Gemeenteblad van Sluis
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Sluis | Gemeenteblad 2019, 318510 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Sluis | Gemeenteblad 2019, 318510 | Verordeningen |
Havenbeheersverordening Breskens 2020
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
gevaarlijke stoffen: stoffen die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling kunnen opleveren, zoals vermeld in de IMO Code voor het vervoer van verpakte gevaarlijke stoffen over zee (International Maritime Dangerous Goods Code), de Code voor de bouw en uitrusting van schepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren (International Bulk Chemical Code), de Internationale Code voor de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren (International Gas Carrier Code) en het in de bijlage bij het Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over binnenwateren opgenomen Reglement (ADN), met uitzondering van eetbare oliën;
scheepsafval: afval, met inbegrip van residuen, niet zijnde ladingresiduen, en sanitair afval, dat ontstaat tijdens de bedrijfsvoering van een schip en dat valt onder de reikwijdte van bijlagen I, IV, V en VI van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, met Protocollen en Bijlagen met Aanhangsels, en met het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol bij dat Verdrag met Bijlage en Aanhangsels, alsmede ladinggebonden afval, zijnde al het materiaal dat aan boord bij de stuwage en verwerking van de lading als afval overblijft, met inbegrip van stuwmateriaal, schoorpalen, laadborden, verpakkingsmateriaal, houten platen, papier, karton, draad en stalen banden;
schip: elk vaartuig met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton, een drijvend werktuig, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;
zeeschip: schip dat wordt gebruikt voor de vaart ter zee of dat blijkens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak voor de vaart ter zee is bestemd en elk schip dat is voorzien van een document, afgegeven door het bevoegde gezag van het land waar het schip is ingeschreven, waaruit blijkt dat het geschikt is voor de vaart ter zee.
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen
Het college kan aan een vergunning, vrijstelling en ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden.
Artikel 1.6 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden
Het college kan een vergunning of ontheffing in ieder geval weigeren, wijzigen of intrekken als:
Artikel 1.7 Verplichtingen van houders van toestemmingen
Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, houdt deze, of een kopie hiervan, aan boord van het schip waarop deze betrekking heeft, tenzij het een schip zonder bemanningsverblijf betreft.
Artikel 2.2 Ligplaatsenoverzicht
Het college kan een ligplaatsenoverzicht vaststellen, dat in elk geval bevat een kaart van de haven met daarop aangegeven:
Artikel 2.3 Verbod nemen ligplaats
Het is verboden zonder ligplaatsvergunning van het college met een schip ligplaats te doen nemen of zich met een schip te bevinden op een plaats die is bestemd voor ligplaatsvergunninghouders. Er wordt door het college geen vergunning verleend indien in strijd met het ligplaatsenoverzicht in artikel 2.2.
Artikel 2.11 Maatregelen bij ijsgang of dichtgevroren water
Bij ijsgang of dichtgevroren water in de haven is de kapitein of schipper verplicht, als hij met zijn schip een ligplaats wenst in te nemen of te verlaten, dan wel een aanwijzing als bedoeld in artikel 5.1 daartoe ontvangt, voor zijn rekening en risico, en in overleg met de havenmeester, zo nodig het ijs te breken of een sleepboot te gebruiken.
Artikel 2.12 Aanwijzen gebieden
Het college kan gebieden aanwijzen waar schepen zich alleen mogen bevinden onder de door het college nader te bepalen voorwaarden, bedoeld in artikel 1.10, onder d.
Artikel 3.2 Gebruik afvalverbrandingsoven
Het is eenieder verboden aan boord van een schip een afvalverbrandingsoven in gebruik te hebben.
Artikel 3.3 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen
Degene door wiens toedoen een voorwerp of stof vrijkomt of in het water terechtkomt, waardoor gevaar, schade of hinder wordt of kan worden veroorzaakt, draagt ervoor zorg dat:
Artikel 3.10 Gebruik van spudpalen
1. Het is verboden een spudpaal te gebruiken.
2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing of vrijstelling verlenen.
Artikel 3.14 Ontsmetten van schepen
In afwijking van het eerste lid is het verboden een schip, geladen met losgestorte bulklading in vaste vorm die is behandeld met gassen of stoffen die gassen afstaan, te ontsmetten, tenzij dit wordt gedaan door een gasmeetdeskundige die in het bezit is van een bewijs van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 71, tweede en vierde lid, van de Wet gewasbescherming en biociden, en voor het schip een verklaring is afgegeven dat het schip en de lading voldoende vrij zijn van gassen of stoffen.
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 4.3 Toezichthoudende ambtenaren
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde is belast de havenmeester.
2. Het college kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.
Artikel 4.4 Betreden van woonruimten
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Een door de vorige havenbeheerder verleende vergunning, ontheffing of vrijstelling geldt als vergunning, ontheffing of vrijstelling verleend krachtens deze verordening. Burgemeester en wethouders kunnen deze ambtshalve vervangen door een vergunning, ontheffing of vrijstelling krachtens deze verordening. Ambtshalve vervanging kan gepaard gaan met een wijziging van beperkingen en voorschriften.
Artikel 5.2 Inwerkingtreding en citeertitel
mr. P.T.G. Claeijs mr. M.M.D. Vermue
Toepassingsgebied als bedoeld in artikel 1 van de Havenbeheersverordening Breskens 2020
Behorende bij raadsbesluit van 19 december 2019
De griffier van de gemeente Sluis,
Bijlage 2: Formulier aanvraag ligplaatsvergunning/ontheffing
*) Vergunning kan worden aangevraagd voor de duur van een maximaal een jaar. Ontheffing kan worden aangevraagd voor eenmalig verblijf of verblijf voor de duur van maximaal zes maanden.
Indien niet alle dagen van de week een ligplaats nodig is, aangeven voor welke dagen een vergunning/ontheffing wordt gevraagd.
Bijlage 3: Meldingsformulier innemen ligplaats
Kenmerk van de verleende vergunning/ontheffing:
Betreft aankomst/vertrek (keuze aangeven):
Toelichting Havenbeheersverordening Breskens 2020
Deze havenbeheersverordening is gebaseerd op de model-havenbeheersverordening die de VNG en de Nederlandse Vereniging van Binnenhavens in 2013 hebben opgesteld.
De havenbeheersverordening bevat de kaderstellende regels die van toepassing zijn op schepen wanneer deze een haven aandoen, die wordt beheerd door de gemeente Sluis. Hiermee worden de gemeentelijke belangen beschermd en tegelijkertijd worden de rechten en plichten van zowel de scheepvaart als de havenbeheerders inzichtelijker gemaakt. Daarbij heeft deze verordening voor ogen dit alles op een overzichtelijke, duidelijke manier te regelen, ontdaan van overbodige regels en administratieve lasten.
In bepaalde artikelen, zoals in artikel 1.10, 1.11 en in artikel 2.2, wordt aangegeven dat het college nadere regels kan stellen. Deze worden verwoord in een uitvoeringsbesluit.
Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven, worden hieronder behandeld.
Het begrip haven omvat die wateren die in het beheer zijn van de gemeente en die voor de scheepvaart open staan. Ter afbakening en verduidelijking is de haven aangegeven op de kaart, als bijlage 1 bij het uitvoeringsbesluit. Deze verordening is daarmee in beginsel van toepassing op alle wateren binnen de gemeentegrenzen die in het beheer zijn van de gemeente en die voor de scheepvaart open staan. Binnen het toepassingsbereik vallen ook wateren die aan anderen toebehoren, als de gemeente deze beheert en deze een openbaar karakter hebben en op enigerlei wijze voor het publiek toegankelijk zijn.
Jachthavens onder particulier beheer vallen niet onder het bereik van deze verordening. Daar is het gebruikelijk dat door de beheerder een privaatrechtelijk havenreglement wordt gehanteerd dat van toepassing is op overeenkomsten van huur en verhuur van ligplaatsen in die haven. Daarnaast is op dergelijke havens het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing.
Artikel 1.3 Beslistermijn aanvraag vergunning of ontheffing
De wijze van aanvragen van een vergunning of ontheffing wordt beschreven in een uitvoeringsbesluit.
Het tweede lid bepaalt dat een ontheffing, als deze wordt verleend voor een eenmalige gedraging of handeling, wordt verleend voor de duur van die gedraging of handeling, maar niet voor een duur langer dan zes maanden. Bovendien loopt een ontheffing (net als een vergunning) altijd af op 31 december van een kalenderjaar. Een gedraging of handeling die langer duurt dan zes maanden kan worden beschouwd als een activiteit die vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer.
Artikel 1.6 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden
Onder het bepaalde in onderdeel c worden ook beleidswijzigingen bedoeld. Deze kunnen aanleiding zijn voor intrekking of wijziging van een vergunning of ontheffing. Daarbij worden vanzelfsprekend de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht genomen.
De kapitein of de schipper is in beginsel verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, tenzij anders is bepaald. Dit laatste heeft bijvoorbeeld betrekking op die artikelen waarin expliciet is bepaald dat ’eenieder’ zich aan dat voorschrift dient te houden.
In het tweede lid is bepaald dat bij afwezigheid van een kapitein of een schipper, de exploitant verantwoordelijk is voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening. Deze bepaling is opgenomen voor de gevallen waarin een ponton of een ander soort schip is afgemeerd en er geen bemanning (meer) aan boord is.
In het Binnenvaartpolitiereglement (hierna: Bpr) is een voor Nederland uniform systeem van verkeerstekens geregeld. Om dit systeem niet te doorkruisen, is in dit artikel vastgelegd dat dezelfde tekens worden gebruikt ten behoeve van de orde en veiligheid in de haven. Het Bpr regelt de verkeersafhandeling, terwijl de verordening het havengebruik regelt vanuit bepaalde belangen (milieu, orde en veiligheid).
Artikel 2.2 Ligplaatsenoverzicht
Door het vaststellen van een ligplaatsenoverzicht kan het college bepalen waar in de haven schepen ligplaats mogen nemen. Zo nodig kan ook bepaald worden dat bepaalde plaatsen of gebieden bestemd zijn voor schepen van bepaalde categorieën of voor ligplaatsvergunninghouders. Het college werkt dit uit op een kaart die bijlage is bij het uitvoeringsbesluit.
Artikel 2.3 Verbod nemen ligplaats
Dit artikel omvat drie verboden, die gekoppeld zijn aan het ligplaatsoverzicht.
Ten eerste is het verboden –op plaatsen of gebieden die overeenkomstig het ligplaatsenoverzicht zijn bestemd voor ligplaatsvergunninghouders – zonder vergunning ligplaats te nemen of zich daar met een schip te bevinden (eerste lid).
Ten tweede is het verboden ligplaats te nemen of zich met een schip te bevinden op een plek die overeenkomstig het ligplaatsenoverzicht niet is bestemd als ligplaats, tenzij uit de geplaatste verkeerstekens blijkt dat het wel is toegestaan of als het gebeurt met instemming van de eigenaar, huurder of erfpachter van het aan de plaats gelegen terrein (tweede lid, aanhef en onder a).
Ten derde is het verboden ligplaats in te nemen of zich op een ligplaats te bevinden die overeenkomstig het ligplaatsenoverzicht is bestemd voor schepen van een andere categorie (lid 1 en tweede lid, aanhef en onder b).
In gebieden die zijn aangewezen voor ligplaatsvergunninghouders wordt er door het college bovendien geen vergunning verleend indien dat in strijd zou zijn met het ligplaatsenoverzicht in artikel 2.2
Ten slotte verleent het college geen ligplaatsvergunning aan zeeschepen met een bruto tonnage van 500 of meer. Zeeschepen met een groter tonnage dienen uit te wijken naar een zeehaven waar maatregelen zijn genomen in het kader van de ISPS-code (Internationale code voor Beveiliging van Schepen en Havenfaciliteiten). Voor plaatsen in de haven waar geen ligplaatsvergunning nodig is, bijvoorbeeld omdat de gemeente daar privaatrechtelijke afspraken over heeft geldt deze bepaling niet.
Lid 4 bepaalt ten slotte dat het college ontheffing van de verboden in lid 1, 2 en 3 kan verlenen.
Artikel 2.4 Duur verblijf in haven
De reden van opname van dit artikel is gelegen in het feit dat door beperking van de maximale tijdsduur van het nemen van een ligplaats er in beginsel voldoende ligplaatsen beschikbaar blijven. Als schepen voor langere tijd zouden blijven liggen, bijvoorbeeld na een faillissement of omdat er gewoonweg niet mee gevaren wordt, dan komt de vrije ligplaatsvoorziening in het gedrang.
Artikel 2.7 Verhalen van schepen
In bepaalde gevallen moeten schepen - in verband met de orde, veiligheid of het milieu - verhaald kunnen worden, ook al liggen deze schepen er in overeenstemming met de daarvoor toepasselijke regels of met toestemming van het college.
Teneinde de havengebruiker tegen onnodig optreden te beschermen, is in het eerste lid bepaald dat de beslissing op schrift dient te worden gesteld. Voorts kan uitsluitend van de bevoegdheid gebruik worden gemaakt als dit noodzakelijk is in het kader van de orde of ter bescherming van veiligheids- of milieubelangen. Een voorbeeld van een niet-spoedeisend belang in het kader van de orde van de haven, is het noodzakelijk worden van het plegen van onderhoud aan een kademuur of steiger waaraan reeds voor langere periode een schip gemeerd ligt.
De eigenaar, beheerder of gebruiker van een schip kan op basis van dit artikel schriftelijk worden verzocht binnen een redelijke termijn het schip te verhalen naar een andere ligplaats. Als medewerking wordt geweigerd, kan het schip verhaald worden.
Het derde lid regelt dat schepen in verband met de veiligheid of het milieu met spoed – en voor rekening en risico van de exploitant - verhaald kunnen worden als zich een calamiteit voordoet in de haven of als de exploitant onbekend is. Bij een brand zouden de schepen bijvoorbeeld in de weg kunnen liggen voor incidentenbestrijdingsvaartuigen.
Artikel 2.8 Gebruik van voortstuwers , boegschroeven of hekschroeven
Dit artikel beoogt bescherming van de onderwaterinfrastructuur in de haven. In, onder en langs de haven bevinden zich onder meer kunstwerken, kabels, tunnels, pijpleidingen, kades en zinkers. Het gebruik van voortstuwers (schroeven), boegschroeven of hekschroeven kan schade veroorzaken aan deze voorzieningen, als het in andere gevallen wordt gebruikt dan voor het bereiken of verlaten van een ligplaats. Onder gebruik wordt in dit geval verstaan, dat de schroeven een daadwerkelijke waterverplaatsing genereren; als de schroeven dit niet doen, zoals bijvoorbeeld het geval is bij een verstelbare schroef in een neutrale positie, dan is dit artikel niet van toepassing.
Het verbod van dit artikel geldt ook in die situaties waarbij het schip op spudpalen ligt of als men anders dan noodzakelijk voor het ontmeren of afmeren, het schip gaande houdt of tegen de kade of oever drukt waarbij het schip niet met meerdraden is afgemeerd. Reden waarom het verbod wordt ingevoerd ligt in het feit dat wanneer door gebruikers van de haven schepen gaande worden gehouden zeer gevaarlijke situaties kunnen worden veroorzaakt. Voorts kan – met name – het proefdraaien van machines, maar ook het trachten los te komen als een schip aan de grond zit, grote schade veroorzaken. Het bij- of afdraaien door een bunker- of bevoorradingsschip, dat afgemeerd is aan een ander schip, ter voorkoming van schade levert een verwaarloosbaar risico op voor de haveninfrastructuur en is gelet op de vaak moeilijke afmeersituatie ter voorkoming van directe schade aanvaardbaar.
Ten slotte is in het artikel een verplichting opgenomen dat tijdens het inwerking zijn van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven een persoon in de stuurhut aanwezig dient te zijn die bekend is met de bediening van het schip. In de praktijk is gebleken dat dit regelmatig niet het geval is. Dit kan tot zeer gevaarlijke en ongewenste situaties leiden.
Artikel 2.10 Melding bedrijfsstoring, gebrek of schade
Dit artikel bevat de verplichting om alle bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan boord van een schip, die een gevaar voor het schip of de omgeving kunnen opleveren aan de havenmeester te melden. Een voorbeeld hiervan is het niet functioneren van de inert gasinstallatie op een tankschip. De bepaling is van toepassing op alle schepen en is een aanvulling op de meldingsartikelen van de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen die alleen van toepassing is op zeeschepen met gevaarlijke stoffen.
Artikel 3.1 Verontreiniging van lucht; stank, hinder of risico veroorzakende stoffen
Het in het eerste lid gestelde verbod beperkt zich tot handelingen die plaatsvinden aan boord van een schip; handelingen gepleegd aan wal vallen hierbuiten. Het is onder meer verboden om aan boord van een schip , door middel van geperst gas of stoom, het uitlaatgassensysteem van verbrandingsmotoren naar de buitenlucht door te blazen, waardoor roet uit het schip ontsnapt .
Op grond van het tweede lid kan het college ontheffing verlenen van het verbod, bijvoorbeeld als dit bij kan dragen aan het voorkomen van een schoorsteenbrand bij een schip dat al langer stilligt.
Artikel 3.2 Gebruik afvalverbrandingsoven
Dit artikel is opgenomen in verband met het toenemende gebruik van afvalverbrandingsovens aan boord van schepen. Ter voorkoming van gevaar, schade en hinder voor de omgeving, door bijvoorbeeld ernstige rookontwikkeling en het gebruik van de afvalverbrandingsoven terwijl het schip is afgemeerd, is het verboden afvalverbrandingsovens aan boord van schepen te gebruiken. Afval kan afgegeven worden aan de daartoe bestemde inzamelaars.
Artikel 3.3 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen
Uit het oogpunt van veiligheid en het voorkomen van belemmeringen van de vaarweg regelt dit artikel dat als stoffen of voorwerpen te water geraken, hiervan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester. Deze kennisgeving is niet aan voorschriften verbonden. Vervolgens dient de stof of het voorwerp onmiddellijk te worden verwijderd.
In de havenpraktijk doen zich bij de betreding van schepen regelmatig zeer gevaarlijke en onaanvaardbare situaties voor. Daarom wordt voorgeschreven dat schepen in principe over een toegang dienen te beschikken waardoor – in redelijkheid – geen gevaar of schade voor personen kan ontstaan.
Voor met name binnenschepen is het in sommige gevallen echter niet mogelijk of zeer onpraktisch om een dergelijke toegang tot het schip mogelijk te maken. Enerzijds is dit het geval bij laad- of loshandelingen. Door het laden of lossen van lading aan boord van een binnenschip, kan het schip aanzienlijk bewegen. In dit soort situaties kan een veilige toegang niet worden gegarandeerd, sterker nog een toegang is in dit soort gevallen juist onveilig. Anderzijds meert een binnenschip soms kort af, bijvoorbeeld om passagiers of een auto af te zetten. Om bij dit soort korte handelingen van een binnenschipper te eisen dat hij een veilige toegang creëert, zou een onevenredige belasting voor een binnenschipper opleveren.
Artikel 3.5 Verbod gebruik hoofdmotor
Het komt zeer regelmatig voor dat afgemeerde schepen hun hoofdmotor onnodig laten draaien, anders dan direct voor vertrek van het schip. Dit betekent een onnodige belasting van het milieu en het kan hinder voor omwonenden veroorzaken. Het artikel betreft geen absoluut verbod, maar is afhankelijk van een aanwijzing van gebieden door het college. Bovendien kan het college ontheffing verlenen van het verbod, bijvoorbeeld ten dienste van proefdraaien van de hoofdmotor.
Artikel 3.7 Vergunning ontvangstvoorzieningen
Op basis van dit artikel kan het college aan bedrijven een vergunning verlenen om een bedrijf met ontvangstvoorzieningen uit te oefenen, zodat kan worden voldaan aan de wettelijke verplichting, bedoeld in de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (hierna: Wvvs), om zorg te dragen voor voldoende voorzieningen, geschikt voor het in ontvangst nemen van restanten van schadelijke stoffen, afkomstig van zeeschepen, zonder aan deze schepen onnodig oponthoud te veroorzaken. Daarbij komen in de praktijk drie groepen van bedrijven in aanmerking voor een vergunning: de overslagterminals en scheepsreparatiewerven, de bedrijven met een vaste inrichting aan de wal om de aangeboden schadelijke stoffen te ontvangen en eventueel te bewerken, te verwerken of te vernietigen en ten slotte de (transport)bedrijven die de afvalstoffen uitsluitend inzamelen met mobiele voorzieningen (lichters, voertuigen).
Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen verbonden worden; met name zal het gaan om operationele en administratieve voorschriften om zorg te dragen voor een goede logistieke infrastructuur in de haven.
Artikel 3.8 Deugdelijk afmeren
Lid 1 van dit artikel verbiedt een iedere op ondeugdelijke wijze af te meren. Dit verbod geldt dus ook bij het laden en lossen. In de praktijk komt het regelmatig voor dat een schip slechts op een spring is afgemeerd en men vervolgens overgaat tot lossen of laden. Hierdoor bestaat het gevaar dat lading in het oppervlaktewater wordt gemorst of materiële schade aan schip of haveninfrastructuur ontstaat. Om hiertegen op te kunnen treden is dit artikel opgenomen. De hier geformuleerde norm richt zich tot ‘eenieder’; hierdoor kan ook degene die het schip laadt of lost vanaf de wal gehouden worden aan de verplichting.
Artikel 3.9 Gebruik van ankers
In de onderwaterbodem van de haven bevinden zich op een groot aantal plaatsen infrastructurele voorzieningen, zoals, bodembescherming, leidingen en kabels. Het gebruikmaken van ankers kan leiden tot beschadiging hiervan. Om dit te voorkomen is als uitgangspunt genomen dat het in de haven verboden is van een anker gebruik te maken, met uitzondering van de gevallen genoemd in het eerste lid, onder a en b.
Artikel 3.10 Gebruik van spudpalen
In de onderwaterbodem van de haven bevinden zich op een groot aantal plaatsen infrastructurele voorzieningen, zoals, bodembescherming, leidingen en kabels. Het gebruikmaken van spudpalen kan leiden tot beschadiging hiervan. Om dit te voorkomen, is als uitgangspunt genomen dat het in de haven verboden is van spudpalen gebruik te maken. Het college kan ontheffing of vrijstelling verlenen van het verbod, voor zover daartoe aanleiding is.
Artikel 3.12 Gebruik generatoren door schepen
Het is verboden aan boord van een schip een generator te gebruiken. In het kader van het leveren van een bijdrage aan het verbeteren van de (lokale) luchtkwaliteit worden in de haven bij de ligplaatsen aansluitingen voor de afname van elektriciteit gerealiseerd. Op het moment dat het op een ligplaats dermate druk is met schepen dat geen aansluitingen meer beschikbaar zijn (bijvoorbeeld tijdens kerst of andere feestdagen), of voor schepen die voor hun elektriciteitsvoorziening meer stroom nodig hebben dan de walstroomvoorziening kan leveren, kan het college ontheffing of vrijstelling verlenen van het verbod.
Artikel 3.13 Verrichten van werkzaamheden
Dit artikel geeft regels over het verrichten van werkzaamheden aan schepen; hieronder vallen ook werkzaamheden die buitenboord of onderwater aan het schip plaatsvinden. Het verbod richt zich tot ‘eenieder’.
Grote reparaties en restauraties aan schepen vinden doorgaans plaats op of aan een werf of in een dok. Kleine reparaties worden echter vaak aan boord verricht door de eigen bemanning of door buitenstaanders. Het verrichten van reparaties kan onder bepaalde omstandigheden gevaren met zich meebrengen.
Teneinde te voorkomen dat een kleine scheepsreparatie buiten een werf of herstellingsinrichting tot een reparatie of restauratie van grote omvang, met inherente veiligheidsrisico's en grote tijdsduur, uitgroeit, is in het eerste lid, onder b, opgenomen dat de reparatieduur ten hoogste drie dagen mag duren. Als de werkzaamheden langer dan drie dagen in beslag nemen, kan ontheffing worden aangevraagd op grond van het tweede lid.
Artikel 3.14 Ontsmetten van schepen
Omdat tijdens het gassen van ruimten aan boord van een schip (het ontsmetten) risico's kunnen ontstaan voor het havengebied is dit in beginsel verboden.
Het verbod te ontsmetten van het tweede lid is beperkt tot schepen die zijn geladen met losgestorte bulklading in vaste vorm. Hierdoor worden alle containerschepen van de toepassing uitgesloten. Deze schepen hebben containers als lading onder gas aan boord en zouden dus allemaal een ontheffing dienen te krijgen, hetgeen niet wenselijk is. Het onder gas staan van te vervoeren containers is in de IMDG-Code geregeld, inclusief de labeling. Het onder gas zetten van containers geschiedt binnen een inrichting en valt onder de vergunningplicht uit de Wet milieubeheer. Er wordt tevens rekening met schepen die in het buitenland zijn beladen met aldaar (in de silo) aan de wal ontsmette lading, die in de haven wordt gelost. Deze lading kan eveneens bepaalde risico’s met zich meebrengen.
In het derde lid is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen. In de praktijk zal de havenmeester namens het college bepalen of in het specifieke geval mag worden ontsmet en waar dat, met het oog op de veiligheid van de omgeving, dient plaats te vinden.
In het kader van een goed havenbeheer is het noodzakelijk ten aanzien van schepen die gevaar, schade of hinder of ernstige gevolgen voor de orde of veiligheid met zich mee (kunnen) brengen, maatregelen te kunnen (doen) treffen in aanvulling op wat al is bepaald in de verordening. In het ergste geval kan het gaan om schepen die in brand staan, dreigen te zinken of schepen waaruit gevaarlijke stoffen lekken. Door middel van een aanwijzing van het college kan opgedragen worden bepaalde maatregelen te treffen. Deze kunnen variëren van het treffen van noodvoorzieningen aan boord van het schip, tot – in het uiterste geval – een aanwijzing de haven niet aan te doen of deze te verlaten. Het verbieden van de binnenkomst in de haven kan overeenkomstig de Wet bestrijding ongevallen Noordzee in bepaalde gevallen door de minister van Infrastructuur en Milieu opzij worden gezet, als deze het uit het oogpunt van de veiligheid of bescherming van het milieu doelmatiger acht voor een dergelijk schip een haven aan te doen. De te treffen maatregelen en het verbod zullen (zo nodig achteraf) schriftelijk worden
Artikel 4.4 Betreden van woonruimten
In artikel 5:15 van de Awb, is bepaald dat een toezichthouder een woning niet mag betreden als de bewoner daar geen toestemming voor geeft. De bevoegdheid tot het binnentreden is gestoeld op artikel 149a van de Gemeentewet. Artikel 149a strekt ertoe dat de gemeenteraad in bepaalde gevallen de bevoegdheid kan verlenen tot het binnentreden in woningen zonder toestemming van de bewoner. Het gaat hier om binnentreden ter uitoefening van toezicht en opsporing in verband met de naleving van voorschriften inzake handhaving van de openbare orde of veiligheid en bescherming van het leven of de gezondheid van personen. Het binnentreden in woningen behoort niet tot de bevoegdheden die afdeling 5.2 van de Awb aan iedere toezichthouder verleent. De bevoegdheid tot uitoefening van bestuursdwang is in de Gemeentewet voor alle gevallen geregeld in artikel 125. De Algemene wet op het binnentreden is ook hier van toepassing, zodat voor binnentreden zonder toestemming van de bewoner een machtiging noodzakelijk is. De Algemene wet op het binnentreden maakt onderscheid tussen het bevoegd zijn tot binnentreden in een woning en het nodig hebben van een machtiging om tot binnentreden in een woning in een concreet geval over te mogen gaan. Artikel 149a attribueert aan de gemeenteraad de bevoegdheid om personen de bevoegdheid, en dus niet de machtiging, te verlenen tot binnentreden. Op grond van art. 5:27, tweede lid, van de Awb is het bestuursorgaan dat bestuursdwang toepast bevoegd tot het verlenen van deze machtiging. De bevoegdheid tot binnentreden zal slechts uitgeoefend mogen worden voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van de taak waarvoor binnen wordt getreden, nodig is.
Opgemerkt wordt dat onder het begrip ‘woning’ tevens een woning aan boord van een schip moet worden verstaan.
In deze bepaling is het overgangsrecht geregeld. De leden 1 t/m 3 spreken voor zich. In de verordening is bepaald dat vergunningen voor maximaal één kalenderjaar worden verleend.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-318510.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.