijk aan een kalenderkwartaal.

  • 2.

    Het eerste belastingtijdvak gaat in op de datum van ingang van de heffing.

 

Artikel 15 Wijze van heffing

  • 1.

    De rechten bedoeld in de hoofdstukken 2.1 , 2.2 , 3, onderdelen 3.2 en 3.3 van de tarieventabel worden bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd één of meer voorlopige bedragen te vorderen.

  • 3.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 3, onderdeel 3.1 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel nota of andere schriftuur.

 

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De rechten bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3, onderdelen 3.2 en 3.3 van de tarieventabel zijn verschuldigd na afloop van het belastingtijdvak.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt zijn de rechten als bedoeld in hoofdstuk 2.1 van de tarieventabel, verschuldigd voor zoveel volle kalenderweken als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalenderweken overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel volle kalenderweken van de voor een volledig belastingtijdvak verschuldigde rechten als bedoeld in hoofdstuk 2.1 van de tarieventabel, als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalenderweken overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 2,50.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander bedrijfspand in gebruik neemt.

  • 5.

    Belastingbedragen van minder dan € 2,50 worden niet geheven.

  • 6.

    In afwijking van lid 1 zijn de rechten bedoeld in hoofdstuk 3, onderdeel 3.1 van de tarieventabel verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

 

Artikel 17 Tijdstip van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten,

    • A.

      de aanslagen als bedoeld in artikel 15, eerste lid, worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

    • B.

      de rechten, als bedoeld in artikel 15, derde lid, worden betaald:

      • a.

        ingeval van toezending van de kennisgeving binnen 30 dagen na dagtekening van de kennisgeving.

      • b.

        ingeval van uitreiking van de kennisgeving, op het tijdstip van uitreiking van de kennisgeving.

  • 2.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

 

Artikel 18 Kwijtschelding

Bij de invordering van reinigingsrechten, als bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3 van de tarieventabel, wordt geen kwijtschelding verleend.

 

HOOFDSTUK IV AANVULLENDE BEPALINGEN

 

Artikel 19 Overgangsrecht

De "Verordening reinigingsheffingen 2019", vastgesteld bij raadsbesluit van 13 december 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 20, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 20 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

 

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: "Verordening reinigingsheffingen 2020”.

 

 

Vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 12-12-2019.

 

De gemeenteraad van Borger-Odoorn,

de griffier, de voorzitter,

 

 

H.J. van Olst, mr. J. Seton

 

 

TARIEVENTABEL REINIGINGSHEFFINGEN 2020-01

behorende bij de Verordening reinigingsheffingen 2020

 

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

Hoofdstuk 1. Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing

 

Hoofdstuk 1.1 Vastrecht afvalstoffenheffing

 

1.1.1 De belasting per perceel en per belastingtijdvak bedraagt: € 28,79

 

Hoofdstuk 1.2 Gedifferentieerd gedeelte van de afvalstoffenheffing

 

De belasting bedraagt, onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1:

 

1.2.1 ingeval van een perceel niet behorend tot enige groep van

percelen als bedoeld in onderdeel 1.2.2, voor:

 

1.2.1.1 groente-, fruit- en tuinafval welke drie-wekelijks in een

container wordt ingezameld, per kilogram € 0,05

 

1.2.1.2 plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drinkpakken

welke drie-wekelijks in een container wordt ingezameld,

per kilogram € 0,00

 

1.2.1.3 de overige afvalstoffen welke drie-wekelijks in een

container worden ingezameld, per lediging € 3,00

 

1.2.1.3.1 verhoogd met een bedrag voor elke kilo aangeboden restafval,

per kilo € 0,20

 

1.2.2 voor de bij besluit van het college van burgemeester en

wethouders aangewezen percelen, die deel uitmaken van een

groep van percelen, voor:

 

1.2.2.1 groente-, fruit- en tuinafval welke periodiek bij de percelen worden

ingezameld, per perceel en per belastingtijdvak € 1,50

 

1.2.2.2 plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drinkpakken welke

periodiek bij de percelen worden ingezameld, per perceel en per belastingtijdvak € 0,00

 

1.2.2.3 de overige afvalstoffen welke periodiek bij de percelen worden

ingezameld, per perceel en per belastingtijdvak € 6,00

 

Hoofdstuk 1.3 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing

 

1.3.1 Onverminderd het bepaalde in de hoofdstukken 1.1 en 1.2

voor het op aanvraag inzamelen van grove huishoudelijke

afvalstoffen:

 

1.3.1.1 per aanvraag, per m³ € 67,95

 

1.3.1.2 voor het inzamelen van groot wit- en bruingoed, per stuk € 34,50

 

1.3.2 Onverminderd het bepaalde in de hoofdstukken 1.1 en 1.2

voor het achterlaten op een daartoe van gemeentewege ter

beschikking gestelde plaats:

 

1.3.2.1 van grof tuinafval per m³ of gedeelte daarvan per

kilogram € 0,00

 

1.3.2.2 van grof huisafval per m³ of gedeelte daarvan per

kilogram € 0,15

 

Hoofdstuk 2. Maatstaven en tarieven reinigingsrechten

 

Hoofdstuk 2.1 Vastrecht reinigingsrechten

 

2.1.1 Het recht bedraagt voor het inzamelen van afvalstoffen,

indien daarvoor geen belasting wordt geheven als bedoeld

in artikel 3 van de verordening, per bedrijfspand en per

belastingtijdvak: € 28,79

 

Hoofdstuk 2.2 Gedifferentieerd gedeelte van het reinigingsrecht

 

2.2.1 Het recht bedraagt, onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2.1

voor:

 

2.2.1.1 groente-, fruit- en tuinafval welke drie-wekelijks in een

container wordt ingezameld, per kilogram € 0,05

 

2.2.1.2 plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drinkpakken

welke drie-wekelijks in een container worden ingezameld,

per kilogram € 0,00

 

2.2.1.3 de overige afvalstoffen welke drie-wekelijks in een

container worden ingezameld, per lediging € 3,00

 

2.2.1.3.1 verhoogd met een bedrag voor elke kilo aangeboden restafval,

per kilo € 0,20

 

Hoofdstuk 3 Maatstaven en tarieven overige reinigingsrechten

 

Het tarief bedraagt voor

 

3.1 het ledigen van beer- of bezinkputten en het verwijderen

van de daaruit komende stoffen € 169,40

 

3.2 het achterlaten van grof huisafval, afkomstig van door

maatschappelijke organisaties georganiseerde rommelmarkten,

op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde

plaats, per m³ of gedeelte daarvan per kilogram € 0,03

 

3.3 het achterlaten van grof huisafval, afkomstig van niet-inwoners

van de gemeente, die naar de omstandigheden beoordeeld al dan

niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk

recht gebruik maakt van het perceel, welke niet onder de

afvalstoffenheffing valt, op een daartoe van gemeentewege ter

beschikking gestelde plaats, per m³ of gedeelte daarvan per

kilogram € 0,21

 

Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Borger-Odoorn van 12 december 2019.

 

de griffier,

 

 

H.J. van Olst

 

 

 

Naar boven