Artikel 3 Samenstelling
De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissie. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen.
In Epe is in principe gekozen voor twee raadscommissies waarvan alle raadsleden en fractievolgers deel uit kunnen maken. Daarmee wordt aan de wettelijke verplichting voldaan.
Fractievolgers als bedoeld in artikel 3 leggen een verklaring af met betrekking tot de geheimhouding van vertrouwelijke stukken. Afspraken worden gemaakt m.b.t de beschikbaarstelling van stukken, toegang tot de raadsleeskamer e.d.
In de raadscommissievergadering kan per agendapunt de vertegenwoordiging worden gewijzigd.
|
Artikel 3 Samenstelling
De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de wet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft de modelverordening in eerste lid voor dat een raadscommissie bestaat uit een minimum en maximum aantal leden per fractie[, naar evenredigheid van het aantal zetels in de raad]. In Epe is gekozen voor een minimum van 2 en een maximum van 4 zetels. Als een fractie uit 1 persoon bestaat, is een afvaardiging van twee leden in de commissie –uiteraard- niet mogelijk. Daarom is opgenomen dat een raadscommissie ‘in principe’ uit twee leden per fractie bestaat en kan in voorkomende gevallen één lid per fractie volstaan. Voor fracties van meer dan 6 of meer dan 4 leden is het mogelijk om 4, respectievelijk 3, leden af te vaardigen in de commissie. Dit om recht te doen aan het principe van een evenwichtige vertegenwoordiging. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad.
De commissieleden worden door de raad benoemd, op voordracht van de fracties (tweede lid). Dit houdt in dat het aan de fracties zelf is om te bepalen wie de betreffende fractie vertegenwoordigen in de verschillende commissies, mits de kandidaat op de kandidatenlijst heeft gestaan bij de laatste verkiezingen. Overigens is het mogelijk om een raadslid of fractievolger in beide commissies te benoemen.
Een benoeming weigeren is enkel mogelijk – en overeenkomstig het derde lid zelfs verplicht – als een voorgedragen lid een fractievolger betreft die niet voldoet aan bepaalde vereisten van de wet (zie verder de toelichting op het derde lid).
Uit het derde lid volgt dat de leden van een raadscommissie geen raadslid hoeven te zijn. Wel zijn het de fracties die de leden voordragen. Op grond van het derde lid moeten commissieleden op de kandidatenlijst hebben gestaan en, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12 en 13 van de wet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken en geen functie als bedoeld in artikel 13 van de wet mogen vervullen. Om te beoordelen of wordt voldaan aan de eisen van de wet ligt het voor de hand om gebruik te maken van een geloofsbrievenonderzoek. Het verdient aanbeveling dit onderzoek uit te laten voeren door de commissie die voor raadsleden en wethouders het op basis van artikel V 4 van de Kieswet verplichte geloofsbrievenonderzoek uitvoert. De vereisten die onderzocht moeten worden zijn immers gelijk. Dit onderzoek (alleen naar de niet-raadsleden) gaat vooraf aan het raadsbesluit waarmee de commissieleden benoemd worden.
Om te voorkomen dat een fractie zich niet kan laten vertegenwoordigen in een commissievergadering is in lid 4 opgenomen dat een commissielid (incidenteel) ter vervanging een raadslid of fractievolger kan aanwijzen als woordvoerder. Deze woordvoerder heeft geen stemrecht.
In de raadscommissievergadering kan per agendapunt de vertegenwoordiging worden gewijzigd.
|